Historisch Archief 1877-1940
ISFebr. '19. No. 2173
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Restaurant Je Oude Doelen"
TOURNOOIYELD -:- DEN HAAG
PLATS DU JOUR
- van^12.30 tot 2 uur en van 7 uur tot 8.30
AAG
ROTTERDAM
AMSTERDAM
Aanvoer van
COBNAC
NARTELL
wordt spoedig verwacht
door de Agenten
Koopmans & Bruinier
Wijnhandelaren te Amsterdam
iiiiiiiiililliililliliiniiniiiiiiiiiuilllllll iiiinnnumiiniii
JAC. URLUS Hi
HAVANA
GAAR
iiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii
JU -<MMIMIHnillNnillllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIIIIMMIMIIIIIIII>HIIIIIIIIIIII1llllllMlllllllllllUllilMllllllltl; ==
II STARK'S OXYDOL" I|
gl (C H LOR AS KALICUS TANDPASTA) = j|
H i Naarol. Venn. STARK & Co. Chemische Fabriek ,,'s-HAGE", 's-Gravenhage \ B
?iHllillllllllllillilllinilllllllliïi
Piano's, Vleugels en
Kunstspelpiano'sdoorttuur
in eigendom verkrijgbaar, mits in
drie jaar afbetaald.
Brieven No. 1431, Bureau van dit Blad.
JOS. JACQUES
WIJNHANDEL - BREDA
Speciaal adres voor
GOEDKOOPE
CHAMPAGNE
Ingericht voor Wederverkoopers
HEERENKLEEDIN6
H.J.LOOR, Utrecht
LGDSÜR.ECHT {-HOLLAND)
.
JM
MEEREN MODE-ARTIKELEN
- HEERENSTRAAT 12, GRONINGEN
TELEFOON 1083
sheuvel>ARKt«
Tot het bouwen var Villa's em
?chtige BOSCHTERREINEN te koop in HEf
Lage prffzen, mooie wegen, ga»,
electr. licht, water.
i I.V.Iaatl.titExpUifcvuIrtlwterpukl
DE BILT
Tel. fat. 38 & 48
Brief adres;
N. V. ALG. NED. ELECTR. MIJ.
V/H GROENEVELD, RUEMPOL & Co.
P. H. KADE 68 - Tel. N. 4826, 4827, 7004.
Electromotoren. Generatoren.
Scha keilessenaars.
Hoogspanningsinrichtingen.
Schakelkasten. Electr. Sirenes.
ELECTRICITEIT OP ELK GEBIED.
utimiiiiiMiiiiiiiiiiiiiniiiimm miiiiiinttiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiinii
laatsten tfjd het bestuur van .Ons Huis",
nu het gebied van zijn werkzaamheden
steeds verder ging uitzetten. Naast de
vanouds gegeven voordrachten en cursus
sen, concerten en tooneelvoorstellingen, ten
toonstellingen en excursiën, naast de werk
zaamheid der clubs van allerlei aard, der
'grootere groepen als de
vrouwenontwikkelingsclub.naastde oefeningen van het strijkor
kest, het gemengd koor en het kinderkoor
kwamen andere vormen van gemeenschaps
leven op. Wij denken aan de bloeiende
jongensvereenlging, die onder tactvolle leiding
reeds van zooveel jongens de opvoeding
tot zelftucht voltooide. De vacantieschool
blijkt meer en meer aan een lang gevoelde
behoefte te voldoen. Het vacantiehuis te
Lunteren op de Vtluwe, de gift van een
nobele vrouw, jaren lang een zacht gekoes
terd ideaal, is thans een stevige
werkelijkhe'd, duizenden tot zegen.
Daarmede zijn wij reeds buiten de muren
van Ons Huis" gekomen. Want zoo gaat
het in de laatste jaren; het vriendelijke
tehuis strekt zijn werkzaamheid steeds verder
uit. Ten gevolge van de Ons Huis" con
ferentie, in Mei 1917 gehouden, is een
advies-bureau opgericht ten behoeve van
deze werkzaamheid in den ruimsten zin;
reeds werd het bureau door personen en
instellingen uit alle deelen van het land
overstelpt met vragen om inlichtingen over
socialen arbeid; door raad en ook door
voorgang en voorbeeld konden de in de
Rozenstraat gekweekte ervaring velen ten
goede komen.
Eindelijk en zoo komen wQ in den
jongsten tijd heeft het bestuur van Ons
Huis" in het atgeloopen jaar een krachtige
werkzaamheid ontwikkeld om tot meerdere
centralisatie van het Ons Huis" werk in Am
sterdam te komen. Het was reeds lang aan dat
bestuur duidelijk geworden, dat er eenheid
moest komen in den arbeid.die door vele goede,
maar verspreide krachten op sociaal gebied
werd verricht. Er zijn behalve Ons Huls"
gelukkig nog heel wat meer stichtingen,
vereenigingen, commissiën enz. in Amster
dam, die hetzelfde of nagenoeg hetzelfde
doel beoogen, volksontwikkeling, volksbe
schaving. Zij werken uitnemend, maar zij
werken verdeeld; er bestaat tusschen hen
onderling weinig contact. Het was onze
burgemeester, altijd vol belangstelling voor
dezen arbeid, die het sluimerende denkbeeld
van meerdere eenheid bij dezen volksarbeid
tot leven bracht. Gaarne gaf het bestuur
m
tfillllMfllfelHlillMWMi"""^^
TERUGKEER
DOOR
TEN KLOOSTER
Een was er met een waterval naar bene
den getuimeld, en kwam met een zwaren
vloek, hij weet zelf niet hoe, nog juist op
zfjn beenen terecht.
Een ander hing met zijn nagelt aan een
rotshelling, en een greep op tijd, redde hem
even van een val zonder eind.
Nog slechts enkele centimeters meer van
den walkant, en iemand zou in den nacht
met den banjir ongemerkt in het donker
zijn verdwenen.
Weer een was er zoo dom te meenen, dat
de gewonde Casuaris geen aanvalswapen
bezat, en het was meer geluk dan wijsheid,
dat het karabijnschot zijn bulk beveiligde
tegen den langen puntigen nagel.
En we waren juist allemaal veilig beland,
toen de. berghelling in beweging kwam.
Dat alles om een insect, een vogeltje, een
onbekende bloem, «m een paar steenen
voor den geoloog, om het invullen van een
vlakje wit op de kaart, om een pijlschot
van een vreemde Papoeastam, om de oor
sprong van een rivier, om allerlei. Het was
nu veilig achter den rug.
Maanden hadden we rondgezworven, er
waren vele zieken, we zagen er uit als
bandieten. We verlangden naar het behou
den binnen brengen van den buit, naar
schoone kleeren en een goed maal.
Die buit en de zwakken zouden met onze
prauw terugkeeren en -nog vele anderen,
van Ons Huis" aan dezen wenk van
hoogerhand gehoor. Het stelde een beginsel
norm op, waarnaar het bij de centralisatie
zich zou richten, en ving op dezen grond
slag de onderhandelingen met de bevriende
corporatlën aan. Wie deze onderhandelingen,
die wederzijds m r t groote tegemoetkoming
en met eerbiediging van verkregen rechten
en historisch geworden toestanden zijn
gevoerd, heeft medegemaakt, zal zich niet
meer verwonderen, dat de wereldvrede te
Parijs nog niet is geteekend. Er viel reeds
hier op betrekkelijk beperkt terrein zooveel
te bespreken en te regelen l
Zoodra het verdrag gezegeld en geteekend
ter tafel ligt, interesseeren de onderhande
lingen, die eraan voorafgingen, slechts den
geschiedschrijver. Van algemeen belang is
wat ten slotte tot stand is gekomen. Dat
resultaat is dit, dat Ons Huis" samenwer
king heeft gevonden met de op gsljk ge
bied werkende vereenigingen 's
Gravenhekje", .Ons Huis buiten de Muiderpoort",
Jeugdwerk Spaarndammerbuurl", Jeugd
werk Wittenburg", die dus voortaan zijn te
beschouwen als afdeelingen van Ons Huis".
Onderhandelingen zijn nog gaande met
corporatiën in de buurt van het Waterlooplein,
op Kattenburg en in Watergraafsmeer. Bo
vendien heeft het gemeentebestuur aan
Ons Huls" opgedragen de organisatie van
dezen socialen arbeid in de gemeente-wo
ningen in de staatsliedenbuurt, in het
Nooddorp over het Y en in de Indische buurt;
dat werk is sedert eenigen tijd met succes
in gang.
Ons Huis" heeft zoo een lang
gekoesterden wensen in vervulling zien gaan; het
heeft zijn vleugels breed uit kunnen slaan
over geheel Amsterdam. Samenwerking is
verkregen, waar wel geen verdeeldheid,
maar toch scheiding bestond, in dezen tijd
van moreele verwildering is het stellig een
zaak van groote beteekenis, dat in Am
sterdam in rijp overkg een organisatie is
tot stand gekomen, die zegenrijk moet
werken voor de verheffing van ons volk
in den ruimsten zin.
IMIIIIIIII IIIIIIIIIIIMIIIII iiiiniüimi immuun
dat waren rij, die van de zee hielden, maar
verreweg de meesten verkozen toch het
veilige voetpad, al duurde dit veel langer.
Tusschen hooge muren van groen, stoven
we de rivier af, naar de monding, met boom
stammen mee en tusschen rotsen door en
nu zaten we op het strand.
Eindelijk weer de zee.
Ver in het land hadden we haar diepe
stem al gehoord en haar adem was de koelte,
die ons frisch langs de slapen ging.
Het was heerlijk.
Een oude Papoea zat aan het strand met
zijn kromme vingers vischjes te roosteren
boven een vuur. Het was een man van de
zee en hij kon het weten. Hij raadde ons
ten sterkste af, de monding uit te gaan, en
schudde bedenkelijk den grijzen bol.
't Mocht wat. Die witte koppen leken ons
niet zoo erg, onze prauw zou het best doen.
Het was ook veel te verleidelijk.
Dus wij zee in.
Als een visch schoot onze prauw door de
branding en we lachten om het dreigen der
rollers en het wilde stoeien van de groote
vlokken schuim. Het was rijzen en dalen
en een zacht deinzen op den rug der zee,
tot we in het ruime sop waren.
Nu midden er in, zag het er toch wel
anders uit dan zooeven van het strand gezien.
Maar de wind en een lapje zeil zouden wel
helpen. De Noordwester trekt de touwtjes
strak en doet het zeiltje bollen.
Alles gaat prachtig. Het water schuimt
voor den boeg weg en ritselt langs de
boorden, een inslaande golf werken we met
hoozen er uit.
Vór donker moeten we de Kaap om zijn,
dan zijn we verder veilig.
Want het is waar, de boorden van de
prauw staken niet ver boven water uit, ze
was te vol geladen, met ook te veel menschen
er in.
Onze flinke stuurman zegt, dat het mis
loopt, als we de Kaap niet halen.
Dat geeft wat spanning.
Prestaties der Sinologen
(Ingezonden)
Op het schrijven van den heer A. G. de
Bruin, onder dezen titel, in het Weekblad
van 18 Jan. 1.1., heb ik het volgende te
antwoorden:
Mijn grieven tegen het werk van prof.
de Groot, heb ik volledig geuit in de Gids"
van l Augustus 1912, in een artikel De
Nederlandsche Sinologie." In dit tijdschrift
worden, naast literaire, ook wetenschappe
lijke onderwerpen door de beste geleerden
van Nederland behandeld, en mijn artikel
was zoodanig ingekleed, met citaten uit
de Groot's werk, dat ook de ontwikkelde
niet-sinoloog de enormlteit van des profes
sors oordeel over China en de chlneezen
kon bepalen. Ik verwijs belangstellenden
naar dit artikel.
Ik heb prof. de Groot niet aangevallen
als geleerde," maar als onbevoegde beoor
deelaar over zaken, waar hij niet de minste
gevoel voor heeft: China!s kunst, filosofie
en cultuur. Hij heeft, met, of beter ondanks
al zijn geleerdheid" de chineezen uitge
maakt voor een half-beschaafd, barbaarsch
volk" stamped for ever with the total
incapacity to rise to a higher level of
mental culture," enz. enz. en hiertegen ben
ik opgekomen, wetend dat het mijne
sinologische carrière zou breken, en ik mjj er
de vijandschap der geleerde" wereld mede
op den hals zou halen.
De Bruin's beweren, dat men over chi
neesche onderwerpen alleen in strikt
sinologische tijdschriften zou mogen schrijven
is alweer een bewfls, hoe bekrompen vele
(niet alle) sinologen zijn. Dit is juist wat
zij niet hebben ingezien, dat China's cul
tuur 'en China's daarmede in direct ver
band staande filosofie en kunst niet een apart
goed moeten blij ven voor een klein kringel je
steeds over teksten harrewarrende sinologen
m mr dat geheel Europa er behoefte aan
heeft. Frederik van Eeden (In dit Week
blad van 11 Augustus 1917) noemde de
kennis der chineesche wfjsheid voor ons
volk noodig als brood". Nooit heeft de ge
leerde prof. de Groot de hoogheid beseft
van China's filosofie, noch van China's kunst,
anders had hij oe hierboven aangehaalde
enormiteiten niet neergeschreven. Trouwens
nergens in zfjn gansene werk staat een
woord van waardeering er over.
Wat de heer de Bruin verder schrijft van
Als iets gebeurt, waar niemand aan ge
dacht heeft, kan dit een verrassing zijn.
En werkelijk, een breede scheur in het
half vergane zeildoek is als een plotseling iets.
Juist op tfjd, want de wind gaat al om
en neemt ons duchtig in 't ootje.
We zullen onze handen gebruiken en
pagaaien en niemand gelooft, dat we voor
donker de hooge stelle rotsen niet voorbij
zijn. Ze lijken veel dichter bij, dan ze wer
kelijk zijn.
Grillige steen ge vaarten, donkere massa's
met holen en kloven en diepe wonden, wsar
de zee eindeloos oprieuw in hapt en zich
tegen tegen te pletter loopt. De eeuwige
strijd tusschen land en water, beiden even
fel en hardnekkig en vol wil.
Wie in die hel verzeild raakt, blijft er
voor goed en zfjn eindrekenlng wordt
opgemaakt.
Maar we gaan fl'nk vooruit.
Het lijkt of de golven toenemen en dat
er zeezieken zijn, is niets verwonderlijk.
We moeten met alle hens roeien en water
scheppen.
De wind is aan 't ruimen, de rotsen zijn
niet meer zoo ver af en het loopt al aardig
tegen donker. We hooren het grommen al.
Het zou onweer kunnen zijn uit de wolken,
die in de verte dreigen, maar we vergissen
ons niet, de zee is aan het beuken en de
steenen geven geen kamp. Langs een
breede witte rand, waar Ijle dampen uit
opschieten loopt de gele streep van het
strand, ze is vol donkere figuren.
Het zijn Papoea's, die belangstellend ons
spel met zee en wind waarnemen. Ze ver
wachten er niet veel goeds van en wenken
ons toe. Hun druk gebaren en een
enkele schreeuw, die naar ons overwaait
moeten ons waarschuwen de kaap niet te
ronden en liever het strand op te loopen.
Maar dat kan alleen een Papoe en het volk
van de zee. Die weten het aantal rollers,
die je hopeloos te pletter slaan en die ze
rustig onder zich door laten gaan.
minimi u iiiiiiiiii i i minimum
mathematische ontleding van Chineesche
teksten" is teekenend. Chineesche teksten
als b.v. die van Lao Tsz's Tao Teh Klng
en Confucius' Chung Yung, en de geheele
chineesche filosofie trouwens, die niet een
logisch, maar een suggestief karakter heeft,
meer rekenend op intuïtie dan op intellect,
zfjn evenmin mathematisch te ontleden als
poëzie of muziek, ai zijn ze zonder taal
kennis niet aan te voelen. De studie van
de chineesche zooals van alle Oastersche
cultuur, kunst en filosofie is NIET enkel
een wetenschappelijke", er is nog een aparte
voelhoren voor noodig, van mystiek-intu
tieven aard, die de meeste (niet alle) sino
logen misten. Door deze verklaring ben Ik
door de of ficieele geleerde wereld in den ban
gedaan, maar er zal nog wel eens een tijd
komen, dat men in zal zien, hoe het gansche
Oosten met enkel intellect, zonder meer,
nooit te doorgronden is.
Voor prof. de Groot's zuiver
intellectueelen arbeid en bewonderenswaardige taal
kennis (voor zoover die niet de signifUche
waarde van mystieke schriftteekens betreft)
heb ik den grootsten eerbied, evenals voor
zijn enorme werkkracht. Nooit heb ik die
trachten te kleineeren. Ten slotte nog dit.
Sedert jaren is de heer de Bruin bezig ge
weest, mij in indische couranten en week
bladen heftig, en persoonlijk beledigend
aan te vallen (dit artikeltje van 18 Jan. I.I.
is er kinderspel bij), maar nooit antwoordde
ik hem, omdat ik vermoedde, dat zfln aan
vallen door prof. de Groot, die zich zelf
schuil hield, geïnspireerd waren. Den 9en
Februari 1918 ontving ik tot mijne verras
sing rechtsstreeks een schrijven van den
heer de Bruin, waaruit ik het volgende
aanhaal:
Daar ik met Prof. de Groot zulke treurige
ervaringen heb opgedaan is er voor mij
peen reden verder waarde te hechten aan
zijne mededeelingen omtrent U. Ik voel me
dus verplicht tot amende honorable ten
aanzien van opmerkingen aan Uw adres
mijnerzijds. Het leven is te kort om geen
schuld te bekennen waar men schuld heeft."
Commentaar overbodig.
Blijkbaar is de heer de Bruin zijne campagne
nu weer eens begonnen, hopende op dank
baarheid en voorspraak van Prof. de Groot.
HENRI BOREL
DE
Collectie Goudstikker
is wederom verrijkt met eenige werken
van den allereersten rang afkomstig uit
beroemde binnen- en buitenl. collecties
De werken zijn tentoongesteld in de kunst
zalen der firma
KALVERSTRAAT 73
AMSTERDAM
i minimin iiiiiiiii
Zoo weten ze geduldig te wachten, tot ze
zich op eens door een enkele tamme veilig
op land laten schuiven, maar wQ weten van
dat alles geen laars, en meenen er voor
donker te zijn.
We hebben geen tijd om te denken, we
moeten met alle macht roeien en water
scheppen, de naden sluiten niet goed meer,
er komt ook te veel water over heen.
Onze goede prauw is toch zoo willig,
maar de zee wordt dpi. Die vervloekte witte
kuiven en dat fijntjes uit waaien van de
pluimen. Er is geen sprake van, dat we het
voor donker halen.
De scheem'ring duurt maar kort en een
enkele fletse groene straal uit een vale licht
streep aan den horizon is de af scheidsgroet
van den dag.
In den grijzen avond, die nu stilletlesuit
regent, lflken de rotsen zwarte monsters.
De maan is als een bleeke zieke en we
hadden verkeerd gedaan met een beetje op
haar te rekenen.
De een wil het voor den ander niet be
kennen, maar de deining is geweldig, heft
ons beurtelings hoog op en smakt ons de
diepte in. Eenmaal onder ons door gegle
den, schuimt ze in krullende rollers hoog
tegen de rotsen op met zware doffe slagen.
Dan het dreunend terugdeinzen in razende
kolken, door nieuwe aanvallers opgenomen
en weer meegesleept, nieuwe aanvallers,
die opdoemen in eindelooze rijen, al maar
door.
We zijn er nu voor en zitten er midden in.
We willen niet weten, we hooren niets,
we willen niet zien. Hoozcn en pagaaien,
we hijgen, proesten en blazen. Het is een
hel. Er komt meer water in, dan we er uit
scheppen, we worden van onze zitplaatsen
afgesmakt, de kleeren druipen, onze haren
kleven en plakken, zitten vol zand.
Zou dit de donkere poort zijn, om 't even,
we zijn er nog om te hoozen en te pagaaien,
volhouden jongens, jongens volhouden.
Er komt steeds meer water in de prouw.
Als het niet anders kan, dan in hemels
naam het eerst de steenen er maar uit!"
Ik schrik.
Ik voel me een ellendeling. Ik weet het
is een deel van den geoloog, hem zelf, een
stuk geschiedenis van de aardkorst, zijn
liefde. Hij zal me er om vervloeken en me
een lafaard schelden. Hij is mijn vriend. Ik
voel me o zoo klein.
De prauw kraakt in al haar voegen, straks
barst ze, met straaltjes loopt het water
binnen.
Hoozen en pagaaien.
De tijd lijkt stil te staan, komen we er
dan nooit uit.
Dan toch de steenen, laten we het nog
even probeeren.
Tot we er eindelijk, eindelijk om heen
zijn en in de veilige baai. Nog een paar
stevige opstoppers, maar we zijn in de baai.
Hier een rustige regelmatige deining.
Heel in de verte gloren reeds de lichten
van ons bivak, oogen die ons in den nacht
vriendelijk wenken.
In de diepte verdwijnen ze wel even,
maar we gaan er toch recht op af.
Laat in den nacht stappen we doodmoe
maar opgeruimd aan land.
De geoloog zal zijne steenen hebben,
maar van onze verzameling fauna en flora
is niet veel overgebleven.
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
MotordienstvanTetenburg
DAGELIJKSCHE MOTORDIENST
UTRECHT LEIDEN DEK HUfi DELFT
i. itrichticbivMfZI. Fmjikulil.
VIOI-VCKSA
_J