Historisch Archief 1877-1940
22 Febr. '19. - No. 2174
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Voorgevel van het gebouw waarin de openbare leeszaal en bibliotheek is gevestigd
DE OPENBARE LEESZAAL EN BIBLIOTHEEK TE AMSTERDAM
door Dr. T. P. SEVENSMA
Directeur der Openb. Leeszaal en Bibliotheek
Menig Amsterdammer die in de laatste
jaren de vroegere kantoren der gasfabrie
ken aan de Keizersgracht bij het Molen pad
is gepasseerd, moet zich hebben afge
vraagd wat de bestemming ging worden
van dit kostelijk woonhuis. Dat er
aan gewerkt werd, was zichtbaar; dat er
heel wat aan verbouwd werd, bleek aan
den langen duur der verbouwing; maar
de vraag naar het waartoe" werd aan
weinigen beantwoord. Een enkele keer
waagde een ongeduldige een opmerking of
een ingezonden stuk in een dagblad aan
deze verbouwing van langen adem. Dan
werd soms vagelijk de bestemming genoemd.
Eindelijk in het laatst van 1918 nam de
bewoonbaarheid zichtbaar toe en Januari
1919 bracht het opschrift aan den gevel
Openbare Leedzaal en Bibliotheek". Na
jaren van schriftelijke en mondelinge ver
handelingen in comités en in den gemeen
teraad, is eindelijk Amsterdam een instel
ling roker geworden, welke reeds sedert
eenige jaren in een aantal steden van Neder
land aanwezig is.
Een veertigtal steden in ons land kan
reeds wijzen op een moderne Openbare
Bibliotheek die zich onder den naam
.Openbare Leeszaal" of Openbare Lees
zaal en Bibliotheek" snel populair heeft
weten te maken En terecht. Gemakkelijk
toegankelijk, vlot in het afgeven van boe
ken, naar inhoud zich aanpassend aan de
behoeften, van den dag, stond zij in tegen
stelling t'ot de oudere bibliotheken, die
zich slechts richtten tot een zeer beperkt
deel van het publiek
Den algemeenen drang naar ontwikkeling
volgend hebben deze jonge instituten ge
tracht kennis en beschaving te verspreiden
door boek en tijdschrift. Voor zoover de
N. V. TOONEELVEREENIGING: Vader,
door Aug. Strindberg.
De grootheid van Molière is, dat hij zijn
wonden onder het kleed der onaantastbare
voornaamheid heeft weten te verbergen, de
grootheid van Strindberg, dat hij in drieste
naaktheid zich de borst openreet voor ons
allen. Achter zijn jongere werken, waar
onder Vader", Kameraden", staat nog de
pronker met het martelaarschap zijner ge
boorte; in zijn lateren arbeid, waartoe
Doodendans" ongeveer den overgang vormt,
vinden we den lijder als mensch onder de
de menschen. Nooit heeft de kunstenaar
Strindberg het masker willen dragen, waar
achter deze mensch, in wien geen snaar
heel bleef, ruimer had kunnen ademen,
nooit heeft hij geglimlacht... uit noodweer.
De mildheid, die dezen weerspannige einde
lijk overwint, is daarom zulk een aandoen
lijk wonder, omdat ze de voldragen vrucht
is van het bitterst verzet. En wanneer zich
over dit afgetobd gelaat in het uiterst uur
iets als de weerschijn van den hemel spreidt,
is het een openbaring: het leven herneemt
zijn rechten in het aangezicht van den dood.
Met dezen glimlach om de lippen sterft in
Vader" de Ritmeester.
Laat de kinderkens tot mij komen"...
(de vertaling, ook de Duitsche, geeft: O God,
hoe lief hebt gij de kinderen..., maar onge
twijfeld heeft Strindberg hier den
woordelijken tekst, Marcus 10 vers 14, bedoeld).
Hoor", juicht de oude Margaretha, de
bigotte voedster, die meent, dat haar priv
God zegeviert ovet den stervenden mensch
In het dwangbuis, hoor, hij bidt!" Maar
wij weten, dat het niet de Ritmeester is,
die tot den Bijbel zijner kinderjaren inkeert,
maar het leven zelf, dat in den Ritmeester
om verlossing smeekt. Niet het schepsel,
de schepping triompheert.
