De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 18 januari pagina 11

18 januari 1919 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

18 Jan. '19. No. 2169 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 DE AANGEKONDIGDE REVOLUTIE IN NEDERLAND Teekenlng voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek iiNiiiiiuuiMiiniiiiiMiniiiiinHiHiiMiiitmMniHiiiiniiiiiiiiiiiiiH»H«4tiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii[iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii(iiiniHiniiniiiiiiiiiiiiiiii Ondanks groote moeilijk heden is het* ons tot nu toe mogelijk geweest, con structie, quajiteit en af wer king onzer rijwielen onver anderd te handhaven. De motieven, die bij behoefte aan een nieuw rijwiel, tot de keuze van een F o n g e r s leiden, zijn thans nog t a l r ij k«? r en sterker dan voorheen DeGroninoerRiiwielen{abriel(ll,FO)IGEiS IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllHIIIIIIIMIIItlIIllllllIUIIIIIIIIIIIIIIIIIll Sepha Jansen Van Sepha Jansen, prix d'excellence van het Amsterdamsche conservatorium, heb ik in den laatsten tijd verschillende zeer ver dienstelijke viool-voordrachten bijgewoond. Een paar maal heb ik haar zien berusten in een gebrekkige begeleiding; zij zal, geloof ik, goed doen met op dit punt wat strenger eisenen te stellen, ze is dit aan haar artistieke standing verplicht. Een week geleden werkte ze, op een kamermuziekavond in de Kleine Zaal. samen met Willem Andriessen. Prachtig! Maar dit komt eischen aan haarzelve stellen, dit komt aUereerst van haar eischen, dat ze zich aan haar gereserveerdheid ontworstelt. Het zal haar moeilijk vallen dat beseft een leder, die haar optreden op het concert-podium gadeslaat , maar een streng zich-concentreeren zal haar allicht een goed eind brengen In de richting van een zich volop geven. Haar Franck-sonate vond ik, in weerwil van vele tekortkomingen, het beste van den avond. Vooreerst natuurlijk om de schoonheid van het werk. Maar ook in het spel was veel, dat goed-deed. De fout was, dat de violiste in de expressie nergens meer dan tachtig percent haalde. Het kan meer worden, en ik zou mij er hartelijk over verheugen, wanneer het meer werd, want Sepha Jansen beschikt over tal van technische kwaliteiten, en vooral: ik houd haar voor muzikaal, 't Is de vraag maar, of ze haar muzikaliteit tot uiting zal weten te brengen. Willem Andriessen, sinds lang een meester op het klavier, heeft dezen avond een niet zoo heel dankbare taak gehad. Hij gaf zich veel moeite, maar b'e- f in zijn pogen alleen, wat het sterkst uitkwam in het samenspel met den jongen cellist Alphons Jansen, van wien ik, eerlijk gezegd, meer verwacht had. Van wien ik niet beter verwachtte, dat was de kleine Bechstein, wiens toon vrrj wat minder voornaam is dan die van zijn grooten, maar jongeren broer, die tegen woordig in de groote zaal dienst doet. Adolf Busch Busch doet me heel sterk aan Willem Andriessen denken, in het jeugdige n hupsche van zijn verschijning, zijn prettige ongedwongenheid, zijn absoluut boven de techniek staan. Maar ook in de innerlijke dingen! De elementen, die me het wezen van Willem Andriessen steeds zoo aan trekkelijk hebben doen voorkomen, vind ik, ik zou haast zeggen: stuk voor stuk, in den innerlQken Busch terug. Ze zullen er waarschijnlijk beiden ook nooit in slagen, een behoorlijk portret van zich te laten maken. Wat Busch betreft, 't is een ware opluch ting, als je hem, na zijn portret in het tekstboekje te hebben bekeken, ziet komen afdalen, tusschen de rijen der orkestleden door, die hem verwelkomen met respectueuse jovialiteit. Aan den rand van het podium gekomen, gaat hij staan onderuit kijken, zooals hij doet op zijn portret, maar dit onderuit kijken het blijkt, zoodra het orkest aan de inleiding is begonnen past volkomen natuurlijk bij de manier, waarop deze solist het moment van den inzet afwacht. Het is meer dan een zich verdiepen, hij is onmiddellijk n met het werk. Terwijl hij de klanken der intro ductie gretig indrinkt, schijnt zijn geestes oog de perspectieven te zoeken, die het werk als geheel openbaart. Het is devotie zonder een zweem van aanstellen). Zijn toon is niet groot, wat echter slechts zelden een bezwaar lijkt. Het fijne, het ijle van zijn toon geeft, vind ik, juist iets eigens aan zfln spel. Zijn cantilene houdt hij klas siek-sober, toch ligt heel zijn ziel erin; zijn temperament schiet vonkenjin de gemoederen, en is technisch in dezen zin merkwaardig, dat het iedere leegte aanvult in het passagewerk. Busch heeft Brahms gespeeld met lan en rhyihmische uitbundigheid, en het on beschrijfbare in de schoonheid van het Beethoven-concert heeft hij stellig ook de minder ontvankelijke onder zijn hoorders doen gevoelen. Ik voor mij beleef het groote moment steeds in den eersten satz, waar de schittering van den cadenz hoe waarlijk virtuoos was Busch hier! plot seling plaats maakt voor den roerenden eenvoud van dat een wereld in zich bergende thema. Zooals Busch het speelde, deed het me de tranen in de oogen springen. Algemeen heeft men gewaardeerd, dat Busch na de pauze dezer Beethoven-matinee de Eroica is komen meespelen. Was het een hulde aan de kunstbroeders en de leiding van Mengelberg, of was het een daad van eerbiedige offervaardigheid jegens Beethoven's grooten geest? Hoe dan ook, van offervaardigheid getuigde het: pas het Beet hoven-concert achter den rus-, een ander veeleischend optreden, op het Volksconcert, den avond van dienzelfden Zondag, vlak voor den boeg, de muziek schijnt dezen knappen, beminneiijken kerel niet zoo gauw moe te maken. Wat er rest Onder wat er rest voor deze kroniek valt melding te maken van een optreden van Elly Ney, dat ons maar zeer weinig nieuwe indrukken kwam bijbrengen. Waarlijk te boeien met piano-voordrachten, in combi natie met orkest-spel, is niet zoo heel velen gegeven. Eliy Ney bewonder ik natuurlijk zér; meer mag ik niet beweren. Van Marix Loevensohn, die tot de aller meest gewaardeerde krachten van het orkest behoort, kregen we eene reproductie van Haydn's Concert in D-groot, die hemzelf ook wel niet geheel zal bevredigd hebben. Dankbaar mochten we hem zijn voor de introductie van Poème", voor vloloncel-solo en orkest, van Victor Vreuls, een goedklinkend stuk, waarvan het aanhooren werkelQk genoegen gaf, ondanks het weinig oorspronkelijke en het ietwat zware van den opzet. Loevensohn heeft in dit werk de solo-parlij uitstekend tot haar recht doen komen. (Bystander) DAT ZiENÜ! MEDEBURGERSenBUR®ERESSEN ! ROOTE 2Q JANUAM Die Wacht ara Rheln Zeldzame Visschen in de Zuiderzee inniiii!irHinii Ravel's Daphnis et Chloé" (fragtnents sympboniques, 2>tme série) en Debussy's Ibéria" genoten, dank zij het meesterschap en de toewijding van het orkest en Mengelberg's alles voorziende en aan n stuk doorfantaseerende directie, een magnifieke uitvoering. Wij kwamen vaak echt onder bekoring; maar de vraag rees: heeft deze kunst eigenlijk het tijdperk harer verover ingen al niet achter zich? Vele zijn de elementen van muzikale compositie, door deze school met minachting verworpen; blijft er genoeg over tot waarborging van oorspronkelijkheid? De componist kan toch bij raffinement alleen niet leven! Een paar allerkeurigst verzorgde uitvoe ringen van Mendelssohn's Sommernachtstraum"-muziek hebben v«el genot gegeven. De ouverture bleef natuurlijk nummer n, maar ook het Scherzo, dat er phenomenaal schitterend uitkwam, was allen tot een ver blijding, en men heeft Mengelberg met dankbaarheid toegejuicht, en Kok, die de hoorn-soli der Nocturne met veel zekerheid en poëtischen toon heeft geblazen, ook Willelce, wiens fluit-arabesken de dartele lieftalligbeid van het nimfenheir prachtig karakteriseerden. Ten slotte is een imponeerende Eroicavertolking te gedenken en een voortreffelijke uitvoering van Strauss' Also sprach Zarathustra", waarover ik gaarne, na een moge lijke, m. i. in ieder geval zeer gewenschte herhaling, wat uitvoeriger zou willenschrij ven. H. J. DEN HERTOG AUTEURSOPLOSSINQ PROBLEEM No.210 VAN DEN AUTEUR S. ABRAM, A'DAM Stand. Zwart: 8/10, 15, 16, 18, 20, 25, 26, 30. Stand. Wit: 27, 31, 32, 40, 41, 43/45, 49,50. Wit: 43-39, 27-21, 49-43, 40-35 35:24 Zwart: 26:46 gedw., 16:38, 3ü:49, 49:40, 20:29 45:5! Een eenvoudig probleem met motief een vastgezette dam. PROBLEEM No. 212 VAN DEN AUTEUR J.SCHEERES.DELFZIJL (Eerste publicatie) Zwart (10 schijven) 16e Jaargang 18 Januari 1918 Redacteur: K. C. DE JONGE Van Woustraat 112*, Amsterdam Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. BERICHT De volgende rubriek verschijnt 15 Februari. 1 G 11 K21 2'") 31 30 41 4b re f* '3 0 «üjjj ' $3; ;' / ? /- '?? '^ :;,-? . *"-%* .;, ' % < ^ '^ " 'f' '^ * * / ' " <i "" ' '!'"'" !^ '_ f- - ? .* '*5 5 10 15 20 25 Ju 35 40 45 50 Wit (10 schijven) Stand. Zwart: l, 2, 6, 7, 11, 14, 23,24,29,35. Stind. Wit: 16, 18, 22, 25, 27, 31,38, 39,49,50. AUTEURSOPLOSSINQ PROBLEEM No. 211 VAN DEN AUTEUR M. C. KINQMA, DELFT Stand. Zwart: 2, 8/10, 13,17,25,35, dam op 1. Stand. Wit: 16, 23, 24, 29, 32, 33, 37, 39, 42, 44. Wit: 42-38, 16-11, 11:22, 32t5! Zwart: 25-30? 30:28, 1:1~8 Een zeer geestig probleem. Zwart meende

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl