De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 4 januari pagina 9

4 januari 1919 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

4 Jan.'19. - No..2167 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ZELFPORTRETTEN geven hier een reeks afbeeldingen van Zelfportretten, tentoongesteld in de Eere zaal van het Stedelijk Museum te Amsterdam, door de Vereenigtng St. Lucas. Op ons verzoek waren de schilders en schilderessen welwillend bereid er enkele woorden bij te wegen over de tndividüeele opvatting van hun kunst, of andere opme king, welke zij van belang achtten. Deze reeks portretten zal worden vervolgd. Uwe vraag brengt mrj min of meer in verlegenheid; ik zou mijzelf verwaand achten, wanneer ik zoo maar eene opvat ting gaf van mgn eigen Kunsl"; ik wil echter k niet onvriendelijk zijn. Ik heb zeer veel geteekend, overal, waar ik was of kwam, schetste ik, wat mij door houding of gebaar frappeerde. Op deze wijze maakte ik mij eene vaardigheid eigen, die een criticus wel eens aanleiding gaf mijn werk. te betitelen als handige jour nalistiek"; intusschen heb ik ook getracht mér te geven, dan alleen houdingen en gebaren. Het karakter van merischen en dingen wilde ik uitdrukken en een onder werp interesseerde mij het meest, wanneer daarin een diepere beteekenis was te leggen, of een gevoelen tot uiting te brengen. Wanneer mfj dit niet gelukte, hoop ik het in de toekomst nog te bereiken; ik gevoel mij jong, vol werkkacht, bereid en in staat om moeilijkheden te 1 rotseeren. Is. VAN MEN s BART PEIZEL r Mfln) 'opvatting over schilderkunst kan ik niet omschrijven met woorden. Ik ben schilder geworden, omdat ik de gevoelens, opgewekt door menschen en dingen, het bot kon uiten in verf (beter zou misschien zijn: het minst moeilijk kon uiten). Als ik het ook in woorden had kunnen doen, was ik misschien litterator geworden in plaals van schilder. Een beeldend kunstenaar werkt spontaan en intuïtief, wat berede neering uitsluit. Er zijn veel schilders, die hun schilderijen langs literarischen weg trachten te volmaken. Schilderkunst eischt alles of niets. BART PEIZEL ** IS. VAN MENS (De heer Van Mens was niet in de ge legenheid gesteld tijdig zijn portret voor de tentoonstelling 'in te zenden; wij hebben echter gemeend dat het zelfportret van onzen medewerker in deze serie niet mocht ont breken). N. V. HET ROTTERDAMSCH TOONEEL: De Vrouw van de Zee, door Hen d rik Ibsen. De vraag: Houdt u van Ibsen? met de wedervraag: Hoe doe je dat ? is van naderbij beschouwd «iet ongerijmd. Ibsen bevat onmiskenbaar de elementen voer hst gezel schapsspel, het zijn altijd weer begraven" gevoelens en .lastige gevalles". Als kunst werk biedt zijn, naar den vorm verouderd, oeuvre mij weinig aanlokkelijks, doch de rubriek: ;Wat een vrouw denkt over..." waarborgt ons Ibsen's onsterfelijkheid. Ik geloof zelfs, dat deze denkende vrouw, om van den denkeiden man nog niet te spreken, eerst thans ver genoeg gevorderd is op den weg der bewust-wording om het groote hart van den beste aller feministen te hooren kloppen. Wij behoeven maar de paralel te trekken tusschen Ibsen ea zijn naasten ver want Bernard Shaw, tusschea de Vrouw van de Z«e" en k ij v. Candida", om den schoenen hartstocht voor de zaak van den Mensch" in den voorganger te gevoelen als een eeuwige waarde. Zoolang Ibsen's geest in ons levend blijft, en het tooneel is daar om de lamp brandend te houden zullen wQ altijd tot zijn uitgangspunt terug keeren: geen vrijheid boven de vrijheid die wij in eigen binnenste bevechten, en vór elke verplichting jegens de gemeenschap: Vf>* verantwoordelijkheidsbesef jegens ons ..igen ik. Fel heeft Ibsen het individu verdedigd tegen zich-zelf, aan ieder onzer den hoogsten eisch van waarachtigheid gesteld. Niet van de menigte verwachtte hij het wonder", maar van den enkelen, bevrijden mensch. Invalid-Portwijn OC IESTE HUDDAIDRANKfS.