Historisch Archief 1877-1940
H°. 2170
Zate r da? 25 Januari
A°1919
DE
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK V\N EEDEN en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.50. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel
IN H O C Dt Bladz. 1: De Banen der Bui- j
tenlandache Staatkunde, door v. H. Bnitenl.
Overzicht: De Betoovering van Rusland, door dr.
W. . O. Byvanok. 2: Een Melkcentrale voor
Amsterdam, doot dr. I. H. J. Vos. Slachtoffers
van de Lengen, door dr. Frederik vanEeden.
Krekelzang, door J. H. Speenhoff. 3. De Macht
van Versaiïles, door Joh. Been. 5: Voor Vr< owen
(red. Elis. M. Bogge). Babbeltjes, door Yvonne
de Tessan. Moderne Meisjetportretten, door
Ariëtts, met teekening van Is. van Mens. Uit
Grootmoeders Tjjd, door Elis. M. Kogge. Over
Boeken en Tijdschriften uit de Natnnr: Een
boekje vanboomen.doar Jao. P. Thysse. 7: Verdi's
Othello, door H. J. den Heitog, met teekeningen
van Is. van Mens. Dram. Kroniek: Geef den
Kunstenaar wat des Kunstenaars is, door Top
Nat ff. Frans Hals, Mansportretje.
Bchilderkunst-Kioniek door Plassohaert. Medische Kro
niek: Spaansohe Griep, door P. J. de Ernïne Ploos
van Amstel. Zoo zQn er, teekening van George
van Baemdonok. Boekbespreking, door dr. J.
Prinsen J.Lzn. 9. Financiën en Economie: Het
Resultaat van de insch ijzing op de 5 pCt Ned.
Staatsleening, door J. D. Santilbaao. 10. Sport:
Belasting op Wedstrijd-entrees, door H. W.
Vliegen. Uit het Kladschrift van Jantje. De
Pijama, door Melis Stoke. 11. Het
Amsterdamsche Paleis-Baadhtrs, teekening van Joh.
Braakensiek. Leekenspiegel. Feuilleton- De Kleine
Mentch, door Marie|9chmitz. 12 De Dravende
Mgn, teekening van Jordaai. Biljartsport, door
B. De Bolsjewibten in Pctrograd.
Bijvoegsel: Bij den aanvang van de Vred
sbesprckingen te Parfls, teeteningvanJGh.Braakensiek.
De Banen
der
Buitenlandsche Staatkunde
23 Januari 1919.
In onze verhoudingen tegenover de
internationale samenleving komt gaande
weg de gewenschte teekening. De duize
ligheid, welke met den zoo onverwachten
plotselingen afloop van den oorlog gepaard
dreigde te gaan, maakt plaats voor
duidelijk verschiet. Dat een grondige
herziening van de oude attaches, de
oude impressie's en de oude belangen
aangewezen is, wordt niet meer betwist.
Vooral gedurende de laatste vier jaren
van den oorlog had de Nederlandsche
staatkunde grootendeels in het teeken
gestaan der overbluffing, van Duitsche
zijde.
Die is nu voorbij en het is tijd met
frisschen moed aan de eigen posrtie te
werken; op te halen, wat is veronacht
zaamd en aan te pakken, wat de toe
komst biedt.
Duidelijker dan eenige redeneering het
had kunnen doen, heeft Duitschland ons
zelf voor oogen gesteld, dat daar binnen
afzienbaren tijd voor Nederland noch
kracht te duchten, noch kracht te vinden
is. Alles zet zich tot eene oriënteering
naar den Westkant, naar den kant van
'twereldbeeld.dat de Geallieerden samen
stellen.
Op omzichtiger, en wellicht voor
onze toestanden meer passende wijze,
naderen ook onze wegen tot die van
Romanones en Ador. Het wordt niet
meer betwijfeld, dat wij er vór alles
tegen hebben te waken, geïsoleerd te
blijven staan en er uit te worden gedrukt.
De verplaatsing van het zwaartepunt
naar Londen en Parijs is onomwonden
aanvaard. Zelfs de economische
evenwichtsregeling tusschen beide partijen
is opgegeven. De Koninklijke
Bezending naar Brussel zullen velen met
oprecht genoegen hebben gezien. Zij is
DE BETOOVERING VAN
RUSLAND
I
Van de aantrekkingskracht der Russische
rondgestrooide millioenen en van de wilde
lusten door hen opgewekt bij wie zich rekenen
tot de onterfden" der samenleving en om
die reden er op uit zijn hun nationale erfenis
te verspelen, daarvan is hier geen sprake.
Integendeel, het is de charme der macht
van een groot land met onbegrensde moge
lijkheden van volksaard en vo lisrijkdom,
welke ik in beeld vór mij zou *. Uien zien.
De mogendheden, thans in coi f ere r.tie bijeen
om over het lot van Eur .pa te b? schikken,
weten nog niet juist hoe zij het onmetelijke
rijk zullen opnemen in het kader der
Europeesche staten, zij hooren naar het verslag
nunner gezanten die met versche persoonlijke
Indrukken naar hun lastgevers zijn terug
gekeerd, en zij aarzelen nog.
Laat ons, gewone menschen, op onze beurt
luisteren naar de souvenirs van een vierjarig
verblijf, vriendelijk voor ons te boek gesteld
door eene die niet zoo heel ver afstond van
de voorname gezanten-kringen en die haar
oogen goed heeft gebruikt zonder te vergeten
haar handen uit te steken waar het noodig
was en met haar hart mcête gevoelen waar
sympathie werd gevraagd. Een Engelsche
vrouw in n woord.
Het boek van Meriel Buchana--, de doch.
ter van den bekenden Engelschan gezant
een waar succes!
DE BANDEN MET BELGI
zijn de eerste, die Holland heeft aan te
halen. Dien weg gaat het thans pp.
Wanneer aldaar de annexionistische
dilettanten zich nu verder wat willen be
teugelen ; en aan den anderen kant ten
onzent ook de publieke opinie op het goede
spoor wordt geleid, door 't annexionisme
niet zwaarder op te vatten dan het waard
is; wanneer de Scheldekwestie over en
weer in een zin voor belangenharmonie
ter hand genomen wordt; wanneer van
ons uit ook particulieren er zich toe
zetten de aanrakingen met België nauwer
te weven, waarvoor op 't oogenblik o.i.
de Nederlandsche academische wereld
krachtig aan het getouw zou kunnen
treden; en wanneer er voor gezorgd
wordt, dat de algemeene gedachtengang
in Holland in de Belgische richting,
en niet in die der anr7-Belgische, z.g.
Vlaamsche" dwaalwegen ga, dan is
men een heel eind verder.
Sommige ontbijttafel-patriotten moeten
zich dan nog onthouden van 't onop
houdelijk voortgaan met geheel verkeerd
geziene anti-belgische demonstratie's,
waarbij onbezonnen en valsche
provlaamsche bemoeiingen slechts kwaad
kunnen doen.
Nederland en België moeten b ij e
1kander steun vinden in het nieuwe
Europa.
Dit is voor ons de detailfiguur in het
grootere, algemeene begrip: vertrouwen
wekkend
VERBAND NAAR DEN KANT DER
ENTENTE,
en met belangstelling volgt men de stap
pen, waarmede de regeering dit tracht
te bevorderen. Zonder zelfstandigheid of
waardigheid bloot te geven, wordt onze
plaats in het nieuwe statenstelsel bepaald.
Parijs is op het oogenblik de smederij,
waar dit stelsel wordt gesmeed. Naar
dien kant zijn aller oogen gericht.
Ook onze vertegenwoordiging is er
omvangrijk aangevuld. Het is van zeer
groot gewicht, dat wij er nauwe voeling
houden; al laten de mogendheden den
neutralen landen dit blijkbaar maar zeer
b ij mondjesmaat toe.
Des te krachtiger geleid en aaneenge
sloten gehéi, echter onze delegatie daar
op het oogenblik vormen kan, met des
te meer kracM kan worden gestreefd
naar de plaats, die de neutralen zich
bij de besprekingen over het lot der
wereldstaatkunde ook zouden willen
zien toegekend. En wel is voor aan
vulling van onzen gindschen staf met
bekwame hulpkrachten gezorgd, maar
het komt ook op de algehéle organi
satie aan; en Nederland moet er vooral
voor zorgen, in den nieuwen kring der
volkeren niet den indruk te geven,
dat het van verouderde toestanden en ver
houdingen zich nog steeds te moeilijk
losmaken kan!
Met
AMERIKA
met President Wilson, is bijzonder
contact gezocht door de aanwijzing
van den heer Loudon. Wat diens bij
zondere positie betreft, is aanvankelijk
een zeker gevaar merkbaar geweest. Zij
zou het tegendeel van de gewenschte uit
werking hebben, indien zij zou moeten
zijn verstaan als een poging om bij n
der geallieerden, los van de anderen,
steun te zoeken en tusschen hen een
scheiding te maken. Dit is de politiek
van Solf en van Max van Baden, men
mag wel zeggen over 't geheel de Duit
sche hopelooze eindpolitiek geweest,
welke echter slechts eenen intriganten
indruk heeft kunnen wekken en door
Lansing zelf ten slotte energiek is on
derdrukt.
Aan dergelijke middelen is echter ten
onzent zeker niet ter navolging gedacht.
Daarover kan geen misverstand meer
bestaan.
Gezien, dat de omstandigheden er toe
hadden geleid, dat de heer Cremer eigen
lijk te laat in Washington aankwam om
in uitvoeriger relatie met den President te
treden, is het natuurlijk, dat men deze
thans nog te Parijs heeft gezocht. En nu
het niet schijnt te zijn gegaan, dat 't
hoofd onzer Parijsche missie daarmede
werd belast, was zeker in de eerste plaats
van den heer Loudon te verwachten,
dat hij de bijzondere opdracht op alles
zins loyale wijze zal weten te ver
vullen. Zoo wordt het dan ook opgevat.
Wij hebben te Parijs niet op
Amerikaansche of Wilsoniaansche, maar slechts
op Geassocieerden politiek aan te sturen.
Vraagt men, of in de verhouding van
de groote mogendheden geenerlei onder
scheid is te zien, dan luidt het antwoord
natuurlijk wel van ja. Amerika is op het
oogenblik de drager van de verst reikende
idealen. Frankrijk het eminente geeste
lijke middelpunt van de continentale
politiek. Voor Holland is naast België
ongetwijfeld op den duur de natuurlijke
en meest aangelegen relatie:
ENGELAND.
Daarmee mag rekening worden gehou
den, al zou het op het oogenblik slechts
misrekening kunnen zijn, op oneenigheid
onder de bondgenooten te speculeeren.
Aan de Duitsche zijde wordt dit thans
sterk gedaan, op dezelfde wijze, waarop
men zich juist altijd heeft vergist en
door overslimheid dom is geweest.
Wat de verhouding met de Britsche
politiek betreft, mag overigens in Ne
derland nog wel de aandacht aan een
bijzonder punt gewijd, waarvan ook onze
publieke opinie zich degelijk rekenschap
geven moet. Aan pogingen om haar te
misleiden, evenals dit met het Vlaamsche
activisme is gegaan, zal het niet ont
breken.
Het betreft de zaak van
ZUID-AFR1KA.
Er wordt thans gemeld, dat Hertzog
en De Wet naar Parijs zullen komen,
teneinde het herstel der onafhankelijk
heid te bepleiten.
Zeer zeker vergt dit onze gespannen
en oprechte belangstelling. Wij zouden
de laatsten willen zijn om aan sympathie
voor de figuren van eenen Hertzog en
De Wet te kort te doen. Wat eerstge
noemde betreft, herinneren wij ons ook
nog te wel de belangwekkende uren,
aan zijn haardvuur te Pretoria doorge
bracht, om aan zijn edele geestdrift te
twijfelen.
Doch evenzeer zijn wij er van over
tuigd, dat hij en zijne medegangers, al
thans hier te lande, in hunnen strijd
tegen Botha en Smuts,geschoven worden
voor de doeleinden eener anti-Engelsche
actie, in 't Duitsche belaag aangevuurd!
Botha en Smuts zijn zeker evengoede
Afiikaanders, ook ten aanzien van het
Nederlandsche element daarginds, als de
heet: Pet rog ra d, the city of trouble
1914-1918
Het geeft geen voorstelling van den
gang der gebeurtenissen in de hoofdstad
van het Russenrijk, maar juist wat wij,
die de opvolging der bloote feiten
nog niet geheel zijn vergeten, het liefst
zouden verlangen: impressies der werkelijk
heid van wat heeft plaats gehad. Wij
verkeeren er in de atmosfeer der
geschiedvoorvallen.
De hitte van den drogen zomer drukt
ons, het stof der voorbijrennende ruiterij
dringt in de keel, de koetsiers waarmtêwrj
onzen rit door de stad doen draaien zich
om op hun ze*el en doen, ons de belang
rijkste mededeelingen, de oude vrouwtjes
op straat hebben iets te vertellen, wij krij
gen brieven te lezen van eenvoudige
menschen, wij vangen nieuwsgierig gedeelten
op van gesprekken, die niet voor onze ooren
waren bestemd... En toch bij al het na
tuurlijke n directe van dit gebeuren, on
danks het afgebrokene der losse tafrreelen,
en den raseen loop van het verhaal, houden,
wij den samenhang van het groote gebeu
ren in 't oog, omdat het als een geheel van
emoties en gewaarwordingen in ons leeft
en on willf keurig ons vraagt om mede te
leven.
De spanning der onzekerheid van de
dagen, die in den zomer van 1914 de oor
logsverklaring voorafgingen, die Zaterdag
l Augustus toen Pourtalis, de Duitsche
gezant, htt ultimatum aan den Russischen
minister van Buitenlandsche Zaken over
handigde en zich naar het raam omkeerde
in een vergeefsch pogen om den tranen
vloed te verbergen die langs zijn wangen
gutste l dien eigen Zaterdagavond het diner
ten huize van den Engelschen gezant, waar
Sazom.ff, de Russische minister, aanzat met
den Franschen gezant en onophoudelijk de
gewisheid van den oorlog Je berde werd
gebracht, terwijl niemand in ztjn idee nog
de wezenlijkheid van het feit kon vatten of
begrijpen l
Zou Engeland samengaan in den strijd
tegen den afdwinger van den oorlog? De
menschen in Petersburg hadden er het
voorgevoel van.
Twee dagen later, eer nog de Britsche
macht zich had verklaard, werd Meriel
Buchanan verzocht beneden te komen, daar
in de gang iemand op haar wachtte. Z(j
vond er een dame met een kleinen jongen
en 'meisje die in gebroken Engelsen haar
excuus maakte over het weinig vormelijke
van de opwachting; maar de kinderen
hadden er zoo op aangedrongen, toen zij
hoorden dat Engeland n was met Rusland,
om haar bloemen te brengen als een be
wijs van hun bewondering en dank, dat
zij het niet had kunnen weerstaan.
,,Zoo'n aandonnlijk klein boeketje was het.,.
en iedere morgen de voorbijtrekkende lange
rijen van soldaten, stil, somber, mtt vasten
tred en onbewegelijk oog..."
Zij heeft in den aanvang van den erooten
krijg de ongerepte majesteit van het
Tsaarenlétfime gekend.
Te Moscou zou in de groote kathedraal
de zegen van den Hemel worden af gesmet kt
op de Russische wapenen. De tegenwoor
digheid van den Engelschen gezant en van
zijn familie werd daarbij gevraagd.
Het Kremlin met zijn kleurig fonkelend
labyrinih van zalen en gangen was de ver
gaderplaats. De htfsto^t na het nieuwe ge
deelte te hebben doorkruist, bewoog zich
plechtig voort door de oude lage vertrekken
met den d&ffen gloed van hun mozaïeken en
hun verguldsel, toen de d'uren wijd zich
openden op het terras met de roodmarmeren
treden die naar het plein toeleiden voor de
anderen. In eenen Brief uit Londen in
het Handelsblad van 15 November 1.1.
hebben wij dit, na hernieuwde ontmoe
ting met Smuts, nog weer eens uitvoerig
kunnen doen zien. Smuts en Botha zoeken
voor hun volk evenzeer een eigen leven
en... evenzeer de banden met het oude
Nederland!
Alleen is hun idee, dat zij daarbij voor
de nheid in Zuid-Afrika moeten
waken, en niet toegeven aan de onop
houdelijke tweespalt, die uit het streven
der wederpartij voortvloeit.
O. i. zal Holland goed doen, zér
degelijk de waarde te beseffen van het
Zuid-Afrika, waaraan Botha en Smuts
bouwen, en tegenover de aanraking,
van hun kant gezocht, niet in den wind
te gaan. Vermijden wij het, aldus weer
voor roet in 't eten te worden misbruikt.
In Zuid-Afrika, k als dominion in het
Britsche Empire, ligt voor het Neder
landsche volk een uiterst welkome ver
sterking.
Ook de
KEIZER-KWESTIE
neemt klaarder vorm aan. Dat Nederland
aan den gevluchten majesteit geen gulle
en gretige schuilplaats heeft wenschen
te bezorgen, moet nu vrijwel vaststaan,
zelfs aan plattelandszanguitvoeringen ten
spijt.Ook hetpraeadvies onzer rechtskun
dige commissie kan er slechts toe strekken,
dat onzerzijds eene
internationaal-rechtelijke berechting van den man, die toch
de generalissimus van 't afschuwelijke
Duitsche avontuur is geweest, geenszins
uitgesloten zal worden geacht. De inter
nationalejuristen (Duitsche pleitbezorgers
uitgenomen) raken het langzamerhand
over het in te nemen standpunt vrijwel
eens; het standpunt, dat ook in deze
kolommen verdedigd is. Daarnevens rijst
tegenover ons land wel de zekerheid,
dat de bejegening van den vluchteling,
aan wien wij nu eenmaal zeker asyl
schuldig zijn geworden, naar beginselen
van rechtj en regelmaat geschieden zal.
Van een weigerend of medeplichtig
Nederland behoeft dus evenmin meer
sprake te zijn, als van een driftig Europa.
En onze regeering zal ook, hoewel wij
hadden gewenscht dat zij zich reeds
eerder, uit zichzelve, mocht hebben ver
klaard en nog bestaande misverstanden
opgeruimd, aanleiding kunnen vinden,
bij de behandeling van 's exkeizers zaak
ons land een plaats te doen innemen,
die de omstandigheden nu eenmaal op
onzen weg hebben gebracht.
Eenig opkomen voor de belangen van
Duitschland, waarvoor inderdaad geen
grond zou zijn, ligt daarin zeker niet.
Wat den
KIJK OP DUITSCHLAND
betreft, ook deze teekent zich vanzelf
duidelijker af. Bepaalde neiging naar
dien kant heeft voor Nederland niet de
geringste beteekenis meer. Wat eens het
Duitsche Rijk is geweest, zal in afzien
baren tijd geen kracht of houvast bieden,
in republikeinschen vorm evenmin. Poli
tieke murwheid en economische
verdorring teekenen zich onverbiddelijk op het
eens zoo geweldige lichaam af.
Het aangrijpendst is misschien nog wel
de zielkundige verandering, de ineen
storting van den actieven levensgeest,
waaraan men gewoon geworden was.
Gidsloos beweegt zich de gindsche be
volking in het rond en lijkt er geen gat
meer in te zien.
hoofdkerk Een ontzaggelijke menigte vulde
de ruimte en liet in haar midden alleen
een enge gang over als weg naar de kerk.
Bij het verschijnen van den ^aar aan
het hoofd van de trap vielen eensklaps
allen op de knieën en uit die zee van neer
gebogen nur.schen stetg een gerucht op
van g»juich en gezang en van aar doening
die lucht zocht in tranen en diepe zuchten.
De Tsaar nu schreed over het smalle pad,
dat vrQ was gebleven, men kon hem raken
met de hand, zoo tering was de distantie,
maar ieder van die massa was verdiept in
aandacht en extase, en vrouwen kusten den
weg oien hij zou afleggen of den grond
waarover hij was gegaan . ..
In de Kathedraal hrt koorgezang,
ongelowfelijke zuivere, jeugdige stemmen...
Ziehier het tegenbeeld, drie jaar later. De
keizerlijke familie was gedwongen Tsarskoie
Selo te verlaten op we»; naar Siberië.
Aan het station htd z'ch een compagnie
opgesteld als w-acht bi; den gewonen wagen
die de ballingen zou vervoeren. De Tsaar
sloeg ouder gewoon)e de hand aan zijn
pet; g en van de soldaten beantwoordde
het saluut.
Een van de officieren zag den gewezen vorst
in den trein slappen en daarop in den corridor
blijven staan als om af.-cheid te r.emen van
zijn keizerlijk verbKf. De tranenstroomden
hem over het ge'aat.
De jonge luitenant ontdaan, in een op
welling van loyale toewijding, stelde zich
in positie en, de oogen strak gericht op den
Tsaar, gaf rij hem het saluut. Nicolaas be
greep de aandoening van het hart; over zijn
van leed doorploegd gezicht trilde even een
glimlach.
Maar dit was later
In het hospitaal, waar zij de gewonde
oppaste, heeft Meriel Buchanan het Russische
PRIJSVRAAG
Wat wo rdt de Volke renbond?
Wat kan zij worden?
Daarover bestaat nog allerminst vast
heid. Het woord omvat de meest
uiteenloopende dingen.
De Amsterdammer looft prijzen, (twee
boekwerken, naar keuze, elk ter waarde
van ti«n gulden) uit voor de beste antwoor
den op de volgende vragen:
1. Wat zal de Volkerenbond
praetisch war den? '
2 Zal de instelling met eert
bijzonderen naam worden toe
gerust, en zoo ja, welke?
Inzendingen onder motto Volke
renbond".
I r een Duitsch dagblad kwam dezer
dagen het bericht voor, van eenen mijnen
directeur te Kattowitz in Boven-Silezië,
die zichzelf om het leven heeft gebracht
en den navolgenden brief aan zijne
arbeiders achterliet:
Wat ik te vergeefs beproefd heb, u
door voorden duidelijk te maken, wil
ik u thans door een daad inprenten.
Ik wil sterven, om u te bewijzen, dat het
zoo niet gaat. GIJ zijt jaloersch op het
lot van uwe chefs. Maar de zorgen, die
ge ons oplegt, zijn erger dan de dood.
Ik offer mijn leven om u te bewijzen,
dat gij het onmogelijke begeert, uit het
graf roep ik u toe: wantrouwt en ver
jaagt uwe ehefs niet. Gij hebt ze noodig.
Zonder leiding is het bedrijf niets. En
wie zou met waanzinnigen willen werken?
Gij zult tot den hongerdood komen, en
uwe gezinnen met u. Een ding houd ik
u voor: yverige, noeste, harde arbeid
alleen kan uw redding zijn. Harder dan
vór den oorlog, met bescheidener wen
schen. Alleen daardoor zal het Duitsche
volk levensmiddelen en dragelijke prijzen
kunnen bekomen. Staakt uw dwaasheid,
en denkt ook om mijn gezin.'1
Deze tragiek van een gebroken ver
leden en een hopelooze toekomst hangt
ginds over alles! Wat ons, wat Neder
land daartegenover vermag te bezielen,
kan nog meewarigheid, doch kan nimmer
eenige verwachting zijn. Wel bovendien :
waarschuwing.
Want in woorden, als deze ongelukkige
i briefschrijver gebruikt.ligt ook het ernstige
VERMAAN TEGEN ECONOMISCHE
EN SOCIALE ROEKELOOSHEID.
Het menschdom zelf kan hiervan
eenmaal slechts de harde vruchten oogsten.
Zelfbeheersching en krachtsinspanning,
ontzegging in alle lagen der maat
schappij, zorg voor productieve kracht,
dit roept het nuchtere verstand in deze
dagen luide uit!
't Is echter te duchten, dat de wereld
het voorloopig niet wil verstaan, en
liever rustig de proefneming aanvaardt,
desnoods met de veel harder lessen van
schade en schand aan het eind, wanneer
de oneconomische huishouding der
maatschappij haar eenmaal te machtig
blijken zal.
Maar ook in dit opzicht staat het
Westen er oneindig veel gezonder voor,
dan het Oosten! Eveneens op 't gebied,
ter vredesconferentie ingeleid, van
INTERNATIONALE ARBEIDS
WETGEVING.
Ook op dit stuk moet Nederland er
op uit zijn, zoo spoedig en zoo goed
mogelijk aan het overleg in den kring
der volken deel te krijgen. Het onder
volk leeren liefkrtjgen om zijn geduld bij
het dragen van leed. Haar verhaal is vol
van kUine tooneelen van gelatenheid en
dankbaarheid der zieken, die hun leed ver
zwegen om haar een lief woord te zeggen.
Een voor een is dat zonder groote betee
kenis, maar gezamenlijk maakt het een
herinneringsbeeld, waaruit dan enkele trekken
opsteken die het geheel verlichten, zooals
het enkele woord van den jongen man die
op den dood liggend haar gereed zag in
haar buitenkleeding de zaal te verlaten en
haar naar zich toeriep bfj zrjn bed. Hij trok
haar mof naar zijn wang, ,,zoo zacht " zeide
zijn heesthe zwakke stem, en dien vast
houdend, siiep hij in.
Een jaar ging voorbij, een ander jaar
yolgde, groote nederlagen waren geleden,
cware tochten volbracht; de regeering
bekomrteröe zich weinig om de troepen.
Vluchtelingen uit de gevangenschap naar
Pïtr.>grad teruggekeerd vonden nergens on
derkomen. Zij veivoegden zich bij het En
gelsche (iezantsctap. Engeland zou hen toch
wel wil en helpen. Zij korden toch niet
van gebrek in ledigheid vergaan. Daarvoor
was het toch niet dat zij in de eerste tflden
van den oorlog hadden gevochten, in de
bittere kou, zor der voldoende k'têren, met
misschien maar geweeropdetien mannen.
Wist men wel wat dat beduidde? Eén man
had het geweer en negen mannen sttnden
achter hem biddend dat hij dood zou vailen,
opdat zij toch ook de kans zouden krijgen
een schot te doen. Daarvoor was het toch
niet dat zij zooveel hadden uitgestaan, ge
wond op het slagveid, honger lijdend en
dorst.
De litanie d'r ellendigen ging door. Een
zware beschuldiging rees tegen de regeer
ders. Hrt meegevoel werd gewekt. De tijd
drong naar verandering...
W. G. C. BYVANCK