Historisch Archief 1877-1940
8 Maart. '19. - No. 2176
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Restaurant De Oude Doelen'
TOURNOOIVELD
DEN HAAG
PLATS DU JOUR
van 12.30 tot 2 uur en van 7 uur tot 8.30
VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE
BERGPLAATS VOOR INBOEDELS
Amsterdam, Frans van Mierisstraat 90. Telefoon Zuid 822
DEM HAAG ARNHEM
Westolndo 48 Parkstraat 52
-iiiniiiniiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiMimiiiiiiiiiMiiiiiMiiniiiiinuiiiiiiiiMiiiiiiiHiiHiHiiiiii- E=
I STARK'S OXYDOL" II
= (CHLORAS KALICUS TANDPASTA) i g
|| Naaml. Venn. STARK & Co. Chemische Fabriek ,,'s-HAGE", 's-Qravenhage il
^=WMM*rMMMI4UHHMIHIIWMIIlHliniHIIIMIIIIMIIIIIIIHHnHHIHmilltmMIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIMMllMIMIIMMII= =
Dames- en
Heerenkleeding
D, v,
Hoogewal 13-14 - 's-Gravenhage
J. S. MEUWSEM
HOFLEVERANCIER
Amsterdam - Rotterdam
Luidschettr. 4, Damrak 73 - Mosultrap 3
0. Doelanstr. 20, Dimstr. 2 - Boymanstr«»t 3
iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiuiiiiiiiHiiiiimimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiii
PIANO & VinJCEbS
ONZE JCtllTTERENDÊfCoLLKTIE RESERVE
ÏNiSTBUMENTEN/BËjrAANDE UIT DE 5TE ENHEE57
HnEECDE 5TANDMRDPA&QIKATFN GEEFT UEEN5oLiDEN'
oGG/VooC DEU6DEIJJKE CoNSTBUCJlE/GEBBUIIC V£N
OBIGINEEL MATERIAAL e^PBIMA AF\VEBKIN6/BlLLUKE
PRIJZENInde eervte rijden za! de pianoindurfpie hape nopmale
ppejtaHe nier kunnen bepei ken en ^eni'efen
onze pejepve- i n^purnenfen//opwel doop uJfhou/
Jspi°i)s/v/enne de voopkeur>
Tot het bouwen van Villa's en Landhuizen ijn prachtige heuvel
achtige BOSCHTERREINEN te koop In HET OOSTERPARK te
DËtlCT
Lfl^e prijzen, mooie vegen, gat,
eltc.tr. licht, valer.
l.V.laatf.
Tel. Int. 38 & 48
HAVANA
SIGAAR
Stenografie
Biënts
Balt
Zeltond. 8O Ct. In d. Boekh. en na postw. b|
RIENTS BALT, Den Haag, b| wien ook mond. en schr. ond.
Mede door het bezit van Uw Diploma, werd ik benoemd
tot Aml>t. t. Secr. (W.g.) H. K. te O.
HAAGSCtie MinSTKRiriG
PAUL
LCIPCR
LID6RTY
r-ier z co
AMSTERDAM
fi. SINEMUS
29 LBDSCHESTRAAT 22
AMSTERDAM
TELEFOON N. 6112
HEMDEN
MAAR MAAT
Piano's, Vleugels en
Kunstspelpiano'sdoorttuur
in eigendom verkrijgbaar, mits in
drie jaar afbetaald.
Brieven No. 1431, Bureau van dit Blad,
JOS. JACQUES
WIJNHANDEL - BREDA
Speciaal adres voor
GOEDKOOPE
CHAMPAGNE
Ingericht voor Wederverkoopera
EEHIGE SPECIALITEIT
m
KRïMPVRlJ
GEZONOHEIDSONDERËOEDEREN
Nedtrlandsch Fabrikaat
STHCOTHUIS SI
REG, BREESIRAAT 35
TEL. 5O66 N.
Déschrijver van dit artikel
DEMOCRATIE EN HARE TOE
PASSING OP DE INLANDSCHE
MAATSCHAPPIJ IN NEDERL. INDI
door C. LEKKERKERKER
Voornamelijk tot
hen, die door hun
stemmen en hun
redevoeren in 's
Lands raadzaal in
vloed kunnen uit
oefenen op eene
democratische
politiek voor on ze
koloniën zou -ik
mij wenschen te
richten. Van
Regeetingswege is
ook in en voor
Indië het woord
uitgesproken, dat
met kracht en snel
heid
indemocratische richting moet
worden gewerkt.
Als algemeen
bekend en als basis van mijn betoog worden
de volgende feiten vooropgesteld:
1. In de Oostersche wereld wisselen
eeuwenlange perioden van onveranderlijk
heid en maatschappelijke onbewegelijkheid
af met tijdperken van felle en heftige poli
tieke, economische en sociale bewegingen.
In zulk een tijdperk verkeert het Oosten thans.
2. Ook een deel der Inlandsche bevolking
van Ned. Indië begint te ontwaken uit haren
slaap en heeft woordvoerders gevonden.
3. De koloniale vraagstukken van vroeger
tijd zooals pro of contra Cultuurstelsel
en Vrijen Arbeid; pro of contra toelating
van Europeeschen land" en mijnbouw; meer
of minder bescherming van Inlander tegen
niet-Inlander inzake grondbezit, handels
verkeer en verkoop van zijn arbeidskracht;
pro of contra particuliere ofStaats-exploitatie;
pro of contra de Zending hebben een
ander aspect gekregen, mede onder invloed
van den partijstrijd in Nederland, of zijn
niet meer aan de orde.
4. Waar deze en de nieuw ontstane
koloniale vraagstukken tot heden slechts
voorwerpen van studie en van strijd waren
voor Europeanen, begint thans ook de In
lander daarin belang te stellen en vraagt
hij medezeggenschap.
5. Waar vroeger slechte sprake was van
een meer of minder welwillend en ver
licht absolutisme in de machtsuitoefening
van het Moederland over de koloniën, ver
langt de Inlandsche bevolking thans het
recht om mede te spreken bij de bepaling
van haar lot.
6. De Regeering heeft de baatzuchtige politiek
ten opzichte van Indië reeds lang laten varen
voor de ethische, hoewel van bereidheid van
het Moederlend om zich eenige opoffering
te getroosten voor de koloniën, waarvan
het vroeger zoo groote geldelijke voordeelen
trok, tot heden weinig Is gebleken. Ten
opzichte van de gezindheid der ambtenaren
IHIIIIIIIIIItlflIlllllllllllIllllllllllllllllBlllllllllflIIIHIII
is de antithese baatzuchtigetegenover ethische
politiek niet gewettigd, daar deze zelfs in
den bloeitijd der baatzuchtige politiek op
kwamen voor de Inlandsche bevolking tegen
over de baatzucht van het Moederland.
7. De Regeering en alle politieke partijen
in Nederland hebben zich op het standpunt
gesteld, dat te rechter tijd aan Indië zelf
standigheid moet worden toegekend en dat
Nederland reeds thans niet meer heerschappij
maar voogdij voert over Indië, krachtens de
haar door de historie opgelegde taak.
Alleen over den vorm dier zelfstandigheid
en over het tempo, waarin die 'kan worden
verleend, bestaat nog verschil van gevoelen
tusschen de partijen.
8. Daar vele ambtelijke en niet ambtelijke
Europeanen en Inlanders In Indië, vooral
zij, die den tijd van het oude stelsel hebben
meegemaakt, zich nog niet kunnen aan
passen aan de nieuwe orde van ideeën,
draagt de politieke strijd in Indië in sterke
mate het karakter van een personenstrijd
en van botsingen tusschen Europeaan en
Inlander.
9. Daar geen der jonge politieke partijen
in Indië Ie nog met een concreet toepasbaar
programma voor den dag is gekomen, 2e
voldoende studie heeft gemaakt van de
sociale en economische vraagstukken, die
Indië's lot beheerschen, en daar 3e de leiders
dier partijen nog geen verantwoordelijke
politieke positie nebben bekleed, zijn de
groote en werkzame politeke groepen in
wezen nog slechts oppositie-partijen, onge
schikt voor het uitoefenen van bestuur.
10. Daar nog altijd slechts een gering
deel der Inlandsche bevolking tot politieke
ontwaking is gekomen en deze met
plaatselijke uitzonderingen nog voor
plm. 97 pCt. uit analphabeten btstaat, is
het uiterst moeilijk om de ware gevoelens van
de overgroote meerderheid des volks omtrent
hare levensbelangen te weten te komen.
Thans volge een woord over de structuur
der Inlundsche maatschappij ten betooge
dat deze, daar zij van totaal anderen bouw
? is dan de Europeesche en een geheel anderen
ontwikkelingsgang en geschiedenis heeft
doorloopen, ook andere dan de Europeesche
normen en leuzen van democratienoodlgheeft.
Waar ik hier van de Inlandsche maat
schappij spreek wordt in hoofdzaak de
Javaansche bedoeld, toch die van 75 pCt.
der totale Inlandsche bevolking van Ned.
Indië. Op de-Buitengewesten bestaan zeer
daarvan afwijkende en onderling sterk
uiteenloopende maatschappelijke toestanden.
Om binnen de grenzen van een weekblad
artikel te blijven, zal ik daarop nu en dan
slechts terloops kunnen wijzen. Waar ik
verder op eenige grove gebreken in de
architectuur van het antieke Javaansche
maatschappelijke gebouw zal hebben te
wijzen, zij dadelijk gezegd, dat die gebreken
zich in de Buitengewesten niet of in mindere
mate vertoonen en dat daar, in die dun
bevolkte streken, nog wel een modern,
geriefelQk huis kan worden op- en ingericht.
Nog verzoek ik, ter wille der kortheid, den
lezer verlof om bij het geven van enkele
onmisbare cijfers daarvan geen rekenschap
te behoeven te geven.
De structuur der Indische maatschappij
is nog maar gebrekkig en gedeeltelijk be
kend. In 1920 zal eane ernstige volkstelling
plaats hebben en over eenige jaren zullen
wij daarvan dus wel meer weten. Het
summiere dier cijfers behoeft aan mijn betoog
geen afbreuk te doen; voor het vaststellen
der elementaire feiten, die hier slechts zul
len worden genoemd, zijn zij voldoende.
De Javaansche maatschappij dan wordt
hierdoor gekenmerkt, dat zij in wezen nog
geheel feudaal
isjiverderdoorendoorograrisch, en ten slotte dat hare innerlijke en
eigenlijke, van het volk uitgaande staat
kundige ontwikkeling nog niet verder ge
vorderd is dan tot de vorming van zeer
kleine en zeer zwakke gemeenten.
De feudale trek in die maatschappij heeft
haar grondslag in de vroegere
overheersching door Hindoesche vorsten, wier
systeem door de latere Mohammedaansche
vorsten is voortgezet, terwijl de invloed der
Nederlanders nog niet heeft vermoogd dien
grondslag te wijzigen. Dat Java een nog zoo
uitsluitend-landbouwend land is heeft het
eveneens te wijten aan die Hindoesche in
vloeden en aan het ontbreken van eigen
nijverheid en handel van beteekenis. Alleen
in het bestaan der kleine en economisch
zwakke gemeenten hebben wij in hoofdzaak
iets eigens, iets Indonesisch te zien. De
vroegere absolute vorsten heerschappij liet
die vanzelf gegroeide primitieve territoriale
gemeenschappen bestaan. Zij had daar geen
last van; zij vormden voor haar eene ge
makkelijk hanteerbare bestuurseenheid, te
gering in macht en kracht om ooit eenig
tegenwicht te kunnen vormen tegsn haar
absolutistisch streven. De zwakheid der ge
meenten was de kracht der vorsten.
Toen in de eerste eeuwen van onze jaar
telling de Hindoe's op Java kwamen vonden
zij, daar een volk met reeds vrij ver gevor
derde beschaving, dat hoogst waarschijnlijk
den sawahbouw, dien hoogst ontwikkelden
vorm van landbouw in de tropen, reeds kende;
dat de kunst van batikken en ijzer smeden
reeds verstond; dat het schimmenspel als
uiting van voorouder-vereering kende; dat
ter zee voer en eenige kennis van de sterren
bezat; dat met handel en een muntstelsel
bekend was; dat reeds uit het stadium van
het primitieve stamwezen was overgegaan
tot het vormen van kleine territoriale ge
meenschappen met een eenvoudig bestuur.
Wat de rechten op den grond aangaat,
heerschte ongetwijfeld de oude, democra
tische Indonesische regel dat de stam, later
het dorp, eigenaar was van den grond, tot
het gebied van den stam, later het dorp,
behoorend; dat de ontginner van woesten
grond daarop een uitsluitend gebruiksrecht
verwierf, dat bij voortdurende bebouwing
tot een erfelijk bezitsrecht werd, maar dat
overigens het dorp een min of meer uitge
breid beschikkingsrecht over alle gronden,
ook de bebouwde, bleef uitoefenen. In be
stuur en rechtspraak was de stam, resp. het
dorp, souverein.
Boven deze eenvoudige gemeenschappen
vormde zich eene Hindoesche, vorstelijke
macht van een bijzonder karakter. De
HlndoeJavaansche vorst gold als eene godheid;
zijn macht was in den meest volstrekten zin
absoluut. Het kastenbegrip, het dogma van
de ongelijkheid der menschen, ging de
geheele maatschappelijke inrichting beheer
schen en in dat stelsel werd het landskind,
de eenvoudige landman, de Soedra, de tot
dienen geborene, het lastdier zonder kaste,
ter beschikking staande van de willekeur
van den met rellgleusen eerbied beschouwden
vorst en diens aanhang. Wij gaan hier voor
bij het hoogere beschavingspell, dat het
Hindoeïsme inzake litteratuur en kunst on
getwijfeld op Java bracht, doch moeten er
voor ons betoog op wijzen, dat de absolute
en dikwijls willekeurig en tyranniek mis
bruikte vorstenmacht de oude, vrije instel
lingen te niet deed en zich van de granden,
ook de bebouwde, meester maakte. Elders in
Indië had de vorstenmacht een geheel ander
karakter en een anderen ontwikkelingsgang.
Het zich meester maken van den grond door
de Hindoesche vorsten berust niet op de
regelen van Hindoeschen godsdienst of adat,
doch zuiver op willekeur van de vorsten
macht, die in de zwakke dorpen geen vol
doend tegenwicht vond. Het begon met het
beschikken over het bevloeiïngswater. In
een sawahbouwend land is dat op zich zelf
niet afkeurenswaardig. Waar het water uit
ne rivier voor de bevloeiïng van de velden
van verschillende kleine gemeenschappen
moet dienen behoort een hoogere macht de
beschikking over dit water in handen te hebben
voor een billijke verdeeling. Maar geleidelijk
wist de vorst zich langs allerlei wegen en
middelen het eigendomsrecht over de sawah's
zelve toe te eigenen. De exploitatie door de
vorsten van de bouwgronden en de daarop
wonende bevolking geschiedde in dezer voege
dat zeer in 't algemeen gesproken de
opgezetenen" ieder een stukje sawah in
min of meer erfelijk vruchtgebruik kregen
en als huur of erkenning van het eigendoms
recht '/.-> vau de opbrengst aan den vorst
moesten afstaan. Een ander Y> moest hij af
staan aan den vertegenwoordiger van den
vorst in de desa voor diens werk als belas
tinggaarder en regelaar der vorstelijke heeren
diensten. Want de vorst eigende zich ook rech
ten op de arbeidskracht der bevolking toe
en geen geringe! voor Oostersch
staatsievertoon, voor werk in het privébelang
van den vorst en sporadisch ook voorwer
ken van openbaar nut. Naast deze heeren
diensten" kwamen de verplichte onbetaalde
werkzaamheden voor de dorpsgemeenschap,
de déaadiensten". In de praktijk werd het
s/s van den oogst, die de grondgebruiker
had af te staan, wel ns meer door
willekeur van hen, die dit recht uitoefenden
of minder door toeneming van het
aantal sawahs, terwijl de te leveren hoeveel
heid rijst allengs een flxum was geworden.
Als regel gold, dat elke hulsman een stuk
sawah ter bewerking kreeg, dat juist de
grootte had om door n man met zijn ge
zin, naar de toenmalige omslachtige en pri
mitieve methode, te worden bewerkt. En het
deel van den oogst, dat voor hem bleef, was
gewoonlijk ook wel voldoende om hem en
zijn gezin te voeden. Of liever, hij moest
het er maar mee doen. Van reserves maken
voor kwade tijden van droogte, misoogsten
door ongedierte, natuurrampen, epidemieën
was geen sprake. Van elders rijst te krijgen
in zulke booze tijden was uitgesloten: er
was geen geld om te koopen, geen verkeers
weg om van verre aan te voeren. Zulke
tijden beteekenden hongersnood, uitsterven
van een deel der bevolking, wreede, maar
noodzakelijke reguleering der
bevolklngsdichtheid in een zóprimitief
landhuishoudkundig systeem. *
Zulk een .manskracht" sawahgrond heet
nog altijd een bahoe" (bouw). Dit Javaan
sche woord beteekent eigenlijk de schouder
met den bovenarm, dus de zetel der werk
kracht en alzoo figuurlijk een manskracht.
De oppervlakte was niet overal gelijk, maar
afhankelijk van de vruchtbaarheid van den
bodem, van den watertoevoer en andere
factoren. Later werd de oppervlakte vast
gesteld naar een gemiddelde op 100 D
Rqnlandsche roeden, d. i. ongeveer 7100 M", of
ruim '-ji H.A. De bahoe is nog altijd de
oppervlakte-énheid op Java voor gronden,
ook op een deel der Buitenbezlttingen. Eerst
in den laatsten tijd komt de meting bij
Hectaren en in Deli ook bij acres meer in
gebruik.
De vorsten hadden, als gevolg van de
veelwQverij, een zeer grooten nasleep van
verwanten van allerlei graden van bloed
verwantschap en rangen. Een deel van deze
fungeerden als ambtenaren van den vorst.
Deze scharen werden niet in geld bezoldigd,
doch kregen een aan hun rang geëvenredigd
deel van Land und Leute ter exploitatie.
Zoodoende was een groot deel van het rijk
uitgegeven als apanages. In de buitenge
westen der rijken, ver van de kratons der
vorsten, was de exploitatie van bodem en
bewoners op dezelfde beginselen gebouwd.
Maar daar geschiedde deze door stadhou
ders, regenten, die hun schattingen aan den
vorst hadden op te brengen, doch overigens
zich zekere zelfstandigheid in hun bestuur
wisten te verwerven, soms zelfs werkelijke
zelfstandigheid. Deze streken waren weinig
bevolkt, doch bepaalde deelen ervan kregen
later eene dichte bevolking en verkeerden
ve;- van de kratons der machthebbenden?,
gewoonlijk in beteren economischen toestand.
De weinig belangrijke landbouw op
onbevloeide velden trok minder de aandacht
der machthebbers. Regel was, dat de
bebouwer de opbrengst daarvan in zijn geheel
mocht behouden tegen betaling eener lichte
belasting. Toen de groote cultures voor de
Europeesche markt zich ontwikkelden werd
daarop een meer direct exploitatie-systeem
toegepast door de vorsten en regenten, dat
zich uitte door overeenkomsten tot levering
van producten met de Compagnie. De kleine
man kreeg van de opbrengst dier producten
al heel weinig in handen als loon voor zij n
arbeid.
In de Vorstenlanden op Java, thans het
gebied van vier vorstenhuizen en de
residentlën Soerakarta en D jok Jakarta beslaande,
heerscht bovenbedoeld stelsel nog vrij zui
ver, doch is de beperkte autonomie der
dorpen zoo goed als te niet gegaan. Hier
hebben sedert meer dan een eeuw volgens
een van lieverlede zeer ingewikkeld gewor
den systeem de apanage-houders hun rech
ten op de bevolking en de gronden voor
geld afgestaan aan Europeesche en
Chlneesche landbouw-ondernemers. In onze dagen
heeft de Regeering daar met veel beleid
en rustige, bezonnen wijsheid eene belang
rijke verandering ingevoerd, waardoor de
toestand der bevolking veel gunstiger is
geworden. Deze waarlijk democratische
maatregel is vrijwel aan de aandacht van
het Nederlandsche volk ontsnapt. Het boven
in hoofdlijnen geschetste stelsel is nog altijd
de grondslag der Javaansche samenleving.
In een volgend artikel zullen wij nagaan
hoe deze ouderwetsche bouw een geweldig
struikelblok vormt voor de gezonde demo
cratische ontwikkeling der Javaansche maat
schappij.