-p. flesch WlDhMéol di BarhutM, 61 tauM, Amsterdam Jonkvrouwe M. DE JONGE U vraagt den schilder de opvatting van zijn kunst in woorden weer te geven. Dit te doen ligt m. 1. buiten het terrein van den schilder. Hij heeft verf en penseel gekozen om zijn opvatting op doek weer te geven; wanneer deze in dit zelf gekozen materiaal niet duidelijk spreekt, zal zeker iedere andere wijze van uitdrukking falen en dus nutteloos werk zijn. M. DE JONGE Mevrouw JOHANNA MARTENS Het Bestuur van de St. Lucas vroeg mij voor de najaarstentoonstelling een zelf portret, een beeld van mijn uiterlijk en nu komt uwe Redactie mQ, voor haar blad, een artistieke biecht, een beeld van mijn binnenste vragen .... is het niet te onbe scheiden voor een schilderes, te voldoen aan beide vereerende verzoeken ? Maar wie eenmaal a heeft gezegd, moet ook b zeg gen ; ik zal dus maar met woorden probeeren, wat Ik met verf beproefde: iets te vertellen van mezelf of liever van wat ik me voor de toekomst droom. Dat is het 1IIIIIII1IIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIMIIII1IIIIIIIIIIIHHIHMIIIIIIUIIIII Het kan ten allen tijde zijn nut hebben aan dit inzicht van een groot man herinnerd te worden... En het dunkt ons een goede gewoonte van de Rotterdammers elk reper toire met tenminste n Ibsenvertooning te schragen. De volgorde, waarin deze vertooningen plaats vinden, lijkt mij intusschen minder oordeelkundig; na het meesterwerk Hedda Gabler", moest de Vrouw van de Zee" teleurstellen. Weeker van aanslag, blijkt de greep hier te aarzelend, het stuk te leeg, te bot van stelling en tegenstelling om als psychologisch drama te boeien, terwijl het voor een gelijkenis", een dramatisch ge dicht wat het feitelijk is te nuchterredekavelend blijft van toon. Het zou, om den poëtischen opzet te rechtvaardigen, wellicht beter in verzen geschreven zijn, in elk geval missen wij hier, waar ook de gegevens voor vijf bedrijven niet strekken en het gezichtsveld wat schraal schijnt, taalschoonheid, welke den bloei der ge dachten bevordert en het legendarische releveert. Het slot, immer onbevredigend bij Ibsen, past aan de Vrouw van de Zee" een mouw, die ons, nadat we ons den ganschen avond ernstig in het probleem hebben willen verdiepen, lapwerk voorkomt, een oplossing in schijn, welke ons zelfs voor een dichterlijken inval te lichtvaardig dunkt. Altijd wilde de rekenmeester in Ibsen de proef op de som, en dan hokte hij. Dan stond hij zelf min of meer versteld tegenover den afgrond van vrijheid, tot welks rand hij zijn figuren door dik en dun had gevoerd, en durfde de consequenties van zijn fanatieken diepsten wil niet aan. Achter de wereld, waarin het instinct, ons beste zelf, zegevierend optrok tegen overweging en conventie, rees dan op eenmaal de maatschappij gelijk zij altijd geweest was, en in die maatschappij wist zelfs de romanticus Ibsen met zijn nieuwe schepselen geen raad. Over den vlonder in den vliet, of de knallende dood-in-schoonheid bleek hem gemeenlijk den eenlgen uitweg, en hoe weinig zijn conclusies feitelijk ge groeid zijn uit de natuurlijke en vaak meester lijk opgevoerde evolutie, blijkt uit Nora", de nieuwe vrouw, die hij eerst meedoogenlops de nachtelijke straat opstuurde, om haar bij nader inzien weder verzoenend onder de dekens te stoppen van het echtelijk ledikat.t. maken van portretten. Naast de levende bloemen, waarvan ik zooveel houd, zou Ik levende menschen willen schilderen: de bewegelijke trekken van het altijd interes sante menscher gelaat. Dat dit moeilfjk, haast onbereikbaar moeilfjk is, heeft mijn modelstudie mij tot heden wel geleerd; maar des te sterker is mijn verlangen om met barden arbeid alle bezwaren te over winnen en mijn ideaal te bereiken: het schilderen van portretten, die decoratief van opvatting, tevens psychologisch van karakter, de persoonlijkheid van mijn model, ten volle releveeren. Van zulke portretten, hoop ik, binnen niet te langen tijd, een eigen tentoonstel ling te houden. JOHANNA MARTENS Concertgebouw Een paar aanteekeningen omtrent de laat ste Mengelberg-concerten. Schmuller heeft gespeeld, en Lamond , en Mevr. Noordewier, die in dit seizoen al een paar keer opgetreden was, is op Tweeden Kerstdag een Bach-aria_ komen zingen en de Weihnachtslieder van "Cornelius. Er was weer ruimschoots reden'haar te bewonderen, maar nieuwe emoties heeft haar zang dit maal niet geschonken. Veel aandacht vroeg de piano-begeleiding van Mengelberg, die prachtig In toon was en vol ffjnheden. Overigens kregen we op deze matinee wel wat cembalo-klank te veel, en het derde van de Parsifal-fragmenten was weer eens erg lang, wat bijna hinderlijk werd na de heerlijkheid van den Charfreitagszauber. Van Schmuller hebben we het Tweede Concert van Bach en het Mende!ssohn-concert gehoord. E.r mag hier en daar heel even een zweving zijn geweest, speciaal in het aanvangs-allegro van het Bach-concert, het geheel was magistraal van techniek en van opvatting. Vooral de twee langzame gedeelten, Bach's Adagio en Mendelssohn's Andante, waren van een verrukkelijke muzi kaliteit. Ook Lamond's optreden heeft normen bijval gevonden. Men zal hem onder meer dankbaar zijn geweest voor de duidelijkheid, waarmede hij zijn partij in het Tweede Concert van Brahms weergaf. Hij speelde met den grooten toon, dien hij zich op den Bechsteln-vleugel heeft bijgebracht, en ik vroeg mij zoo nu efl dan wet eens af, of IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllUIIIIUIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHII* De Vrouw van de Zee" mocht niet sterven, niettegenstaande deze oplossing ook op haar weg gelegen had, want zrj was van den aanvang af een te slappe Hedda-Elllda om daadwerkelijk den gaven dood te verkiezen boven het gespleten leven. Geplaatst tusschen: haar veilig thuis, waar zij niet aardde, en de gevaarvolle zee, die haar trok, tusschen de echtelijke trouw dus, en het vrije verlangen, vond Ibsen een lapmiddel om Ellida in laatste instantie voor den duisteren stap voor den hartstocht an-und-iür-sich te behoeden, en laat haar blijven waar zij is, zoogeheeten uit vrijen wil". Maar wij, die het gezin van dr. Wangel kennen, weten dat deze impuls, waarin zfl den waren Jozef laat gaan om de echtgenoote te blijven van den heer Wangel, die haar tot zijn tweede vrouw nam om de leege plaats zijner geliefde eerste vrouw te vullen, en aan wien zij, de torenwachtersdochter, zich in koelen bloede verkocht, met haar vrijen wil niets te maken heeft, en dat zij vroeg of laat, trots alle goede voornemens en drogredenen den vreemden man" desnoods zal nazwemmen tot aan het einde der wereld. En dat dit ook voor dr. Wangel, die zijn twee volwassen dochters en zijn eigen wereldje behoudt, waaraan Ellida en haar sfeer vreemd