Historisch Archief 1877-1940
8 Febr. '19. No. 2172
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Nieuwe Plannen en Wenschen
Ons Haarlemsche Museum van Kunst
nijverheid gaat herleven l
Er klinkt blijheid in die woorden. Gij
Amsterdammers hebt uw Rijksmuseum voor
beeldende Kunsten, uw Nederlandsch Mu
seum, uw Stedelijk Museum, om van de
kleinere Musea niet te spreken. Ge hebt
Arti, ge hebt verschillende kunstzalen en
kunstnfl verheld-inrichtingen.En de meeste ge
ven periodieke tentoonstellingen, die ontwik
keling brengen en den kunstzlnnigen leeren
zien wat daar omgaat in den ziel van den
hedendaagschen kunstenaar.
Wij, Haarlemmers, hebben slechts n
Museum en n Kunstzaak, die ons periodiek
bet schoone laten zien.
Dezer dagen was het juist een jaar geleden
dat de directeur van ons Kunstnijverheid
Museum, de heer E. A. von Saher, stierf.
H(j was de man, die altijd en altijd weer
afwisseling wist te brengen in zijn leerzaam
tentoonstelling-repertoire, die niettegen
staande de weinige belangstelling van de
Haarlemsche ingezetenen, voortging met
ons op de hem eigen smaakvolle wijze
collecties voor oogen te houden, van verre
en nabij, van oude en nieuwe kunst.
Na den dood van den heer Von Saher
lag het Museum daar verlaten. Het duurde
zeer lang voor men in den heer Otto van
Tussenbroek een nieuwen leider gevonden
had en toen dit was geschied, ook toen
kwam er geen verandering.
Maanden en maanden lang teekende ons
Museum zich grauw, somber-rechthoekig
af tegen den warm- blauwen zomerhemel,
de nevelige herfst atmosfeer, de kille
winterluchten en nog altijd lag het daar rustig,
atil als een Mausoleum.
Doch evenals het dikke witte
sneeuwtapijt de velden dekt en toch in den schoot
der aarde de voorbereiding wordt voltrok
ken tot nieuwen groei, tot nieuwen bloei,
zoo was er ook werking binnen de
vaalgrijze muren en de gesloten vensters. Daar
werd met rusteloozen ijver den grond ont
gonnen, die herleving en hernieuwde schoon
heid zou brengen, als de zonnewende zou
zfjn geschied en de menschheld zich ging
opmaken om het lentefeest te vieren.
Thans, op dit tijdstip, werden de deuren
weder geopend, wijder dan ooit te voren.
Was er veel veranderd?
Neen weinig, eigenlijk niets.
Nóg niets .... want weldra wordt be
gonnen om het Museum te hervormen, het
te brengen tot nieuw, vol leven. Al het
verstarde, het zlellooze, dat zijn zalen
hulsvestte en ons niets meer te zeggen heeft,
wordt verwijderd. Reeds werd de gan
sene collectie geïnventariseerd met het
oog op een te maken catalogus.
De jonge tijd met zqn frissche gedachten,
zijn kernachtige, eeuwig nieuwe scheppin
gen zal ons Museum binnentreden. Er zal
wisseling zijn in Jkunstvoorwerpen en werk
stukken, opdat het voor kunstnfjveren, fa
brikanten en kunstminnend publiek, een
plaats worde waar men voortdurend op de
hoogte kan komen van het denken en schep
pen van Nederland's nijveren.
En déperiodieke tentoonstellingen?
Ze zullen ons weder verheugen en evenals
voorheen, zullen zij ons niet alleen inlandsen
werk brengen, doch tevens ter vergelijking
de scheppingen van die landen, wiar de
nijverheldskunst zal opbloeien, fraaier, zelf
bewuster dan ooit te voren, na de jaren van
weemoed, van ellende en finantieelen nood.
In het voorjaar, als de zalen ontruimd
zijn, zal een belangrijke
Kunstnfjverheidstentoonstelling de rij der groote exposities
openen.
Zondagmorgen 1.1. waren Haarlem's inge
zetenen uitgenoodigd tot een causerle in
de Rotonde, te houden door den Directeur
naar aanleiding van het nieuwe doopvont
en enkele andere voorwerpen van den
siermetaaldrijver Eisenloeffel.
Het was een proefneming, die volmaakt
geslaagd mag heeten. Nimmer zagen wij het
Paviljoen bij eenige voordracht zóvol
als op dien stillen ge wijden wintermorgen.
Een leergierig publiek, voornamelijk be
staande uit klein-nfjveren, volgden den
causeur in zijn vlotte rede.
Er werden vragen gesteld en beantwoord.
Een band werd zoodoende gevormd tus
schen leeraar en 't publiek, die, vergissen
wij ons niet, hechter zal worden en dus
zal zijn in 't oelang van onze vaderlandsche
nijverheidskunst.
De jonge directeur heeft het veelomvattend
werk van de reorganisatie met groote liefde
en energie aanvaard.
mmiitiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii. iiiiiKHiiiiiiiii
ONDER DE SNEEUW
.Midden Mei als het bulten weer een
beetje levendig begint te worden," zei de
conducteur in den loop van het gesprek.
Ik keek hem eens even aan, want ik had
wel eens van zulke menschen gehoord, maar
nooit geloofd, dat ze bestonden, menschen,
die meenen, dat het natuurleven pas begint,
wanneer we de kachel kunnen uitlaten. Hij
praatte anders heel verstandig over rusten
en werken.
In ons land rust de natuur nooit. Er is
altijd groei en bloei. De sneeuwval en de
vorst van deze weken geven een heerlijke
gelegenheid, om daarvan het een en ander te
zien. Alles was reeds zoo vroolijk, voor tal
van vogels was de lente-Idylle al begonnen.
Nog in de sneeuwbui lieten de plmpeltjes
hun zilveren voorjaarslach hooren, eerst nu
bij een voet sneeuw en acht graden vorst
zijn ze een beetje bekoeld, maar ik verzeker
u, dat ze voor den dooi alweer dartel zijn
en de boomklevers en de spechten ook.
De sneeuwklokjes, die al bloeiden zijn nu
heel mooi onder dek geraakt en staan rechtop
tusschen de beschuttende kristallen. In 1917
Zal hij zijn idealen kunnen volbrengen?
Zal hij ons Museum kunnen brengen OD
den top van zijn wenschen, zijn plannen?
Zal het daardoor kunnen worden een in
stelling, die leeft en nut brengt in de
wisseling der tijden ?
Dat hangt in hoofdzaak af van de be
langstelling in zijn streven, getoond in de
eerste plaats door Haarlem's ingezetenen
en die van den grootstad zoo dicht in de
nabijheid.
Moge die belangstelling blijken door een
druk Museum- en tentoonstellingbezoek,
als de voorbereidende plannen werkelijk
heid zullen zijn geworden en alles in en
om ons Museum spreekt van kunst- en
natuurgenot.
ELI s. M. ROGGE
iiimiiiiniMiiiiiiiiiiiMiimiiiiiii
Moderne Meisjesportretten
Teekentng van Is. van Mens
IV
HET MODIEUSE MEISJE
Een satfjnglad gezichtje rozig overpoeierd,
en glimmende onbeduidende oogen tusschen
zwart aangestreken wimpers. Een bouw
werkje van haar waarvan geen haartje het
zou wagen bulten model te komen, met ver
siering van veel schildpad. Kleine futlooze
handen als de wassen modellen die bij een
kapper of manicuur op een kussen voor het
raam liggen, kostbaar met ringen versierd,
op straat altijd geschoeid. Magere beenen in
zijden doorschijnende kousen, schoenen met
hooge hakken, die een steunvlak hebben
niet grootcr dan een kwartje.
Ze wankelt voorzichtig pijnlijk- moeizaam
door de stad, op haar gemartelde voeten.
Ze kleedt zich duur en in kostbare stoffen
zonder eenige verband met weer of jaarge
tijden, torst op een zoelen najaarsdag bergen
bont, en loopt rillend en bibberend als een
riet, in chiffon, voile of nlnon op een kouden
dag in het voorjaar of den zomer. Ze ver
kleedt zich langzaam en voorzichtig zes
maal daags, vór een kaptafel als een uit
stalling van een parfumeur. Haar conversatie
is geaffecteerd; en met zacht gekir en
geroekoe, en ccquet oogengeknipper, zegt ze
banallttitjes als groote gewichtigheden.
Ze decoreert in restaurants op de fitre o'
clock tea, en in de loge van de opera. Ze
verkoopt op bazars, met een honigzoet
lachje en meewarige blikken voor het goede
doel, bonbons en pretentleuse handwerkjes,
en in de pauze bij een liefdadigheidsfeest,
bloemetjes, thee en champagne.
Met aanbiddende plechtigheid kan ze
een hoed opzetten voor een spiegel, of een
voile voor haar wassen gezichtje spannen.
Ze gaat naar jours, naar partijen, naar
diners en brengt de rest van haar tijd bij
kleermakers en costumières door, en voert
overigens niets uit, behalve wat kinder
achtig piano getingel.
Haar boudolr is vql roze lievigheldjes,
die van Tesselschade of Arbeid Adelt stam
men, als een teacosy, een kleedje, een
gewatteerd hoesje om haar trekpot mee beet
te pakken. De stoelen en meubels zijn vol
kronkelingen verguld en wit lak, met
frimelige bloemdecors, en op pooten, die schijn
baar geen lichaamsgewicht kunnen dragen.
In kristallen en zilveren vaasjes verkwijnen
grillige eenzame bloemen. Alle decoratie is
peuterlg en licht van kleur en gekronkeld
en warrig. Sentimenteele plaatjes hangen
in gouden of verlakte heel smalle seize
lijstjes.
Ze heeft een schoothondje dat ze over
straat draagt en geparfumeerd is als ze
zelf, met lavendel, en opgetuigd met strikken
en kleertjes. Het is haar evenbeeld uit de
dierenwereld.
Ze minaudeert tot er om haar hand ge
vraagd wordt en trouwt met veel statie en
vertoon, met .veel partijen en veel receptie
en een wolk van wit waar haar parfum
doorheen dringt, omstuwt door bruidsmeis
jes en bruidsjonkers. Ze laat haar woning
| modieus inrichten door een behanger die
en vogue is en maakt een stereotype
huwelijksreis met koffers als pakhuizen. Als
ze thuiskomt richt ze dadelijk jours in,
zooals ze vroeger bezocht en gaat exquise
dineetjes geven waar ze zich precies blijft
gedragen als toen ze gast was vór haar
huwelijk. A R i E T T E
was dat anders,toen hebben we eerst
sneeuwlooze vorst (.black frost") gehad, daardoor
waren ze gaan liggen en de sneeuwlast
heeft de houding bestendigd. De latere
klokjes, die pas opkwamen, steken nu ook in
sneeuw en als ik nu in zoo'n klokjespol
vlug met een scherp mes een doorsnee
maak, dan blijken de groeiende pieken geheel
vrij te staan in een witte grot. Hetzelfde
is het geval met de bloeiende en opkomende
winteraconietjes: ze worden door de sneeu w
niet aangeraakt, maar staan in een witten
koepel.
We hebben hier te doen met een
alleraaidigst verschijnsel, dat zich het schoonst
laat bestudeeren in de bergen en dat een
der mooiste alpenplantjes, de Soldanella,
aan een zekere beroemdheid heeft geholpen.
Je hoeft in den zomer niet eens hoog in de
bergen te gaan om plekken aan te treffen
van late sneeuw, hetzfj die is blijven
liggen op plaatsen waar de zon laat op den
dag of in het jaar komt, hetzij ze overge
bleven zijn van lawinen. Ze zijn al te vinden
op zeshonderd meter hoogte en op hellingen
vlak bij, die beter in de zon liggen, bloeien
dan al de bloemen van den zomer. De rand
van het sneeuwveld dooit langzaam weg
en daar komen dan reeds in de sneeuw
zelf de bloeiende soldanellen voor den dag,
wonder mooie bleek lila klokjes, hangend
of half opgericht, de kroon met fijne franje,
soms maar n enkel bloempje aan een
stengeltje, dat oprijst uit een rozet van
mooie, dikke rondachtlge glimmende blaad
jes. Graaf je voorzichtig in de sneeuw, dan
Vrouwelijk Doen en Denken
Het is voorbij, een frisschen lucht om
ringt mij, waar ik ga"... *)
Ik weet niet meer, waaruit en van wien
deze dichtregel was, maar hij komt mQ
altijd in 't hoofd, wanneer ik 't gevoel heb
van Iets drukkens bevrijd te zijn. Bedoelde
versregel slaat meer bepaald op een onweer.
Maar men kan 't ook toepassen op al
't Europeesch gebeuren. De oorlog, de zware
last die op de volken drukte, is voorbij.
Een frissche wind van vernieuwing
waait alom. Hier en daar zwelt hij tot storm,
en raast en tiert, maar in dékalmere regi
onen heerscht een gevoel van verlichting,
en de overtuiging Is er dat we andere,
betere tijden te gemoet gaan.
Ook in Dultschland moet dit zoo zfjn.
Vier jaren is er geleden en gestreden, fs
er honger geleden, zijn mlllioenen levens
geofferd, werden duizende gezinnen ver
scheurd, en dat alles om een waandenkbeeld.
Nu, In de laatste maanden vielen eindelijk
de schellen van de oogen en deden de
mannen wat ze jaren eerder hadden moeten
doen. Ze wilden niet meer vechten, niet
langer moorden, en zij die zoolang blinde
lings gehoorzaamd hadden, begonnen zelf
wetten te stellen. Ook in de vrouwen is
't gevoel nu wel overheerschend geworden,
dat 't anders moet gaan, dan het was, dat
er een anderen weg moet worden ingesla
gen, dat 't volk anoers moet worden opge
voed, en dat het in plaats van te zeggen
Ich soll," moet leeren zeggen, Ich mag"
niet den rechten weg bewandelen uit dwang,
maar uit vrijen wil.
Deze richtsnoer moet ter hand genomen
bij 't begin, d.w.z. bij de opvoeding van
de kinderen, want zij worden het toekom
stig geslacht. Geen opvoeding op
militairistlschen grondslag, geen oorlogsopvoeding,
maar een opvoeding tot den vrede,
Hoe dubbel pijnlijk treft dan 'tvele
Kriegsspielzeug," dat er in Dultschland nog wordt
gemaakt: U-boote, Tauben, heele legers van
Blech und Holzsoldaten worden nog ver
vaardigd en... vinden er gretig aftrek.
Zeer pijnlijk werd ik getroffen toen ik
onlangs voor een boekwinkel zag hangen
z.g. Kriegsbilderbogen," wat wij hier noe
men : de ouderwetsche kinderprent, zeer
primitief geteekend, nog primitiever ge
kleurd met kunstlooze, minderwaardige
rijmelarijen er onder, die altijd een bespot
ting van een der geallieerden volken In
houden. De prenten, die een parodie zijn
op al wat met werkelijke kunst in verband
staat, worden nota bene uitgegeven door
,die Vereinigung der Kunst rreude" (sic) te
Berlijn.
Zeer waarschijnlijk zijn deze kinderprenten
niet voor kinderen bestemd en alleen maar
in deze vorm uitgegeven om ze populair en
goedkoop te maken, en ze zoodoende onder
veler bereik te brengen, helaasl Ik vrees, dat
onverstandige onontwikkelde moeders, aan
getrokken door de felle kleuren, en misschien
ook door het grof-grappige, deze platen voor
een paar pfennlng zullen koopen om hunne
kinderen te vermaken, ook al zullen die
den inhoud en strekking niet begrijpen.
En dan is 't kwaad geschied.
Heeft de Duit?che Hochkultur het nog niet
zoover gebracht, om in te zien, dat zij vór
alles heeft aan te kweeken verdraagzaam
heid en de gedachte des v r ede s, ook en
vooral in de kinderen? Heeft zij nog niet
gevoeld, dat zij alles moet vermijden wat
de kinderziel kwetsen en bederven kan?
Dat zij dus zelfs niet mag gebruik maken
van de vorm van een kinderlijk vermaak
om er anderen mee te beleedlgen en er
de kunst mee in 't gezicht te slaan?
De ouderwetsche kinderprent (ik heb er
in mijn jeugd van genoten) was nog zoo
kwaad n'et, al brachten de potsierlijke
tee
*) Van Hieronymus van Alphen naar men
mfj vertelde.
IIMMIIIIIIIIIMIHIIIMIHIMIIIIIIIIIIIIEIMlml
blijken er nog meer te zijn, sommige met
nog gebogen sierigeitje, doch reeds in
bloei en die staan dan ook vrij onder hun
witten koepel. Echter zijn er ook wel, die
Soldanella
Wat de Mode brengt
Teekening van Hanna Lamberts
H V.
A B
DINER EN FEESTKLEEDINQ
A. Toilet van goudbruin fluweel. Overlfjfje
van goudbruln Liberty satijn in iets lichter
tint. Geborduurd motief in zachte kleuren.
Randje bruin bont. Kwastjes in de kleuren
van het borduursel. Fluweelen schouder
banden. Oud gouden knoopjes.
B. Tolletje voor jonge meisjes van fel
cerise-rood met diep staalblauw fluweelen
knoopjes-garneerlng, halsbials en armlint.
keningen ons eerder tot lachen dan tot
bewondering en al lag de moraal er bij de
versjes dulmdik op. Ze haalden ten minste
niet omlaag, er was nooit iets kwetsends
in. Hier wel, hier wordt gehoond, hier is
men grof, zelfs onwelvoegelfjk. Zulke platen
zfjn niet voor de groote massa, magen niet
populair worden en behooren verre gehou
den te worden uit de handen van kinderen.
De revolutionaire Duitschers spreken van
een wedergeboorte. Ik geloof er niet aan,
zoolang Ik dergelijke produkten zie van grove
zielen onder de auspiciën van een vereenlging
van kunstvrienden. Ik geloof eerst aan een
wedergeboren Duitschland als ik de wer
kelijke beschaving des gemoeds ontdek,
als ik bemerk, dat 't volk den goeden kant
op wil, dat de moeders hare kinderen anders
opvoeden, de vaders niet meer prügeln,"
de overheid niet meer maszregelt" en de
kunst vrienden, waarachtige kunst" aan 't volk
schenken, of zich anders maar bescheidiglfjk
geen kunstvrienden meer noemen.
Zoolang Duitschland zich niet aangordt
om niet alleen in de staat, maar ook in
't gezin een andere geest te doen vaardig
werdsü, zoolang zal de z.g. Hochkultur"
van een betreurenswaardige Niedrlgkeit"
zijn. En de menschen zullen er niet opwaarts
gaan, zoolang de eerbied er niet is voor
den Dultscher van over 20 jaar, voor het
volgende geslacht. O... men kan nooit te
voorzichtig zfjn In de keuze zijner opvoeders.
E. C. v. D. M.
Eieren
In afwachting dat seizoen, rantsoeneering
en andere minder juist definieerbare machten
weer eens een ruimer overvloed van eieren
in omloop zutlen brengen, kunnen wij er
wel vast eens een oogenblik over praten,
Niet dat ik wijsheid over klppenhouden
zou willen verkoopen. Wie daar het naaste
van wil weten, dient zijn licht op te stekan
bij een modern ingericht hoenderpark.
Maar er vielen mfj eenige zegsels en
spreekwoorden in, die, met het oog op de
huidige eierenschaarschte, bijna vermake
lijk zijn.
In het befaamde tijdschrift Braga, tachtig
jaar geleden, kwamen, ter karakteriseering
van de geringe materieele eischen van zeker
minnend paar in rozegeur- en
maneschfjnstemming, de regels voor:
Twee paar eiers en een Blaadje,
Amor achter ons als paadje,
Zeg of dat niet heerlijk is?"
Tegenwoordig zou menig paar allicht,
onder Amors presidium, gaarne n samen
deelen. Het zeggen dat een half ei beier is
plat op den grond liggen, alsof ze den last
niet konden dragen of ovewinnen.
Het ligt voor de hand, om aan te nemen,
dat die plantjes door hun eigen warmte
de sneeuw hebben doen smelten en zich
zoo ruimte hebben verschaft voor hun ont
wikkeling in een weg naar licht en lucht.
Planten kunnen heel wat warmte ontwik
kelen, al merken wij er in den regel weinig
van. Ze ademen en verbranden even goed
als alle levende wezens en als we er maar
voor zorgen dat hun warmte zich niet kan
verspreiden, kunnen we ten deze hooge
temperaturen constateeren, b.v. in een goed
gesloten doos met levende bloemen, een
botaniseertrommel vol planten, een kistje
met levende paddestoelen, verpakt in hooi
en nog voorbeelden te over. En zoo kunnen
dan ook die plantjes onder de sneeuw de
noodlge caloricn voortbrengen om zich een
vrije ruimte uit te smelten.
intusschen als de zon er zich mee gaat
bemoeien, wordt het weer een beetje anders.
Dan kan het plantje, als het niet al te diep
onder de sneeuw zit, de zonnewarmte
absorbeeren en zoodoende de sneeuw om zich
heen doen smelten. Dat zien we het best
aan sprietjes en pieken die al boven de
sneeuw uitsteken; ze hebben altijd een
vrije ruimte om zich heen en die nemen
we niet waar rondom levenslooze
voorwetpen, die geen eigen warmte kunnen
prodvceeren. Ik heb er altijd veel plezier in, om
die dingen te bekijken en vind ook bij
verschillende planten verschillend gedrag,
maar sneeuwklokjes en winteraconiet
gedan een ledige dop, dagteekent stellig uit
een tfjd als dezen.
Zou dat ook het geval zijn met het spreek
woord: Beter een mug in de soep dan
geen vleesch?"
Heel wat royaler klinkt de raad: Slaat
de eieren in de pan, dan komen er geen
kwa kuikens van l" In de dagen waarheen
zulke zegsels verwijzen, keek men niet op
een paar eieren.
Een appel en een ei" golden Immers
vroeger als zinnebeeld van dingen van ge
ringe waarde!
In een kookboek, zoo oud, dat de Raad
pensionaris Johan de Witt de vergunning
tot het drukken onderteekend heeft, wordt
met eieren omgesprongen op een wijze die
duidt op het advies, dat men om n ei
de struif niet moet bederven," in den zin:
dat men om wat goeas te bereiden, niet
op een ei meer cf minder moet kijken. In
een recept van een Kruijdensiruijf" (wat
wij thans zouden noemen een ommelette
aux fines hei bes) is het aantal eieren zoo
gioot, dat ik het maar niet noemen zal, om
niemand te tantaliseeren.
't Komt mfj intusschen altoos voor, dat
de waarschuwing om, wegens n ei de
struif niet te bederven, duldt op de moge
lijkheid dat er onder de beschikbare eieren
n vuil zou kunnen zijn. En dit blijft
natuurlijk hetzelfde voor alle tijden, van
overvloed zoowel als van duurte, voor
fabrieken zoowel als voor huis-keukens.
Ik herinner mij, uit de dagen toen 'de
Engelsche biscuits in zwang kwamen, (thans,
in tegenstelling met beschuiten, als
biskwies" aangeprezen), een bezoek aan een
fabriek daarvan te Henley aan de Thames.
Alles ging daar machinaal, van het kne
den af tot het inpakken toe, alleen twee
details van fabrikage niet. Eén daarvan, zei
onze geleider, was het pellen der amandelen
uit het binnenst bruine huid je; dat gebeurde
nog precies als bij huiselijk gebruik; doch
daarvoor zou nog wel eens een machine
uitgevonden worden. Voor het andere mocht
er nooit een uitgevonden, althans niet inge
voerd worden. Er werd aan bezoeksters te
raden gegeven wat dit was, het antwoord
luidde: het breken van eieren. Want dit
dicht, in het grootste bedrijf zoo goed als
in het huiselijk leven, door een nauwgezet
persoon stuk voor stuk te geschieden, om
ze meteen te keuren.
Hangt het samen met de elerschaarschte,
dat de uitdrukking elvol/ juist in de laatste
paar jaar plotseling heeft plaatsgemaakt
voor tjokvol", papagaaiachtig op den klank
af, aan het Engelsche chockfull" verwant?
Als vertaling daarvan ligt waarlijk het
Nederlandsche stampvol" al sinds lang ge
reed.
Hoe dit zij, als er weer wat meer voer
komt voer menschen en voor koeien en
paarden en verdere huisdieren, zullen de
kippen daar ook wel van gaan profiteeren.
Trouwens, ten platte lande, waar zij vrij
kunnen rondloopen en minder afhankelijk
zfjn van officleele bedeeling, zal weldra
weder menig el beschikbaar worden, waar
de officleele hanen niet naar kraaien. En
menig stedeling, die met de dit jaar laat
vallende Paschen, een fiets- of voettocht
onderneemt naar een of ander afgelegen
dorp, zal daar allicht een ouderwetsche
Kampersteur" kunnen genieten, of een paar
pannekoeken, niet veel minder elerrflk dan
de struif uit de dagen van Jchan de Wltt.
GEERTRUI D A CARELSEN
Verzoeke alle stukken voor de
rubriek Voor Vrouwen" in te zenden
Koninginneweg 93, Haarlem.
lllllininiMIIIIIIMIllMMIIIMlIilIllillllllllltllllllltlllllllIllllltllllllIlIMIIIII
DELICATESSENHANDEL
F. G. LEBBING
PRINSENGRACHT 8O5?8O7
TELEFOON N. 1253 N 1350 en Z. 5
Belangrijke Prijsverlaging
Groenten in Blik, Merk HOOGSTRATEN
1 Liter V* Liter
SNIIBOONEN.. van i 1.25 v. f 0.92". van 65 v. 52H ets.
SPERSIEBOONEN 1.25 0.96 70 55
DOPERVÏÏEH l.50?1.l?l/« 80 63
SPINAZIE ... Q.90?O.Ï2VS 55 42^
«NDIJÏIE ... 0.95?0.85 55 4W
dragen zich precies zoo als de soldanella
uit de bergen. Die zou ik ook wel in mijn
tuin willen hebben, ik moet toch eens p ro
beeren of het lukt. In de prijscourant van
de Kweekerij Moerheim te Dedemsvaart
vind ik ze aangeboden en mQ dunkt ze
moeten hier toch ook wel kunnen groeien.
Eigenlijke rotsplanten zqn het niet, ze
groeien meer op samenspoelsel van
het fijnste bergpuin, dus op vruchtbaren
en nog al kalkrijken grond. Ook maken
ze geen groote aanspraken op fel en
langdurig zonlicht, 't Is altijd te probeeren.
Ik heb ze geplukt aan den Diablerets, den
Elger, op de furka en in het wilde
Durnachtal, tegen den Hausstock aan; kleine
teere dingetjes tusschen hooge bergen en
in zwarte, koele, vettige aarde onder vuile
sneeuw. Aan den Diablerets stonden ze in
gezelschap van de witte en paarse
voerjaarscrocussen, die ook, 't was half Juli, net
in bloei kwamen. Dat is dezelfde soort van
crocussen die wij in onze tuinen hebben
en die bij ons bloeien in Februari en nu
ben ik benieuwd of die Soldanelles hier ook
hun bloeitijd vervroegen, anders wordt de
kans, om ze onder hun sneeuwkoepel te
zien, weer gering. Ze behooren tot de door
luchtige familie der sleutelbloemen en de
bouw van hun bloem, de vorm en stand
der meeldrader, de ligging en bescherming
van den honing is geheel en al in overeen
stemming met hun voorname verwantschap.
JAC. P. T H ij s s E