De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 25 januari pagina 1

25 januari 1919 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H°. 2170 Zate r da? 25 Januari A°1919 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK V\N EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.50. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel IN H O C Dt Bladz. 1: De Banen der Bui- j tenlandache Staatkunde, door v. H. Bnitenl. Overzicht: De Betoovering van Rusland, door dr. W. . O. Byvanok. 2: Een Melkcentrale voor Amsterdam, doot dr. I. H. J. Vos. Slachtoffers van de Lengen, door dr. Frederik vanEeden. Krekelzang, door J. H. Speenhoff. 3. De Macht van Versaiïles, door Joh. Been. 5: Voor Vr< owen (red. Elis. M. Bogge). Babbeltjes, door Yvonne de Tessan. Moderne Meisjetportretten, door Ariëtts, met teekening van Is. van Mens. Uit Grootmoeders Tjjd, door Elis. M. Kogge. Over Boeken en Tijdschriften uit de Natnnr: Een boekje vanboomen.doar Jao. P. Thysse. 7: Verdi's Othello, door H. J. den Heitog, met teekeningen van Is. van Mens. Dram. Kroniek: Geef den Kunstenaar wat des Kunstenaars is, door Top Nat ff. Frans Hals, Mansportretje. Bchilderkunst-Kioniek door Plassohaert. Medische Kro niek: Spaansohe Griep, door P. J. de Ernïne Ploos van Amstel. Zoo zQn er, teekening van George van Baemdonok. Boekbespreking, door dr. J. Prinsen J.Lzn. 9. Financiën en Economie: Het Resultaat van de insch ijzing op de 5 pCt Ned. Staatsleening, door J. D. Santilbaao. 10. Sport: Belasting op Wedstrijd-entrees, door H. W. Vliegen. Uit het Kladschrift van Jantje. De Pijama, door Melis Stoke. 11. Het Amsterdamsche Paleis-Baadhtrs, teekening van Joh. Braakensiek. Leekenspiegel. Feuilleton- De Kleine Mentch, door Marie|9chmitz. 12 De Dravende Mgn, teekening van Jordaai. Biljartsport, door B. De Bolsjewibten in Pctrograd. Bijvoegsel: Bij den aanvang van de Vred sbesprckingen te Parfls, teeteningvanJGh.Braakensiek. De Banen der Buitenlandsche Staatkunde 23 Januari 1919. In onze verhoudingen tegenover de internationale samenleving komt gaande weg de gewenschte teekening. De duize ligheid, welke met den zoo onverwachten plotselingen afloop van den oorlog gepaard dreigde te gaan, maakt plaats voor duidelijk verschiet. Dat een grondige herziening van de oude attaches, de oude impressie's en de oude belangen aangewezen is, wordt niet meer betwist. Vooral gedurende de laatste vier jaren van den oorlog had de Nederlandsche staatkunde grootendeels in het teeken gestaan der overbluffing, van Duitsche zijde. Die is nu voorbij en het is tijd met frisschen moed aan de eigen posrtie te werken; op te halen, wat is veronacht zaamd en aan te pakken, wat de toe komst biedt. Duidelijker dan eenige redeneering het had kunnen doen, heeft Duitschland ons zelf voor oogen gesteld, dat daar binnen afzienbaren tijd voor Nederland noch kracht te duchten, noch kracht te vinden is. Alles zet zich tot eene oriënteering naar den Westkant, naar den kant van 'twereldbeeld.dat de Geallieerden samen stellen. Op omzichtiger, en wellicht voor onze toestanden meer passende wijze, naderen ook onze wegen tot die van Romanones en Ador. Het wordt niet meer betwijfeld, dat wij er vór alles tegen hebben te waken, geïsoleerd te blijven staan en er uit te worden gedrukt. De verplaatsing van het zwaartepunt naar Londen en Parijs is onomwonden aanvaard. Zelfs de economische evenwichtsregeling tusschen beide partijen is opgegeven. De Koninklijke Bezending naar Brussel zullen velen met oprecht genoegen hebben gezien. Zij is DE BETOOVERING VAN RUSLAND I Van de aantrekkingskracht der Russische rondgestrooide millioenen en van de wilde lusten door hen opgewekt bij wie zich rekenen tot de onterfden" der samenleving en om die reden er op uit zijn hun nationale erfenis te verspelen, daarvan is hier geen sprake. Integendeel, het is de charme der macht van een groot land met onbegrensde moge lijkheden van volksaard en vo lisrijkdom, welke ik in beeld vór mij zou *. Uien zien. De mogendheden, thans in coi f ere r.tie bijeen om over het lot van Eur .pa te b? schikken, weten nog niet juist hoe zij het onmetelijke rijk zullen opnemen in het kader der Europeesche staten, zij hooren naar het verslag nunner gezanten die met versche persoonlijke Indrukken naar hun lastgevers zijn terug gekeerd, en zij aarzelen nog. Laat ons, gewone menschen, op onze beurt luisteren naar de souvenirs van een vierjarig verblijf, vriendelijk voor ons te boek gesteld door eene die niet zoo heel ver afstond van de voorname gezanten-kringen en die haar oogen goed heeft gebruikt zonder te vergeten haar handen uit te steken waar het noodig was en met haar hart mcête gevoelen waar sympathie werd gevraagd. Een Engelsche vrouw in n woord. Het boek van Meriel Buchana--, de doch. ter van den bekenden Engelschan gezant een waar succes! DE BANDEN MET BELGI zijn de eerste, die Holland heeft aan te halen. Dien weg gaat het thans pp. Wanneer aldaar de annexionistische dilettanten zich nu verder wat willen be teugelen ; en aan den anderen kant ten onzent ook de publieke opinie op het goede spoor wordt geleid, door 't annexionisme niet zwaarder op te vatten dan het waard is; wanneer de Scheldekwestie over en weer in een zin voor belangenharmonie ter hand genomen wordt; wanneer van ons uit ook particulieren er zich toe zetten de aanrakingen met België nauwer te weven, waarvoor op 't oogenblik o.i. de Nederlandsche academische wereld krachtig aan het getouw zou kunnen treden; en wanneer er voor gezorgd wordt, dat de algemeene gedachtengang in Holland in de Belgische richting, en niet in die der anr7-Belgische, z.g. Vlaamsche" dwaalwegen ga, dan is men een heel eind verder. Sommige ontbijttafel-patriotten moeten zich dan nog onthouden van 't onop houdelijk voortgaan met geheel verkeerd geziene anti-belgische demonstratie's, waarbij onbezonnen en valsche provlaamsche bemoeiingen slechts kwaad kunnen doen. Nederland en België moeten b ij e 1kander steun vinden in het nieuwe Europa. Dit is voor ons de detailfiguur in het grootere, algemeene begrip: vertrouwen wekkend VERBAND NAAR DEN KANT DER ENTENTE, en met belangstelling volgt men de stap pen, waarmede de regeering dit tracht te bevorderen. Zonder zelfstandigheid of waardigheid bloot te geven, wordt onze plaats in het nieuwe statenstelsel bepaald. Parijs is op het oogenblik de smederij, waar dit stelsel wordt gesmeed. Naar dien kant zijn aller oogen gericht. Ook onze vertegenwoordiging is er omvangrijk aangevuld. Het is van zeer groot gewicht, dat wij er nauwe voeling houden; al laten de mogendheden den neutralen landen dit blijkbaar maar zeer b ij mondjesmaat toe. Des te krachtiger geleid en aaneenge sloten gehéi, echter onze delegatie daar op het oogenblik vormen kan, met des te meer kracM kan worden gestreefd naar de plaats, die de neutralen zich bij de besprekingen over het lot der wereldstaatkunde ook zouden willen zien toegekend. En wel is voor aan vulling van onzen gindschen staf met bekwame hulpkrachten gezorgd, maar het komt ook op de algehéle organi satie aan; en Nederland moet er vooral voor zorgen, in den nieuwen kring der volkeren niet den indruk te geven, dat het van verouderde toestanden en ver houdingen zich nog steeds te moeilijk losmaken kan! Met AMERIKA met President Wilson, is bijzonder contact gezocht door de aanwijzing van den heer Loudon. Wat diens bij zondere positie betreft, is aanvankelijk een zeker gevaar merkbaar geweest. Zij zou het tegendeel van de gewenschte uit werking hebben, indien zij zou moeten zijn verstaan als een poging om bij n der geallieerden, los van de anderen, steun te zoeken en tusschen hen een scheiding te maken. Dit is de politiek van Solf en van Max van Baden, men mag wel zeggen over 't geheel de Duit sche hopelooze eindpolitiek geweest, welke echter slechts eenen intriganten indruk heeft kunnen wekken en door Lansing zelf ten slotte energiek is on derdrukt. Aan dergelijke middelen is echter ten onzent zeker niet ter navolging gedacht. Daarover kan geen misverstand meer bestaan. Gezien, dat de omstandigheden er toe hadden geleid, dat de heer Cremer eigen lijk te laat in Washington aankwam om in uitvoeriger relatie met den President te treden, is het natuurlijk, dat men deze thans nog te Parijs heeft gezocht. En nu het niet schijnt te zijn gegaan, dat 't hoofd onzer Parijsche missie daarmede werd belast, was zeker in de eerste plaats van den heer Loudon te verwachten, dat hij de bijzondere opdracht op alles zins loyale wijze zal weten te ver vullen. Zoo wordt het dan ook opgevat. Wij hebben te Parijs niet op Amerikaansche of Wilsoniaansche, maar slechts op Geassocieerden politiek aan te sturen. Vraagt men, of in de verhouding van de groote mogendheden geenerlei onder scheid is te zien, dan luidt het antwoord natuurlijk wel van ja. Amerika is op het oogenblik de drager van de verst reikende idealen. Frankrijk het eminente geeste lijke middelpunt van de continentale politiek. Voor Holland is naast België ongetwijfeld op den duur de natuurlijke en meest aangelegen relatie: ENGELAND. Daarmee mag rekening worden gehou den, al zou het op het oogenblik slechts misrekening kunnen zijn, op oneenigheid onder de bondgenooten te speculeeren. Aan de Duitsche zijde wordt dit thans sterk gedaan, op dezelfde wijze, waarop men zich juist altijd heeft vergist en door overslimheid dom is geweest. Wat de verhouding met de Britsche politiek betreft, mag overigens in Ne derland nog wel de aandacht aan een bijzonder punt gewijd, waarvan ook onze publieke opinie zich degelijk rekenschap geven moet. Aan pogingen om haar te misleiden, evenals dit met het Vlaamsche activisme is gegaan, zal het niet ont breken. Het betreft de zaak van ZUID-AFR1KA. Er wordt thans gemeld, dat Hertzog en De Wet naar Parijs zullen komen, teneinde het herstel der onafhankelijk heid te bepleiten. Zeer zeker vergt dit onze gespannen en oprechte belangstelling. Wij zouden de laatsten willen zijn om aan sympathie voor de figuren van eenen Hertzog en De Wet te kort te doen. Wat eerstge noemde betreft, herinneren wij ons ook nog te wel de belangwekkende uren, aan zijn haardvuur te Pretoria doorge bracht, om aan zijn edele geestdrift te twijfelen. Doch evenzeer zijn wij er van over tuigd, dat hij en zijne medegangers, al thans hier te lande, in hunnen strijd tegen Botha en Smuts,geschoven worden voor de doeleinden eener anti-Engelsche actie, in 't Duitsche belaag aangevuurd! Botha en Smuts zijn zeker evengoede Afiikaanders, ook ten aanzien van het Nederlandsche element daarginds, als de heet: Pet rog ra d, the city of trouble 1914-1918 Het geeft geen voorstelling van den gang der gebeurtenissen in de hoofdstad van het Russenrijk, maar juist wat wij, die de opvolging der bloote feiten nog niet geheel zijn vergeten, het liefst zouden verlangen: impressies der werkelijk heid van wat heeft plaats gehad. Wij verkeeren er in de atmosfeer der geschiedvoorvallen. De hitte van den drogen zomer drukt ons, het stof der voorbijrennende ruiterij dringt in de keel, de koetsiers waarmtêwrj onzen rit door de stad doen draaien zich om op hun ze*el en doen, ons de belang rijkste mededeelingen, de oude vrouwtjes op straat hebben iets te vertellen, wij krij gen brieven te lezen van eenvoudige menschen, wij vangen nieuwsgierig gedeelten op van gesprekken, die niet voor onze ooren waren bestemd... En toch bij al het na tuurlijke n directe van dit gebeuren, on danks het afgebrokene der losse tafrreelen, en den raseen loop van het verhaal, houden, wij den samenhang van het groote gebeu ren in 't oog, omdat het als een geheel van emoties en gewaarwordingen in ons leeft en on willf keurig ons vraagt om mede te leven. De spanning der onzekerheid van de dagen, die in den zomer van 1914 de oor logsverklaring voorafgingen, die Zaterdag l Augustus toen Pourtalis, de Duitsche gezant, htt ultimatum aan den Russischen minister van Buitenlandsche Zaken over handigde en zich naar het raam omkeerde in een vergeefsch pogen om den tranen vloed te verbergen die langs zijn wangen gutste l dien eigen Zaterdagavond het diner ten huize van den Engelschen gezant, waar Sazom.ff, de Russische minister, aanzat met den Franschen gezant en onophoudelijk de gewisheid van den oorlog Je berde werd gebracht, terwijl niemand in ztjn idee nog de wezenlijkheid van het feit kon vatten of begrijpen l Zou Engeland samengaan in den strijd tegen den afdwinger van den oorlog? De menschen in Petersburg hadden er het voorgevoel van. Twee dagen later, eer nog de Britsche macht zich had verklaard, werd Meriel Buchanan verzocht beneden te komen, daar in de gang iemand op haar wachtte. Z(j vond er een dame met een kleinen jongen en 'meisje die in gebroken Engelsen haar excuus maakte over het weinig vormelijke van de opwachting; maar de kinderen hadden er zoo op aangedrongen, toen zij hoorden dat Engeland n was met Rusland, om haar bloemen te brengen als een be wijs van hun bewondering en dank, dat zij het niet had kunnen weerstaan. ,,Zoo'n aandonnlijk klein boeketje was het.,. en iedere morgen de voorbijtrekkende lange rijen van soldaten, stil, somber, mtt vasten tred en onbewegelijk oog..." Zij heeft in den aanvang van den erooten krijg de ongerepte majesteit van het Tsaarenlétfime gekend. Te Moscou zou in de groote kathedraal de zegen van den Hemel worden af gesmet kt op de Russische wapenen. De tegenwoor digheid van den Engelschen gezant en van zijn familie werd daarbij gevraagd. Het Kremlin met zijn kleurig fonkelend labyrinih van zalen en gangen was de ver gaderplaats. De htfsto^t na het nieuwe ge deelte te hebben doorkruist, bewoog zich plechtig voort door de oude lage vertrekken met den d&ffen gloed van hun mozaïeken en hun verguldsel, toen de d'uren wijd zich openden op het terras met de roodmarmeren treden die naar het plein toeleiden voor de anderen. In eenen Brief uit Londen in het Handelsblad van 15 November 1.1. hebben wij dit, na hernieuwde ontmoe ting met Smuts, nog weer eens uitvoerig kunnen doen zien. Smuts en Botha zoeken voor hun volk evenzeer een eigen leven en... evenzeer de banden met het oude Nederland! Alleen is hun idee, dat zij daarbij voor de nheid in Zuid-Afrika moeten waken, en niet toegeven aan de onop houdelijke tweespalt, die uit het streven der wederpartij voortvloeit. O. i. zal Holland goed doen, zér degelijk de waarde te beseffen van het Zuid-Afrika, waaraan Botha en Smuts bouwen, en tegenover de aanraking, van hun kant gezocht, niet in den wind te gaan. Vermijden wij het, aldus weer voor roet in 't eten te worden misbruikt. In Zuid-Afrika, k als dominion in het Britsche Empire, ligt voor het Neder landsche volk een uiterst welkome ver sterking. Ook de KEIZER-KWESTIE neemt klaarder vorm aan. Dat Nederland aan den gevluchten majesteit geen gulle en gretige schuilplaats heeft wenschen te bezorgen, moet nu vrijwel vaststaan, zelfs aan plattelandszanguitvoeringen ten spijt.Ook hetpraeadvies onzer rechtskun dige commissie kan er slechts toe strekken, dat onzerzijds eene internationaal-rechtelijke berechting van den man, die toch de generalissimus van 't afschuwelijke Duitsche avontuur is geweest, geenszins uitgesloten zal worden geacht. De inter nationalejuristen (Duitsche pleitbezorgers uitgenomen) raken het langzamerhand over het in te nemen standpunt vrijwel eens; het standpunt, dat ook in deze kolommen verdedigd is. Daarnevens rijst tegenover ons land wel de zekerheid, dat de bejegening van den vluchteling, aan wien wij nu eenmaal zeker asyl schuldig zijn geworden, naar beginselen van rechtj en regelmaat geschieden zal. Van een weigerend of medeplichtig Nederland behoeft dus evenmin meer sprake te zijn, als van een driftig Europa. En onze regeering zal ook, hoewel wij hadden gewenscht dat zij zich reeds eerder, uit zichzelve, mocht hebben ver klaard en nog bestaande misverstanden opgeruimd, aanleiding kunnen vinden, bij de behandeling van 's exkeizers zaak ons land een plaats te doen innemen, die de omstandigheden nu eenmaal op onzen weg hebben gebracht. Eenig opkomen voor de belangen van Duitschland, waarvoor inderdaad geen grond zou zijn, ligt daarin zeker niet. Wat den KIJK OP DUITSCHLAND betreft, ook deze teekent zich vanzelf duidelijker af. Bepaalde neiging naar dien kant heeft voor Nederland niet de geringste beteekenis meer. Wat eens het Duitsche Rijk is geweest, zal in afzien baren tijd geen kracht of houvast bieden, in republikeinschen vorm evenmin. Poli tieke murwheid en economische verdorring teekenen zich onverbiddelijk op het eens zoo geweldige lichaam af. Het aangrijpendst is misschien nog wel de zielkundige verandering, de ineen storting van den actieven levensgeest, waaraan men gewoon geworden was. Gidsloos beweegt zich de gindsche be volking in het rond en lijkt er geen gat meer in te zien. hoofdkerk Een ontzaggelijke menigte vulde de ruimte en liet in haar midden alleen een enge gang over als weg naar de kerk. Bij het verschijnen van den ^aar aan het hoofd van de trap vielen eensklaps allen op de knieën en uit die zee van neer gebogen nur.schen stetg een gerucht op van g»juich en gezang en van aar doening die lucht zocht in tranen en diepe zuchten. De Tsaar nu schreed over het smalle pad, dat vrQ was gebleven, men kon hem raken met de hand, zoo tering was de distantie, maar ieder van die massa was verdiept in aandacht en extase, en vrouwen kusten den weg oien hij zou afleggen of den grond waarover hij was gegaan . .. In de Kathedraal hrt koorgezang, ongelowfelijke zuivere, jeugdige stemmen... Ziehier het tegenbeeld, drie jaar later. De keizerlijke familie was gedwongen Tsarskoie Selo te verlaten op we»; naar Siberië. Aan het station htd z'ch een compagnie opgesteld als w-acht bi; den gewonen wagen die de ballingen zou vervoeren. De Tsaar sloeg ouder gewoon)e de hand aan zijn pet; g en van de soldaten beantwoordde het saluut. Een van de officieren zag den gewezen vorst in den trein slappen en daarop in den corridor blijven staan als om af.-cheid te r.emen van zijn keizerlijk verbKf. De tranenstroomden hem over het ge'aat. De jonge luitenant ontdaan, in een op welling van loyale toewijding, stelde zich in positie en, de oogen strak gericht op den Tsaar, gaf rij hem het saluut. Nicolaas be greep de aandoening van het hart; over zijn van leed doorploegd gezicht trilde even een glimlach. Maar dit was later In het hospitaal, waar zij de gewonde oppaste, heeft Meriel Buchanan het Russische PRIJSVRAAG Wat wo rdt de Volke renbond? Wat kan zij worden? Daarover bestaat nog allerminst vast heid. Het woord omvat de meest uiteenloopende dingen. De Amsterdammer looft prijzen, (twee boekwerken, naar keuze, elk ter waarde van ti«n gulden) uit voor de beste antwoor den op de volgende vragen: 1. Wat zal de Volkerenbond praetisch war den? ' 2 Zal de instelling met eert bijzonderen naam worden toe gerust, en zoo ja, welke? Inzendingen onder motto Volke renbond". I r een Duitsch dagblad kwam dezer dagen het bericht voor, van eenen mijnen directeur te Kattowitz in Boven-Silezië, die zichzelf om het leven heeft gebracht en den navolgenden brief aan zijne arbeiders achterliet: Wat ik te vergeefs beproefd heb, u door voorden duidelijk te maken, wil ik u thans door een daad inprenten. Ik wil sterven, om u te bewijzen, dat het zoo niet gaat. GIJ zijt jaloersch op het lot van uwe chefs. Maar de zorgen, die ge ons oplegt, zijn erger dan de dood. Ik offer mijn leven om u te bewijzen, dat gij het onmogelijke begeert, uit het graf roep ik u toe: wantrouwt en ver jaagt uwe ehefs niet. Gij hebt ze noodig. Zonder leiding is het bedrijf niets. En wie zou met waanzinnigen willen werken? Gij zult tot den hongerdood komen, en uwe gezinnen met u. Een ding houd ik u voor: yverige, noeste, harde arbeid alleen kan uw redding zijn. Harder dan vór den oorlog, met bescheidener wen schen. Alleen daardoor zal het Duitsche volk levensmiddelen en dragelijke prijzen kunnen bekomen. Staakt uw dwaasheid, en denkt ook om mijn gezin.'1 Deze tragiek van een gebroken ver leden en een hopelooze toekomst hangt ginds over alles! Wat ons, wat Neder land daartegenover vermag te bezielen, kan nog meewarigheid, doch kan nimmer eenige verwachting zijn. Wel bovendien : waarschuwing. Want in woorden, als deze ongelukkige i briefschrijver gebruikt.ligt ook het ernstige VERMAAN TEGEN ECONOMISCHE EN SOCIALE ROEKELOOSHEID. Het menschdom zelf kan hiervan eenmaal slechts de harde vruchten oogsten. Zelfbeheersching en krachtsinspanning, ontzegging in alle lagen der maat schappij, zorg voor productieve kracht, dit roept het nuchtere verstand in deze dagen luide uit! 't Is echter te duchten, dat de wereld het voorloopig niet wil verstaan, en liever rustig de proefneming aanvaardt, desnoods met de veel harder lessen van schade en schand aan het eind, wanneer de oneconomische huishouding der maatschappij haar eenmaal te machtig blijken zal. Maar ook in dit opzicht staat het Westen er oneindig veel gezonder voor, dan het Oosten! Eveneens op 't gebied, ter vredesconferentie ingeleid, van INTERNATIONALE ARBEIDS WETGEVING. Ook op dit stuk moet Nederland er op uit zijn, zoo spoedig en zoo goed mogelijk aan het overleg in den kring der volken deel te krijgen. Het onder volk leeren liefkrtjgen om zijn geduld bij het dragen van leed. Haar verhaal is vol van kUine tooneelen van gelatenheid en dankbaarheid der zieken, die hun leed ver zwegen om haar een lief woord te zeggen. Een voor een is dat zonder groote betee kenis, maar gezamenlijk maakt het een herinneringsbeeld, waaruit dan enkele trekken opsteken die het geheel verlichten, zooals het enkele woord van den jongen man die op den dood liggend haar gereed zag in haar buitenkleeding de zaal te verlaten en haar naar zich toeriep bfj zrjn bed. Hij trok haar mof naar zijn wang, ,,zoo zacht " zeide zijn heesthe zwakke stem, en dien vast houdend, siiep hij in. Een jaar ging voorbij, een ander jaar yolgde, groote nederlagen waren geleden, cware tochten volbracht; de regeering bekomrteröe zich weinig om de troepen. Vluchtelingen uit de gevangenschap naar Pïtr.>grad teruggekeerd vonden nergens on derkomen. Zij veivoegden zich bij het En gelsche (iezantsctap. Engeland zou hen toch wel wil en helpen. Zij korden toch niet van gebrek in ledigheid vergaan. Daarvoor was het toch niet dat zij in de eerste tflden van den oorlog hadden gevochten, in de bittere kou, zor der voldoende k'têren, met misschien maar geweeropdetien mannen. Wist men wel wat dat beduidde? Eén man had het geweer en negen mannen sttnden achter hem biddend dat hij dood zou vailen, opdat zij toch ook de kans zouden krijgen een schot te doen. Daarvoor was het toch niet dat zij zooveel hadden uitgestaan, ge wond op het slagveid, honger lijdend en dorst. De litanie d'r ellendigen ging door. Een zware beschuldiging rees tegen de regeer ders. Hrt meegevoel werd gewekt. De tijd drong naar verandering... W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl