Historisch Archief 1877-1940
K°. 8172
Zaterda? 8 Fefcrtiari
A°1919
DE AMSTERDAMMER '
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.50. Abonn. loopen per jaar
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën
omslag
fO.40
Pregel,
binn
o
npag.
f 0.50
Pregel
INHOUD: Bl&dz. 1: Volksopvoeding. Geheime
Diplomatie of Regeeringsmededeelzaamheid, door
T. H. Buitenl. Overzicht: Inkeer, door dr. W. G.
O. Byvanok. 2: Het Einde, teekeninj v. Jordaan.?.
Een Ooggetuige uit Rusland. De
Lsveusmiddeenprysvraag.?Krekelzang, door J. H. Speenhoff.
Strategie Voorheen en Thans, door Gen. K. Eland.
S. De Macht van Weimar, door Joh. H. Been.
6: Voor Vrcmwen (red. Elis. M. Rogge). Van
Plannen en Wenschen, door E. H. Bogge.
Moderne Meisjesportretten, door Ariëtte. Van
Vrouwelijk Doen en Denken, door E. C. v. d. M
Eieren, door Oeertrnida GareUen. uit de Natuur.
?Onder de Sneeuw, door Jao. P. ThQsse. 7: De
Amsterdamsen* Vnilaisverbrandmg, door mr. dr.
J. O. van Tienen, met teekeniugen van Qeorge van
Baemdonok. - 8: Zelfportretten. Kunstkroniek,
door Plassehaert. In Portugal, teekening van
Georgs van Baemdonck. Larsson f, door W.
Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Haitog.
9r Financiën en Economie: De Amerikaansehe
Staatssohnld, door J. D. Santilhano. 10: Uit het
Kladschrift van Jantje. 't Sohietgat: Oedipns,
door Melis Stoke. 11: Hft Feest der Vereeniging
Voor Vrouwenkiesrecht, teekening van Joh.
Braakensiek.?FeuilletontDe Kathedraal.door Diohard.
12: Sehaakrubriek, red. dr. A. G. Ollaad.
BQroegsel: De Neutralen en de
Vredes-Oouferentie, teekening van Jeh. Braakensiek.
VOLKSOPVOEDING
Het is een zegen, dat ten onzent ein
delijk de aandacht weer intenser en
werkdadiger aan opvoeding gegeven
wordt. Veel te lang en al te zeer is ons
geheele onderwijs een zaak geworden,
die maar uit tweeërlei oogpunt werd
bezien: als intellectueele en als politieke
aangelegenheid.
Politiek, doordat de overheidsbelang
stelling zich meer en meer scheen te
gaan concentreeren op de twee kwestie's,
waarin de partijpolitiek de schoolzaken
heeft gehuld: de subsidieering en de
snUfrteer ing. v <
Intellectueel, doordat on?e geheele
onderwijsgeest is toegespitst op leeren en
kennen, zoo goed in de opleiding van
de leerkrachten als in die van de leer
lingen. Waar ge ziet, bij lager, middel
baar of hooger, en bij de acte-opleiding
evengoed, overal heeft het weten zich
op den hoogsten troon gezet.
Dat ons volksonderwijs een taak zou
vervullen in de vorming van het volks
karakter, in de verheffing van het per
soonlijke leven, in de staling van de
komende mannen en vrouwen, daarvan
is te weinig bemerkt en daarin kwamen
wij zeker bij andere landen ten achter
te staan. De Nederlandsche natie is van
nature raisonneerend en rationalistisch.
In het onderwijs heeft zich dit sterk
doorgezet.
Wij gelooven, dat de uitvloeisels daar
van tot bittere ervaringen leiden. Noch
in den zin van staatsburgerlijke eigen
schappen, noch in den zin van persoon
lijke ontwikkeling, noch in dien van kijk
op de wereld, heeft ons schoolwezen
bijzondere resultaten opgeleverd. De
hoogere zoowel als de lagere vor
ming heeft groote leemten en te
kortkomingen medegebracht, die zich in de
praktijk der moeilijke laatste jaren ook
iiiiMimiiiUlllmiiiiiii nu mummel
INKEER
Een woord van Maximilaan Harden, valt
me te binnen, geruimen tfjd ter neer ge
schreven vór de beslissing in October:
.Deze oorlog," zeide hij, is voor Duitschland
geen einde, maar een begin." Met andere
woorden: Hij sluit niet een periode af,
als voleinding van een voorgaande ontwik
keling, maar hij leidt een nieuwen toestand
binnen.
Het is een geniaal woord geweest, waar
van men alleen niet kan zeggen dat het den
spijker op zijn kop sloeg omdat het integen
deel den spijker losmaakte en toonde hoe
gering in werkelijkheid de samenhang is
van een schijnbaar vastgenageld mecanisme.
Houdt men de uitingen in 't oog die
overal in Duitschland na het bekrachtigen
van den wapenstilstand zijn aan 't licht
gekomen, dan treft het ons hoe daaruit een
teleurstelling spreekt over wat men vroeger
hoog heeft gewaardeerd; en luid wordt de
overtuiging daarentegen dat men zich in
moet spannen om een andere weg op ie gaan.
.Nooit was er zooveel te doen. Tot nog
toe is niets gedaan," zegt een der drage
lijke exemplaren van de Duitsche
intellectueelen In een Rede an die Deutschen"
(Eugen. Kunneman). De kanker van onze
samenleving was afkomstig van wat wij
voorheen onze sterkte noemden. Beambten
en officieren hebben eertijds met onze
koningen den staat geschapen; en is het
niet op den duur geworden alsof de hoogste
wensch der Duitscrters was om zich in hun
kring te gevoelen en te gedragen als een
onderofficier?
Wij hebben te eng geleefd, ieder met zijn
kleinen plicht en zijn klein geluk. Laat het
licht en ruim om ons worden, laat ons
elkander vertrouwen en elkander wat gun
nen. Laat ons op kunnen zien en onze lei
ders erkennen. Jaren lang in dezen oorlog
hebben wij geen gidsen gehad en daardoor
is al onze opofiering voor niets geweest...''
E i n führerloses Volk!"
Zoo ontsnapt de klacht aan de borst van
den Duitschen redenaar. Hij houdt nog eigen
waan genoeg over, en kan het denkbeeld
niet opgeven dat het Duitsche volk het
allereerste ter wereld is, maar misschien
zonder deze verzekering zou hij zijn waar
heden niet hebben kunnen plaatsen, en dan
laat ons hem ook iets gunnen!
Evenwel om een schildering van den
Duitscher te zien, in zich zelf volledig en con
sequent, zal het noodig wezen naar den
artist te gaan.
Heinrich Mann, de schrijver der
Buddenbrooks, had juist een grooten gezelschaps
roman voltooid, toen met den zomer van
19)4 de oorlog uitbarstte. De censuur ver
bood de verschijning.
Het behoeft ons niet te verwonderen. De
Keizer komt wel nauwlfjks in zijn werk voor
en actief speelt hfj geen rol in het boek,
maar de dingen waarvan hij de vertegen
woordiger is, vormen den achtergrond; hij
behoort er bij, zooals Napoleon III hoort bij
de romans van Zola. Daarenboven en dit
moge de censor verontschuldigen het is niet
een werk om iemand mee te geven die naar
den oorlog gaat. Want de hoofdpersoon is
een Infaam laf personaadje, en dien het
wel degelijk hebben getoond! Al is 't mis
schien goed, elkander zooveel mogelijk
op peil te houden door van de zwak
heden weinig en van de veronderstelde
qualiteiten steeds zeer nadrukkelijk te
reppen, verhelen wij aan den anderen
kant ook niet, dat gedurende de beproe
vingen zich hier te lande zeer veel ge
brek aan zelfvertrouwen en gebrek aan
gemeenschappelijke bezieling heeft ge
openbaard.
Voor dezen stand van het algemeene
peil is het onderwijs zeker mede aan
sprakelijk.
En voor verbetering daarin komt het
zeker nog op iets anders aan dan op
een zevende leerjaar, of aaneenschakeling,
op jaarwedde verhooging aan de openbare,
of subsidieering van de bijzondere school.
Alsof alles instinctmatig ware gevoeld,
ziet men) nu dan ook de maatregelen
komen, die misschien den boom een
rijkeren bloei brengen kunnen.
In de eerste plaats is daar eindelijk
het Ministerie van Onderwijs, met eenen
man aan het hoofd, die zeker de op
voeding van het Nederlandsche volk in
de volle diepte doorvoelt. Daarnevens
de Onderwijsraad, die evenzeer alle
vraagstukken van ontwikkeling veel
meer tot een punt van opzettelijke en
praktische zorg kan maken, dan tot
dusverre is geschied.
In de tweede plaats begroete men
ook de meerdere aandacht, aan de
vraagstukken van de vorming der op
komende menschen besteed.
Paedagogiek wordt een punt van
toenemende belangstelling en, mits in
de goede richting geleid, kan zij vrucht
baar doorwerken.
Hiervan is ook een belangrijk teeken de
inrichting van een leerstoel in de pae
dagogiek aan de Amsterdamsche Uni
versiteit, deze week ingeluid. Daarmede
is de opvoeding weer tot een der zelf
standige en hoogstaande onderdeden
van ons geestelijk leven gestempeld.
Dit mag ook wel zoo zijn!
De Maatschappij tot Nut van 't Alge
meen, die deze instelling in het leven
geroepen heeft, heeft hiermede een daad
veïrlcht, aan de idealen, waaruit zij voor
meer dan honderd jaar geleden geboren
is, ten volle waardig.
Wat is 't, dat men moet begeeren ?
Wat, dat te veel ontbreekt?
Het is voor de opvoeders van ons volk,
op welken trap van onderwijs ook, een
sterker gevoelen van de waarde van wil,
karakter, gemoedsleven, maatschappelijk
plichtsgevoel en samenhoorigheid. Het is
eene diepere wijding, in het vormen van
de komende geslachten gelegd. Het is
't besef, dat de scholen voor een volk
niet alleen kennis, zelfs niet in de eerste
plaats kennis, moeten bijbrengen, maar
levenskunst en levenswijsheid.
Dit kan alleen maar bereikt
worden,wanneer het ook in de persoonlijkheden der
onderwijzers- en leeraarskrachten door
dringt. Het werkelijke onderwijsvraag
stuk is voor een zeer groot deel het
vraagstuk der herziening van onze on
derwijzers- en leeraarsopleiding. En
terwijl velen zich hiermede reeds bezig j
hadden gehouden, terwijl dit ook verder
op 't program blijft staan, is de nu mo- i
gelijk gemaakte academische beoefening !
van de paedagogiek als zelfstandig vak j
van denken, een uiterst belangrijke stap.
Wij denken daarbij niet zoozeer aan
speciale beoefening door enkel studee
renden. De voorname beteekenis ligt er
in, dat velen, in de onderwijzerswereld
of daarvoor bestemd, van deze gelegen
heid tot diepere vorming zullen kunnen
gebruik maken.
Van den aangewezen hoogleeraar, Prof.
Kohnstamm, mag worden verwacht, dat
hij deze beteekenis van zijne roeping
ook zal weten te vervullen. Paedagogiek
is al te vaak beschouSf^-als een mooi
woord voor orde houden", duidelijk
lesgeven". Al te vaak ook is zij een
nieuw onderdeel van natuurwetenschap
pelijk feitenonderzoek en uitpluizing van
den mensch geworden. Dit mag niet zijn.
In den besten zin is zij een vak tot
bezieling van menschen, door hen in
aanraking te brengen met het streven
naar hooge, flinke en verstandige ge
dachten en door in hen de gaven te
versterken om die ook in de werkelijk
heid gestand te doen.
Intellectueel onderwijs alleen volstaat
daartoe niet en nergens, niet in de
voorbereidende klas, en niet aan de
academie.
Zal er van de hoogeschool een invloed
in breeden richting uit kunnen gaan, dien
zij als universitas, als brandpunt, ook
ver buiten den kring harer eigenlijke
vakstudenten hebben moet, dan pas ver
vult zij haar eigenlijke rol in onze natio
nale maatschappij.
Nieuwe wegen doen zich open, om
ons volksonderwijs te doen zijn de op
voeding van een menschegeslacht tot
een geslacht van menschen, van
een volk tot een volk in den waren
zin des woords.
v. H.
GEHEIME DIPLOMATIE
OF
REGEERINGSMEDEDEELZAAMHEID
De gang van zaken te Parijs doet
zien, dat diplomatie het nu eenmaal
niet zonder gesloten»<k^ir?ji af kan. In
een tijd, waarin iedereen den mond
volgekregen heeft van ,;ópenbaarheid in
de buitenlandsche politiek", worden
toch de gewichtigste vraagstukken weer
achter vier muren afgewikkeld!
Dit is niets verwonderlijk. Onder
handeling tusschen verschillende regee
ringen heeft dit met flirtation en met
St. Nicolaas-verrassingen gemeen, dat
zij in elkaar vallen, zoodra men ze
niet apart houdt.
Slechts zelden valt den staatslieden
het geluk te beurt, zooals Wilson 't in
zijne correspondentie met Max van Baden
heeft gehad, van geheel op den weg der
openbaarheid zijnen partner voor de
muur te dringen. Maar toen was de
ander ook alle troeven kwijt! Overigens
blijft openbare diplomatie eene illusie.
Wie de gebreken der internationale
diplomatie wil. bestrijden, kan dit alleen
doen door het internationaal statenleven
af te schaffen, dat wil zeggen: door er
n gemeenschappelijke unie van te
maken. Zoolang zij als verschillende
belanghebbenden nevens elkander blijven
staan, zullen de landen er ook op uit
blijven, zich niet aanstonds en telkens
in de kaart te laten zien.
* *
*
immimmMmimiituii
voorspoedig gaat in de wereld, en die zijn
hoofd tant soit peu tot het eind kan
ophouden, ofschoon hfj op zijn levensweg
geen enkele vergoelijkende qualiteit ver
krijgt en nog belachelijk bovendien zou zijn
geworden, wanneer hij het al niet van den
beginne af was geweest.
Hij moet gelden voor het type van die
menschen die aan al wat valsch en leeg is
in een maatschappij omhoog weten te
klimmen, zoo men het hoog wil noemen
en die als parasieten in de wereld gekomen,
als parasieten ook dit aardsche tooneel
verlaten.
Untertan is de titel van het boek;
met Untertan karakteriseert de zeer
talentvolle schrijver den aard van den pro
tagonist van zijn verhaal. O, het gaat er
laag van verdieping toe, men moet er onder
duiken voor anderen, en wat nog erger
is, ook voor zich zelf l Men komt er met
een stijven rug van daan.
Geen pleizierig boek om te schrijven,
wanneer men meester is in het vak, of men
moet een goede dosis haat hebben opgedaan.
Thans, na de catastrophe, komt die ver
borgen gehouden aanklacht eerst .-aan het
licht.
Met volmaakten greep pakt Heinrich Mann,
de auteur, zijn onderwerp aan. Een paar
bladzijden maar over de kindsheid van den
Untertan en hij staat al voor ons,
zuiver en volledig geteekend raar de
grondtrekken van zfjn wezen; men heeft de mo
tieven bijeen die den hoofdpersoon blijven
beheerschen tot den afloop. De vader is een
onderofficiersnatuur, de moeder heeft
sentimenteele, leugenachtige neigingen. Die twee
vereenigd, maken den jongen. Hfj heeft
behoefie te pijnigen en kwaad te verzinnen,
maar hij doet het achteraf en wil goed
schijnen.
Intusschen, wüt men bestrijden kan,
zijn de uitwassen, en die uitwassen liggen
aan de beide einden.
Aan den eenen kant heeft men het
allerergste: de geheime overeenkomsten,
waarbij tot op 't beslissende moment
.toe, alles buiten de volken, buiten het
publiek wordt vastgesteld.
Hiervan zal men vooreerst niet veel
beleven; al doen zich misschien de
surrogaten spoediger voor, dan men denkt.
Aan den anderen kant heeft men het
allerzonderlingste: het overmatige ge
heimzinnig doen in betrekkelijke kleinig
heden.
Hiervan komt men «og niet zoo ge
makkelijk los!
Bedriegen wij ons niet, dan geldt ten
onzent 't tweede gevaar meer dan het
eerste. Het ware toe te juichen, indien
ons buitenlandsch beleid, met inacht
neming van alle voorzichtigheid, zooveel
mogelijk naar openbaarheid en naar
contact met de openbare meening streefde.
De oorlogsjaren hebben waarlijk wel
geleerd, hoe verkeerd het is, alles te
veel binnen de muren te houden. Het
publiek blijft van den domme, en gaat
in geestkracht achteruit. De regeering
mist den steun der openbare meening,
en verliest aan sterkte en vaste lijn.
Verscheidene onzer incidenten hebben
er bitter onder geleden, dat zij te weinig
uitgesproken behandeld zijn.
Maar thans moest men in elk geval
het volk tot belangstelling en medeleven
in de groote aangelegenheden van zijn
buitenlandsche betrekkingen gaan op
voeden ! Om daardoor tevens aan de
andere landen een toonbeeld te geven
van samenwerking tusschen regeering
en natie.
Er moet in deze richting maar steeds
sterk worden aangedrongen, want het
lukt nog te weinig.
De geheimhouding van het General
Agreement met de Geallieerden, dat zoo
groote volksbelangen raakt, doet reeds
niet aangenaam aan. Wanneer de weder
partij tegen de publicatie bezwaar maakt,
kan onze regeering haar dan niet met
nog meer klem voorhouden, dat de me/
publicatie voor ns land iets
onuitstaanbaars is?
Nog dezer dagen brachten eenige
onzer dagbladen het feit ter sprake, dat
een interview van buitenlandsche jour
nalisten noodig was geweest, om zekere
regeeringsmededeelingen publiek te doen
worden, die men ons tot dusverre ont
houden had.
Men kan evenwel in al deze gevallen
nog veronderstellen, dat er een diep
belang of eene noodwendigheid achter
steekt, niet mededeelzamer te zijn.
Waar echter de klomp breekt, dat is
bij de behandeling van het door onze
regeering aan de conferentie te Parijs
overgelegde Ontwerp voor de voorbe
reiding van den Volkerenbond. Deze
arbeid van onze permanente commissie
voor de Haagsche vredesconferentie's,
schijnt ook al niet tot gemeengoed te
mogen worden gemaakt!
En men is geneigd te vragen: is daarin
nu iets anders dan sleur of bedeesdheid
te zien?
* *
*
llii nu ftiiiiiitti tl l 11 iiiiiiiu i iiiumii
Den jodenjongen uit zijn klasse plaagt
hij; eens brengt hij hem voor een kiuisuit
blokken opgericht en dwingt hem te knie
len, de andere klassegenooien helpen hem.
Hoe Irotsch is hij op den bijval! Hq is bijna
eenheid. Door hem handelde op
dat oogenblik de Christenhei d.
Wie wohl man sich fiihlte bei
geteilter Verantwortlichkeit und
einem Schuldbewusztscin, das
kollcktiv war!"
Zulke zinnen als dezen laatste die iets
echt Duitsch te kennen geven, moet men
in de oorspronkelijke taal behouden.
In Berlijn maar een klein gedeelte van
het verhaal speelt in Berlijn zelf ziet
der Untertan den keizer, tijdens een
der eerste jaren van zijn regeering, over
den weg rijden .bij gelegenheid van een
kleine onrust onder de sociaal-democraten.
De collectieve macht van den oppersten
krQgsheer, maakt natuurlijk alle aanhanke
lijkheid uit zijn borst vrij, en door het cor
don der wachters brekend, wil hij zich in
de buurt van den keizer posteeren om
grootheid op te vangen; maar bfl zijn pogen
komt hij in een plas terecht en wekt in
plaats van sympathie den spotlust op.
Zijn verbeelding echter weet dat avon
tuur te metamorphoseeren. Hij spreekt met
een kennis over zfjn ontmoeting op dien
dag en neemt daarbij een hoogen toon aan
tegenover de sociaal-democratie. Mijn vij
and is zij," verklaart hij, .want zij is den
keizer vijandig".
En weet ge dat wel zoo zeker?" vraagt
de aangesprokene, ik geloof eerder aan
een heimelijke liefde voor de
ociaal-democratie bij den ktizer. Hij zou zelf graag
de eerste leider van de werklui zijn geworden.
Maar zij hebben niet gewild. . . Hij staat
voor hetzelfde geval als wij, alle andere
i
BERICHT
Naar aanleiding der verschillende
reclames over het te laat of niet ont
vangen van nummers van ons blad,
deelen wij mede dat de expeditie door
ons steeds nauwkeurig en op tijd ge
schiedt. Reclames over te late bezor
ging gelieve men dus aan het post
kantoor ter plaatse te richten, terwijl
wij voor eventueel zoek geraakte
nummers gaarne een ander nummer
toezenden.
De uitgevers
VANHOLrtttWAA
i iiiiiiniiiiiiii
i iiiiiiiiiitiitiiii
De maatregel van de Nederlandsche
regeering on harerzijds zoo'n projekt in
te zenden, moet juist als zeer verstandig
worden begroet.
Maar waarom nu 'i effect door deze
gereserveerdheid zoo verzwakt?
Het geldt hier immers een zaak van
geheel loyale beteekenis, waar de gansche
wereld van kennis nemen mag, een
onderwerp, dat alom wordt bediscussi
eerd. Al zal het Nederlandsche ontwerp
nu niet baanbrekend tegenover de anderen
staan, toch kan het slechts goed doen,
indien ook dit Nederlandsche ontwerp
voor de belangstellenden kenbaar is. En
onder die belangstellenden behoort ons
eigen volk zeker in de eerste plaats.'
Wij vreezen dus een, ernstig symptoom
te zien hiervan, dat het ware gevoel
voor openlijke politiek in Den Haag nog
te zeer in den onontloken knop schuilt.
De ware behoefte om waar het kan
het volk in zijne zaken te gaan, schijnt
nog te ontbreken.
Des te meer treft dit, omdat zoo juist
het bericht wordt gebracht, dat ook de
Scandinavische rijken een plan voor
internatio-nale organisatie hebben inge
diend, maar tevens... dit aanstonds in
een blauwboek gepubliceerd!
* *
#
Opmerkelijk is, dat men in dezen ook al
weer op surrogaten uit blijkt! Ons
commissieontwerp is immers aan de beide
Kamers voorgelegd ter kennisneming van
de leden."
Wij hebben echter in dergelijke
mededeelingen aan de Kamers nooit veel
anders kunnen zien dan iets wat met
openbaarheid weinig te maken heeft, en
integendeel vaak den indruk van ge
heimzinnigheid nog slechts verhoogt. In
elk geval steekt er niet de minste popu
laire mededeelzaamheid in en men hoede
er zich wel voor, de meening te doen
postvatten dat eene natie er tevreden
mee heeft te zijn, wanneer maar haar
parlement op de hoogte wordt gebracht!
Het gevaar daarvoor is te grooter,
omdat de moderne ontwikkeling van
het parlementaire stelsel de leer bevor
dert, dat het parlement het volk is. Inder
daad is dit echter niet anders dan een
nieuwerwetsche terugkeer tot
ouderwetsche regenten-toestanden, die aan ge
zonde publiciteit in het staatsbestuur
volkomen vreemd zijn.
De regeering moet het volk nog op
voeden tot juiste inzichten in zijn
buitenlandsche politiek. Het volk zijner
zijds de regeering tot juiste opvattingen
omtrent de plicht der mededeelzaamheid.
Beiden zijn nog evenzeer noodig.
Hopen wij, dat de tijd het er spoedig
toe brengt.
v. H.
jongelui. Ook wij zouden wel onze per
soonlijkheid graag willen uitleven, terwijl wij
heel goed weten: de massa alleen heeft
toekomst. Een Blsmarck zal er niet meer
komen en ook geen Lassalle meer. Wie
onder ons wat begaafder is, .kan dat mis
schien nog niet gelooven. In alle geval
hij, de keizer, verzet er zich tegen. En het
zou ook zelfmoord zijn, als iemand die
zoo'n menigte macht is toegevallen, zich
niet hooger ging schatten dan hij waard
was. Maar op den grond van zijn hart
heeft hij zeker zijn twijfel aan de rol, die
hij voor zich open wil houden."
Rol?" vroeg de Untertan onthutst.
Zij kan hem verder voeren, dan hij zich
voorstelt," ging de ander voort.
Wij verlargen van niemand meer iets
bijzonders, wij hebben geen groote mannen
noodig. De keizer staat er niet beter voor
dan ik. Een genie te willen zijn, terwijl wij
best voor genies kunnen passen ! Maar dat
is romantiek, en romantiek leidt tot bankroet."
Even komt hier een ardere wereld voor
den dag, het is een vrijere omgeving terug
gaand tot oudere typen van het
Germanendom dan het Pruisische ideaal, zij begelei
den schuchter den Untertan en zijn
genooten, het zo n de mislukkenden, de w
gstervenden ; de ander is de standhouder
zoolang het duurt.
Hij borstelt zijn knevel uitdagend omhoog,
hij neemt de houding en de gebaren aan,
ja, hij gaat spreken als de K...
Het boek is uit 1914; het schrijft nog niet
den naam voluit, maar meedoogt nloos rukt
het den sluier af van het vertroetelde, om
hoog dringende prussianlsme. Thans mag
men het zien l
Eng die wereld l
W. G. C. BYVANCK