Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
25 Jan. '19. No. 2170
FRANS HALS
MANSPORTRETJE
Door de eigenaars, den Heer en Mevrouw Mr. Bredius?Th. a Th. van der
Hoop van Slochteren, in bruikleen gegeven aan het Maurltshuis en aldaar sinds
eenige dagen tentoongesteld. Dit zeer spontane, pittige portret stelt een jongen
Lebemann" voor uit den tijd van omstreeks 1630, zittende op een stoel, en toont
op treffende wijze de ge makkelij kheid en zekerheid, waarmede deze schilder
karakters wist te typeeren en een ongezochte, smaakvolle compositie wist te
verkrijgen.
IMIlmillllUUM
lltMIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllll
SCHILDERKUNST-KRONIEK
MIDDELBURG. Er is in Middelburg een
tentoonstelling te verwachten van de werken
van Anna Abrahams, en dat geeft nu,
bij voorbaat, meer moed tot schrijven, dan
de tentoonstelling, die ik er juist zag. Deze
bevatte werk van den schilder A. H a g
ebaert, (landschappen met figuur, met
beesten en dorpsgezichten, etc. Het meeste,
dat hiervan te zeggen is, is dat ze eenig
kunnen doet zien, en soms een romantiek,
soms pogingen in de richtingen van het
luminisme. Tot de minst slechte werken
reken ik een hndschap met Simon Thomas,
een bekende Walchersche figuur (No. 3) en
de kop van een vrouw (No. 9). Mevrouw
EversKeg, een leerlinge van Schütz,
heeft meer kleur; zij is het beste in een
zeegezicht (No. 11) en in het stadsgezicht
(No. 7, 10, 1). O)k Bergs m a komt met
zeegezichten, figuren, en duin gezichten.
Ik vermeld van hem een romantisch
landDr. J. M. DE WAAL, Aernout Drost. A. Oost
hoek, Utrecht 1918.
J0HAN DE MEESTER, Dwaalpaadjes in
den dooltain der min. Em. Querido,
Amsterdam, 1918.
MARIE QYSEN. Hooger op. W. L. en
J. Brusse's Uitg. Mij. Rotterdam, 1918.
G. A. BREDERO'S volledige werken uitgeg.
door dr. J. A. N. Knuttel. Amsterdam,
S. L. van Looy 1918.
Dit blad is niet het aangewezen terrein
om de aandacht te vestigen op academische
proefschriften. Dat van dr. de Waal echter
voert ons in den kring van drie Amsterdam
mers, die een voorname plaats innemen in
onze letterkunde van een periode, die nog
niet zoover achter ons ligt: Drost, Bakhuizen
van den Brink en Potgieter, de laatste wel
niet geboren in Amsterdam, maar toch door
heel zijn leven en werk innig verbonden aan
de machtige koopstad drr 17de eeuw. En
bovenal dit boek is geschreven in een klaren,
vlotten stijl, die het leesbaar maakt voor ieder
die belang stelt in het artistieke leven van
nu en het daarmee zoo nauw verwante van
voor 80 jaar.
Want steeds meer trr f t ons de overeen komst
in het streven der jongeren van omstreeks
1835 en van hen, die wij dan maar onze
tachtigers zullen blijven noemen. Juist daar
door is het zoo belangwekkend den strijd
van de drie genoemden, waarbij Drost de
erkende leider was, te volgen, den strijd voor
vernieuwing en kritiek en eigen kunst, den
drang naar gelijkwaardigheid met de forsch
opbruisende West-Europeesche Romantiek,
met behoud van eigen inzicht, met verwezen
lijking van eigen idealen.
In het tijdschrift De Muzen, hoe kort het
ook bestond, mocht Drost zijn plannen ver
wezenlijkt zien. Zijn vrienden aanvaardden
zQn letterkundig testament in de stichting
van De Gids.
Met veel zorg en scherpzinnigheid heeft
mej. de Waal de ontwikkeling van den
schap, en een gezicht op het Walcheren
omspoelend water. B. von Biücken Fock,
beïnvloed door Jan Heijze, sla ik over. Als
laatste noem ik den Middelburger par excel
lence A. Schütz, dm zoon van den Middel
burger geworden Duitscher. Ik verkies van
dezen ook buiten zijn eiland ietwat beken
den hanteerder) van penseel en olieverf,
twee stadsgezichten (13 en 4) en de bloem
stukken de gele (II), en de roode- en witte
bloemen (No. 9).
Natuurlijk vind ik deze tentoonstelling
niet goed. Ik meen niet alleen om wat er
te zien is, maar bovenal is ze onjuist hierom:
Middelburg is, aesthetisch, een der traagste
steden van ons land. Er moeten daar schok
ken gegeven worden, en dit gebeurt door
deze verzameling niet; deze laat verder
doordutten PLASSCHAERT
iimiimMMiiimiMMiimiiiimiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
Mo Wenst va n Telen burg
DAGELIJKSCHE MOTORDIENST
UTRECHT LEIDEN DEN HAAG DELFT
Vleutinuliiwig. ItrachtschevairZB. PynjékadiB. Houttuioul
VICK-VERSA
krltischen geest in dit drietal en in de eerste
plaats bij Drost ontleed en blootgelegd, dat
streven om Holland op te voeren uit zijn
suffe lamlendigheid, zijn zoetsappige zelf
verheerlijking tot een frisch mregaan in het
rijke West-Europeesche kunstleven en om het
nieuwe tegenover het slappe verbleekende te
doen uitkomen
Los en geestig is zijn toon, zuiver en
juist drukt hij uit wat hij te zeggen heeft;
evenwichtig-gebouwdenoverzichtelijk-helder
spreekt zijn betoog duidelijk. HO heeft zich
zelf en zijn eigen toon gevonden: een zelf
standige plaats neemt hij, die een eigen
onalhankelijk oordeel heeft in de letterkun
dige wereld in; hij durft rustig zichzelf zijn,
omdat hij op zichzelf heeft toegepast de les,
die hij anderen vermanend toevoegt: onder
zoek u zelven, de richting van uw getst,
de neiging van uw gevoel en van uwe
bekwaamheden." Als een superieure persoon
lijkheid staat hq in zijn critisch werk telkens
boven elk order werp; maar door zijn vurige
liefde voor alles wat letterkunde is, stelt hij
zich niet boven eiken letterkundige."
Van den man van wien dat gezegd kan
worden, is ook voor de jongeren van onzen
tijd heel wat te keren.
Ook waar dr. de Waal, Drost teekent als
roman- en novellen-schrijver moet zij wel
een ruimer kring van lezers kunnen boeien
dan de litteratoren van professie. Voor deze
laatsten is de uiteenzetting van "het aandeel
aan de Pestilentie van Katwijk van Potgieter
en Bakhuizen van het hoogste belang.
Dit kenmeikt vooral in De Meester den
rijpen, krachtigen kunstenaar, op de volle
hoogte van zijn kunnen, dat in al deze
gevallen van verdwaalde liefde, telkens zoo
zuiver, direct raak en volkomen volgehouden
de toon getroffen is om den fijnen humor,
luchtig of schrijnend, ontroerend of prikke
lend, in zfln volle kracht te doen uitstralen.
Hoe is in heelde stil-plechtige,
aarzelendrustige vloeiing der zinnen van
Oorlogslente dat licht gewichtige van de ingeperkte
deftigheid, die steeds zich in gevaar weet,
dat verhaal van mr. C. J. G. van Troostwijk,
die nu in oorlogstijd al drie jaar met zijn
gade het bovenhuis van den deftigsten
vruchtenwinkel bewoont, die bij het zelf
kloppen op zolder van zijn gesmokkelde
steenkool door een stukje naakt van de
SPAANSCHE GRIEP
(Ingezonden)
Dr. Vriesendorp schreef In de Amster
dammer" van 30 Nov. o.a. over een door
mij geschreven ingezonden stuk in het
Handelsblad van 4 Nov., dat hij mijne be
schouwingen op grond van het bovenstaande
tot in alle onderdeden voor onjuist moet
verklaren."
Nu eischt een goede pers-usance, dat men
iemand bestrijdt in hetzelfde blad waarin
het bestreden artikel voorkomt.
Vooral ook zou dit logisch zijn waar dr.
V. zegt, het zal dus goed zijn de bestrijding
daar te doen plaats hebben, waar men het
kwaad (mijn ingezonden stuk) begonnen is,
d.w.z. voor het publiek."
Dan is toch in de eerste plaats noodig
dat men het zelfde publiek bereikt waar
tegenover het kwaad 1 1 bedreven is. Het
publiek van de Amsterdammer" is een
ander als dat van het Handelsblad, in elk
geval veel kleiner.
Nu zou men verwachten dat dr. V. dit
nieuwe publiek eerst mededeelde welke
beschouwingen ik hield, voor hij ze onjuist
verklaarde. Dit laat hij na. Alleen zegt hij:
indien op de gegeven aanwijzing het
co'loidale zilver werd toegepast zouden
opnieuw op niet te verdedigen gronden
verwachtingen worden gewekt, en dus een
overigens goed geneesmiddel reden tot
telrurstelling kunnen geven."
Welke de gegeven aanwijzingen zijn wordt
niet verteld en evenmin waarom Kolloidaal
zilver niets gevende tegen infecties ove
rigens" een goed geneesmiddel Is.
Maar wat heb ik dan eigenlijk beweerd?
Volgens mijne meening is de uitvinding
der sublimatinjecties tegen griep en long
ontsteking van dr. Leitner een blunder en
is het navolgen daarvan, ook door de
geneesheeren van het Wilhelmina Ziekenhuis,
een fout. Ik heb er echter voornamelijk op
gewezen, dat die uitvinding (ook al ware
zij goed) niet meer noodig is omdat wij
reeds een beter en ongevaarlijk geneesmid
del bezitten. Ik schreef woordelijk: .
Kolloidale metalen zijn in staat de gevaarlijkste
infecties, ook die der griep en longontste
king te bestrijden."
Dr. V. is dit dus niet met mij eens.
Als bewijs voor mijne meening neem ik
niet het feit, dat ik in deze
griep-longontsteking-epidemie geen enkelen patiënt
ververloor. BQ dit betrekkelijk zeer kleine aan
tal patiënten kan niet slechts toeval in het
spel zijn, maar dit zelfs de hoofdrol spelen.
Om dezelfde reden ook niet het feit, dat
ik het electrargol niet nu als een nieuwig
heid gebru<kte, maar het sinds jaren met
voortdurend zich herhalend succes toepaste.
Bij dit oneens zijn met dr. V. die als
opperste rechter, du haut de sa grandeur,
komt mededeelen, dat alles wat ik schreef
door hem voor onjuist verklaard moet
worden, ben ik echter in goed gezelschap.
Tet dit gezelschap behooren naast prof.
Robln te Parijs de groote mannen der
Fransche medische wetenschap, zooals Charrin,
Etienne, Stodel, Gompel, Henri, Iscovesco,
Chirié, Monier, Vinard, mej. Cernavodeanu,
Gaillard, Bousquet, Sée, Mouton, Malaquin,
Minet, Fontan, Deydier, Di passé, Loque.de
Laire, Caussade, Joltrain, Achard, Well
enz. enz.
En op dezelfde wijze zouden wij een lijst
kunnen opgeven van Italianen, waartoe o.a.
Foa en Agazotti behooren, Spanjaarden,
Duitschers, Brazilianen en ook Rumeren.
De Hollandsche ambulance te Ploesti (be
taald door de Hollandsche petroleum maat
schappijen) onder leiding van dr. Negrutzi
had geen enkel sterfgeval aan infectie of
longontsteking te betreuren, dank zij het
geregeld gebruik van electrargol. De andere
ambulances die finantieel niet in staat waren
dit daar zeer dure middel aan te schaffen,
iiMiimiiiiiiiiMiiiiiiiiiiMiiim
meid in bekoring wordt gebracht, die, aan
gewakkerd in zijn late bevlieging door de
platen van een ouden Gil Bias, zich laat
verleiden tot een daad, een nachtelijke
daad en door zijn vrouw betrapt wordt,
glurend door de ruit der meidenkamer in
de hoop van nog meer te zien. Er is iets
van Serjanszoon in dit stukje, geen navol
ging, maar een noodzakelijk samenstemmen.
Heel het bruuske, onbekookte van den
parvenue Meurse hij deed in r^st; zijn
heele leven al deed hij in rijst, let f Ie hij
in en van de rijst" het luidruchtig losse,
dat onverwacht botst tegen gevaarlijke
dingen die hij zich zelf in den weg heeft
gegooid, ratelt door Roet in de rijst. En
zQn Charlotje had hem nog zoo trouwhartig
gewaarschuwd: Juultje, jongen, doe dit
niet, nooit je eigen lakens manII"
En dan weer die koele beredeneerdheid,
die strakke wendingen in Viooltjes, het
verhaal van het ontnuchterende van het
leven, het hopeloos zoeken van sentimenten,
die niet meer te vinden zijn. Het wil me
niet uit mijn hoofd, dat ik van deze knappe
schets vroeger in een tijdschrift een
eenigszins andere redactie gelezen heb. Ik heb ze
niet meer terug kunnen vinden; maar in
mijn herinnering is die eerste redactie toch
nog beter. De musicus is daar een leerasr;
het geval is daar soberder en pijnlijker. Het
zou de moeite waard zijn deze beide
redacties eens te vergelijken.
Verder dat aarzelend onvaste van dat
merkwaardig corflict in Nltsjewo, dat on
zeker tasten en niet begrijpen, dat voort
durend onbeholpen misverstaan van beide
zijden, Egbertine, de moderne vrouw van
stand, die haar eerste jeugd ver achter den
rug heeft en zich druk maakt in allerlei
gewichtig lijkende werkzaamheden van
geestelijk belang, en de jonge Rus, dien
stillen, nuchteren student, dien de oorlog
tot haar gast maakt.
Hoe goed past het zware gedrongene in
den stijl bij die schets uit het Russische
leven der hooge ambtenaars, waar onder
strak pralende hoogheid voortdurend ge
heimzinnig broeien de machten der vernieti
ging, in De liefde die wreekt.
En er is nog zooveel meer. Er is een
kostelijke rijkdom van verbeeldingen uit
allerlei levenskringen en verhoudingen in
dezen mooien bundel.
ZOO ZIJN ER
Teekening voor de Amsterdammer" van Qeorge van Raemdonck
De Nederlander (20 Januari des nachts 12 uur) Hè, dat is al weer voorbij"
zagen hunne patiënten bij tientallen aan
infectie sterven. Prof. Tomajonescu die in
het groote ziekenhuis te Bucarest electrargol
ook in het groot toepaste, konstateerde
dezelfde gunstige resultaten als dr. Negrutzi.
Speciaal bij longontsteking veroorzaakt,
hetzij door den gewonen pneumococcus of
den streptococcus, waren de resultaten
schitterend.
Begrijpt men dat n de eigen ervaringen
n het gezelschap bovengenoemd het mij
gemakkelijk maakt het afkeurend oordeel
van dr. V. te dragen, hoe hoog wetenschap
pelijk die wellicht ook zijn moge.
Dr. V. zegt verder, dat ik als maatstaf
neem de bacteriëndoodende werking van het
kolloidale zilver. Volgens dr. V. bestaat
deze werking volstrekt niet en worden slechts
de bacteriën in hunne groei tegenhouden.
Nu doet het er vaor den
longontstekingpatiënt weinig toe of hij door electrargol
genezen zijnde, dit dankt aan de bacteriën
doodende eigenschap daarvan of aan iets
anders. De hoofdzaak is de als een feit
vaststaande genezende werking.
Buitendien echter heb ik die maatstaf niet
gebezigd en niet gesproken van bacteriën
doodende eigenschappen.
Ik heb gezegd dat Etienne en Charrin
vooral wezen op de sterke bactericide wer
king van eiectrargol. Charrin zelde o. a.:
Les sels de mercure ont une activit
antimicrobienne plusieurs milliers fois plus
faible" dan electrargol.
Nu hier geheel en al daargelaten of dr.
V. al of niet gelijk heeft met de bewering
dat electrargol niet bacterie-doodend zou
werken, geeft het gebruik van de woorden
bactericide en antimicrobienne niet het
recht te beweren dat de bacterie-doodende
eigenschappen van electrargol als de maat
staf genomen werden. Antimicrobienne is
tegen de microben, Norit bijv. het meest
Ideale koolpreparaat tegen allerlei
vergiftinHOOOER OP. Twee zachte, zuivere zielen,
beide in zich dragende een rijke schat van
liefde, die in stillen eenvoud naar elkaar
toeneigen, tot de harde plicht ze van elkaar
drijft. Liesje, de Bet Dievers, die, verdacht
van diefstal, uit een min dienstje is weg
gejaagd, zien we hooger opklimmen, tot
ze bij den rijkdom" dient, bij den heer op
het Cederroy, en 125 gulden verdient. En
daarnaast de zoon van het huis, de ge
voelige jongen, die voor pastoor leert, Frans,
die zich niet thuis voelt bij zijn vader, den
egolstischen, heerschzuchtigen, ruwen gast,
die van gewonen boer heer van 't Cederroy
geworden is door allerlei sluwe praktijken,
noch bij zijn zuster Tienette, de harde
verwaande juffer, die zich schaamt voor de
plompe ruwheid, die in het huis van haar
vader heerscht, Frans die alleen rust en
liefde vindt bij zijn moeder, die alles weet
en doorgrondt, en lijdt onder het misdadige
van den vader. En dan die schoone liefde,
die in dit huls van ruwheid en leugen
onbewust groeit In de teere zielen
van Frans en Liesje, en de zware st'ijd
voor Frans, die zijn moeder beloofd heeft
bij haar dood door een leven van geestelijke
toewijding goed te maken het kwaad, dat
van haar huis is uitgegaan, Frans die zege
viert over den zoeten drang, de teere
innigheid, die in zijn ziel leeft, en zich geeft
aan de Kerk, en de wanhoop en de moed
van Liesje, die naar het klooster gaat, haar
opoffering ook in stillen eenvoud, omdat
ze weet dat het zoo moet en schoon is.
Beiden hooger op.
Ziehier het afscheid: HQ zag naar omlaag
opdegeruitetegelsteenijesvan den gangvloer
Wit, geel, blauw; hij moest niet naar haar
opzien, 't zou kunnen dat hij onder steike
bekoring kwam om zachte troostwoorden te
zeggen uit 't diepste diep van z'n hart,
want hij wist 't, in haar, die rein-blanke
lief ie die ze hem toedroeg met omhoog
geheven handen, als droeg ze 'n reuk vat,
waarvan de geur opwaarts steeg. Ik moet
weer aan de studie; ik moet weer aan het
werk en ... als 'k dan weer terugkom, ja...
dan ben ik Priester." Hij zag even op, in 't
wit gezich'je.
Joa," zei ze zacht. Wat zal da toch goed
zijn en scon waar? Gij, ge rijt'r door
LieveHeer eiges op toegewèze... Joa en'ne scöne,
nagedacht, veur mevrouwke, zaliger waar
gen, werkt zeer zeker steeds bactericide en
antimicrobienne. Toch doodt het de bacte
riën niet, het adsorbeert ze, neemt ze
gevaneen. En in den oorlog (dat Is toch fei
telijk iedere ziekte), tusschen het
menschelijke organisme en de vijandige bacillen is
een gedoode en een gevangen genomen bacil
hetzelfde, een vijand minder. Mijn persoon
lijke maatstaf is het succes, het niet uit
blijvende, het zich steeds herhaler de succes.
Hierover scheef ik in den Wurzburger
Abhandlungen XV Band 1915 10/11 Heft
een zeer uitvoerig artikel, gMiteld: Kruppöse
Pneumonie, Pneumokokken - Perltonitis
Pneumokokken-Thrombose,
PneumokokkenSepsls.
Een mijner daarin verdedigde Konklusies
luidde:
Die beste Behandlung gegen
InfektionsKrankheiten ist Anwendung des Elektrargols.
Dit schreef ik in 1915. Een bestrijding
van dr. Vriesendorp in een Medisch Tijd
schrift van dat artikel verscheen niet. Ik
hoop di: bestrijding echter spoedig te lezen,
indien ze tenminste argumenten bevat en
niet slechts is, als in de Amsterdammer
een apodictische verklaring, al wat u zegt
is onjuist.
Tot zoolang en naar ik meen ook daarna,
zullen mijne patiënten er niet slecht bij
varen als ik mijzelf op het voetspoor van
Multatuli continuatie van oneenszQn" toe
wensen met dr. Vriesendorp op het gebied
der eiectrargoltheraple.
P.J. DE BRUÏNE PLOOS VAN AMSTEL
Arts
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOQRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Meufai,
DEN HAAG. Tel. 1538.
IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII
zoo scon toch l" Ja Liesje," zei ie hoogst
ernstig. Ach se het zooveul geleeje toch
me de're ziekt en me de'ren död, moar nou
wurdt alles goed en scon." Ik hoop 't Liesje l"
Ze zuchtte diep uit de berauwing van 'r
hart, maar de verheerlijkte blik uit 'r groote
onschuldoogen werd begeesterd.Hij schouwde
als in haar binnenst en had ontzag voor de
belangeloosheid waarmee ze het zware offer
bracht op 't gewijde altaar."
Zoo op het eerste gezicht zal men zeggen:
een zoetelijk sentimenteel motief, een dorps
novelle, iets als van onzen bijra vergeten
Cremer.Maar toch wel inniger en fijner,van dieper
geestelijkheid is dit werk, en van hoe veel
meer zuivere realiteit. Doih de herinnering
aan Cremer blijft. Licht en donker, goed en
kwaad staan ook hier wel wat te opzettelijk
scherp tegenover elkaar, de zedekundige
strekking" komt wel wat te veel naar voren
dringen.
Als geboren Brabander is mij het dialect
van een si uk van Brabant vrij goed bekend
en dit geeft mij het recht te twijfelen of
het in dit boek wel overal gelukkig is weer
gegeven. Maar het weergeven van dialect
blijft bij het materiaal, waarover we te be
schikken hebben, natuurlijk altijd een uiterst
gebrekkig a peu pres.
We bezitten sedert 1890 een Bredero-editie,
bezorgd door zes geleerden van naam, die
bewijst, dat een dergelijk werk gevaar voor
mislukking dreigt,ais de verantwoordelijkheid
niet door n volkomen deskundige gedragen
wordt. Deze uitgave is door tal van slordig
heden en onnauwkeurigheden hier en daar
bijna onbruikbaar.
Daarom begroet ik met vreugde deze
nieuwe van dr. Knuttel. Men mag aannemen,
dat hij ons een volkomen betrouwbaren
volledigen tekst zal geven. Het werk is ook
technisch uitstekend uitgevoerd en geestig
verlucht door prenten van Hahn. 't Is te
hopen, dat voor de volgende afleveringen
Hahn reeds klaar was met zijn teekenlngen.
Er is een zeldzaam mooi aansluiten in bij
den geest van Breero's werk.
Als deze uitgave voltooid is, hoop ik er
uitvoerig op terug te kunnen komen.
J. PRIN s EN | L.z.