Tegenover dézen God slaat Dominee, des
Ritmeesters tegenvoeter, de man, die
ambt'sen gemakshalve zijn leven lang geglimlacht"
heeft, met den mond vol tanden. Aan Laura,
de vrouw, ontgaat elke nuance, elke glim
lach, ook deze allerschoonste. En alleen
meestal zeer beperkte inkomsten dit toe
lieten, hebben zij die breede taak met goed
succes vervuld.
Inwonertal en uitgebreidheid der hoofd
stad en de ontwikkeling harer bevolking
deden hier aan een dergelijke bibliotheek
eischen stellen, die verre uitgingen boven
die in andere steden. Bovendien bezit Amster
dam reeds verschillende instellingen wierfunc
tie gedeeltelijk samenvalt met de taak der
openbare leeszaal en bibliotheek. Deze en de
moeilijkheid een gebouw te vinden dat naar
ligging en ruimte voor dit doel geschikt was,
vormen de acceptabele verontschuldigingen
voor de late komst van deze instelling binnen
de hoofdstad.
De voorbereiding dezer bibliotheek In
den loop der jaren onder verschillende be
namingen aangediend heeft geduurd van
1901 tot 1919. Een eerste comitéheeft hier
voor gewerkt van 18101 1907, een tweede
kwam in 1908 op initiatief van het Depar
tement Amsterdam der Maatsch. tot Nut van
't Algemeen samen. Dit comitéconstitueerde
zich in 1913 tot de Vereeniging voor open
bare leeszalen en bibliotheken te Amsterdam.
En aan deze vereeniging heeft de gemeen
teraad bij zrjn besluit van 10 December 1913
de perceelen Keizersgracht 444 en 446 voor
een openbare leeszaal en bibliotheek ten
gebruike afgestaan, bovendien een belangrijk
bedrag voor de verbouwing en een flink
jaarlrjksch subsidie toewijzend. Dit besluit
heeft de totstandkoming dezer instelling
verzekerd. Het resultaat van den arbeid van
het bestuur van de genoemde vereeniging
op deze deugdelijke basis is thans zichtbaar
als de Openbare Leeszaal en Bibliotheek"
welke den 8 Februari door den voorzitter
dr. Hubrecht en burgemeester Teilegen werd
geopend en den 12 Februari voor het publiek
toegankelijk werd verklaard. Zooals boven
gezegd de verbouwing werd door de ge
meente bekostigd, de inrichting uit het
kapitaal der vereeniging. De exploitatie ge
schiedt door de vereeniging, die hiertoe in
staat is gesteld door de subsidies van ge
meente, provincie en Rijk en de tot nu toe
zeer matigebljdragen van enkele particulieren.
In het gebouw Keizersgracht 444?446
is heel wat meer ruimte dan-de fijne zand
steengevel doet vermoeden. De grondige
verbouwing heeft heel wat licht en betere
verdeeling der beschikbare ruimte gebracht.
In het geheel is er in het gebouw thans
plaats voor ongeveer 100.000 banden, terwijl
ruim 200 bezoekers er een zitplaats kunnen
vinden. Voor Amsterdam een redelijk begin
van een algemeene openbare bibliotheek.
De ingang bevindt zich in het perceel
genummerd 444 en geeft zoowel toegang
tot de zalen in het gebouw, als tot de in
den tuin bijgebouwde uitleenboekerij. De
voornaamste lees- en studie-gelegenheid
vindt men op de bei-étage. Hier is
rechttegenover de trap de Algemeene leeszaal
welke voor 70 a 80 bezoekers plaats biedt
en waarin langs de wanden een keurboekerij
staat ter vrije raadpleging veor ieder, be
staande uit 4000 a 5000 banden. Eenige
voorwaarde van toegang is dat men zijn
naam, beroep en adres inschrijft in een
register, dat bij den Ingang ter teekening
ligt. Een dame-assistente helpt hier de
bezoekers, voor zoover dit noodig mocht
zijn, bij het vinden der boeken en verstrekt
de nummers van een kleine keurcollectie
van tijdschriften ter lezing.
Als leeszaal voor dagbladen,
ABr-LABKABM ABM ABM. ABM ABM. ABM.ABMLABM. A BM.AB M
1 A
8
'a
on
are h
A de tlei &
M EEREN-ARTI KELEN.
UITRU5T1NOEN.
B
M
M \Jt t 1-tMUJI II^Vi»t?l>l. B
ABM.ABMABM.ABMABMABKABMABttABMABMABMABM
fillllllltllllllllllllll
iiiiniiMM
weekbladen en tijdschriften
dient een afzonderlijke zaal, waarin plaats
is voor een 40-tal bezoekers. De laatste
nummers van de dagbladen van ver
schillende politieke richting zijn hier op
standaards ter lezing gespreid; verder vindt
men hier een groot aantal vak- en adver
tentiebladen en de belangrijkste populaire
tijdschrif ten.Een toezicht-houdende assistente
verstrekt hier desgewenscht de oudere num
mers ter lezing. Als derde locaal op de
bei-étage dient hier genoemd de catalo
guskamer, tevens inlichtingen
bureau. Hier zijn de systematische en
alphabetische catalogussen opgesteld en hier
bevindt zich het materiaal waaruit velerlei
kleine inlichtingen te putten zijn (adres
boeken, handboekjes, klappers, registers, enz.)
Vakkundige hulp dus bij het zoeken van
allerlei wetenswaardigheden op maatschappe
lijk en-literair gebied. Ook is hier gelegenheid
wenschen betreffende de aanschaffing van
boeken en tijdschriften te deponeeren.
Op de bel-étage bevinden zich aan de ach
terzijde een drietal vertrekken voor de tech
nische boekerij of ambachtsbibliotheek
en de hierbij aansluitende teekenkamer voor
technici. Een speciaal ambtenaar vult de
op dit gebied snel verouderende boeken aan
met klappers op tijdschrift-artikelen, om zoo
het nut der periodieken te kunnen vergrooten.
Aan de voorzijde op deze verdieping wordt
in overleg met een speciale commissie een
han del se con o mische bibliotheek
gevestigd, bestemd voor mannen uit de
practijk van het zakenleven en voor de jon
geren die zich voor hun toekomst nog
moeten vormen.
De bovenste verdieping herbergt speciale
afdeelingen. De Openbare
Muziekbibliotheek" die onder velerlei moeilijkheden reeds
als afzonderlijke instelling haar
smaakontwikkelend werk verrichtte, heeft hier haar
plaats. Hier worden ook blinden- of
brailleboeken bijeengebracht ter uitleening aan de
Amsterdamsche blinden. Verder bevinden
zich hier vertrekken waarin door de stad
reizende", wisselende" bibliotheekjes wor
den gevormd die voor het winterhalfjaar
i i "
Couranten- en tijdschriftenzaal
Voorgedeelte der algemeene leeszaal
iiiniuiuiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIHI
de geneesheer, die noch den last der vrome
conventie, noch het pantser der harteloos
heid draagt, fluistert aan dit sterfbed iets
van: Ontwaken... wij weten niet hoe?"
en haalt de schouders op.
Het jonge en onbezonken werk Vader"
is voor de studie van Strindberg's oeuvre
zoo bijzonder belangrijk omdat het alle
elementen bevat, die den lateren Strindberg
groot hebben gemaakt. En deze niet in
zwakken aanleg, maar het kwaad tot aan
den wortel bloot: het eene ras dat het
andere tot zelfs het moederschap betwist,
mét het algoede, dat in datzelfde
oer-moederschap zijn bevrijding vindt: Goeden
nacht Margaretha, gezegend zult gij zijn
onder de vrouwen."
Vader" kon de schets in wit en zwart
zijn van het, tot zooveel hooger plan ge
stegen Doodendans", en wij kunnen het
eerste, het primitieve, niet begrijpen vór
wij het latere, rijpere werk in ons opge
nomen hebben.
Dit voorrecht hebben wij dan nu op de
generatie, die een dertig jaar geleden vreemd
tegenover dit niet boven, maar buiten
alle realisme omgaand stuk kwam, en ge
bonden aan de gruwelijke feiten, niet tot de
kiemen doordrong. Uw ritmeester, die niet
eens een naam heeft," schreef Emile Zola
met kenschetsende misprijzingaan Strindberg.
Wij echter zien er geen bezwaar in hem
August Strindberg te noemen en, op grond
dezer eenheid, partij te kiezen voor den man,
die, in zijn vertwijfeling aan het heelal, de
brandende lamp opneemt, tegenover de vrouw,
die, in haar vertwijfeling aan de
overwinnlngvan-den-dag, aan de deur luistert. Wij moeten
erkennen, dat waar het de instincten geldt,
de man de meerdere is van de vrouw, al
ware het slechts omdat hij niet aan een deur
zou luisteren. Omdat er immer nog een rest
van mannelijk zeif-bewustzijn in hem leeft,
die hem belet naar middelen te grijpen,
waarvoor de vrouw in haren hoogsten nood
niet terugdeinst.
Dit mannelijk zelf-bewustzijn was in
Strindberg tot zulk een deerniswekkenden
hoogmoed uitgegroeid, dat wij den Man,
trots onzen afkeer van den in zelf-beklag
ondergaanden Ritmeester, niet kunnen af
vallen. Een ridder van de droevigste figuur,
doch niettemin een ridder. Wij zullen ons
wel wachten zijn daden van verblinding en
verdwazing op te biede»tegen het dwang
buis waarmede zrjn vrouw hem, door
middel van een handlangster, besluipt.
In dit natuurdrama van den na-ijver der
rassen, waarin de man de vrouw tot zelfs
haar vermogen om het kind te baren mis
gunt, geven wij ons gewonnen aan den
man omdat diens na-ijver zich oneindig
verder uitstrekt dan het voorwerp (het kind)
zelf. Het is de mensch in hem, die z
hartstochtelijk naar zelf-vernieuwlng, naar
stijging en onsterflijkheid snakt, dat hij het
als een onrecht gevoelt dat een ander dan
hij, de moeder, voor wie het kind slechts
speelpop blijft, aanspraken kan doen gel
den, welke de zijnen te boven gaan. Niet
de onzekerheid of hij feitelijk wel de vader
van Bertha is, richt den ritmeester ten
gronde, maar de ontdekking dat een kind
voor zulk een onevenredig groot deel aan
de moeder werd toegewezen ; een ontdek
king waartoe hij komt in het teoneel met
den oppasser, die zich als vader van een
natuurlijk kind wenscht noch behoeft te
doen gelden.
Instinctmatig, en agressief naar haar aard,
trekt de vrouw van dit gevoel van zwakheid
bij den vaderpartij en drijft hem indeimpasse.
Lang vór hem, met zijn blik in de ruimte
verloren, speurt zij elk voor de hand liggend
voordeel, haar ijver voor het bezit van het
kind onderscheidt zich niet van den ijver
waarmee zij alles naar zich toe trekt, om
maar zooals de dominee, haar broeder,
getuigt haar zin te hebben". Haar zin
is zijn verlies. Het Is een spel op leven
en dood, en de partijen zijn ongelijk.
Want de aanspraken der moeder op het
kind zijn bewezen, de vaderlijke rechten
niet. Door de eeuwen heen had de vrouw
dezen voorsprong, deze kracht, dit wapen.
En de man, die zijn hoogste goed: de hoop
zich in zijn geslacht te zullen vervolmaken",
tot in uiterste verschrikking voelt bedreigd,
spreekt in den waanzin dier vertwijfeling
de gedrochtelijke gedachte uit: Het is voor
een vader zoo belachelijk met zijn kinderen
uit wandelen te gaan", en vergelijkt zich
met Saturnus, die zijn eigen kroost opat.
Doch op het oogenblik, dat de dood zich
over hem ontfermt, valt de mannelijke hoog
moed van hem af en nu hooren wij niet
meer de stem van den man, maar van den
mensch, niet van den zieken, maar van den
gezonden heiligen geest Laat de kinderkens
tot mij komen". Het kind van den man,
het kind van de vrouw, het kind
der twee-eenheid, het begin en het einde
van al Strindberg's haat, van al Strindberg's
liefde. En in onze verbeelding vullen wfl
aan: Want derzulken is het Koninkrijk
Gods". In alle eeuwigheid.
Amen," zegt de dominee, aangezien dit
op alles slaat.
tiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiumiimiiiiiiiiiiiiuiii
Wanneer het ambt van tooneelregisseur
mettertijd examenvak wordt een examen
in rijkdom van gemoed, tastzin en
verbeeldingsmacht zullen de zwakke broeders
op Strindberg zakken. De argelooze ver
tooning van Vader" door de
Tooneelvereeniging (regie A. van der Horst) waarbij
de geheele zenuwknoop met een paar scènes
a faire werd doorgehakt, versterkte m|n
meening, dat het verantwoordelijkheidsbesef
jegens de groote mannen der literatuur in
sommige tooneelkringen alles te wenschen
laat. En dit is te bedenkelijker waar het een
auteur geldt, van wiens werk wij in de
laatste jaren waardevolle voorstellingen, die
een voorbeeld en een maatstaf behoorden
te zijn, ook in ons land mochten zien.
' Om, voorzoover de plaatsruimte mij dit
toelaat, te bewijzen hoe lichtvaardig er bij
de opvoering van Vader" met de innerlijke
waarden van het werk is omgesprongen,
noem ik de beide hoogtepunten, welke, met
het totaal bedorven slot, geheel verloren
zijn gegaan.
Wanneer Laura, in het laatste bedrijf,
haar sjaal over den stervenden man legt,
niet zorgvuldig, niet met het bevallig gebaar
eener mondaine, maar zooals zij, harde
soldaten-vrouw, alles doet, onverschillig al
naar het valt, dan dekt zij hem in haar
gedachteloozen ijver den mond onder.
De geur van dien doek daar, voert zijn
gedachten terug tot den tijd waarin zij
elkander vonden: Ik voel je zachte sjaal
op mijn mond, ze is warm en zacht, als je
arm, en ze ruikt naar vanille, als je haar
toen je jong was". Om het volgend oogen
blik, uit het vizioen in de werkelijkheid
terug, haar weder oud" te zien en deze
gehate werkelijkheid opnieuw tot in het
vizioenaire te vergrooten: Jaag die kat weg,
-die op me ligt!"
Wanneer nu echter deze sjaal niet hooger
reikt dan de oksels van den ritmeester, die
met zijn hoofd achterover ligt, den wordt
de lyrische verteedering: ik voel je zachte
sjaal op mijn mond", letterlijke onzin en
gaat het geheele schoone en teekenende
tooneel verleren.
Een ander voorbeeld:
De schrijver laat in dit laaste bedrijf deu
twijfel van den man aan de echtheid van
zijn vaderschap culmineeren in een spontane
uitlating van het kind zelf.
Bertha: Weet u, dat u de brandende
lamp naar moeder's hoofd hebt gegooid."
Ritmeester. Heb ik?"
Bertha. Ja, dat hebt u! Denk eens wat
een ongeluk u haar had kunnen toebrengen l"
worden uitgezonden naar verschillende
vereenigingen en corporaties, die ze in eigen
beheer hebben voor dien tfld en ze na ge
bruik weer inleveren, om het volgende
seizoen weer een ander te ontvangen. Dit
geschiedt ook met jeugdboekerijtjes, zooals
die reeds door en voor verschillende speel
tuin vereenigin gen zijn bijeengebracht.
De uitleenboekerij is gevestigd in het
bijgebouw, dat in de tuin is opgetrokken. Wie
dus enkel komt om boeken te halen en te
brengen, behoeft niet de stilte in het eigen
lijke hoofdgebouw te storen. Bovendien
geschiedt de uitleening inhetboekenmagazijn
zelf, zoodat voor lang wachten weinig reden
zal zijn.
Van 12 Februari af zijn de 3 localen op
de bei-étage reeds geopend en ook de
technische afdeeling. De verdere afdeelingen
en de uitleenboekerij moeten intusschen voor
het gebruik worden klaar gemaakt en succes
sievelijk geopend. De openingsuren zijn van
's ochtends 10 tot 's avonds 10 uur voor de
algemeene leeszaal en de couranten- en
tijdschriften leeszaal. Des Zondags is enkel
de algemeens leeszaal van 2 tot 10 uur
geopend. Het inlichtingenbureau is op de
zelfde uren geopend, maar gesloten tusschen
5 en 7 uur. De speciale afdeelingen hebben
afzonderlijke uren van opening: de technische
afdeeling 1?5 en 7?10; de openbare
muziekbibliotheek dagelijks van 2-5; de blinden
bibliotheek 2 dagen per week van 3?5 uur.
Aan den toegang zijn geene voorwaarden
verbonden. Jonge menschen van 14 tot 17
jaren moeten, overeenkomstig de voorwaarde
voor verleening der Rijkssubsidie, vooraf
eene door ouders of voogden geteekende
vergunning tegen een lezerskaart rullen.
Ook aan de uitleening, welke over eenige
weken zal aanhangen, zijn geene geldelijke
voorwaarden verbonden.
Bg de leiders der Openbare Leeszaal be
staat de overtuiging dat de nieuwe instelling
een nog bescheiden poging voorstelt om
onze hoofdstad te voorzien van openbare
lees- en studie-gelegenheid. De Utrechtsche
instelling heeft voor een bevolking van Y,
van die van Amsterdam een Openbare
Leeszaal met ongeveer gelijke hoeveelheid
ruimte voor bezoekers en heeft toch reeds
een filiaal ingericht. Berlijn heeft wel meer
Inwoners dan Amsterdam, maar behalve een
centrale 38 filialen der openbare bibliotheekl
Daarom bestaat dan ook het krachtig voor
nemen om met bekwamen spoed in de
Ingeslagen richting voort te gaan en te
trachten Amsterdam naast de nieuwe cen
trale, te voorzien van een aantal flinke
filialen of wijkbibliotheken, die de ruimte
zullen kunnen aanvullen welke de thans
geopende leeszaal waarschijnlijk spoedig
zal te kort komen.
NederL Munt
Holland* moe** guvrlUm Slgmmr
iHitimtitiiiiiiiiiitiiitiiuiiititiMiiniiniiiiiitiiiiitiiittiiiiiiiiiiitiiitiiiiiiii
Ritmeester. Dat had me niemendal kunnen
schelen!"
Daarop zegt Bertha in haar verontwaar
digden afschuw: Bah! iemand die zóspreekt
kan mijn vader niet zijn," en werpt daarmee
de laatste olie op het vuur.
Ieder voelt, dat hier alles afhangt van de
wijze waarop: Dat had me niemendal
kunnen schelen!" of: Wat zou dat dan
nog!" wordt gelanceerd, wil het antwoord
van Bertha doel treffen, en als genadestoot
werken. Musch echter prevelde den zin
onverstaanbaar tusschen de lippen en de
wreede^conclusie van het kind bleef als een
neuswqze woordspeling in de lucht hangen.
Op deze wijze behoeft het niemand te
verwonderen, dat een vol werk leeg voorbij
gaat en het publiek tusschen Bernsteln en
Strindberg geen noemenswaard onderscheid
gevoelt.
Met de routine van een knap acteur ge
lukte het Musch langs de rol van den rit
meester heen te spelen, nochtans spel te
geven, doch er was niets aan hem van den
hoogmoedigen, trots de lamp... den adel
zijner geboorte niet verloochenenden, mensch,
niets van den drang naar het volstrekte, niets
van de smartelijke, weeke lyriek. Den weer
schijn van den hemel, wie zag dien op het
onbewogen gelaat van dezen stervende?
Mevrouw de Vos?Poolman, in haar opzet
van de vrouwerol boeiender, haalde het
matte eerste bedrijf wat op, doch toen werd
het: boudeeren, en tot het plan, waar de
eene vrouw zich in de andere herkent,
steeg ook zij allerminst!
De dominee, de derde groote rol, zooals
gezegd de tegenvoeter van den ritmeester,
de conventioneele mildheid en wandelende
halfslachtigheid, werd door een acteur ver
vuld, die zelfs 4e tekst van zijn rol niet
kende. Noch door grime, noch door ontleding,
trachtte ook de heer van Staalduynen ons
eenig denkbeeld te geven van den
dienstijverigen psychiater, de man, die te veel en
te weinig heeft geleerd en, tusschen maniak
der wetenschap en meer-gevorderd mensch,
het evenwicht verliest.
De vierde groote rol, en welk eene! is
de voedster. Zij verpersoonlijkt het moe
derdier in haar primitiefste gedaante.
Zonder daarnaar te reiken, gaf Julia Ude
toch n moment (het tooneel, waarin men
haar oplegt den ritmeester, haar troetelkind,
het dwangbuis aan te trekken) meer dan
een der anderen, intensiviteit.
TOP NAEFF