bleven, niet onoverkomelijk zal blijken. Het gebaar, waarmee dr. Wangel, voor het ultimatum geplaatst, Eilida haar vrijheid terug geeft, dat wil zeggen haar voor de onmiddellijke keuze stelt tusschen haar huis en haar hart, is in de gegeven omstandigheden niet zóedel en verheven om Ellida op slag te bekeeren tot de bleeke voldoening, ten koste van het donker ge luk", dat haar, na jaren wachtens, halen kwam. Ook al was deze dr. Wangel ons als een, op zijn wijze, beduidend man IIIIIMIMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllll NAAMLQJJZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIDEN DEN HAAG DELFT Vleutenichivig. ytrgchtschevitr2il. FynjékadeG. HtuttuinuS Vice-VERS* Utro*htmoh* Sohletschultonvoor AMSTERDAM, SIMQEL 273 - TEL. l N TE R O. 5191 B. Dagelijksoho Motor dienst 1*1*90*00 Amsterdam - UtrooM - Zolot - Do BW - Hul»tor HoMo Boooh on Duin - Rtfoonmurg - Drlomorgon - Doorn wat meer teerheid in den aanslag niet zui verder zou hebben gepast bij het eigen karakter dezer solo-partij. Maar in ieder geval: de voordracht was van effect-bejag volkomen vrij, en zrj had bovendien de verdienste van menige plaats in het werk meer dan anders aannemelijk te maken. Op denzelfden Zondagmiddag vond Beethoven's Prometheus-ouverture een opmer kelijk koele ontvangst. Terwijl toch de uitvoering, gelijk men begrijpt, voortreffelijk was. Bij Beethoven's tfjdgenooten sloeg het stuk in, maar reeds een volgend geslacht kon er zich niet meer warm voor maken, en het publiek van onze dagen mist er, denk ik, vooral kleur in. Van het orkest heb ik nog een eerste uitvoering" te vermelden: Duitsche dansen van Mozart, die natuurlijk met veel genoegen zijn aangehoord, maar die toch, dunkt me, nauwelijks tot den besten Mozart te reke nen zijn. Wat mij bQ deze stukken bovenal heeft geamuseerd en van nieuwe bewon dering vervuld, dat was Mengelberg's onnavolgbare directie van het eerste Trio: Der Leiermann". Dat was prachtig van echtheid", en ik dacht onmiddellijk aan het Nun tonen die Pfeifen und wlrbelt die Trommel" uit Haydn's Jahreszelten", zoo als Mengelberg's flair en technische per fectie het mij nu al jaren achtereen hebben doen onthouden. Op hetzelfde concert gaf hij zijn volle toewijding aan eene reproductie der Symphonie van César Franck. Nederlandsche Opera Ik heb een reprise van Laagland" bfjgewoond, en teeken dit aan met gemengde gevoelens. Laat me dadelijk verklaren, dat er heel wat oprecht te waardeeren viel. Het werk op zichzelf heeft voortreffelijke kwaliteiten, en er was veel goeds in zang en spel. Annie Ligthart als Marta mag worden ge prezen om de zekerheid, waarmee ze haar partij beheerscht, ook wat actie betreft. Maar ik houd mijn hart vast voor haar mooie stem, die onder den Invloed van de enorme eischen, door dergelijke drama tische" partijen gesteld, meer en meer aan onvastheid begint te lijden. Lea Fuldauer vond ik in de rol van Nurl uitstekend op haar plaats. Chr. de Vos kan zich moeilijk jonger maken dan hij is, maar ik moet zeggen: ook hij verdient met lof te worden vermeld. Pel (?Sebastiano") vergoedt iedere tekortkoming zijn geheugen schijnt hem nog al eens in den steek te laten, en rhythmisch mocht hij wel wat betrouwbaarder zijn l door ware schoonheid van geluld. De Tomasso" van Kubbinga is zonder meer uitmuntend te noemen. En Coen Mul ler als Moruccio was een der zér weinigen, wier Nederlandsch inderdaad te verstaan was. Overigens is er op het Nederlandsch van dezen zanger vrij wat aan te merken. En het Nederlandsen der vertaling (uit Antwerpen geïmporteerd?) isallerdroevigst. Ik wil maar geen staaltjes geven, hoewel er buitengeweon krasse voor 't grijpen liggen. Het is met 't Nederlandsch bij de Nederlandsche Opera vooralsnog treurig gesteld! Het koor was dezen avond ook meer dan slecht, en in het orkest kwam het koper, ofschoon door een kranigen ten trompettist aangevoerd, telkens en telkens den totaal klank bederven. Ik heb mQn bedenkin gen tegen de ventiel-trombones, misschien zijn ze niet geheel gegrond, maar aan de oude klacht over de plaatsing dezer instru menten in de orkestruimte mag nu toch eindelijk wel eens wat aandacht worden gewijd. Hoe dan ook, zooals tot dusver voorgesteld, dan nog zou het conflict tusschen de twee strijdige affecties dieper verantwoord en hooger opgevoerd moeten zijn om ons te doen gelooven, dat de dochter van den vuurtorenwachter, de vrouw van de zee, een op hoogachting en genegenheid gebazeerd lief dele ven in hoogste instantie verkiest boven den van God gezonden bruigom. Doch nu wij van dr. Wangel, behoudens eenige gemeen plaatsen, slechts twee eigenschappen kennen: de lafheid waarmee hfj zijn doch ters toestaat voor de oogen der stiefmoeder den verjaardag der overleden eigen moeder met bloemen en vlaggen ostentatief te vieren, en de boosaardigheid welke hem tot de bedreiging brengt den vreemden man", van wien hem doer Ellida een bezwaarlijk geheim bekend werd, aan de pollti* te zul len uitleveren indien zij niet renonceert..., ergert ons de conclusie: dat de vrouw van de zee nu juist dezen mijnheer haar verdere leven gezelschap wil houden, als een tegen Ibsen's geheele oeuvre, tegen zijn diepsten geest, strijdige conventie. Nemen wrj het werk louter als poëzie, als de belichaming van het vrouwelijk liefde-verlangen, dat haar bindt aan den persoon, die dit verlangen, zij het slechts met een oogopslag, vervult, dan stellen zich deze en andtre feiten te plomp tus schen onze verbeelding en de tooneelwerkelijkheld; en nemen wij het als ro mantisch psychologisch drama, dan komen wfj met de waarheid, die wij drie be drijven lang en marche" voelen, in het vierde bedregen uit. Op geen enkele wijze lijkt mQ dit werk aannemelijk te vertoonen; uit twee kwaden kiezende zou een regisseur m.i. nochtans het best op het dichterlijk vizloen kunnen aanspelen. Maar dan zou de toon, ook waar Ibsen de tegenstelling der feitelijkheden schetst, hooger gestemd moeten zijn, het landschap niet zó'n hevige oleogravure, de alledaagsheid van Ellida's omgeving meer betrekkelijk. Wij hebben bij Ibsen niets aan rotsen en fjorden wanneer ze niet meespelen. De opvatting, dat men nu Ibsen zoo natuurlijk" mogelijk moet vertolken, dit als reactie op de jacht naar symboliek eener vorige generatie, leidt tot een uiterste van gewoon-menscheHk-doen, dat mij voor deze verdichtingen", want dat zijn het toch evenmin voordeelig voorkomt. Het natuurlijke bQ Ibsen blijft van gaat het niet langer, dat zal toch ook Van Raalte inzien, die onvermoeid schaaft aan zijn verdienstelijk ensemble en nu weer door deze uitvoeringen van d'Albert's meester werk tot de vestiging zijner dirigenten-re putatie krachtig heeft bijgedragen. H. J. BEN HERTOG Illllllllllllllll llllltllllllllllllllllHltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll SONNETTEN DROOM AAN 'T STRAND Voor B. Van kalm geluk spreekt mij de stille zee... Ik leg mij neder aan het blonde strand, En ga nu droomen van een hél ver land, Waar alles schoon moet zijn in eeuw'gen vree. O kon ik vlieden met de golven mee Tot waar de zonne purperroed verbrandt... Geluk zie 'k wenken met beur blanke hand Naar waar het licht stil aan Je kim vergleê. Droef is 't ontwaken in het kille duin, Na doling in mijn schoonen droomentuln, Waar alles is vol wonderlijk gebeur... O dat ik nu m'n dagen leven moet In 't eenzaam leven zonder gloed of kleur... Niet willen leven en geen stervensmoed! WEN 'K DENK ... Wen 'k denk aan dagen dat we samen zijn En zullen gaan langs 't blanke strand der zee, Dan luwen zacht m'n zorg en felle pijn, En 'k draag gelaten, klaagloos, al m'n wee. We zullen baden ons in koele ree, De zon zal branden met heur gouden schija Ons lijf en onze zielen parelrein, En golven voeren al de smetten mee. We zullen drinken zee- en dennenlucht, En roerloos liggen in het donker bosch Op bed van varens en van donzig mos. Ons ziel zal volgen ranke zwaluwvlucht, We zullen leven als van e aarde los, En de uren zullen gaan in godsgenucht. IK DENK ... Ik denk aan u, nu ge zoo verre zij t, Zoo onbereikbaar voor mijn dorstend hart, En niet te weten of ge lacht of Ifldt, Is voor mijn liefde zwaar te dragen smart. Ik denk aan u dees gouden zomertijd, Nu zon en bloem mijn zwijgzaam lijden tart, En zonnedagen worden nachtezwart Voor ziel die zucht in sombere eenzaamheid. We gingen toen langs bosch en heide en zee, Zoo hand in hand en geen die sprak een woord, Als hadde licht geluid ons heil verstoord. De golven zongen ons een lied van vree En uit ons harte steeg een llefdebeê, Zoo zacht dat zelfs geenGod haar heeft gehoord GEHARD VAN VELTHEM iiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiii een bepaalde orde. Stelling en tegenstelling zouden ons minder grof en dus belang wekkender toeschijnen, indien de regie ook de figuren om Ellida heen ietwat naar het overdrachtelijke had gevoerd. Wat mevrouw Tartaud betreft, zij haalde Ellida terstond, al door haar kleeding, vol ledig uit de realiteit. Zij zong het lied van ver langen weinig geschakeerd, doch zó, dat we door den toon geboeid bleven in het zielsmysterie, en hief de figuur boven het ge middeld individueele. Tot de legendarische grootheid van haar Hedda Gabler" steeg ze echter niet, deels doordat de rol haar drukte, deels doordat het tegenspel zoo vlak bleef, dat elke andere toon, alleen al door dat anders zijn, aan declamatie herinnerde, en de comédienne, die in mevrouw Tartaud voor mijn gevoelen boven de tregédienne uitsteekt, geen kans kreeg. , Daarbij was de groote mannerol, de bij kans zwijgende, het zwijgen is brj Ibsen nog levendiger dan het spreken , aan Folkert Kramer toevertrouwd, een jong acteur, die vooralsnog de middelen niet bezit om op het tooneel louter door zijn verschijning te boeien. Zómachtig, onaf wendbaar, beklemmend en bevrijdend te boeien, als de Liefde of de Dood in per soon. Hij was een brave vliegende Hollander, en geen tegenspeler voor Mevrouw Tartaud. De rol van dr. Wangel, van minder beteekenis dan de vreemdeling", vond in den heer Tariaud een vertolker, die het plompe In de figuur aanzette. Het zou daar entegen aan de voorstelling als geheel ten goede komen, wanneer de acteur Ibsen's procédébinnen zekere grenzen verfijnde en verhief, om ons nog zooveel mogelijk ver klaarbaar te maken dat deze vriend op Ellida's weerspannig vrouwehart de eind overwinning behaalt. Top NAEFF iiimimiiiiiiiiiiiiiiitmiiiiiifiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiitiiii|j|iiiiiim,,,, H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOGRAAF ZEESTRAAT 65, naut Panorama Midi], DEN HAAG. Tel. 153S. :i,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl