De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 15 februari pagina 7

15 februari 1919 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

15 febr. '19. Nó. 2173 DE AMSTERDAMMER,;WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Het tegenwoordige gebouw der Openbare Handelsschool aan de Marnixstraat HET 50-JARIG BESTAAN DER OPENBARE HANDELSSCHOOL1) door Mr. J. VAN SCHEVICHAVEN KIn.een kort bestek laat zich omtrent de geschiedenis der op 16 dezer 50-jarige Open bare Handelsschool te Amsterdam niet vél zeggen. Maar toch wel iets\ En dat iets kan van eenlg belang lijn, omdat het hier geldt een Inrichting van Onderwijs, die in ons land altijd een bizondere plaats heeft ingenomen. De Gemeenteraad van Amsterdam besloot op 11 Juli 1867 tot de oprichting eener ge meentelijke handelsschool. Er bestond toen reeds een particuliere school van dezen aard, die?gesticht op Initiatief van den beroemden Dr. Sarphatl als Directeur bestuurd werd door den Heer A. A. van Osterloo, die later tot Leeraar in het handelsrekenen en de handelsaardrijkskunde aan de gemeentelijke inrichting benoemd werd. De Openbare Handelsschool werd geopend op 16 Februari 1869, op welken datum de eerste lessen gegeven werden en wel in het bekende Huls met de Hoofden, op de Keizersgracht, waar zich thans het conservatorium van de Maat schappij tot bevordering der Toonkunst be vindt (zie 111.). De particuliere handelsschool werd dientengevolge opgeheven. Het begin der school was zeer bescheiden, zóbescheiden, dat het aantal leerlingen 13 ongeveer met het aanlal leeraren overeenkwam. Men rekende dus op een uitbreiding en in den loop der jaren is die dan ook niet uitgebleven! Directeur bij de oprichting was Dr. H. T. R. Hubrecht, die met groote kennis en energie de aan zijne zorgen toevertrouwde instelling bestuurde. Hij had daarbij te kampen met de gevolgen van een organieke fout, die in den geheelen opzet van de inrichting school, en meer en meer haar invloed gevoelen deed. De Handelsschool telde in die dagen drie klassen, die behoudens den specialen aard van het Aam/e/sonderwijs ongeveer over eenkwamen met de hoogste drie klassen der H. B. S. met 5-jarlgen cursus. Het toelatings examen was het zwaarste, dat aan eenige toenmaals bestaande middelbare school werd afgenomen. Geen wonder, want de laagste klasse stond immers gelijk met de derde der H. B. S. l Voor de toelating werd o. a. eenige kennis van Pransch, Duitsch n Engelsen verlangd. Nu spreekt het vanzelf, dat waar eenheid van opleiding voor dit vrij zware toelatingsexamen ontbrak het niveau, waarop de leerlingen der laagste klasse stonden, nog al verschillend was. En er is geen grootere belemmering voor het geregelde, systematische onderwijs denkbaar dan een verschillende graad van ontwikke ling bij de leerlingen eener zelfde klasse l Van 1877 af hingen er dan ook reorgani satieplannen in de lucht, die echter eerst later, in 1882, tot uitvoering kwamen. De Openbare Handelsschool bestond van toen af uit twee klassen, zich aansluitende bij de drie klassen eener voorbereidende H. B. S. met drie-jarigen cursus. Door de uniforme voorbereiding op deze H. B. S. werd dus bereikt, dat de leerlingen van de eerste klasse der Handelsschool op hetzelfde niveau stonden een groote stap in de goede richting! 2) Maar eene andere omstandigheid hield ook toen nog eene normale ontwikkeling van deze Inrichting van onderwijs tegen: wij bedoelen het hooge schoolgeld. In de jaren vór de reorganisatie had de Handelsschool het uitgesproken karakter van een school voor aanstaande patroons. In de oogen van velen was ditookdegewenschte Dr. H. F. R. Hubrecht de eerste directeur der O. H. S. Wijlen Dr. J.H.H. H lsmann.van 1881 tot 1906 directeur der O. H. S. J. W. IJierman de tegenwoordige direc teur der O. H. S. imiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii t iiinniuniiiinuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiimiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiimm zijn eigen binnenste, zó, als een marionet aan een touwtje, beheerschte hij het, dat er immer iets als een kloof en een kilte valt tusschen het onmiddellijk en het verwijderd beeld. Door het gul gebaar misleid, houden wij als gretige kinderen onze hand op, om iets anders te ontvangen dan wij ver wachtten. Molière moet zich bewust zijn geweest, dat hij van zijn diepste-zelf noode iets afstond, in al zijn werken voelen wij zijn ijver dit tekort aan te vullen. Daardoor is de voorgrond zo* hartstochtelijk bewogen, en het perspectief zoo aangrijpend stil Zijn kunstenaarshouding heef t hem in staat gesteld het volle leven, beeldend, kamp te geven, zonder dat aan zijn gepijnigd hart n kreet ontsnapte.De onbestemde vermoeidheid, die den toeschouwer bij het ondergaan van een Molière voorstelling somtijds overvalt, vindt haar oorsprong in het vergeefs luisteren naar dien kreet... En eerst als wij in beheersching de opperste kunst-factor erken nen, zijn wij in staat Molière's haute Comédle" met onveifluiwde aandacht te volgen, haar innigste aandoening te pellen en haar uitbun digheid als een schitterend glazuur te genieten. Wat wij met betrekking tot een persoon, levenshouding noemen, heet, waar het een kunstwerk geldt, stijl. En waar wij nu Molière's hooge geslotenheid, omgezet in courtoisie, als een uiterste- uit-noodweer begrijpen, daar kunnen wij tevens benaderen in welk een dwlngenden, in de geheele literatuur niet zóstraf voorkomenden, vorm ons de ziel van zijn werk moet worden te raden gegeven, wil men niet den schepper kwetsen in zijn schepsel. In geen land wordt het begrip: stijl gelijk in Frankrijk verstaan en geëerd; Molière, de universeele, blijft van den Franschen stijl de incarnatie. In Nederland, waar dit moeilijk te omschrijven begrip geen wortel schiet en men de zonden tegen den goeden vorm, om zoo te zeggen, aan zijn laars lapt, is het Molière-repertoire een hachelijke onderneming. Vindt de ge middelde Franschman zijn bevrediging in den zuiveren geest en den correcten vorm, de H -llander wil er nog van allerlei, wat hem uit andere spelen, bij voorkeur kluchtspelen, heugt, bij. De vrees voor inzinking''maakte hier van menig Bourgeois-gentilhomme een N.V. HET TOONEEL: De Misanthroop Over de werken van Molière ligt het glazuur der volstrekte zelfbeheersching Achter het masker met zijn bijkans ver starden glimlach, speuren wij ternauwernood het verbeten gelaat. Zoo gul als zijn gebaar ons lijkt, zoo afgemeten is het; van zijn flonkerende hand reikt hfl ons de vinger toppen. De vrees, dat mrn hem te na zou komen, heeft Molière gedreven tot een exces van hoffelijkheid waarachter zijn overkropt gemoed zódiep ligt verschanst, dat wij als door een ijsschors van oppervlakkige beminnelijkheid moeten breken om te genaken tot den helschen gloed van dit smartelijk beminnend hart. Deze hoffelijkheid is niet de berekening van den diplomaat, noch de gemakzucht der Phillnte's, zij is de, met oneindige inspanning verworven, levenshouding van een, in ver houding tot zijn medemenschen, te vol, te diep en te zuiver gevoelend mensch. Een last van teleurstelling en leed heeft Molière zich van de ziel moeten schrijven, terwijl deze ziel, in haar hooghartige schuwheid, niets zoozeer vreesde als dit verraad en het daaruitvolgend spottend beklag. En hij heeft niet gerust vór hij dien spot en dit beklag had ondervangen door aan den eenen kant zfln figuren van elk persoonlijk kenmerkte ontdoen, terwijl hfl ze aan den anderen kant overlaadde met algemeen-menscheJijke eigenschappen, met linten en strikken. Zóvér hield hij het geschapen beeld van Levensverzekering Maatschappij H A A R L E M" Wilsonsplein 11 DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN toestand; Jieihoage schoolgeld paste daarbij. Maar van dit cuderwetsche standpunt moest worden afgeweken, zoodra men het hooge belang erkende van eene goede en tweede opleiding op handelsgebied ook voor anderen dan voor hen, die geroepen zouden worden aan het hoofd van een handelsonderneming te staan. Met de verlaging van het school geld, tegen de Handelsschool eerst aan hare ware roeping te voldoen; en van toen af nam het aantal leerlingen sterk toe. Schrijver dezer regelen nam in 1882 met Hcandldaten aan het eindexamen der school deel. Thans zakt het aantal deelnemers aan dat examen zelden onder de 1001 De reorganisatie der school was ongeveer te zamen gevallen met een verandering in den persoon van den Directeur. Dr. Hubrecht legde zijne betrekking neder en werd op gevolgd door dr. J. H. H Hülsmann. Die benoeming veroorzaakte eenige ontevreden heid. Dr. Hülsmann was te Amsterdam niet zeer bekend en een geboren Oostenrijker. Hij werd niet met onverdeelde sympathie ontvangen. En toch is het juist deze man geweest, die, nadat hij zijn geheele verdere leven en zijn groote gaven van hoofd en hart aan de hem zoo dierbare Handelsschool en aan zijne leerlingen gewijd had, erin ge slaagd is bij allen, die hem kenden en in het bizonder bij zijne leerlingen een liefde en een vereering te wekken, die op zichzeUe reeds bewijzen, hoe groot zijne verdiensten moeten geweest zijn. Dr. Hülsmann stierf op 14 Juni 1907. Onder zijne leiding werd de Handelschool, van een betrekkelijk kleine instelling, een der grootste en beste onderwijs-inrichtlngen van Nederland. Zijn opvol ger, de Heer J. Ijzerman staat thans nog aan het hoofd der school; wat hij voor die school en voor zijne leerlingen is, is te zeer bekend dan dat ik daarover in bizonderheden behoef te treden. Ongetwijfeld is het voor de Openbare Handelsschool, een groot geluk geweest, dat gedurende de 50 jaren van haar be staan slechts tweemaal eene verandering in den persoon van haar Directeur heeft plaats gehad. Daardoor kon langs vastere lijnen en naar vastere beginselen gewerkt worden. Sedert vele jaren de uitbreiding van het aantal leerlingen drong ertoe! Is het eerwaardige huis met de Hoofden verlaten. Dr. Hülsmann zag zijn ideaal: de school zijn school l in een groot, modern gebouw, in vervulling gaan. Elke Amsterdam mer kent het gebouw aan de Marnixstraat, dat intusschen alweer te klein is geworden. In den aanvang van dit artikel zelde ik, dat de Openbare Handelsschool altijd onder de Inrichtingen van onderwijs in ons land een bizondere plaatsheeft ingenomen. Daar mede bedoelde ik niet al.'én de plaats, die voortreffelijk onderwijs door voortreffelijke leerkrachten haar verzekert. Er zijn nog andere zaken, die eigenaardig zijn, speciaal voor deze school Het is onmogelijk ze hier alle op te noemen. Enkele wil ik er aanduiden. Vooreerst: de medewerking bij het eind examen van practici op handelsgebied. Van den aanvang af heeft men daaraan bizondere waarde toegekend en zij, die in de gelegen heid geweest zijn den loop der eindexamens na te gaan, weten met hoeveel toewijding de mannen van depraciijk zich aan deze taak geven, omdat zij de beteekenis hunner medewerkingbegrypen.Vf enken, door hen gegeven, worden gaarne gevolgd en daardoor wordt de grauwe theorie (want lk onderwijs is ten slotte theoretisch)niet altegrauw.Indetwee de plaats: de studiereizen die de leerlingen gewoonlijk die der hoogste klasse onder nemen onder leiding van den Directeur, soms van een der le-raren. In de derde plaats: het gemeenschapsgevoel, dat onder de oud-leerlin gen blijft heerschen en waarvan de Vereen 1ging?Hou en Trouw", die thans meer dan duizend leden ttlt, het levende bewijs is. 1) De illustraties zijn ontleend aan Het Gedenkboek der Openbare Handelsschool" uitgave van de Hollandsche Uitg. Mij. Amsterdam". 2) In omgekeerde richting werkte de maatregel, dat gediplomeerde leerlingen eener H. B. S. met 3 jarigen cursus van elders op de Handelsschool mits met goedkeuting van den Directeur konden worden toegelaten. lillllliinillliii lliiillllliilllliiiill iilliiiiillllliillllliiilllliilillllllillllll H. STINIS Haarlem - Kruisweg 23 TELEFOON 15O6 EXPORT IN TABAKSARTIKELEN NAAR DE GEALLIEERDE STATEN iiimiimiiimi iiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiin iiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiii Hollandschen O-Weër. In Duitschland laschte Reinhardt, o.a. in George Dandin", de herderspelen weder in, om met deze, ook in Molière's tijd gebruikelijke concessie aan een verwend publitk, de aandacht levendig te houden. En terwijl men zich in Frankrijk op het rhythme kan verlaten, de verren desnoods raffelen.. is het overal elders een eersten eisch de tekst woordelijk te doen werken. Van deze tegemoetkoming, als men het zoo noemen wil, is ook Royaards bij de opvoering van de Misanthroop" uitgegaan, zonder nochtans, "en dit is het verblijdende, te schaden aan den Franschen geest. En het scheen mi] bij deze reprise wel zeer over tuigend gelukt het bewogen oppervlak koel te houden, de menschelijke ledepoppen in hun uitbundigheid zoodanig te richten en te binden, dat de stijl, sierlijk en strak, gehandhaafd bleef. Zonder beteekenende intrigue, en terwijl geen der optredende ecu wige" karakters, indi vidualiteit bezit, is hier de regisseur geheel aangewezen op contrast-werking; en deze binnen het strengst gesteld kader. De wrijving tusschen den rechtschapen mensch en de wereld, gelijk zij door zeven, in verschillende nuancen, van onverschillig tot schijn heilig minder rechtschapenen" belichaamd wordt, in evenmaat en schoonheid. Dit contrast doet zich te scherper gevoelen naar mate wij Alceste meer vereenzelvigen met de persoon van Molière en aannemen het geen ik doe dat hfl zoowel het praedicaat: menschenhater als de enorme défauts de ses qualités, welke zijn held zwart moeten maken, louter verzonnen heeft tot eigen dekking. Alceste is hem te na aan het hart geboren, de ware Misanthroop wordt hfl «? . t: .. DE VLEKTYPHUS ,?,.' Teekening voor de Amsterdammer^ van fjeorge van Raemdonck IHIIIIIIII min Illlll Illllll III" III "l H l UIIIIIMU l MIMI Illllll l H II Het Huls met de Zeven Hoofden waarin vroeger de O. H. S. was gevestigd (Naar een schilder^ van C. Springer, 19e eeuw; foto bij het Kon. Oudheidk. Genootschap) IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIII niet, en al zijn gebreken bleven voor ons onvergroeid met zijn diepste wezen Deze minnaar van Célimène, van de vrouw in haar vrouwelijkste gedaante, deze idealist, stelt zich alleen om Molière's bitteren ernst te verhelen en den schijn van het blijspel te redden, ietwat ongelikt aan. Zijn eigenlijke aard loochenstraft de onderscheiding: blij spel, de Mlsanthroop" is het drama der vereenzaming, gelijk gezegd, uit noodweer, in zijn bevalligst mogelijken vorm. Het gelukt Phitinte, de licht levende middel matigheid, immers niet dezen zwaarmoedige in onze oogen belachelijk te maken, wij gevoelen ons beste-zelf veel nader verwant aan de Alceste's dan aan de Philinte's en Eliante's. In het prachtig tooneel, waarin het werk culmineert, als Alceste Célimène voorstelt, ondanks den smaad dien zij hem lijden deed: de renoncer au monde" om zijn eenzaamheid te deelen, vallen alle karakter-eigenschappen, hem door Molière opgelegd, af, en staat hij vór ons: een eenvoudig man, die het goede wil en, in naam van dit goede, tot zelfs zijn harts tocht voor de geliefde schoone offert aan zijn besef van de hoogere waarde van den mensch in alle dingen: Puisque vous n'êtes point, en des Hens si doux, Pour trouver tout en moi, comme moi tout en vous." En de overige misvormden", uit piëteit voor het leven naar het caricaturale opge dreven, verraden ook zQ niet, in weerwil van de zorg des blijspeldichters om den glimlach te bewaren... de ledigheid, het tekort, de gruwel) van den laster en de pijnen van den min ? Zóindringend, dat het drama van de ziel (usschen de kanten chabots, de pluimen en de linten zich blootwoelt in een ver en schoon verschiet? Vasthoudend aan Molière's vooropgezette wil, zou men Alceste kunnen vertolken bijv. als een George Dandin in het groot, doch er dunkt mij, op grond van het bovenstaande, veel meer vór te zeggen, thans, nu het leedvermaak van den tijdgenoot is afge wend, het begrip van het nageslacht gerijpt, het wezen van Molière te eeren, en van deze hoofdfiguur, gelijk ook Royaards doet, een zoo eenvoudig mogelijk mensch te maken. De sfeeir, waarin deze eenzame mensch leeft, van evenveel belang voor de ver tooning als de karakter-beelding, wordt door Sophle de Vries voortreffelijk geschapen. Pine Belder (Arsinoë) is fijner van tong, maar het is toch Sophie de Vries, die, als een prachtpop van rozenrood porceleir», het wereldje beheerscht en de, tot aan de menuet rakende gracie van al dit verdwaasd va-et-viens opvoert tot het uiterste van kille hartstochtelijkheid. Arsinoë, de vrouwelijke Tartufe, denk ik me ook kerniger dan mevrouw Belder haar gaf, zij vertegen woordigt een onuitroeibaar ras l Voor de kleurlooze Ellanteis Magdajanssens, gamine al in eersten oogopslag, minder de persoon dan mevrouw Royaards indertijd. Saalborn overtreft naar mijn herinnering Musch, door dat hij, mede-pretendent naar de hand aan Célimène, niet alleen de man van het sonnet" speelt, maar tevens ruimte aan den minnaar laat. Evenals Eliante is Philinte een rol, waarin men minder schaadt door een te-weinig, dan door een te-veel. Joh. de Meester toonde daarin souplesse en hield, al bleef het spel tegenover Alceste zwak, de hoofschheid hoog. Van de .Markiezen", een mannelijk wanproduct dat men in den Directoire-tijd incroyables" noemde, was van Praag de ongelo< flijkste... Doch zoomin als Molière zijn figuren met individueele eigenschappen heeft toegerust, zoomin geldt feitelijk het persoonlijk bereikte in de vertooning. Molière spelen, dat is als Mozart-muzlek maken, gezamenlijk opgaan in de melodie, en weten wat er achter schuilt... Als ensemble-spel is deze bezonken opvoe ring van Molière's meesterwerk een pleit tegen allen ijver om onze tooneelkunst uit haar voegen te rukken. TOP N A E F F H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOGRAAF ZEESTRAAT 65, naast Panorama Mudq, DEN HAAG. ~ Tel. 1538.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl