Historisch Archief 1877-1940
18 Jan. '19. No.
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Vrijzinnige Democratie
M*. MARCHANT TE ALMELO
Het Tweede Kamerlid, Mr. Marchant,
heeft voor verleden VrQdagavond te Almelo op
een vergadering, belegd door de Afdeeling
Almelo van den Vrijzinnig Democratischen
Bond, over de Democratie gesproken.. De
opzet van de rede was, zooals de voorzitter
die inluidde: De bereddering van de in hel
honderd geloopen maatschappelijke nalaten
schap is aan de Democratie; daaraan valt
niet te twijfelen. Ingaande op de houding
door de Democratie daarbij aan te nemen
?deed de spreker een woord van waarschu
wing hooren voor hen, die hopen ea
gelooven, dat nu meteen de aloude droom
van den wereldvrede staat te verwezenlijken.
Hij lette daarbij op Lloyd-George, die de
vruchten wil plukken van de overwinning
op Clemenceau, die meent het zonder
wapenrusting nog niet te kunnen stellen en
noemde daarbij Wilson een Idealist, zij het
?dan ook van den praktischen kant. Verder
?Heten hem de Bolsjeviki geen vrede met hun
willekeur en waren hem de socialisten nog
grooter gruwel in hun hinderlijk streven om de
«mensehheidmetalhaar hebben en houden en
in al haar doen en laten te beheerschen. Hier
mede was de lijn van den vrede aangegeven.
ZQ leidde bij doortrekking echter niet naar
?«en helder gezichtspunt, maar vervaagde in
een problematieke oneindigheid. EenerzQds
werd betoogd, dat de Volkswil, zooals
die bij algemeen kiesrecht van mannen en
ook van vrouwen in het parlement tot uiting
komt, ons psychologisch rustpunt moet zijn
en niet de opvatting, dat de klasse met de
numerieke meerderheid in den lande daarom
alleen moet regeeren Anderzijds werd de
twijfelaars toegeroepen: Wacht af, laat
anderen (de Russen en de Dultschers) de
kastanjes voor u uit het vuur halen.
Ziet toe, hoe het dezen vergaat. Blijkt het
bQ onze OostelQke naburen tot den staat
van communismetekunnen en moeten komen,
dan komt het hier vanzelf wel zoover
Derhalve geen forsch woord van op te
komen tegen socialiseering der bedrijven en
wat dien meer zij. Spreker Het te veel
iacultatief al was hQ niet gekomen om in
bijzonderheden een beginsel program te
ontwikkelen. Het maakte den Indruk als of
«r gelaten werd uitgezien naar een kentering
inden volkswil, mits parlementair, al werd
er aangespoord de handen ineen te slaan
om, nu de gelegenheid goed is, de vruchten
kinnen te halen, welke dan blijkbaar zouden
moeten vallen in den schoot der arbeiders.
Verklaarbaar zoodoende, dat de eenige an
archistische debater van den avond aanving
met woorden van sympathie te richten tot
DE OOM
DOOR
S. D.
Ge moet niet een bekende, opwindende
of in den gewonen zin belangwekkende
geschiedenis verwachten. Want dit is een
van die vele zeldzame, teedere
geschiedenissei die sedert vele jaren in mijn hart
rusten. En dit is wellicht een van mijn
groote zwakhede», dat ik telkens weer een
daarvan moet vertellen, ofschoon ik uw domme
trekken al zie terwijl ge dit leest... en niet
voelt, dat ik u naakt heb uitgekleed... bitter
heb ik gelachen over uw aller ge woonst e
burgermans-zielen...
Maar ge denkt natuurlijk, dat het niet uw
zielen zijn, maar andere...
O, soms ween ik bij de gedachte, dat ik
tot u spreken moet, en dit is wellicht een
veel grootere tragedie, dan de vloek, die over
uw kleinzielig Ie/en ligt... Maar wat kan ik
?doen 1 Ik moet i«fmers.. .en buitendien krijg
ik ervoor betaald en ik moet geld sparen om
met'een vrouw te kunnen trouwen, die een
zoon ter wereld zal brengen, die een anarchist
zal zijn en uw hoofden afslaan...
Eigelijk weet ik nog niet of het wel tot
'vertellen komen zal. Dat hangt van mijn luim
af. Ziet, gij bouwt groote huizen en paleizen,
ge zwemt in goud, weelde en millioenen, en
ik ?|Mij behoort zelfs die lamp niet, die in
mijn kamer brandt... maar toch kan ik u in
stukken deelen... en u belachelijk maken,
tot bij het tiende geslacht. O, hoe vreemd is dat.
Maar nog merkwaardiger is, dat ge uw
ooren open houdt en luisteren wilt tot het
einde, hahtha l Dit is juist het groote onder
scheid tusschen u en mij. Want het zal mij
nooit invallen te luisteren naar wat gij te
zeggen hebt... misschien komt dit ook wel
daardovr, dat op uw gezichten al van te voren
te lezen staat, wat ge zeggen wilt. Maar weet,
n ding hebben wQ toch gemeen, n ding
slechts, namelijk, dat ik u belaag en gij mij.
Is dat niet om te lachen ? Hè?...
O, ge wordt reeds ongeduldig..., dat doet
me werkelijk genoegen. Want ik mag graag
uw ellendige zielen een beetje plagen... en
het tegenovergestelde doen, van dat wat gij
zendt willen... en dan weet ik immers zeker,
dat ge tot het einde naar mij zult luisteren,
want gij zljt zeer nieuwsgierig. Ja, ja, allen
zijt ge nieuwsgierig... is het niet ?
Ik had eens een oud-oom, die heel klein,
heel dik en heel r(k was, en bovendien
bizonder nieuwsgierig. Eens bezocht ik hem
in een winternacht en trof hem in zijn salon
dicht bij den haard in een grootei leunstoel.
Naast hem op een tafeltje stond zeer oude
wijn, waarvan hQ nu en dan een weinig nipte,
terwijl h| zich vreeselQk verveelde. Hij wilde,
dat ik hem zo* beklagen, omdat hij eenzaam
was en yrouw coch kind bezat, en behalve
zija huisknecht, weken lang geen sterveling
zag, Dat wilde ik niet, omdat ik zelden een
mensch een genoegen doe: Ik zat tegenover
AAG
ROTTERDAM
JD o L
77
(CHLORAS KALICUS TANDPASTA)
Naaml. Venn. STARK ft Co.
Chemisch* Fabriek ,,'s-HAGE", s-Oravenhage.
HEERENKLEEDIN6
IULOOR, Utrecht
JAC. URLUS s!
HAVANA
GAAR
- HEXRENSTXAAT 12, OBOMIMOEN
TELEFOON 10M
mtUAUOOURT
J03. JAOQUES
uuMtaf - flrmte
iinifiimiiiiiiiiiii
iiimiiiiiiiiimiMiiiiiiimi
IIIIIIIIIIII1MIIIIIMIHIIIIIIIIIIII
den spreker. Er lag voor den anarchist
perspectief in de rede van den Democraat.
Zal de Vrijzinnige Democratie voortaan
dus doen al naar de parlementaire volks
ziel uitvalt ? Zfj zit in de verdrukking. Aan
den eenen kant keeren zich tegen haar de
socialisten, de concurrenten, aan den anderen
kant de liberalen.
Toch wel een ondankbare taak vrijzinnig
democratisch te werk moeten gaan. Altijd
op den tast te drijven en après tout, wan
neer de volkswil bovendrijft, consequent
daarin te moeten verdrinken. De voormannen
hebben het zoo ingesteld. Jaren geleden
werd mr. Drucker op een kiesvergadering
te Groningen de vraag gesteld, hoe hij stond
tegenover het privébezit, waarop hij ten
antwoord gaf, dat hij niet zoude aarzelen
zoonoodig daarin een greep te doen.
Nu kan men in de toelichting op het
onlangs door mr. Treub c.s. Ingediende
wetsontwerp, dat den staat onherroepelijk
mede-erfgenaam wil maken bij prlv
vermogens, lezen, dat daaraan de voorkeur
wordt gegeven boven socialiseeringen der
bedrijven of iets dergelijks, doch dat is lood
om oud ijzer. Dat is toch niet bij te houden
of de .greep" wordt zoo groot, dat er niets
meer te grijpen valt.
Met dat al maken de
evolutieklaverblaadjes van Hugo de Vries het den
menschheid moeilijk.
Mr. H. MATEN
hem, zweeg en kuchte alleen maar van tijd
tot tijd, en het was heel stil.
Van tijd tot tijd hoorde men de stappen
van den bediende ergens in de gangen...
Ik weet niet, waarom hQ m$ «iet in de
oogen kon zien... wellicht dacht hQ, dat
ik zijn gedachten hoorde, die de stilte mij
toefluisterde en die aldus waren: .die ploert,
dat kleinkind van mijn zuster komt zien, of
ik al dood ben... misschien heeft hij groote
zakken klaar voor mijn millioenen... om ze
te verbrassen... hij denkt zeker, dat ik hem
dat geld vermaken zal, omdat ik het weduwen
en weezen ontstolen heb... maar gelukkig
zijn er weldadlgheidsvereenigingen en stich
tingen en buitendien, al ben ik ook drie en
zeventig, zal ik hem toch nog overleven.
Want ik heb al heel wat schurken over
leefd ..." De diepe stilte drukte zeker zwaar
op zijn hart, want hij wendde zich plotse
ling tot mij: Mijn beste neef, ik dacbt juist
hoe mooi het van je Is, dat je mij niet
heelemaal vergeten bent en eens komt
kijken, hoe het je ouden, trouwen oud oom
gaat... niets gaat toch boven eigen bloed...
mijn hemel, waarom ook niet... Ik heb je
immers als kind op den arm gedragen...
en dan ben je immers de eenige overge
blevene van mijn familie... de anderen, de
vreemden, zijn zoo valsch en trouweloos...
ze willen mijn dood, om van hun schulden
af te komen... de wereld is zoo gemeen,
wat zal men doen?... Zeer geliefde neef,
ik weet niet waarom de winternachten mij
ziek maken... ik voel mij eenzaam en ver
laten, zoo angstig en droevig... misschien
wil je iets vertellen... want zeg zelf, is er
wel iemand zoo ongelukkig als ik?...
O, dacht ik bij mij zelf, oude vervelende
leelqke paardekop, j: dacht dus werkelijk,
dat ik om je millioenen gekomen ben... ik
heb maling aan jou en je vermogen... je
bent wél ongelukkig, maar heel anders als
je zelf denkt.
Gekomen ben ik alleen daarom, omdat
Ik je zeggen wil, dat het meisje, dat je voor
eenigen tijd ongelukkig hebt gemaakt, bij mi]
is gekomen, huilend en klagend, dat ze in
de grootste ellende verkeert... maar nu heb
ik geen lust meer, het je te vertellen...
Maar antwoorden deed ik aldus:
Mijn allerbeste oom, het doet mij innig
leed, u in zoo droevige omstandigheden te
zien... U, die altijd de trots van onze familie
waart, een echte man, die zijn leven v«or
armen en beleedigden heeft geleefd en steeds
eerlijk en rechtuit is gegaan... «ooit hebt
u gevraagd, wat de menschen zouden
zeggen, maar wat het geweten u ingaf, hebt
ge gedaan. En buitendien hebt u nooit
slecht of verkeerd van anderen gedacht (bfj
deze fluisterde mfjn oom : .zeer juist!")...
U, een vader voor ongelukkigen weleer,
moet thans zelf zórampzalig zijn, o God...
ik zal trachten, u iets te vertellen, misschien
knapt u daar wat van op.
Eer ik begon te vertellen, dacht mijn oom:
.Hij, mijn neef; die ellendige huichelaar
denkt, dat ik zijn valschheid ni"t zie, denkt
dat hij met zijn lieve woorden, mij mijn geld
afnemen kan... maar niet eens de biblio
theek met de niet opengesneden boeken zal
hij krijgen... o, ik heb wel sluwer kerels
voor den gek gehouden, want toe»ik in
mijn jeugd bij mijn vader uit de kast een
gouden beker gestolen had, om een ring te
kunnen koopen voor de bruid van mfjn
vriend... gaf mijn vader mij zijn sleutelen
iiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiimiiftiiimititiimiiiiimiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
GEMEENTE's-GRAVENHAGE
DIENST VOOR
Kunsten en Wetenschappen
BI] bovengenoemden dienst kunnen
geplaatst worden, zoo spoedig mogelijk:
beide met kunsthistorische opleiding,
de eerste tevens met museumpraktijk
of daarmede gelijk te achten ervaring.
Tractement (behoudens 's Raads
goedkeuring) resp. f 2750 met vijf
jaerlijkscha verhoogingen in 5 jaar
stijgende tot f3250; en f1650 op de
zelfde wijze stijgende tot f 2250.
Sollicitatiestukken in te zenden vór
25 Januari aan Burgemeester tn Wet
houders.
De Dlreiteur van den Dienst is voor
nadere inlichtingen te spreken uit
sluitend op Donderdag 16, Maandag 20
en Dinsdag 21 Januari van 10?12 en
2?4 uur, Korte Vijverberg 7.
IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllll'IIIIIIIIIMIIHIIlllllllllllllllllllll
Prestaties der Sinologen
Gaarne zou ik alsnog een enkel woord
van protest willen doen hooren tegen het
artikel van den heer Borel, voorkomende
In het nummer van dit blad van 23 Nov. j.l.
Evenals een geheele reeks van artikelen,
door den heer Borel de laatste jaren in
verschillende couranten en tijdschriften ge
plaatst, is ook dit artikel een heftige aan
val op de prestaties der synologen in het
algemeen en van prof. de Groot in het
bizonder.
Hoewel prof. de Groot mQ persoonlijk
op zeer onheusche wijze bejegend heeft,
blijf ik van oordeel dat sympathieën en
antipathieën voor een persoon met de waar
deering van diens werk niets te maken
hebben. Wie een geleerde aanvalt als ge
leerde moet dit doen uit zuiver wetenschap
pelijke motieven en op zuiver wetenschap
pelijke gronden.
Ook behoort, naar mijn meening, een
zoodanige aanval niet tehuis in een tijd
schrift, bestemd voor leeken, die tot
oordeelen onbevoegd zijn, maar in een orgaan
van deskundigen.
Deze alleen kunnen uitmaken, primo in
hoeverre de crltiek gegrond genoemd mag
worden, secundo in hoeverre de criticus het
recht heeft, du haut de sa grandeur, op
minachtende wijze op z'n slachtoffer meer
te zien.
Wie mijn lezers weet welk een bewonde
renswaardig pionierswerk de eerste verricht
HI1IIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIII
de opdracht op alles goed te passen, h
hi hè...
Ik dank je, dat je mij wat wilt vertellen,
ik wist wel, dat je een hart van goud hebt.
En ik began dus: Eens, veel jaren geleden,
woonde in een stad van een of ander land
een zeer groot geleerde in behoeftige om
standigheden. HQ had vrouw noch kind, en
zat dag en nacht over dikke boeken gebo
gen op zijn zolderkamertje. En als hij in
eenzame nachten het verlangen voelde op
komen met iemand te spreken, draaide hij
de vlam van zijn lampje nog wat neer
en sprak ermee want hrj was ook
een diep denker en zei daarom tot zich zelf:
Het lampje begrijpt zeker zooveel als de
menschen, die dagelijks de straten plat
loopen... Etns op een zeer kouden
wintermorgen klopte de brievenbestelier aan zijn
deur, en gaf hem een brief, die van een
bekende academie der wetenschappen kwam.
In dezen brief stond, dat de senaat der
academie tot zijn leedwezen eerst thans het
manuscript gelezen had, hetwelk hij voor
20 jaar had ingezonden... want de heeren
hadden het zeer druk gehad... Zij hadden
er des te grooter spijt van, wijl dit manus
cript het oorspronkelijkste en belangwek
kendste was van de geheele eeuw!
ZQ vragen hem duizendmaal om veront
schuldiging en benoemen hem tot eerelid,
en noodigen hem uit, tot een voordracht,
hem ter eere op den aanstaanden Dinsdag
te houden, en tenslotte doen zij hem kond
en te weten, dat de senaat goedgevonden
heeft, met algemeene stemmen te beslissen
hem den eereprijs van een kwart millioen
gulden te overhandigen, bij zijn eerste be
zoek ...
Wel, wel, een kwart millioen, viel mijn
oom in de rede en maakte een afwerende
handbeweging.
Een kwart millioen antwoordde ik luid
en ging voort: Maar de brievenbestelier
klopte langen tijd, en toen hij bemerkte, dat
het deurije niet geopend werd, moest hij
een buurvrouw roepen. Men rukte de deur
open en trof hem aan, dood, uitgestrekt op
den grond.
Hemel, God, zei mijn oo», bleek geworden.
Ja, dood, herhaalde ik met nog meer klem.
Men moest hem zoo eenige dagen laten
liggen, want men wilde vaststellen, of hQ
van kou, of van honger gestorven was...
enkele doctoren beweerden, dat hij in acht
dagen geen hap eten genoten had. Maar
een professor verklaarde, dat de honger wel
bijgedragen had tot zijn dood, dat echter
de hoofdoorzaak in het bevriezen lag... En
Inderdaad vond men in het geheel geen
hout of kolen op zijn kamertje, in het
kacheltje lage* alleen enkele half verkoolde manus
cripten ... en men vertelt, dat de huiseigenaar,
die later die stukken papier mit de asch te
voorschfjn haalde, er zooveel geld mee ver
diend had, dat hij drie huizen koopen kon ...
Ik moest ophouden met vertellen, want
mijn oom werd plotseling onwel. Hij belde
om den bediende, en gelastte, snel een flesch
oude Tokayer te brengen. En toen hij zich
daarna eenigszins hersteld had, merkte ik,
hoe hij onder den indruk was... want hij
beet nerveus op de lippen en bromde: Drie
huizen... drie... HQ keek eenige
oogenblikken peinzend voor zich uit en zei toen:
Die kerel hadden ze moeten opsluiten,
die ploert!
Maar waarom? vroeg ik verwonderd,
heeft door zijn als het ware mathematische
ontleding van de Chineesche teksten in een
tijd toen men omtrent den bouw van het
Chineesch nog bitter weinig wist; wie kan
ten slotte apprecieeren de bijna ongeloof
lijke combinatie van kennis op schier ieder
gebied, welke de laatste heeft ten toon ge
spreid in z'n meesterlijke vertaling van de
annalen van Ssfi Ma Ch'ien, waarin de ge
schiedenis van China gegeven i« vanaf de
oudste tijden tot 100 jaar v. Ckr. (kort voor
den dood van den schrijver)?
Dat prof. De Groot ook z'n eigen werk
noemt is in zekeren zin een uiting van ijdel
heid, maar in zekeren zin toch ook weer te
begrijpen als men weet dat prof. De Groot
steeds heeft aangedrongen op zelfstandig
onderzoek der verschillende bronnen en het
woordelijk citeeren der verschillende aan
Chineesche geschriften ontleende teksten.
Het dilettantisch ontwijken van moeilijk
heden door het weglaten van teksten en
het brutaalweg beweren van het een en
ander, zonder de bewijzen te leveren, is
prof. De Groot steeds een gruwel geweest.
En terecht, want er is door would-be
sinologen op dat punt onizaggelijk gezondigd.
Hoe, na de honderdtallen citaten door
prof. De Groot aan de Chineesche litteratuur
ontleend, de heer Borel kan beweren dat
prof. De Groat die litteratuur niet zou ken
nen, Is me een volslagen raadsel.
Het werk van prof. de Groot:
Sinologlsche Seminare und Bibliotheken" is reeds
tttlllMlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIIIHIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII
waarom ?
Omdat hij de manuscripten uit de kachel
gestolen had.
Kom, kom, antwoordde Ik even vleiend,
ieder steelt zooveel hij kan. Met meer recht
had men de heeren van de academie moeten
gevangen zetten. Maar ten slotte kwam er
dat ook niet op aan. De hoofdzaak was toch,
dat de geleerde nu eenmaal dood was.
Als ik toen ter tijd van zijn bestaan ge
weten had, zou ik hem zeker geholpen en
een paar duizend voorschot gegeven hebben...
Zeker, antwoordde ik, helaas zijn alle
menschen niet zoo fijngevoelig als u.
Mijn oom rekte zich uit in zijn stoei en
bleef eenigen tijd aldus zwijgend zitten.
Onderwijl dacht hrj: Als ik iets geweten
had van dien ouden geleerde dan zou ik
hem hier in huis genomen hebben, en be
halve dat ik «itmuntende zaken met hem
gemaakt had... zouden de kranten mij ge
roemd hebben, omdat dank zij dezen grooten
weldoener deze geleerde zQn werk voltooien
kon...
Ook ik zat stil en dacht: Wat een domkop
toch eigenlijk, die geleerde; want waarom
heeft hij niet iemand vermoord en beroofd,
waarom heeft hij niet gestolen? Zou dit in
tegenspraak zijn geweest met recht en mo
raal ?... Ik geloof het niet... werkelijk...
Eenigen tijd later nam ik afscheid van
mijn OOM en op weg naar huis, gingen mij
vreemde gedachten door het hoofd. Het was
reeds laat in den nacht, rustige sneeiw lag
in de verlaten straten en aan den hemel
stond de maan, die mij scheen toe te glim
lachen. Wellicht ried hij mijn gedachten en
dacht bij zich zelf: Een groot kind is dat
toch...
Datzelfde jaar overleed mijn oom. Hij Het
slechts anderhalf millioen na, waarvan de
helft aan de overheid kwam; een groot
gedeelte eok aan weduwen en weeshulzen.
Kort daarop, een lichten mooien dag, kreeg
ik plotseling bezoek van een jong notaris,
die op zoetsappige manier begon te spreken:
Het doet mij werkelijk gensegen, u per
soonlijk te leeren kennen. Want ik ken uw
naam uit de literatuur... tot mijn spijt
echter is dit geen persoonlijk bezoek, want
ik wilde u dezen brief van uw oom laten
zien". Ik ben werkelijk niet nieuwsgierig
antwoordde ik.
Indien ge geen lust hebt zelf te lezen, zal
Ik hem voorlezen, de brief luidt: Aan den
notaris en executeur testementair van mfjn
vermogen!
Mfjn neef de schrijver en dichter X. Y.
geboren in het jaar... student aan de uni
versiteit te... zal zich zeker na mfln dood
willen wreken, omdat ik hem niet geholpen
heb, dat hQ zijn examen kon doen... Deze
mijn neef is de grootste ploert en hulckelaar
ter wereld... HQ bespot en maakt zich
vroolijk over alle menschen... en als hij
ook het heiligste niet spaart zal hQ zeker
zQn oom niet sparen. HQ zal zeker schrijven,
dat ik dit «f dat gedaan heb... ik verklaar
hierbij, dat al deze gemeenheden «let waar
z$n... en verder verzoek ik den heer notaris,
hem den voorslag te doen, geen woord over
mQ te schrQven na mijn dood; hij zal daar
voor vijftig duizend gulden erfdeel ont
vangen ...
Vijftig duizend gulden, besloot de nota
ris... ik weet natuurlijk, dat u besluiten
zult... dus... ?
Vijftig duizend gulden is werkeHjk een
iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiui
een voldoend bewijs van het tegendeel.
Zoolang de heer Borel het werk van prof.
de Groot niet ulteenrafelt in een vaktijd
schrift als de T'oung Pao of de annalen,
uitgegeven door de geleerde paters Jezuïeten
van Likawei, heeft naar mijne meening, z'n
critiek geen zin.
Het is het artistieke en geniale sollen van
een Multatuli met de figuur van Thorbecke,
met misschien een heel klein tikje minder
artisticiteit en een heel klein tikje minder genie.
A. G. DB BRUIK
Aan oud-Militairen,
Misschien 15 «f 20 jaren geleden kwamen
in dit Weekblad artikelen voor in den vorm
van brieven van een oud-militair aan zijnen
zoon, een jong officier. De artikelen waren
met een pseudoniem geteekend.
Is wellicht een der lezers in staat mij
omtrent dat pseudoniem en den juisten tijd
waarop die artikelen verschenen in te lichten
aan mijn adre», Adriaan "alrastr. 7, den Haag.
Terwijl ik bQ voorbaat voor die inlich
tingen beleefd dank zeg, ben ik ook der
Redactie erkentelijk voor hare gastvrijheid.
A. L. BOELEN,
gep. kapitein UZee
(Vervolg Spreekzaal op pag. 6)
IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIHIIIIIIHIIIHIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUII,
heele som, en ik zou ze heel goed kunnen
gebruiken, antwoordde ik ernstig en gelaten.
Maar, mijn hemel, ik acht het toch beter,
het geld te weigeren en mij in geen geval
te binden!...
De notaris was ten zeerste verwonderd.
HQ trachtte nog eenige malen mij te over
reden, maar toen hij bemerkte, dat het ver
geefs was, ging hQ heen...
Sedert zijn vele Jaren voorbijgegaan en
soms denk ik, dat mijn oud-oom toch een
veel grooter domkop was, dan die geleerde,
die van honger en kou gestorven was. Want
indien hij dien brief aan dien notaris niet
geschreven had, dan had ik in het geheel
geen aanleiding tot deze geschiedenis!
Ik weet immers, dat mijn oom niet beter
of slechter was, dan alle andere menschen.
Groote God, wij menschen kwellen ons zelf
en elkander, dooden ons zelf en elkander,
zooals eens de verstandige Oscar Wilde zei:
de een met een woord, de ander met een
zwaard... Wat valt daaraan te veranderen ?
Soms schijnt dit ook het eenige levensdoel.
Want ziet, ik heb er niet eens spQt van, dat
ik u zoo lang heb opgehouden met deze
vertelling, waarvan geen woord waar Is...
nu denkt ge zeker, dat ik een vreeselijk
leugenaar ben... of niet?
Het is niet onmogelijk... Ik weet het zelf
niet... want ik ben uit mezelf nog niet
wQs geworden... Maar dit weet ik toch
wel, dat ik nooit een oom gehad heb...
werkelQk... want Ik ben geboren in een
woestijn en ik had vader noch moeder...
en toen ik zes jaar oud was geworden, vonden
zigeuners mQ en stuurden mQ uit om te
bedelen... Maar tot mijn twintigste jaar
heb ik in een tuchthuis gezeten, omdat ik
eens de mooie, achttienjarige dochter
van mijn kostvrouw, bij wie ik lijfelgene
was, niet gehoorzamen wilde... zQ heeft
bevolen, dat ik daarvoor geslagen meest
worden, en terwijl het bloed mij van het
gezicht en lichaam druppelde, stond zij
er glimlachend bij... Na de slagen was ik
zoo uitgeput, dat ik haar verder bevel, den
zoom van haar rok te kussen niet kon ge
hoorzamen, want ik was zoo ontzettend
moe... zoo moe... en daarvoor kreeg ik
drie jaar en zes maanden tuchthuis... O,
eigenlijk ben ik altijd moe... ook thans
overvalt mQ een vermoeidheid en ik moet
de oogen sluiten... ik zie, dat het u spijt,
dat ik Indertijd die vijftig duizend gulden
niet genomen heb... O, ge hebt zulke goede,
weeke harten, en daarom geloof Ik, dat gij
nog grooter domkoppen zijt, dan die geleerde
en mijn oud-oom samen en werkelijk. ?.
wat had ik met dat geld «oetea doen, hè?
O, het Is wel jammer, dat ge niet duizend
jaar vroeger geboren zijt. Want toenmaals
gingen de zaken veel beter, dan heden ten
dage... O, het doet mij pijn, u te zien
rondloopen op de leege plek, waar men
voor mij eens een standbeeld zal oprich
ten... en het zou veel mooier zijn, op die
plaats witte en roode rozen en bloemen te
zien... misschien zoudt ge ze met uw
plompe voeten niet platgetreden hebben,
wie weet... Maar het meeste smart mij,
dat ge van alles, wat ik gezegd heb, geen
woord begrepen hebt!
_J