De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 18 januari pagina 3

18 januari 1919 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

18 Jan. '19. No. AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Vrijzinnige Democratie M*. MARCHANT TE ALMELO Het Tweede Kamerlid, Mr. Marchant, heeft voor verleden VrQdagavond te Almelo op een vergadering, belegd door de Afdeeling Almelo van den Vrijzinnig Democratischen Bond, over de Democratie gesproken.. De opzet van de rede was, zooals de voorzitter die inluidde: De bereddering van de in hel honderd geloopen maatschappelijke nalaten schap is aan de Democratie; daaraan valt niet te twijfelen. Ingaande op de houding door de Democratie daarbij aan te nemen ?deed de spreker een woord van waarschu wing hooren voor hen, die hopen ea gelooven, dat nu meteen de aloude droom van den wereldvrede staat te verwezenlijken. Hij lette daarbij op Lloyd-George, die de vruchten wil plukken van de overwinning op Clemenceau, die meent het zonder wapenrusting nog niet te kunnen stellen en noemde daarbij Wilson een Idealist, zij het ?dan ook van den praktischen kant. Verder ?Heten hem de Bolsjeviki geen vrede met hun willekeur en waren hem de socialisten nog grooter gruwel in hun hinderlijk streven om de «mensehheidmetalhaar hebben en houden en in al haar doen en laten te beheerschen. Hier mede was de lijn van den vrede aangegeven. ZQ leidde bij doortrekking echter niet naar ?«en helder gezichtspunt, maar vervaagde in een problematieke oneindigheid. EenerzQds werd betoogd, dat de Volkswil, zooals die bij algemeen kiesrecht van mannen en ook van vrouwen in het parlement tot uiting komt, ons psychologisch rustpunt moet zijn en niet de opvatting, dat de klasse met de numerieke meerderheid in den lande daarom alleen moet regeeren Anderzijds werd de twijfelaars toegeroepen: Wacht af, laat anderen (de Russen en de Dultschers) de kastanjes voor u uit het vuur halen. Ziet toe, hoe het dezen vergaat. Blijkt het bQ onze OostelQke naburen tot den staat van communismetekunnen en moeten komen, dan komt het hier vanzelf wel zoover Derhalve geen forsch woord van op te komen tegen socialiseering der bedrijven en wat dien meer zij. Spreker Het te veel iacultatief al was hQ niet gekomen om in bijzonderheden een beginsel program te ontwikkelen. Het maakte den Indruk als of «r gelaten werd uitgezien naar een kentering inden volkswil, mits parlementair, al werd er aangespoord de handen ineen te slaan om, nu de gelegenheid goed is, de vruchten kinnen te halen, welke dan blijkbaar zouden moeten vallen in den schoot der arbeiders. Verklaarbaar zoodoende, dat de eenige an archistische debater van den avond aanving met woorden van sympathie te richten tot DE OOM DOOR S. D. Ge moet niet een bekende, opwindende of in den gewonen zin belangwekkende geschiedenis verwachten. Want dit is een van die vele zeldzame, teedere geschiedenissei die sedert vele jaren in mijn hart rusten. En dit is wellicht een van mijn groote zwakhede», dat ik telkens weer een daarvan moet vertellen, ofschoon ik uw domme trekken al zie terwijl ge dit leest... en niet voelt, dat ik u naakt heb uitgekleed... bitter heb ik gelachen over uw aller ge woonst e burgermans-zielen... Maar ge denkt natuurlijk, dat het niet uw zielen zijn, maar andere... O, soms ween ik bij de gedachte, dat ik tot u spreken moet, en dit is wellicht een veel grootere tragedie, dan de vloek, die over uw kleinzielig Ie/en ligt... Maar wat kan ik ?doen 1 Ik moet i«fmers.. .en buitendien krijg ik ervoor betaald en ik moet geld sparen om met'een vrouw te kunnen trouwen, die een zoon ter wereld zal brengen, die een anarchist zal zijn en uw hoofden afslaan... Eigelijk weet ik nog niet of het wel tot 'vertellen komen zal. Dat hangt van mijn luim af. Ziet, gij bouwt groote huizen en paleizen, ge zwemt in goud, weelde en millioenen, en ik ?|Mij behoort zelfs die lamp niet, die in mijn kamer brandt... maar toch kan ik u in stukken deelen... en u belachelijk maken, tot bij het tiende geslacht. O, hoe vreemd is dat. Maar nog merkwaardiger is, dat ge uw ooren open houdt en luisteren wilt tot het einde, hahtha l Dit is juist het groote onder scheid tusschen u en mij. Want het zal mij nooit invallen te luisteren naar wat gij te zeggen hebt... misschien komt dit ook wel daardovr, dat op uw gezichten al van te voren te lezen staat, wat ge zeggen wilt. Maar weet, n ding hebben wQ toch gemeen, n ding slechts, namelijk, dat ik u belaag en gij mij. Is dat niet om te lachen ? Hè?... O, ge wordt reeds ongeduldig..., dat doet me werkelijk genoegen. Want ik mag graag uw ellendige zielen een beetje plagen... en het tegenovergestelde doen, van dat wat gij zendt willen... en dan weet ik immers zeker, dat ge tot het einde naar mij zult luisteren, want gij zljt zeer nieuwsgierig. Ja, ja, allen zijt ge nieuwsgierig... is het niet ? Ik had eens een oud-oom, die heel klein, heel dik en heel r(k was, en bovendien bizonder nieuwsgierig. Eens bezocht ik hem in een winternacht en trof hem in zijn salon dicht bij den haard in een grootei leunstoel. Naast hem op een tafeltje stond zeer oude wijn, waarvan hQ nu en dan een weinig nipte, terwijl h| zich vreeselQk verveelde. Hij wilde, dat ik hem zo* beklagen, omdat hij eenzaam was en yrouw coch kind bezat, en behalve zija huisknecht, weken lang geen sterveling zag, Dat wilde ik niet, omdat ik zelden een mensch een genoegen doe: Ik zat tegenover AAG ROTTERDAM JD o L 77 (CHLORAS KALICUS TANDPASTA) Naaml. Venn. STARK ft Co. Chemisch* Fabriek ,,'s-HAGE", s-Oravenhage. HEERENKLEEDIN6 IULOOR, Utrecht JAC. URLUS s! HAVANA GAAR - HEXRENSTXAAT 12, OBOMIMOEN TELEFOON 10M mtUAUOOURT J03. JAOQUES uuMtaf - flrmte iinifiimiiiiiiiiiii iiimiiiiiiiiimiMiiiiiiimi IIIIIIIIIIII1MIIIIIMIHIIIIIIIIIIII den spreker. Er lag voor den anarchist perspectief in de rede van den Democraat. Zal de Vrijzinnige Democratie voortaan dus doen al naar de parlementaire volks ziel uitvalt ? Zfj zit in de verdrukking. Aan den eenen kant keeren zich tegen haar de socialisten, de concurrenten, aan den anderen kant de liberalen. Toch wel een ondankbare taak vrijzinnig democratisch te werk moeten gaan. Altijd op den tast te drijven en après tout, wan neer de volkswil bovendrijft, consequent daarin te moeten verdrinken. De voormannen hebben het zoo ingesteld. Jaren geleden werd mr. Drucker op een kiesvergadering te Groningen de vraag gesteld, hoe hij stond tegenover het privébezit, waarop hij ten antwoord gaf, dat hij niet zoude aarzelen zoonoodig daarin een greep te doen. Nu kan men in de toelichting op het onlangs door mr. Treub c.s. Ingediende wetsontwerp, dat den staat onherroepelijk mede-erfgenaam wil maken bij prlv vermogens, lezen, dat daaraan de voorkeur wordt gegeven boven socialiseeringen der bedrijven of iets dergelijks, doch dat is lood om oud ijzer. Dat is toch niet bij te houden of de .greep" wordt zoo groot, dat er niets meer te grijpen valt. Met dat al maken de evolutieklaverblaadjes van Hugo de Vries het den menschheid moeilijk. Mr. H. MATEN hem, zweeg en kuchte alleen maar van tijd tot tijd, en het was heel stil. Van tijd tot tijd hoorde men de stappen van den bediende ergens in de gangen... Ik weet niet, waarom hQ m$ «iet in de oogen kon zien... wellicht dacht hQ, dat ik zijn gedachten hoorde, die de stilte mij toefluisterde en die aldus waren: .die ploert, dat kleinkind van mijn zuster komt zien, of ik al dood ben... misschien heeft hij groote zakken klaar voor mijn millioenen... om ze te verbrassen... hij denkt zeker, dat ik hem dat geld vermaken zal, omdat ik het weduwen en weezen ontstolen heb... maar gelukkig zijn er weldadlgheidsvereenigingen en stich tingen en buitendien, al ben ik ook drie en zeventig, zal ik hem toch nog overleven. Want ik heb al heel wat schurken over leefd ..." De diepe stilte drukte zeker zwaar op zijn hart, want hij wendde zich plotse ling tot mij: Mijn beste neef, ik dacbt juist hoe mooi het van je Is, dat je mij niet heelemaal vergeten bent en eens komt kijken, hoe het je ouden, trouwen oud oom gaat... niets gaat toch boven eigen bloed... mijn hemel, waarom ook niet... Ik heb je immers als kind op den arm gedragen... en dan ben je immers de eenige overge blevene van mijn familie... de anderen, de vreemden, zijn zoo valsch en trouweloos... ze willen mijn dood, om van hun schulden af te komen... de wereld is zoo gemeen, wat zal men doen?... Zeer geliefde neef, ik weet niet waarom de winternachten mij ziek maken... ik voel mij eenzaam en ver laten, zoo angstig en droevig... misschien wil je iets vertellen... want zeg zelf, is er wel iemand zoo ongelukkig als ik?... O, dacht ik bij mij zelf, oude vervelende leelqke paardekop, j: dacht dus werkelijk, dat ik om je millioenen gekomen ben... ik heb maling aan jou en je vermogen... je bent wél ongelukkig, maar heel anders als je zelf denkt. Gekomen ben ik alleen daarom, omdat Ik je zeggen wil, dat het meisje, dat je voor eenigen tijd ongelukkig hebt gemaakt, bij mi] is gekomen, huilend en klagend, dat ze in de grootste ellende verkeert... maar nu heb ik geen lust meer, het je te vertellen... Maar antwoorden deed ik aldus: Mijn allerbeste oom, het doet mij innig leed, u in zoo droevige omstandigheden te zien... U, die altijd de trots van onze familie waart, een echte man, die zijn leven v«or armen en beleedigden heeft geleefd en steeds eerlijk en rechtuit is gegaan... «ooit hebt u gevraagd, wat de menschen zouden zeggen, maar wat het geweten u ingaf, hebt ge gedaan. En buitendien hebt u nooit slecht of verkeerd van anderen gedacht (bfj deze fluisterde mfjn oom : .zeer juist!")... U, een vader voor ongelukkigen weleer, moet thans zelf zórampzalig zijn, o God... ik zal trachten, u iets te vertellen, misschien knapt u daar wat van op. Eer ik begon te vertellen, dacht mijn oom: .Hij, mijn neef; die ellendige huichelaar denkt, dat ik zijn valschheid ni"t zie, denkt dat hij met zijn lieve woorden, mij mijn geld afnemen kan... maar niet eens de biblio theek met de niet opengesneden boeken zal hij krijgen... o, ik heb wel sluwer kerels voor den gek gehouden, want toe»ik in mijn jeugd bij mijn vader uit de kast een gouden beker gestolen had, om een ring te kunnen koopen voor de bruid van mfjn vriend... gaf mijn vader mij zijn sleutelen iiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiimiiftiiimititiimiiiiimiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii GEMEENTE's-GRAVENHAGE DIENST VOOR Kunsten en Wetenschappen BI] bovengenoemden dienst kunnen geplaatst worden, zoo spoedig mogelijk: beide met kunsthistorische opleiding, de eerste tevens met museumpraktijk of daarmede gelijk te achten ervaring. Tractement (behoudens 's Raads goedkeuring) resp. f 2750 met vijf jaerlijkscha verhoogingen in 5 jaar stijgende tot f3250; en f1650 op de zelfde wijze stijgende tot f 2250. Sollicitatiestukken in te zenden vór 25 Januari aan Burgemeester tn Wet houders. De Dlreiteur van den Dienst is voor nadere inlichtingen te spreken uit sluitend op Donderdag 16, Maandag 20 en Dinsdag 21 Januari van 10?12 en 2?4 uur, Korte Vijverberg 7. IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllll'IIIIIIIIIMIIHIIlllllllllllllllllllll Prestaties der Sinologen Gaarne zou ik alsnog een enkel woord van protest willen doen hooren tegen het artikel van den heer Borel, voorkomende In het nummer van dit blad van 23 Nov. j.l. Evenals een geheele reeks van artikelen, door den heer Borel de laatste jaren in verschillende couranten en tijdschriften ge plaatst, is ook dit artikel een heftige aan val op de prestaties der synologen in het algemeen en van prof. de Groot in het bizonder. Hoewel prof. de Groot mQ persoonlijk op zeer onheusche wijze bejegend heeft, blijf ik van oordeel dat sympathieën en antipathieën voor een persoon met de waar deering van diens werk niets te maken hebben. Wie een geleerde aanvalt als ge leerde moet dit doen uit zuiver wetenschap pelijke motieven en op zuiver wetenschap pelijke gronden. Ook behoort, naar mijn meening, een zoodanige aanval niet tehuis in een tijd schrift, bestemd voor leeken, die tot oordeelen onbevoegd zijn, maar in een orgaan van deskundigen. Deze alleen kunnen uitmaken, primo in hoeverre de crltiek gegrond genoemd mag worden, secundo in hoeverre de criticus het recht heeft, du haut de sa grandeur, op minachtende wijze op z'n slachtoffer meer te zien. Wie mijn lezers weet welk een bewonde renswaardig pionierswerk de eerste verricht HI1IIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIII de opdracht op alles goed te passen, h hi hè... Ik dank je, dat je mij wat wilt vertellen, ik wist wel, dat je een hart van goud hebt. En ik began dus: Eens, veel jaren geleden, woonde in een stad van een of ander land een zeer groot geleerde in behoeftige om standigheden. HQ had vrouw noch kind, en zat dag en nacht over dikke boeken gebo gen op zijn zolderkamertje. En als hij in eenzame nachten het verlangen voelde op komen met iemand te spreken, draaide hij de vlam van zijn lampje nog wat neer en sprak ermee want hrj was ook een diep denker en zei daarom tot zich zelf: Het lampje begrijpt zeker zooveel als de menschen, die dagelijks de straten plat loopen... Etns op een zeer kouden wintermorgen klopte de brievenbestelier aan zijn deur, en gaf hem een brief, die van een bekende academie der wetenschappen kwam. In dezen brief stond, dat de senaat der academie tot zijn leedwezen eerst thans het manuscript gelezen had, hetwelk hij voor 20 jaar had ingezonden... want de heeren hadden het zeer druk gehad... Zij hadden er des te grooter spijt van, wijl dit manus cript het oorspronkelijkste en belangwek kendste was van de geheele eeuw! ZQ vragen hem duizendmaal om veront schuldiging en benoemen hem tot eerelid, en noodigen hem uit, tot een voordracht, hem ter eere op den aanstaanden Dinsdag te houden, en tenslotte doen zij hem kond en te weten, dat de senaat goedgevonden heeft, met algemeene stemmen te beslissen hem den eereprijs van een kwart millioen gulden te overhandigen, bij zijn eerste be zoek ... Wel, wel, een kwart millioen, viel mijn oom in de rede en maakte een afwerende handbeweging. Een kwart millioen antwoordde ik luid en ging voort: Maar de brievenbestelier klopte langen tijd, en toen hij bemerkte, dat het deurije niet geopend werd, moest hij een buurvrouw roepen. Men rukte de deur open en trof hem aan, dood, uitgestrekt op den grond. Hemel, God, zei mijn oo», bleek geworden. Ja, dood, herhaalde ik met nog meer klem. Men moest hem zoo eenige dagen laten liggen, want men wilde vaststellen, of hQ van kou, of van honger gestorven was... enkele doctoren beweerden, dat hij in acht dagen geen hap eten genoten had. Maar een professor verklaarde, dat de honger wel bijgedragen had tot zijn dood, dat echter de hoofdoorzaak in het bevriezen lag... En Inderdaad vond men in het geheel geen hout of kolen op zijn kamertje, in het kacheltje lage* alleen enkele half verkoolde manus cripten ... en men vertelt, dat de huiseigenaar, die later die stukken papier mit de asch te voorschfjn haalde, er zooveel geld mee ver diend had, dat hij drie huizen koopen kon ... Ik moest ophouden met vertellen, want mijn oom werd plotseling onwel. Hij belde om den bediende, en gelastte, snel een flesch oude Tokayer te brengen. En toen hij zich daarna eenigszins hersteld had, merkte ik, hoe hij onder den indruk was... want hij beet nerveus op de lippen en bromde: Drie huizen... drie... HQ keek eenige oogenblikken peinzend voor zich uit en zei toen: Die kerel hadden ze moeten opsluiten, die ploert! Maar waarom? vroeg ik verwonderd, heeft door zijn als het ware mathematische ontleding van de Chineesche teksten in een tijd toen men omtrent den bouw van het Chineesch nog bitter weinig wist; wie kan ten slotte apprecieeren de bijna ongeloof lijke combinatie van kennis op schier ieder gebied, welke de laatste heeft ten toon ge spreid in z'n meesterlijke vertaling van de annalen van Ssfi Ma Ch'ien, waarin de ge schiedenis van China gegeven i« vanaf de oudste tijden tot 100 jaar v. Ckr. (kort voor den dood van den schrijver)? Dat prof. De Groot ook z'n eigen werk noemt is in zekeren zin een uiting van ijdel heid, maar in zekeren zin toch ook weer te begrijpen als men weet dat prof. De Groot steeds heeft aangedrongen op zelfstandig onderzoek der verschillende bronnen en het woordelijk citeeren der verschillende aan Chineesche geschriften ontleende teksten. Het dilettantisch ontwijken van moeilijk heden door het weglaten van teksten en het brutaalweg beweren van het een en ander, zonder de bewijzen te leveren, is prof. De Groot steeds een gruwel geweest. En terecht, want er is door would-be sinologen op dat punt onizaggelijk gezondigd. Hoe, na de honderdtallen citaten door prof. De Groot aan de Chineesche litteratuur ontleend, de heer Borel kan beweren dat prof. De Groat die litteratuur niet zou ken nen, Is me een volslagen raadsel. Het werk van prof. de Groot: Sinologlsche Seminare und Bibliotheken" is reeds tttlllMlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIIIHIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII waarom ? Omdat hij de manuscripten uit de kachel gestolen had. Kom, kom, antwoordde Ik even vleiend, ieder steelt zooveel hij kan. Met meer recht had men de heeren van de academie moeten gevangen zetten. Maar ten slotte kwam er dat ook niet op aan. De hoofdzaak was toch, dat de geleerde nu eenmaal dood was. Als ik toen ter tijd van zijn bestaan ge weten had, zou ik hem zeker geholpen en een paar duizend voorschot gegeven hebben... Zeker, antwoordde ik, helaas zijn alle menschen niet zoo fijngevoelig als u. Mijn oom rekte zich uit in zijn stoei en bleef eenigen tijd aldus zwijgend zitten. Onderwijl dacht hrj: Als ik iets geweten had van dien ouden geleerde dan zou ik hem hier in huis genomen hebben, en be halve dat ik «itmuntende zaken met hem gemaakt had... zouden de kranten mij ge roemd hebben, omdat dank zij dezen grooten weldoener deze geleerde zQn werk voltooien kon... Ook ik zat stil en dacht: Wat een domkop toch eigenlijk, die geleerde; want waarom heeft hij niet iemand vermoord en beroofd, waarom heeft hij niet gestolen? Zou dit in tegenspraak zijn geweest met recht en mo raal ?... Ik geloof het niet... werkelijk... Eenigen tijd later nam ik afscheid van mijn OOM en op weg naar huis, gingen mij vreemde gedachten door het hoofd. Het was reeds laat in den nacht, rustige sneeiw lag in de verlaten straten en aan den hemel stond de maan, die mij scheen toe te glim lachen. Wellicht ried hij mijn gedachten en dacht bij zich zelf: Een groot kind is dat toch... Datzelfde jaar overleed mijn oom. Hij Het slechts anderhalf millioen na, waarvan de helft aan de overheid kwam; een groot gedeelte eok aan weduwen en weeshulzen. Kort daarop, een lichten mooien dag, kreeg ik plotseling bezoek van een jong notaris, die op zoetsappige manier begon te spreken: Het doet mij werkelijk gensegen, u per soonlijk te leeren kennen. Want ik ken uw naam uit de literatuur... tot mijn spijt echter is dit geen persoonlijk bezoek, want ik wilde u dezen brief van uw oom laten zien". Ik ben werkelijk niet nieuwsgierig antwoordde ik. Indien ge geen lust hebt zelf te lezen, zal Ik hem voorlezen, de brief luidt: Aan den notaris en executeur testementair van mfjn vermogen! Mfjn neef de schrijver en dichter X. Y. geboren in het jaar... student aan de uni versiteit te... zal zich zeker na mfln dood willen wreken, omdat ik hem niet geholpen heb, dat hQ zijn examen kon doen... Deze mijn neef is de grootste ploert en hulckelaar ter wereld... HQ bespot en maakt zich vroolijk over alle menschen... en als hij ook het heiligste niet spaart zal hQ zeker zQn oom niet sparen. HQ zal zeker schrijven, dat ik dit «f dat gedaan heb... ik verklaar hierbij, dat al deze gemeenheden «let waar z$n... en verder verzoek ik den heer notaris, hem den voorslag te doen, geen woord over mQ te schrQven na mijn dood; hij zal daar voor vijftig duizend gulden erfdeel ont vangen ... Vijftig duizend gulden, besloot de nota ris... ik weet natuurlijk, dat u besluiten zult... dus... ? Vijftig duizend gulden is werkeHjk een iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiui een voldoend bewijs van het tegendeel. Zoolang de heer Borel het werk van prof. de Groot niet ulteenrafelt in een vaktijd schrift als de T'oung Pao of de annalen, uitgegeven door de geleerde paters Jezuïeten van Likawei, heeft naar mijne meening, z'n critiek geen zin. Het is het artistieke en geniale sollen van een Multatuli met de figuur van Thorbecke, met misschien een heel klein tikje minder artisticiteit en een heel klein tikje minder genie. A. G. DB BRUIK Aan oud-Militairen, Misschien 15 «f 20 jaren geleden kwamen in dit Weekblad artikelen voor in den vorm van brieven van een oud-militair aan zijnen zoon, een jong officier. De artikelen waren met een pseudoniem geteekend. Is wellicht een der lezers in staat mij omtrent dat pseudoniem en den juisten tijd waarop die artikelen verschenen in te lichten aan mijn adre», Adriaan "alrastr. 7, den Haag. Terwijl ik bQ voorbaat voor die inlich tingen beleefd dank zeg, ben ik ook der Redactie erkentelijk voor hare gastvrijheid. A. L. BOELEN, gep. kapitein UZee (Vervolg Spreekzaal op pag. 6) IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIHIIIIIIHIIIHIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUII, heele som, en ik zou ze heel goed kunnen gebruiken, antwoordde ik ernstig en gelaten. Maar, mijn hemel, ik acht het toch beter, het geld te weigeren en mij in geen geval te binden!... De notaris was ten zeerste verwonderd. HQ trachtte nog eenige malen mij te over reden, maar toen hij bemerkte, dat het ver geefs was, ging hQ heen... Sedert zijn vele Jaren voorbijgegaan en soms denk ik, dat mijn oud-oom toch een veel grooter domkop was, dan die geleerde, die van honger en kou gestorven was. Want indien hij dien brief aan dien notaris niet geschreven had, dan had ik in het geheel geen aanleiding tot deze geschiedenis! Ik weet immers, dat mijn oom niet beter of slechter was, dan alle andere menschen. Groote God, wij menschen kwellen ons zelf en elkander, dooden ons zelf en elkander, zooals eens de verstandige Oscar Wilde zei: de een met een woord, de ander met een zwaard... Wat valt daaraan te veranderen ? Soms schijnt dit ook het eenige levensdoel. Want ziet, ik heb er niet eens spQt van, dat ik u zoo lang heb opgehouden met deze vertelling, waarvan geen woord waar Is... nu denkt ge zeker, dat ik een vreeselijk leugenaar ben... of niet? Het is niet onmogelijk... Ik weet het zelf niet... want ik ben uit mezelf nog niet wQs geworden... Maar dit weet ik toch wel, dat ik nooit een oom gehad heb... werkelQk... want Ik ben geboren in een woestijn en ik had vader noch moeder... en toen ik zes jaar oud was geworden, vonden zigeuners mQ en stuurden mQ uit om te bedelen... Maar tot mijn twintigste jaar heb ik in een tuchthuis gezeten, omdat ik eens de mooie, achttienjarige dochter van mijn kostvrouw, bij wie ik lijfelgene was, niet gehoorzamen wilde... zQ heeft bevolen, dat ik daarvoor geslagen meest worden, en terwijl het bloed mij van het gezicht en lichaam druppelde, stond zij er glimlachend bij... Na de slagen was ik zoo uitgeput, dat ik haar verder bevel, den zoom van haar rok te kussen niet kon ge hoorzamen, want ik was zoo ontzettend moe... zoo moe... en daarvoor kreeg ik drie jaar en zes maanden tuchthuis... O, eigenlijk ben ik altijd moe... ook thans overvalt mQ een vermoeidheid en ik moet de oogen sluiten... ik zie, dat het u spijt, dat ik Indertijd die vijftig duizend gulden niet genomen heb... O, ge hebt zulke goede, weeke harten, en daarom geloof Ik, dat gij nog grooter domkoppen zijt, dan die geleerde en mijn oud-oom samen en werkelijk. ?. wat had ik met dat geld «oetea doen, hè? O, het Is wel jammer, dat ge niet duizend jaar vroeger geboren zijt. Want toenmaals gingen de zaken veel beter, dan heden ten dage... O, het doet mij pijn, u te zien rondloopen op de leege plek, waar men voor mij eens een standbeeld zal oprich ten... en het zou veel mooier zijn, op die plaats witte en roode rozen en bloemen te zien... misschien zoudt ge ze met uw plompe voeten niet platgetreden hebben, wie weet... Maar het meeste smart mij, dat ge van alles, wat ik gezegd heb, geen woord begrepen hebt! _J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl