De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 4 januari pagina 5

4 januari 1919 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

'4 jan. '19. No. 2167 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De Nieuwe Tijd Er zal wel niemand gevonden worden die zich Toorstelde dat bf het eindigen van den wereldoorlog de toestanden weer "s$ zouden worden als zij vór 1914 waren. De volkenworsteling heeft zooveel omver geworpen van het oude, heeft zoovele ver anderingen gebracht in het economische leven, maar bovenal in de denkbeelden der menschen, dat een terugkeer tot hetgeen vroeger was niet meer mogelijk is. Ook niet meer wenschelljk. Want al moge men het diep betreuren dat voor de verjonging van de maatschappij, voor het uitroeien van vastgeroeste begrippen zooveel menschenbloed moest vloeien, zooveel beschaving werk van eeuwen moest worden vernield, zoo kan men niet ontkennen dat na de geweldige gebeurtenissen der laatste jaren na den orkaan die over de wereld woedde, een frisscher geest is gekomen over de menschheid, een geest die een terugkeer tot 'de oude vormen niet meer duldt, doch nieuwe banen verlangt waarop de entwikke ling der maatschappij zal kunnen voortgaan. Een van de grootste veranderingen is wel de geheel gewijzigde verhouding waarinde vrouwen komen te staan tegenover de ge meenschap, en de uitbreiding van haar invloed op den gang van zaken in het staatkundige leven en dientengevolge op de ontwikkeling en welvaart der volken. ' De democratische stroom ing die over de geheele wereld is losgebroken, eischt overal medezeggenschap van de vrouwen; de staten der toekomst zullen niet meer bestuurd worden door enkel mannen, doch de vrouwen zullen meehelpen om de richting aan te geven, zullen dlrecten invloed verkrijgen op den wetgevende^ arbeid. Gedurende den oorlog is deze toestand voorbereid. Meer dan ooit zijn in dien tijd de vrouwen in het publieke leven getreden, vooral in de oorlogvoerende landen. Het behoeft bier niet gezegd te worden hoe zQ allerlei arbeid hebben verricht, arbeid waar van niemand dacht dat vrouwenhanden er ooit na*r zouden grfjpen. Maar het mag nog wel eens herhaald worden, dat zonder dien vrouwenarbeid het voortzetten van den oorlog onmogelijk zou zijn geweest, omdat het economisch leven anders niet enkel nog veel meer zou zijn ontredderd geworden, maar zelfs onmogelijk had kunnen doorgaan. Qeen voedsel en geen kleeding zou er zijn geweest, geen verwarmingsmateriaal en geen licht, geen munitie om het moordwerk voort te zetten. Want door het veelomvat tende werk der vrouwen kwamen mannen banden vrij ,voor het oorlog werk, konden honderdduizenden meel naar het front worden gezonden. Een les voor de vrouwen over de geheele wereld om nooit te ver geten: als allen solidair zfjn en bij het 'dreigen van oorlogsgevaar verklaren geen werk van de mannen te zullen overnemen, is het reeds daardoor alleen onmogelijk den strijd te beginnen. Nu behoeft men aan de vrouwen nog niet eens meerdere rechten toe te kennen omdat zij, ieder in eigen land, het vaderland zoo 'goed hebben geholpen en haar het kiesrecht bfj wijze van belooning te geven. Wie het zóbeschouwen wil, ziet niets dan den buitenkant der dingen. De kern zit veel dieper. Door het naar buiten treden uit engen kring hebben millioenen vrouwen een breeder kijk op het leven gekregen; zij heb ben leeren zien de nooden van het volk, leeren begrfjpen wat er in de maatschappij verkeerd is en onhoudbaar. En daardoor is haar gevoel van verantwoordelijkheid ont waakt, of krachtiger geworden waar het reeds bestond. De drang van de vrouwen om mee te besturen en de algemeene belangen te be hartigen is grooter geworden en de eisch om medezeggenschap ging luider klinken. Doch ook de mannen hebben leeren waardeeren de hulp en steun der vrouwen; zij zien dat tengevolge van de groote toename van den vrouwenarbeid in de oorlogsjaren, toestan den zijn geschapen die slechts met mede werking van alle krachten kunnen worden beheerscht en geordend. De vrouwen kun nen niet meer worden teruggedrongen naar baar vroegere plaats in de maatschappij; zij moeten mee voorwaarts, zelve haar lot helpen bepalen, met de mannen samen de iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii AAN ZEE De duinwal is lang zoo eenvormig niet, als hij lijkt van af het strand gezien. Stukjes van een honderd meter of zoo mogen zoo effen en glad zijn als een dijk, ze worden toch telkens afgewisseld met schuin pijramldale toppen, die bijna tien meters omhoog gaan of met geulen, waarvan de Noordwaarts gerichte wand dicht bekleed is met krui pende bramen. Of er is een smal walletje aan de zeezijde en daarachter een plooi, waarin de vlieren groeien, met lange, nu bladerlooze loten, die tegen elkander klep peren als de wind er door heen vaart. Naar de zeezijde is alles helm en zwenkgras, gelijk gekamd door den luchtstroom. Maar blnnenwaarts heeft struikgewas de overhand met dorre stengels van allerlei kruiden. Omtrent zoo'n top is altijd wel een luw plekje te vinden met vrij uitzicht over de zee en het loont steeds de moeite, daar een half uurtje of langer te toeven. Bijna altijd lijkt ons strand in deze weken eenzaam en verlaten. Naar het Noorden steken de pieren van IJmuiden uit, half verborgen achter de golven en hun nevel, naar het Zuiden be schrijft de kust Tfjn bocht' en daar liggen ook de hooge huizen van de badplaats. De zwinnen blinken in het gele zand en in de grijze zee licht het witte schuim op, telkens als eeri brandingsgolf zijn buiteling maakt. Een paar zilvermeeuwen zweven langs den duinrand. Ook staan er een paar aan het water en een eind verder scharrelen een drietal bonte kraaien op hun slordige manier niéuwe wereldorde tpbouwen en beter levensvoorwaarden helpen scheppen voor de komende geslachten. Zooals ruim een eeuw geleden een eind werd gemaakt aan de overheerscbing van adel en geestelijkheid en aan de burgers invloed werd toegekend op den gang van zaken, zoo hebben deze laatste geweldige jaren voor goed een einde ge maakt aan het uitsluitend mannelijk régime en zullen in de toekomst mannen en vrouwen gelijken invloed hebben op het lot der volken. Ook in ons land. Al heelt de snelheid waarmede het wereldleven thans voortholt ook hier zijn invloed doen gelden, zoodat tal van hervormingen in, versneld tempo tot stand worden gebracht, zoo hebben de vrouwen van Nederland hare politieke ontvoogding, die binnen weinige weken hoogst waarschijnlijk een feit zal zfjn, gelukkig niet te danken aan een revolutie. Langs vol komen wettelijken weg zullen wij hier het kiesrecht verkrijgen en dit maakt dat er geen wrange bijsmaak voor ons behoeft te zijn aan de gave. Maar wel zullen wij ons moeten voegen naar den snellen we reldpas en ons met meer spoed en grooter energie hebben voor te bereiden voor de nieuwe taak die ons op de schouders wordt gelegd. Reeds zijn tienduizenden vrouwen georganiseerd in de vereenigingen die sedert Jaren den strijd voor vrouwenkiesrecht voer den en dezen hebben zich voldoende op de hoogte kunnen stellen van allerlei wat van ieder staatsburger(es) mag warden geeischt. Doch daarnaast zijn meerdere tien duizendtallen die nog den weg moeten leeren vinden. Aan hulp en leiding zal het die allen niet ontbreken, daar deze wel van verschillende kanten zal worden geboden. Het zal echter aan de vrouwen zijn met verstand en over leg te kiezen en niet blindelings lederen roepstem te volgen. Belangstelling in de publieke zaak zal wel bij allen komen, ook bij degenen die vroeger onverschillig van verre bleven staan en het aan andere vrouwen overlieten den weg te banen. Moeten dan nu alle vrouwen politieke menschen worden ? Volstrekt niet, evenmin als alle mannen politici zfjn. Maar in het vooruitzicht van het bezit van het stem biljet moeten we wel allen ons op de hoogte stellen van de dingen van den dag, zoodat we straks met oordeel onze keuze kunnen doen als wij geroepen worden om een nieuwe volksvertegenwoordiging te helpen kiezen. We zullen in de pers moeten volgen wat over 'slands zaken wordt ge schreven, we zullen ook eens een enkele avond moeten vrij maken om een politieke vergadering te bezoeken en' onze eigen denkbeelden moeten toetsen aan hetgeen daar wordt gesproken. Daardoor zullen wij in staat geraken om partij te kiezen en ons aan te sluiten bij de groepen wier streven het beste met ons eigen inzicht overeenkomt. Want dit zal het beste zijn, dat we nu van meet af aan met de mannen gaan , samen werken. Gén afzonderlijke vrouwehpartfl if op den duur mogelij k of zelfs maar ge wenscht; veel beter is het dat we onze wenschen en inzichten brengen in de bestaande partijen en daar onzen invloed krachtig doen door dringen. Maar vór alles dienen we thans lauwheid en onverschilligheid af te schudden. De nieuwe tQd roept ons en deze kan slechts gebruiken wakkere, flinke menschen, met een koel hoofd en een warm hart, die met volle toewijding willen meehelpen om voor de menschheid een betere toekomst te scheppen. F. S. VAN BALE N?K LAAR niiiimiimiinii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitn tusschen het aanspoelsel. Verder niets. En ook de zee l|kt onbewoond. Maar als wij nu den kijker ter hand ne men en de oppervlakte afzoeken tusschen de tweede |en derde bank of nog verder, dan komt er van allerlei voor den dag en op sommige plaatsen lijkt de zee bevloerd met vogels. Daar liggen vooreerst heele gezelschappen meeuwen van allerlei soort: groote donkere mantelmeeuwen met spier witte koppen, zilvermeeuwen in allerlei kleed van eenjarig tot stokoud toe, ook kleinere meeuwtjes, zwarte zeeëenden en Kleeding van déMaand Teekening van Roosje Bakhuis Een Treffend Feit Ik ben er niet bij geweest toen het ge beurde, maar ik meen het voor mij te zien meer nog ik voel het mee met een on uitsprekelijk wee. Zoo droog las ik het in een courant: de Duitsche vloot heeft zich overgegeven." In den morgen kwam ze in 't zicht. Door den nevel zie ik ze glijden, de groote rompen, de trotsche gevaarten zoo somber en stil. De zon komt door. Voor 't laatst omstraalt het hemellicht de Duitsche vlag in top. De Britsche vloot stevent de Duitsche tegemoet met eenige Amerikaansche schepen en een Fransche kruiser. De zon staat hoog. Geen saluut klinkt, geen van de gebruikelijke hoflfjkheden, die de eene Marine steeds tegen over de andere in acht neemt, worden ge wisseld. Tusschen twee, door Engelsche schepen gevormde linies, glijden de Duitsche voort naar de ankerplaats bij den mond der Forth twee en een half uur lang. llllllllfUllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll WINTERPAKJE Rok van zwart-witte wollen streepstof. Mantel van zwarte ruig-wollen stof met zwart-wit gestreepte mouw-opslagen, knoopen van wit bont. Muts van de mantelstof met pompon van wit bont. Sjaaldas van witte ruig-wollen stof met zwarte dwarsranden bewerkt. De zon daalt. Hoe menigmaal zag ik in eigen land die rood-goud gekleurde avondlucht om hooge masten, waaraan dat kleine, vroolijke vlaggetje, dat zelfs midden in zee een stukje Vaderland vertegenwoordigt. Hpe menig maal heb ik niet gewacht op het sein van zonsondergang! Dan kroop het donkere vlaggetje, het contrasein, langs de lijn om hoog, als om het rood, wit en blauwe af te halen. Dan luisterde ik naar het wilde tromgeroffel, het schelle bootsmansfluitje en zag pijlsnel de beide vlaggetjes neer dalen. De zon was ondergegaan en over de slapende vanen, daalt langzaam de r acht. Nog voel ik in herinnering de telkens weerkeerende melancholie van dat uur, zie ik de nu beroofde masten en raas eenzaam omhoog steken in laatste zonneweerkaatsing. Maar ik weet morgen zullen ze weer versierd zijn, morgen zal onze Driekleur zich weer ontptpolen in-blauwende lucht, in verfrisschenden morgenwind en fier zal ze blikken ver over de zee en het eigen land. De zon daalt. Het eskader is ten anker gekomen, is door de overwinnenden geïn specteerd. Zeven glazen zijn geslagen. Nu nadert het... De wacht treedt aan op het halfdek. In rozige avondwolkjes kringelen vliegtuigen boven masten en pijpen. Nie mand let er op. Aller gelaat is naar den kant van het Admiraalschlp gewend. Van daar moet het komen het teeken. Als een roode bol hangt de zon even boven het parelkleurig water. De officier van de wacht heeft tersluiks op zijn horloge geke ken . Hij durft geen der anderen aanzien, de oogen omfloerst, de lippen verbleekt. Tijd, sta stil! Laat het niet komen het vreeselijke oogenbllkl Zon, ga niet onder nog niel nog niet l Stil is het. Alleen de wind suist. Neen, het is niet de wind, het zfjn niet de motoren daar in de hoogte: het is het zware ademen uit vele krachtige borsten, die deinen als de bewogene zee... Kort afgebroken zijn nog enkele noodige bevelen gegeven toonloos. De matrozen staan met de hand aan de lijnen. Nu nu zal het komen... Nu moet het komen... het sein ... Zons-»cd«r-gang... Het fluitje klinkt; het gilt van alle sche pen als een kreet van snerpend weel... Hoe konden ze gehoorzamen! Hoe konden ze het doen! Het is alsof ze hun eigen hart uitrukken. Ze hebben voor het laatst hun vlag gesalueerd... Ze begrijpen het niet. Is het werkelijk gebeurd? En heef t de hemel zich niet geopend? heeft destroomgod hen niet barmhartig doen verzinken dan nog velerlei vogels van verschillende afmetingen, die aan de bovenzijde donker of gespikkeld, dan de onderzijde spierwit zijn. Meestal kunnen we niet met zekerheid uitmaken, wat daar rondzwemt maar soms bij gunstig licht of als het dier een voordeelige beweging maakt herkennen, we een alk of een fuit, een zeekoet, een parelduiker, een Jan van Gent of wie weet, ook een eider of een ijseend. Het blijkt, dat de Noordzee in den winter een behoorlijke vogelbevolking heeft, voor het meerendeel bestaande uit dieren, die Een jonge Jan van Gent In zfjn tranen? De vroolijke vlaggetjes zijn gedaald. Als stervende kapellen zfjn ze op het dek gevallen. De zon is ondergegaan over Duitschland's trotsche vloot en geen morgenrood zal haar-meer kleuren. Het is volbracht! Daal, nacht, met medelijdend duister Lover alle groote smart. rtANNA VAN LlNOEN Historisch Zangspel Het Nederlandsch Lied door de eeuwen heen," door M. C. Kooij VAN ZEGGELEN Ten allen tijde is het lied de begeleider geweest van het leven; onder het zingen van liederen zijn door de menigte daden bedreven van moed en van kracht, liederen hebben nieuwe tijden aangekondigd en oude uitgeluid. Er gaat groote suggestie uit van een ge zamenlijk gezongen lied: de muziek en het samen instemmen in den zang wekt het besef van saamhoorigheid; zówordt het lied tot een samenbiddende kracht. In de psychologie der menigte speelt het lied een groote rol. En het is zeker in die overtuiging, dat de Vereeniging'voor den Volkszang zoo ijverig werkt en propaganda maakt. .Ons volk zingt niet meer!" dat was de klacht, die de oprichters van de Ver. dreef. En als wij denken aan de afgrijselijke liede ren, die onze zoogenaamde nationale feesten op straat plegen te begeleiden, dan stem men wij volmondig in met deze klacht. Maar: elke tijd heeft het lied, dat hem toekomt! In de liederen toch van eiken tfjd is een deel bewaard van het leven van dat tijdperk en juist 't meest in die liederen, die de menigte bfj voorkeur zong. Onze tijd nu Is de tijd van stijlloosheid: dat blijkt in onze kleeding, in onze huisinrichting, in heel ons leven en ons lied maakt er geen uitzondering op. Doch nieuwe tijden zijn komende, die nieuwe liederen zullen brengen, liederen van hoop en ver wachting, van nieuwe menschelijkheid. Nu reeds hooren wij ze nu en dan opklin ken, en als de verwachting lichter, de hoop krachtiger wordt, zullen nieuwe dichters opstaan om uit te zingen wat er leeft onder het volk. Om dit alles geloof ik niet, dat een Ver eeniging, al werkt ze nog zoo ijverig, de door haar gepropageerde liederen er bij het volk in zal krijgen. In.het groot bedoel ik. In 't klein doet de Ver. v. d. Volkszang zeker beschavend werk. Wanneer een troepje jonge menschen naar buiten trekt onder het zingen van een lied van Loots of Andriessen, dat zij op hun zangvereenlging instudeerden, dan klinkt dat heel wat verkwikkelfjker dan wanneer zij brullen van Bokki bè!" Cobussie," e.d. Maar de groote massa zal eerst door nieuwe liederen gepakt worden, wanneer zij in die zangen weerklank vindt van wat onder hen leeft aan hoop en verwachting en leed. Wat de liederen uit vroeger tijd betreft... hoe schoon ook, hun tijd als volkslied is voorbij. Trouwens, ik denk niet, dat de Ver. v. d. Volkszang verwacht, die oude liederen opnieuw populair te zien worden. Afge zien daarvan heeft het artistieke en histo rische waarde, die liederen in grooten kring bekend te maken, terwijl tevens hierdoor de Vereeniging zelf grooter bekendheid verwerft. In deze verwachting had zij te Haarlem op grootsche wijze een propagandaavond georganiseerd. Aan mevrouw Kooy van Zeggelen, de gevoelige schrijfster van fijn-innige werkjes over Indië, had het Bestuur opgedragen, in een tooneelstuk het Nederlandsche Lied door de eeuwen heen" te demonstreeren. Geen gemakkelijke taak,de verscheidenheid van elk tijdperk tot een eenheid te brengen, er een handeling omheen te bouwen, doch zó, dat niet de dramatische handeling, maar het lied hoofdzaak bleef. In deze taak nu is mevrouw Kooy over het geheel voortreffelijk geslaagd. Als uitgangspunt nam zij de Oud-Hollandsche Taveerne op een hedendaagsche Jaar beurs, waar de Waard een kenner blijkt van het Lied uit vroeger eeuwen en aan de toehoorders belooft, voor hen die oude zangen te demonstreeren. Daarna krijgen wij in een drietal tafreelen: een middeneeuwsch klooster; een voorhal uit 1629 en een taveerne in 1787, de om geving te zien, die de liederen uit den vooriiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimi het niet noodig hebben, aan land te komen en zoodoende krijgen we ze niet zoo spoedig te zien. Soms worden ze door een storm overvallen, ze kunnen zich niet bijtijds uit de voeten maken, verstikken in de tuime lende golven en dan vinden we bij dozijnen hun cadavers langs het strand. Dan kunnen wij meteen met zekerheid uitmaken welke gasten hier 's winters toeven. Maar het is toch prettiger, de dieren levend te zien. Nu zwemt er een vogel, misschien een halven kilometer buiten de kust, die lijkt op zijn rug net een reusachtige spreeuw, zoo hel is hij gespikkeld. Het zou een van de duikers kunnen wezen, maar daarvoor is zijn bek te geweldig enldaaraan herkennen wij een van onze aardigste Noordzeebewoners, dat is de Jan van Gent. In zijn eerste jaren is die vogel donkerbruin met witte spikkels, later wordt hfj spierwit, be halve de vleugeltoppen, die altijd zwart blijven en waaraan hij dan zeer gemakkelijk is te herkennen. Dikwijls genoeg komt deze vogel ook binnen de zeegaten, ik heb hem op de overtocht van Harlingen naar Terschelling dikwijls gezien. * Waarom ook niet ? Die Jan van Genten zijn onze naaste buren, ze broeden bij dui zenden op de beroemde Bassrock aan den Ingang van de Firth of Forth, en nog op een half dozijn eilandjes en rotsen rondom het Vereenlgd Koninkrijk. Ze hebben daar om zoo te zeggen een postenketen bezet vanwaar uit zij gemakkelijk de scholen van haringen, sprotten en makreelen kunnen bestrijken, die zicg in deze zeeën verplaat sen. Die visschen vormen het stapelvoedsel voor hun jongen en er zijn al heel wat be rekeningen gemaakt over de schade, die door de Jan van Genten wordt aangericht. De onnauwkeurigheid van die berekeningen wordt alleen nog maar overtroffen door de graad van naïviteit van de meening, dat eenige diersoort ter wereld zooveel haring gestelden tfjd in hun eigenaardig karakter op 't gunstigst doet uitkomen. Het klooster bo«d gelegenheid tot het In koor zingen der oud-Hollandsche innigvrome Maria- en Jezus-liederen; en eea minnestree! zingt er aan eene jonkvrouw van edelen huize zijne zoete minneliederen en donkere balladen voor. Bij Maijke Vos in 1629 worden Geuzen en schilders en een voorname joffer onge dwongen tezamengebracht en ieder brengt er zfjn liederen en lledekens mede. De taveerne in 1787 vereenigt Patriotten en Prinsgezinden en oolfjke meiskens en ieder zingt er zooals hij of zij gebekt is. Het slot wordt gevormd door een naspel, opnieuw op de Jaarbeurs, waar een zang koor hedendaagsche liederen ten gehoore brengt. Dit slot was te gerekt en viel te veel bui ten het kader van het stuk; de aandacht, die den geheelen avond gespannen was gebon den, moest hier onvermijdelijk verslappen. Een enkel lied ware voldoende geweest als sluitstuk. Doch in de drie historische tafreelen waren handeling en lied, dialoog en zang gelukkig dooreengeweven; welk een zoetteedere en toch weelderige stemming in het middeneeuwsch .tafereel, waar de eenvoudig gehouden handeling als een kleurige om lijsting vormde voor het lied. In het tweede was aan de handeling grooter plaats ge gund; hier was het lied geworden tot intrigeerend deel van het vertoonde, waar door dit tafreel het meest boeide van de drie. Het derde was het minst geslaagde; hier scheen de schrijfster meer moeite gehad te hebben, het gedwongene van de opge geven taak te overwinnen. Als uitvoerenden fungeerden dilettantentooneelspelers en zangers, alsook enkele be roepszangers en zangeressen. Mogelijk zou het aanbeveling verdiend hebben, meerdere beroeps-artlsten tot medewerking uit te noodigen; enkele liederen, die nu zwak van werking bleven, zouden dan zeker meer tot hun recht zijn gekomen; doch wij beseffen de moeielijkheid, waar ook tooneelspel van de medewerkenden gevraagd werd. Onder de medewerkende dilettanten-tooneelspelers waren uitstekende krachten: zoo jonkvrouw Amarantha en Mayke Vos met haar zoon en haar dienstmeisje, welke beide laatsten tevens aan het lied volle recht deden weder varen. Aan de mise-en-scène was uiterste zorg besteed; elk tafreel had de passende omlij sting als voor een oud-Hollandsche schilderij. Aan mejuffrouw W. Wessels, die de regie op zich had genomen, komt warme hulde toe; waar zij pl.m. 80 medewerkenden onder hare leiding had, was haar taak geen ge makkelijke. De Ver. v. d. Volkszang kan tevreden zijn met het bereikte resultaat. Veel sterker dan na een concert, blijven zó, in het kader van hun tijd, de liederen in de toehoorders na klinken ; ook de minder bekende verwerven zich zóeen plaats in ons geheugen. ANNA VAN GOGH-KAULBAICH iiiniiiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Mist Een witte mist de wereld houdt omhangen En al geluld verstilt... Nu voel ik even 't vaag verlangen Dat in mijn harte trilt... De boorr.en, roerloos in den natten nevel Lijken ver en vaag... Ik hoor al maar 't eentonig staag geprevel Van droppels, druipend naar omlaag. Een grauwe vogel, triestig saamgedoken, Zit eenzaam en verlaten neer. Mij lijkt de aard van vreugd verstoken In 't troostloos kille win ter weer. LAURA O LI VIER. Verzoeke alle stukken voor de rubriek Voor Vrouwen" in te zenden Koninginneweg 93, Haarlem. MMHMIIIIIIIIII Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWAREN E. J. VflN SCHflICK BOOTHSTRflflT UTRECHT achtige visschen zou kunnen opeten, dat het aantal van die dieren achteruit zou gaan. Om voor goed een eind aan die onzinnige stokerij te maken heeft een groot en goed Engelsch ornltholoog de moeite genomen om de Jan-van-Genten-bevolklng van de wereld te tellen, wat niet zoo heel moeilijk is, want behalve die Britsche eilanden heb ben ze alleen nog maar een paar broed plaatsen op de Faroer, bij IJsland en bij New-Foundland. Hij kwam tot een maximum van honderdduizend paren en wat die aan haringen verslinden, is maar een zeer onbe duidend gedeelte van wat wij menschen vangen. De conclusie ligt voor de hand. De Jan van Genten bemachtigen hun haring doorgaans door uit de lucht in de zee neer te duiken, dus op de manier van onze vischdiefjes, met dit verschil dat ze veel dieper gaan, tot meters ver onder de oppervlakte. Na den broedtijd verspreiden ze zich niet alleen over de Noordzee, maar veroverden Atlantischen Oceaan en hebben dan een veel grooter verscheidenheid van voedsel. Het is nog de vraag, of hij soms zijn voedsel op duikt van het watervlak af, dus op de ma nier van zijn verwant de aalscholver. Men heeft wel eens beweerd, dat hij in het ge heel niet op die manier kan duiken, maar dat is toch niet zoo. Als ik nu voor onze kust Jan van Genten zie, dan houd ik ze in de gaten, want dat zou juist een plek zijn om a la aalscholver te duiken. En ai die anderen doen het; de alkjes, de zee koeten, de futen, de zee-eenden, telkens zie je er een verdwijnen of weer te voorschijn komen. Met zekerheid heb ik het de Jan van Gent echter nooit zien doen en daarom zit ik in den wintertijd nog al eens op een duintop, waar het strand smal is of ik kijk me de oogen uit het hoofd bij het bevaren van de Waddenzee. JAC. P. TH/JSSE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl