De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 8 februari pagina 1

8 februari 1919 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

K°. 8172 Zaterda? 8 Fefcrtiari A°1919 DE AMSTERDAMMER ' WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.50. Abonn. loopen per jaar Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën omslag fO.40 Pregel, binn o npag. f 0.50 Pregel INHOUD: Bl&dz. 1: Volksopvoeding. Geheime Diplomatie of Regeeringsmededeelzaamheid, door T. H. Buitenl. Overzicht: Inkeer, door dr. W. G. O. Byvanok. 2: Het Einde, teekeninj v. Jordaan.?. Een Ooggetuige uit Rusland. De Lsveusmiddeenprysvraag.?Krekelzang, door J. H. Speenhoff. Strategie Voorheen en Thans, door Gen. K. Eland. S. De Macht van Weimar, door Joh. H. Been. 6: Voor Vrcmwen (red. Elis. M. Rogge). Van Plannen en Wenschen, door E. H. Bogge. Moderne Meisjesportretten, door Ariëtte. Van Vrouwelijk Doen en Denken, door E. C. v. d. M Eieren, door Oeertrnida GareUen. uit de Natuur. ?Onder de Sneeuw, door Jao. P. ThQsse. 7: De Amsterdamsen* Vnilaisverbrandmg, door mr. dr. J. O. van Tienen, met teekeniugen van Qeorge van Baemdonok. - 8: Zelfportretten. Kunstkroniek, door Plassehaert. In Portugal, teekening van Georgs van Baemdonck. Larsson f, door W. Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Haitog. 9r Financiën en Economie: De Amerikaansehe Staatssohnld, door J. D. Santilhano. 10: Uit het Kladschrift van Jantje. 't Sohietgat: Oedipns, door Melis Stoke. 11: Hft Feest der Vereeniging Voor Vrouwenkiesrecht, teekening van Joh. Braakensiek.?FeuilletontDe Kathedraal.door Diohard. 12: Sehaakrubriek, red. dr. A. G. Ollaad. BQroegsel: De Neutralen en de Vredes-Oouferentie, teekening van Jeh. Braakensiek. VOLKSOPVOEDING Het is een zegen, dat ten onzent ein delijk de aandacht weer intenser en werkdadiger aan opvoeding gegeven wordt. Veel te lang en al te zeer is ons geheele onderwijs een zaak geworden, die maar uit tweeërlei oogpunt werd bezien: als intellectueele en als politieke aangelegenheid. Politiek, doordat de overheidsbelang stelling zich meer en meer scheen te gaan concentreeren op de twee kwestie's, waarin de partijpolitiek de schoolzaken heeft gehuld: de subsidieering en de snUfrteer ing. v < Intellectueel, doordat on?e geheele onderwijsgeest is toegespitst op leeren en kennen, zoo goed in de opleiding van de leerkrachten als in die van de leer lingen. Waar ge ziet, bij lager, middel baar of hooger, en bij de acte-opleiding evengoed, overal heeft het weten zich op den hoogsten troon gezet. Dat ons volksonderwijs een taak zou vervullen in de vorming van het volks karakter, in de verheffing van het per soonlijke leven, in de staling van de komende mannen en vrouwen, daarvan is te weinig bemerkt en daarin kwamen wij zeker bij andere landen ten achter te staan. De Nederlandsche natie is van nature raisonneerend en rationalistisch. In het onderwijs heeft zich dit sterk doorgezet. Wij gelooven, dat de uitvloeisels daar van tot bittere ervaringen leiden. Noch in den zin van staatsburgerlijke eigen schappen, noch in den zin van persoon lijke ontwikkeling, noch in dien van kijk op de wereld, heeft ons schoolwezen bijzondere resultaten opgeleverd. De hoogere zoowel als de lagere vor ming heeft groote leemten en te kortkomingen medegebracht, die zich in de praktijk der moeilijke laatste jaren ook iiiiMimiiiUlllmiiiiiii nu mummel INKEER Een woord van Maximilaan Harden, valt me te binnen, geruimen tfjd ter neer ge schreven vór de beslissing in October: .Deze oorlog," zeide hij, is voor Duitschland geen einde, maar een begin." Met andere woorden: Hij sluit niet een periode af, als voleinding van een voorgaande ontwik keling, maar hij leidt een nieuwen toestand binnen. Het is een geniaal woord geweest, waar van men alleen niet kan zeggen dat het den spijker op zijn kop sloeg omdat het integen deel den spijker losmaakte en toonde hoe gering in werkelijkheid de samenhang is van een schijnbaar vastgenageld mecanisme. Houdt men de uitingen in 't oog die overal in Duitschland na het bekrachtigen van den wapenstilstand zijn aan 't licht gekomen, dan treft het ons hoe daaruit een teleurstelling spreekt over wat men vroeger hoog heeft gewaardeerd; en luid wordt de overtuiging daarentegen dat men zich in moet spannen om een andere weg op ie gaan. .Nooit was er zooveel te doen. Tot nog toe is niets gedaan," zegt een der drage lijke exemplaren van de Duitsche intellectueelen In een Rede an die Deutschen" (Eugen. Kunneman). De kanker van onze samenleving was afkomstig van wat wij voorheen onze sterkte noemden. Beambten en officieren hebben eertijds met onze koningen den staat geschapen; en is het niet op den duur geworden alsof de hoogste wensch der Duitscrters was om zich in hun kring te gevoelen en te gedragen als een onderofficier? Wij hebben te eng geleefd, ieder met zijn kleinen plicht en zijn klein geluk. Laat het licht en ruim om ons worden, laat ons elkander vertrouwen en elkander wat gun nen. Laat ons op kunnen zien en onze lei ders erkennen. Jaren lang in dezen oorlog hebben wij geen gidsen gehad en daardoor is al onze opofiering voor niets geweest...'' E i n führerloses Volk!" Zoo ontsnapt de klacht aan de borst van den Duitschen redenaar. Hij houdt nog eigen waan genoeg over, en kan het denkbeeld niet opgeven dat het Duitsche volk het allereerste ter wereld is, maar misschien zonder deze verzekering zou hij zijn waar heden niet hebben kunnen plaatsen, en dan laat ons hem ook iets gunnen! Evenwel om een schildering van den Duitscher te zien, in zich zelf volledig en con sequent, zal het noodig wezen naar den artist te gaan. Heinrich Mann, de schrijver der Buddenbrooks, had juist een grooten gezelschaps roman voltooid, toen met den zomer van 19)4 de oorlog uitbarstte. De censuur ver bood de verschijning. Het behoeft ons niet te verwonderen. De Keizer komt wel nauwlfjks in zijn werk voor en actief speelt hfj geen rol in het boek, maar de dingen waarvan hij de vertegen woordiger is, vormen den achtergrond; hij behoort er bij, zooals Napoleon III hoort bij de romans van Zola. Daarenboven en dit moge de censor verontschuldigen het is niet een werk om iemand mee te geven die naar den oorlog gaat. Want de hoofdpersoon is een Infaam laf personaadje, en dien het wel degelijk hebben getoond! Al is 't mis schien goed, elkander zooveel mogelijk op peil te houden door van de zwak heden weinig en van de veronderstelde qualiteiten steeds zeer nadrukkelijk te reppen, verhelen wij aan den anderen kant ook niet, dat gedurende de beproe vingen zich hier te lande zeer veel ge brek aan zelfvertrouwen en gebrek aan gemeenschappelijke bezieling heeft ge openbaard. Voor dezen stand van het algemeene peil is het onderwijs zeker mede aan sprakelijk. En voor verbetering daarin komt het zeker nog op iets anders aan dan op een zevende leerjaar, of aaneenschakeling, op jaarwedde verhooging aan de openbare, of subsidieering van de bijzondere school. Alsof alles instinctmatig ware gevoeld, ziet men) nu dan ook de maatregelen komen, die misschien den boom een rijkeren bloei brengen kunnen. In de eerste plaats is daar eindelijk het Ministerie van Onderwijs, met eenen man aan het hoofd, die zeker de op voeding van het Nederlandsche volk in de volle diepte doorvoelt. Daarnevens de Onderwijsraad, die evenzeer alle vraagstukken van ontwikkeling veel meer tot een punt van opzettelijke en praktische zorg kan maken, dan tot dusverre is geschied. In de tweede plaats begroete men ook de meerdere aandacht, aan de vraagstukken van de vorming der op komende menschen besteed. Paedagogiek wordt een punt van toenemende belangstelling en, mits in de goede richting geleid, kan zij vrucht baar doorwerken. Hiervan is ook een belangrijk teeken de inrichting van een leerstoel in de pae dagogiek aan de Amsterdamsche Uni versiteit, deze week ingeluid. Daarmede is de opvoeding weer tot een der zelf standige en hoogstaande onderdeden van ons geestelijk leven gestempeld. Dit mag ook wel zoo zijn! De Maatschappij tot Nut van 't Alge meen, die deze instelling in het leven geroepen heeft, heeft hiermede een daad veïrlcht, aan de idealen, waaruit zij voor meer dan honderd jaar geleden geboren is, ten volle waardig. Wat is 't, dat men moet begeeren ? Wat, dat te veel ontbreekt? Het is voor de opvoeders van ons volk, op welken trap van onderwijs ook, een sterker gevoelen van de waarde van wil, karakter, gemoedsleven, maatschappelijk plichtsgevoel en samenhoorigheid. Het is eene diepere wijding, in het vormen van de komende geslachten gelegd. Het is 't besef, dat de scholen voor een volk niet alleen kennis, zelfs niet in de eerste plaats kennis, moeten bijbrengen, maar levenskunst en levenswijsheid. Dit kan alleen maar bereikt worden,wanneer het ook in de persoonlijkheden der onderwijzers- en leeraarskrachten door dringt. Het werkelijke onderwijsvraag stuk is voor een zeer groot deel het vraagstuk der herziening van onze on derwijzers- en leeraarsopleiding. En terwijl velen zich hiermede reeds bezig j hadden gehouden, terwijl dit ook verder op 't program blijft staan, is de nu mo- i gelijk gemaakte academische beoefening ! van de paedagogiek als zelfstandig vak j van denken, een uiterst belangrijke stap. Wij denken daarbij niet zoozeer aan speciale beoefening door enkel studee renden. De voorname beteekenis ligt er in, dat velen, in de onderwijzerswereld of daarvoor bestemd, van deze gelegen heid tot diepere vorming zullen kunnen gebruik maken. Van den aangewezen hoogleeraar, Prof. Kohnstamm, mag worden verwacht, dat hij deze beteekenis van zijne roeping ook zal weten te vervullen. Paedagogiek is al te vaak beschouSf^-als een mooi woord voor orde houden", duidelijk lesgeven". Al te vaak ook is zij een nieuw onderdeel van natuurwetenschap pelijk feitenonderzoek en uitpluizing van den mensch geworden. Dit mag niet zijn. In den besten zin is zij een vak tot bezieling van menschen, door hen in aanraking te brengen met het streven naar hooge, flinke en verstandige ge dachten en door in hen de gaven te versterken om die ook in de werkelijk heid gestand te doen. Intellectueel onderwijs alleen volstaat daartoe niet en nergens, niet in de voorbereidende klas, en niet aan de academie. Zal er van de hoogeschool een invloed in breeden richting uit kunnen gaan, dien zij als universitas, als brandpunt, ook ver buiten den kring harer eigenlijke vakstudenten hebben moet, dan pas ver vult zij haar eigenlijke rol in onze natio nale maatschappij. Nieuwe wegen doen zich open, om ons volksonderwijs te doen zijn de op voeding van een menschegeslacht tot een geslacht van menschen, van een volk tot een volk in den waren zin des woords. v. H. GEHEIME DIPLOMATIE OF REGEERINGSMEDEDEELZAAMHEID De gang van zaken te Parijs doet zien, dat diplomatie het nu eenmaal niet zonder gesloten»<k^ir?ji af kan. In een tijd, waarin iedereen den mond volgekregen heeft van ,;ópenbaarheid in de buitenlandsche politiek", worden toch de gewichtigste vraagstukken weer achter vier muren afgewikkeld! Dit is niets verwonderlijk. Onder handeling tusschen verschillende regee ringen heeft dit met flirtation en met St. Nicolaas-verrassingen gemeen, dat zij in elkaar vallen, zoodra men ze niet apart houdt. Slechts zelden valt den staatslieden het geluk te beurt, zooals Wilson 't in zijne correspondentie met Max van Baden heeft gehad, van geheel op den weg der openbaarheid zijnen partner voor de muur te dringen. Maar toen was de ander ook alle troeven kwijt! Overigens blijft openbare diplomatie eene illusie. Wie de gebreken der internationale diplomatie wil. bestrijden, kan dit alleen doen door het internationaal statenleven af te schaffen, dat wil zeggen: door er n gemeenschappelijke unie van te maken. Zoolang zij als verschillende belanghebbenden nevens elkander blijven staan, zullen de landen er ook op uit blijven, zich niet aanstonds en telkens in de kaart te laten zien. * * * immimmMmimiituii voorspoedig gaat in de wereld, en die zijn hoofd tant soit peu tot het eind kan ophouden, ofschoon hfj op zijn levensweg geen enkele vergoelijkende qualiteit ver krijgt en nog belachelijk bovendien zou zijn geworden, wanneer hij het al niet van den beginne af was geweest. Hij moet gelden voor het type van die menschen die aan al wat valsch en leeg is in een maatschappij omhoog weten te klimmen, zoo men het hoog wil noemen en die als parasieten in de wereld gekomen, als parasieten ook dit aardsche tooneel verlaten. Untertan is de titel van het boek; met Untertan karakteriseert de zeer talentvolle schrijver den aard van den pro tagonist van zijn verhaal. O, het gaat er laag van verdieping toe, men moet er onder duiken voor anderen, en wat nog erger is, ook voor zich zelf l Men komt er met een stijven rug van daan. Geen pleizierig boek om te schrijven, wanneer men meester is in het vak, of men moet een goede dosis haat hebben opgedaan. Thans, na de catastrophe, komt die ver borgen gehouden aanklacht eerst .-aan het licht. Met volmaakten greep pakt Heinrich Mann, de auteur, zijn onderwerp aan. Een paar bladzijden maar over de kindsheid van den Untertan en hij staat al voor ons, zuiver en volledig geteekend raar de grondtrekken van zfjn wezen; men heeft de mo tieven bijeen die den hoofdpersoon blijven beheerschen tot den afloop. De vader is een onderofficiersnatuur, de moeder heeft sentimenteele, leugenachtige neigingen. Die twee vereenigd, maken den jongen. Hfj heeft behoefie te pijnigen en kwaad te verzinnen, maar hij doet het achteraf en wil goed schijnen. Intusschen, wüt men bestrijden kan, zijn de uitwassen, en die uitwassen liggen aan de beide einden. Aan den eenen kant heeft men het allerergste: de geheime overeenkomsten, waarbij tot op 't beslissende moment .toe, alles buiten de volken, buiten het publiek wordt vastgesteld. Hiervan zal men vooreerst niet veel beleven; al doen zich misschien de surrogaten spoediger voor, dan men denkt. Aan den anderen kant heeft men het allerzonderlingste: het overmatige ge heimzinnig doen in betrekkelijke kleinig heden. Hiervan komt men «og niet zoo ge makkelijk los! Bedriegen wij ons niet, dan geldt ten onzent 't tweede gevaar meer dan het eerste. Het ware toe te juichen, indien ons buitenlandsch beleid, met inacht neming van alle voorzichtigheid, zooveel mogelijk naar openbaarheid en naar contact met de openbare meening streefde. De oorlogsjaren hebben waarlijk wel geleerd, hoe verkeerd het is, alles te veel binnen de muren te houden. Het publiek blijft van den domme, en gaat in geestkracht achteruit. De regeering mist den steun der openbare meening, en verliest aan sterkte en vaste lijn. Verscheidene onzer incidenten hebben er bitter onder geleden, dat zij te weinig uitgesproken behandeld zijn. Maar thans moest men in elk geval het volk tot belangstelling en medeleven in de groote aangelegenheden van zijn buitenlandsche betrekkingen gaan op voeden ! Om daardoor tevens aan de andere landen een toonbeeld te geven van samenwerking tusschen regeering en natie. Er moet in deze richting maar steeds sterk worden aangedrongen, want het lukt nog te weinig. De geheimhouding van het General Agreement met de Geallieerden, dat zoo groote volksbelangen raakt, doet reeds niet aangenaam aan. Wanneer de weder partij tegen de publicatie bezwaar maakt, kan onze regeering haar dan niet met nog meer klem voorhouden, dat de me/ publicatie voor ns land iets onuitstaanbaars is? Nog dezer dagen brachten eenige onzer dagbladen het feit ter sprake, dat een interview van buitenlandsche jour nalisten noodig was geweest, om zekere regeeringsmededeelingen publiek te doen worden, die men ons tot dusverre ont houden had. Men kan evenwel in al deze gevallen nog veronderstellen, dat er een diep belang of eene noodwendigheid achter steekt, niet mededeelzamer te zijn. Waar echter de klomp breekt, dat is bij de behandeling van het door onze regeering aan de conferentie te Parijs overgelegde Ontwerp voor de voorbe reiding van den Volkerenbond. Deze arbeid van onze permanente commissie voor de Haagsche vredesconferentie's, schijnt ook al niet tot gemeengoed te mogen worden gemaakt! En men is geneigd te vragen: is daarin nu iets anders dan sleur of bedeesdheid te zien? * * * llii nu ftiiiiiitti tl l 11 iiiiiiiu i iiiumii Den jodenjongen uit zijn klasse plaagt hij; eens brengt hij hem voor een kiuisuit blokken opgericht en dwingt hem te knie len, de andere klassegenooien helpen hem. Hoe Irotsch is hij op den bijval! Hq is bijna eenheid. Door hem handelde op dat oogenblik de Christenhei d. Wie wohl man sich fiihlte bei geteilter Verantwortlichkeit und einem Schuldbewusztscin, das kollcktiv war!" Zulke zinnen als dezen laatste die iets echt Duitsch te kennen geven, moet men in de oorspronkelijke taal behouden. In Berlijn maar een klein gedeelte van het verhaal speelt in Berlijn zelf ziet der Untertan den keizer, tijdens een der eerste jaren van zijn regeering, over den weg rijden .bij gelegenheid van een kleine onrust onder de sociaal-democraten. De collectieve macht van den oppersten krQgsheer, maakt natuurlijk alle aanhanke lijkheid uit zijn borst vrij, en door het cor don der wachters brekend, wil hij zich in de buurt van den keizer posteeren om grootheid op te vangen; maar bfl zijn pogen komt hij in een plas terecht en wekt in plaats van sympathie den spotlust op. Zijn verbeelding echter weet dat avon tuur te metamorphoseeren. Hij spreekt met een kennis over zfjn ontmoeting op dien dag en neemt daarbij een hoogen toon aan tegenover de sociaal-democratie. Mijn vij and is zij," verklaart hij, .want zij is den keizer vijandig". En weet ge dat wel zoo zeker?" vraagt de aangesprokene, ik geloof eerder aan een heimelijke liefde voor de ociaal-democratie bij den ktizer. Hij zou zelf graag de eerste leider van de werklui zijn geworden. Maar zij hebben niet gewild. . . Hij staat voor hetzelfde geval als wij, alle andere i BERICHT Naar aanleiding der verschillende reclames over het te laat of niet ont vangen van nummers van ons blad, deelen wij mede dat de expeditie door ons steeds nauwkeurig en op tijd ge schiedt. Reclames over te late bezor ging gelieve men dus aan het post kantoor ter plaatse te richten, terwijl wij voor eventueel zoek geraakte nummers gaarne een ander nummer toezenden. De uitgevers VANHOLrtttWAA i iiiiiiniiiiiiii i iiiiiiiiiitiitiiii De maatregel van de Nederlandsche regeering on harerzijds zoo'n projekt in te zenden, moet juist als zeer verstandig worden begroet. Maar waarom nu 'i effect door deze gereserveerdheid zoo verzwakt? Het geldt hier immers een zaak van geheel loyale beteekenis, waar de gansche wereld van kennis nemen mag, een onderwerp, dat alom wordt bediscussi eerd. Al zal het Nederlandsche ontwerp nu niet baanbrekend tegenover de anderen staan, toch kan het slechts goed doen, indien ook dit Nederlandsche ontwerp voor de belangstellenden kenbaar is. En onder die belangstellenden behoort ons eigen volk zeker in de eerste plaats.' Wij vreezen dus een, ernstig symptoom te zien hiervan, dat het ware gevoel voor openlijke politiek in Den Haag nog te zeer in den onontloken knop schuilt. De ware behoefte om waar het kan het volk in zijne zaken te gaan, schijnt nog te ontbreken. Des te meer treft dit, omdat zoo juist het bericht wordt gebracht, dat ook de Scandinavische rijken een plan voor internatio-nale organisatie hebben inge diend, maar tevens... dit aanstonds in een blauwboek gepubliceerd! * * # Opmerkelijk is, dat men in dezen ook al weer op surrogaten uit blijkt! Ons commissieontwerp is immers aan de beide Kamers voorgelegd ter kennisneming van de leden." Wij hebben echter in dergelijke mededeelingen aan de Kamers nooit veel anders kunnen zien dan iets wat met openbaarheid weinig te maken heeft, en integendeel vaak den indruk van ge heimzinnigheid nog slechts verhoogt. In elk geval steekt er niet de minste popu laire mededeelzaamheid in en men hoede er zich wel voor, de meening te doen postvatten dat eene natie er tevreden mee heeft te zijn, wanneer maar haar parlement op de hoogte wordt gebracht! Het gevaar daarvoor is te grooter, omdat de moderne ontwikkeling van het parlementaire stelsel de leer bevor dert, dat het parlement het volk is. Inder daad is dit echter niet anders dan een nieuwerwetsche terugkeer tot ouderwetsche regenten-toestanden, die aan ge zonde publiciteit in het staatsbestuur volkomen vreemd zijn. De regeering moet het volk nog op voeden tot juiste inzichten in zijn buitenlandsche politiek. Het volk zijner zijds de regeering tot juiste opvattingen omtrent de plicht der mededeelzaamheid. Beiden zijn nog evenzeer noodig. Hopen wij, dat de tijd het er spoedig toe brengt. v. H. jongelui. Ook wij zouden wel onze per soonlijkheid graag willen uitleven, terwijl wij heel goed weten: de massa alleen heeft toekomst. Een Blsmarck zal er niet meer komen en ook geen Lassalle meer. Wie onder ons wat begaafder is, .kan dat mis schien nog niet gelooven. In alle geval hij, de keizer, verzet er zich tegen. En het zou ook zelfmoord zijn, als iemand die zoo'n menigte macht is toegevallen, zich niet hooger ging schatten dan hij waard was. Maar op den grond van zijn hart heeft hij zeker zijn twijfel aan de rol, die hij voor zich open wil houden." Rol?" vroeg de Untertan onthutst. Zij kan hem verder voeren, dan hij zich voorstelt," ging de ander voort. Wij verlargen van niemand meer iets bijzonders, wij hebben geen groote mannen noodig. De keizer staat er niet beter voor dan ik. Een genie te willen zijn, terwijl wij best voor genies kunnen passen ! Maar dat is romantiek, en romantiek leidt tot bankroet." Even komt hier een ardere wereld voor den dag, het is een vrijere omgeving terug gaand tot oudere typen van het Germanendom dan het Pruisische ideaal, zij begelei den schuchter den Untertan en zijn genooten, het zo n de mislukkenden, de w gstervenden ; de ander is de standhouder zoolang het duurt. Hij borstelt zijn knevel uitdagend omhoog, hij neemt de houding en de gebaren aan, ja, hij gaat spreken als de K... Het boek is uit 1914; het schrijft nog niet den naam voluit, maar meedoogt nloos rukt het den sluier af van het vertroetelde, om hoog dringende prussianlsme. Thans mag men het zien l Eng die wereld l W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl