Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 Maart. '19. - No. 2177
BATEtiBURB&FOLMER
l DEN HAAG, Huijgenspark 22
SPECIALITEIT:
VERHUIZINGEN onder Garantie
BERGPLAATSEN voor Inboedels
lliiiiiiiliiiitiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiiiiiiiiiiniii
BOEKETJES SOFISTIEK
XIX
Jean Bourgeois ter expositie
Tekst-proeve voor Schimmenspel
Wie beschaveling wil heeten, moet vooral
van kunst wat weten, en er wat aan doen.
Is alvast je zoon een schilder, zooveel
jonger, zooveel wilder stijgt je
standsfatsoen. Zakenmensch, slaaf van offerten,
exposities en concerten, hooren ook bij
't vak! Pleeg ze maandlijks te bezoeken,
sluit zoo nu en dan je boeken, steek je in
H kennerspak. Zoo doe ik; is 't even doen
lijk, ga 'k als artistiek-fatsoenlijk burgerman
p stap, frequenteer ik Arti's zalen, kom
eens langs Sint Lucas dwalen, of 'k iets
aardigs snap.
In het Stedelijk Museum, boven 't Zee
mans-jubileum, troont de Kunst'naarskring.
Vfjfentwintig kunstenaren, die oud-Hollands
roem bewaren (?) traden in den ring. Meer
en min bekende namen trof Ik broederlijk
daar samen, 't Is een vogelschaar van ver
schillende pluimage: diepe ernst en
badinage" hangen naast elkaar. Hoog-modern en
ouderwetscher, hier een poel en daar ten
gletscher, ginds een puzzle-ding. 'k Wil u
enkle namen noemen, die 'k vergeet zijn
't meest te roemen! uit den wijden kring.
Breltenstein kan mij behagen. Zie dien
witten wolkenwagen rijden boven't Strand".
In zijn Mooie dag" is stilte, zonnigheid en
warme mildte over 't zomersch land. Daar
naast Wolters' mooie dingen, die ons
Amster-schoon bezingen. Hier ga ik te gast!
Wat is Amsterdam toch schoon en hoe
komt H. J. Wolter 't toonen met zijn kleur'gen
kwast. Wat zijn dat voor Composities"?
Kinderlijke lijn-notities, slapjes in de verf.
Wat is boven? wat is onder? 't Is zeer
zeker hél bizonder op ons rustig erf:
Mondriaan maakt vreemde dingen, 'k Moet
mijn spotlust maar bedwingen: 't is een
ernstig man. Al die ruitjes en die hekjes
doen als schilderij wat gekjes, maar wat
weet 'k ervan? 'k Heb hem immers niet
gelezen, dat moet heel diepzinnig wezen,
'k las het in de krant. Kon hij dan geen
schrijver worden?.... Haal die rare
damspelborden liever van den wand. Wiegman,
Piet, 't zal je berouwe: waarom hier die
Gertje Bouwe" zoo te kijk gezet? Wie
kan van dat monster houwe, wie zou daar
mee willen trouwe, met zó'n silhouet!
Sltiyters toont een dunne dame, die zich wel
wat meer mocht schamen: is dat een toilet!
Wie zit zómaar op een divan, vat die juffer
daar geen kou van? ; foei, Jan, is dat
net? Wim en Mies, kom mee met Paatje,
hier hangt een ordentlijk plaatje, 't is van
Gous de Smet. Zie je niet wat 't voor moet
stellen? Kun je 't uit het boekje spellen:
Landschap" en Portret". En dan daar die
kleinigheden, in linoleum gesneden, da's
toch zeker knap. Maar nu gaan we verder
kijken wie in de and're zalen prijken, 't Is
een heele hap.
Eekman snapte ik niet da'lQk, neem het
mg niet al te kwalijk: 't is wat ongewoon.
Als je rustig maar gaat zitten voor zijn
Uitvaart" zonder vitten vin-je het
wel schoon. Matthys Wiegman, Charley
Toorop hangen met De Geetere voorop in
een kleine zaal. 't Zal heel mooi zijn,
maar ze spreken voor doodnuchtre burger
leekeneen te vreemde taal. Stel, je hangt ThQs'
Ecce Homo" in 't salon van je eigen domo
boven 't Kamerscherm", dat ons Charley
kwam vertoonen, wie dorst rustig blijven
wonen bij dien kleurenkerm ? Of je komt je
vrouw verrassen met De Geetere's piassen
van zijn Carnaval" of z'n griezlig Peur
de vivre": Dank je, roept ze, 'k wou nog
liever, ben-je of wordt-je mal? Kies, dan
eerder, ook dat is er van Filarski
werk, da's frlsscher, stoer en forsch van
toon. Zfjn Stillevens" vind ik prachtig,
alles staat er kloek en krachtig, sterk, van
eenvoud schoon.
iMiiHiiiiiimHiiniiMiiiiiiiiiimiiiMiniiiiiHiiinliMiiii
Wilson te Amsterdam!?!
Teneinde het hardnekkig gerucht, dat de
president Wilson zich voor eenige dagen te
Amsterdam zou ophouden, te onderzoeken,
heb ik mij naar den chef der af deeling cen
trale Recherche in het hoofdbureau van
politie begeven, en, voorzien van waarde
volle gegevens die, om begrijpelijke redenen
minder geschikt voor publicatie zijn, ben
ik op zoek gegaan. Het was geen gemak
kelijke taak den president te vinden; begin
nende bij het American Hotel, en eindigend
bfi de eenvoudige volkerenbond-logementen.
heb ik gezocht, alle American-bars heb ik
afgeloopen. -. en ten slotte, toen ik den
moed bijna had opgegeven... vond ik hem.
Op een der drukste pleinen stond hij, de
groote man, in een weinig opvallend grijs
costume, en naast een reusachtigen
starsand-stripes vlag., en tuurde door zijne
flonkerende lorgnet-glazen naar het
straatgewoel. Bijna niemand lette op hem.. het
Amsterdamsche publiek Is ultheemsche
verschijningen gewend geraakt sinds de
dagen dat geen neger on gemolesteerd door
de Kalverstraat kon loopen.
Hij stond, doodstil, zooals ik zeide, en
tuurde naar 't gewoel. Om zijne lippen was
een lachje, zoo geheimzinnig en volhardend
als dat der Mona-Lisa.. en zijn rechter
hand, keurig geganteerd, omknelde een
stokje, dat hij ten halve hield opgegeven,
alsof hij zoo-dadelijk eene pirouette zou
gaan ondernemen.
Ongemerkt en bescheiden naderde ik het
raam waarachter de president zich had op
gesteld .. hij zag mij niet en bleef peinzend j
Na den Pierrot" van L. Schel ? hout (dat
je wel graag voor j'zelf woudt, maar...
het is verkocht!) en het lichte kleurespelen
van W. Paerels gaat 't vervelen. Wat je
eiglijk zocht: schoonheids innige ontroering
of haar bruisende vervoering vindt je zelden
meer. Al die klodder-raak-maar-smeersels,
onbeholpen kunstprobeersels, doen je oogen
zeer. Over smaak valt niet te twisten, maar
zólaten we ons niet kisten, juffrouw Elsa
Berg! Leo Gestel s schilderijen hangen er in
lange rijen, 't is toch al te erg.'t Hoeft niet
loken" wat je schildert, maar een kunst,
zóruw verwilderd, is dégéneré. Leer eerst
teek'nen, ga voorts denken; wil dan 'tschoone
wezen schenken. Dit is: procédé.
Kunst is mér dan sinecure, werken is't,
en leed verduren, arbeid, harde strijd. Wie
zich aan haar dienst wil geven koos een
moeilflk, heilig" leven: is haar toegewijd,
met zijn ziel, zijn geest, zijn krachten; die
moet leeren 't moeilijk wachten op zijn
zomertgdt
G E R H. v. D.
UIT DAGEN VAN STRIJD
Pinksternacht
De wacht was bloedig geweest en zwaar
de arbeid aan de vernielde schansen. We
keerden terug naar ons kantonnement, te
Wulpen. De lucht hing laag en de ver
trouwde sterren zaten gedoken. De hob
belige baan leek harder onder onze voeten
en we liepen gebogen onder den last van
ransel en geweer. Ik dacht aan het
Pinksterfeest te huis; en dat er na den middag
vrienden komen zouden die zouden gaan
zitten rond de theetafel...
En hier strompelden we voort met
verzeerde voeten, gelijk bannelingen zonder
dak en de Pinksterdag zou zijn zooals de
andere dagen, eentonig onder de bedreiging
der kanonnen.
Ik val zoowaar in slaap als er geen lied
komt," beweerde Boulard, de korporaal met
zijn hooge, sterke schouders.
Horne, Hornel" riepen stemmen In de
achterste rijen van het peleton.
Qu'est... Qu'est..." begon Horne, die
een mooie tenorstem had, maar een beetje
stotterde.
Les Embusqués" klonk overtuigend het
antwoord.
Dat was het lijfstuk van die kerels, dat
was het lied van den haat tegen heel die
bent van laffe lammelingen die zich veilig
verscholen hield buiten het bereik der duit
sche vuurmonden. Les embusqués,... dat
waren de verachtelingen die ergens
zuidwaards of in Engeland in kakhi liepen en
als stralende helden zouden terugkeeren in
het land, wanneer zij, de misprezen
ir.fanteristen, de baan zouden hebben vrij gemaakt.
Horne zette 't lied in met zijn helder ge
luid, dat door den nacht weerklonk boven het
doffer hameren der voeten op den steenweg;
en na een strophe steeg, veelvuldig, het
refrein uit de borst der jonge mannen.
Ik krijg er dorst van," zei Horne en
kuchte een paar malen.
Hier," zei Van der Eist, laat je dat
smaken." Tijdens de laatste halte was hij
een koe gaan melken, die hem tam begaan
liet, en hij reikte zijn makker de veldflesch
met de warmgeurende melk.
De stemmen zwegen een poos en de lucht
werd weer beroerd door het zware
gedommel der kanonnen.
Toen zei mijn buurman: Wanneer zal die
verdomde oorlog toch een einde nemen, 't
Wordt tijd dat al die beestigheld nu eens
ophoudt."
Zal ik eindelijk een brief voor me vinden
in de loods?" bromde een stem achter mij.
Vier maanden geleden hadden ze hem be
richt, dat zijn vader ziek lag en dat de
Duitschers zijn jongeren broer hadden mee
gevoerd. De eerstvolgende dagen was hij
den briefdrager ongeduldig tegemoet
geloopen; maar de bode bracht niets en er
was onrust over hem gekomen en een druk
kend voorgevoel.
llniliMiimMiiiniiiliimuiimiiiiiiiimiiiiiiiiMiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii
in de verte staren, naar een punt waar mijn
simpel oog slechts een neten-meubelen
etalage, doch zijn meestersblik voorzeker
een rijzende vrijheidszonne ontwaarde.
Ik waagde het niet hem in zijne, wellicht
smartelijke overpeinzingen te storen., en
toch, hoe begreep ik hem, den idealist, die,
gewend aan geweldig metropolen-vertier,
deze Amsterdamsche hoofdverkeersader al
licht .had uitgekozen als een rustig oord
voor politieke meditatiën...
Totdat ik, na een half uur wachtens
tegenover den onbewegelijken leider, het
gebouw binnentrad met mijn hoedje in de
hand en, mflzelve niet meer meester, uitriep:
Hulde! Hulde l Hulde! Hulde! Leve de..."
Op dit oogenblik werd ik aangegrepen
door vier heeren in jacquette-costuum, die
ik voor geheime beschermers van den staats
man hield. Hunne verschijning was mondain
en geheel afwijkend van het eenvoudig grijs
toilet van den president. Desniettemin wier
pen ze mij onzacht op het plaveisel van het
Koningsplein. Mijne builen betastend keek
ik beschaamd naar Wilson. Doch hij had
van het geheele incident niets bemerkt; hij
stond daar nog, glimlachend, en met het
opgeheven wandelstokje in de glacéhand
naast zijn vlag.. en staarde naar de
rietenmeubelen-etalage., over mijne nietigheid
heen...
Hoe klein zijn wij, mieren, en hoe klein
is ons lichamelijk ongemak in vergelijking
tot de ware grooten dezer aarde...
* * *
Met deze gedachte sloeg ik de blikken
omhoog.. en las...
Broekmans.. Heeren kleeding...
verschrikt en ontzet staarde ik andermaal
door het venster...
Daar stond, raadselachtig glimlachend,
en oolljk het stokje opgeheven., de President..
* * *
Middelen van versneld vervoer
De bekende origineele kunstenaar Le
Fauconnier, die temidden van ons, Amster
dammers, leeft, behoort niet tot dezulken
SS QLRNC HE
ClCRRETTES
Mijn buurman vroeg opnieuw: Zou 'tal
middernacht zijn?" Maar hij verwachtte geen
antwoord en op den ongelijken steenweg
ging aldaar het plomp gestamp der zwaar
geschoeide voeten.
Over Nieuwpoort brak de gloed open
van een licht granaat; de klaarte dreef over
het land als maneschijn en over den weg
viel de schaduw der eerste dorpshuizen.
De lichtgranaat dreef voort op de lucht en
de vonken die er uit neerregenden vormden
een rechten zuil van vuur. Dan viel de
nacht weer over ons en de moeheid der
uren van zorgzame wake.
... Maar ginder stonden reeds de loodsen
van ons kantonnement. We snoven den
vriendelijken geur van verschen koffie en
door de kleine raampjes noodde ons het
gele schemerlicht. Maar wat een verrassing
toen de deur openging: de foerier had den
ouden, rollenden rommel doen opruimen
en versch strooi laten leggen op den plan
ken vloer! Het strooi glansde in het licht
en gaf een milden geur door de houten
loods... Ik heb mijn ransel en geweer neer
gesmeten en me laten vallen op het
reuzelende leger, en de vermoeienis die stak
door rug en knie en voet, werd tot een
gevoel van vreemde zaligheid.
Ik heb nooit zachter gerust dan op dien
moeden pinksternacht, op het arme bed van
stroo.
Moeder
Met den avond werd de onrust geboren
over het land...
Het was een hèmei zonder maan maar er
viel een weifelende schemer van de sterren.
De wolken doken op van over zee en dreven
zachtjes oostwaarts ; de lucht was niet druk
kend en er dreigde geen onweer in den
koeleren nacht. Vór ons lag de doorschoten
hoeve, als$ een gekanteelde burcht op den
horizon, maar de slag van ons bloed was
onrustiger en het voorgevoel was gewekt.
Door de stilte hoorden we 't veelvuldig
geklop der duitsche voeten op de planken
wegeltjes die naar de loopgrachten leidden,
en er was een dor geritsel in het hooge
riet van de sloot tusschen de twee vijan
delijke lijnen.
Vór de prikkeldraadversperring lagen de
schildwachten op den wakken grond; maar
ze wachtten blijkbaar tot, aan de overzijde,
het eerste schot de rust verbreken zou. Ze
loerden gestadig naar het duistere gepluimde
riet, waarin de wind bewoog: misschien
speurden van achter de ranke staafjes
dnitsche oogen en duitsche geweren naar be
geerden buit.
Uit den smallen doorgang in de dekking,
kwamen, gebogen, zes mannen, gedrongen;
twee hadden een zeis inde hand, de anderen
hun geweer. Maakt er kort werk mee" zei
de schildwacht dien ze voorbij gingen. Dat
zouden ze ook; het was een kolfje naar hun
hand. Toen zetten de vier verkenners zieh
in waaiervorm en, diep gebukt, spoedden ze
naar het keuvelende riet. Met n sprong
waren ze de sloot over, kropen een eind
verder op handen en voeten en bleven toen
loerend liggen. Dan konden de maaiers aan
den arbeid gaan.
De commandant had zeissen laten komen
en onder zijn boerenjongens de twee han
digste kerels gekozen, die het riet zouden
afmaaien en dezen verraderlij ken scherm
doen wegvallen voor de duitsche lijn.
Er dreef een vreemd gedruis onder den
licht-bewogen hemel. Soms leek het zacht
klagelijk en dichtbij, soms het doorgonsde
echo van'een vetder geluld. De maaiers ga
ven kracht. Tegen middernacht was haast
al het riet afgemaaid en bleef er nog alleen
een dun gordijn van staven, dat het werk
zoolang mogelijk voor de duitsche schild
wachten verbergen moest. Toen, zoo on
verwachts, in de stilte: een schitterllcht,
een scheurende losbasting, en, door den
nacht, een dubbele kreet van zulk ontzet
tend menschelijk leed: moeder! moeder!"
De twee brankardiers sprongen uit de
dekking, grepen naar de draagberrie en
holden er mee naar voren. Er was gedempt
getuisch van stemmen en haastig getrappel
op den vochtigen grond.. . Eerst het her
haalde, dof gekerm zonder woorden van
den gewonde; dan zweeg het.
,Laat even njer," zei de luitenant, toen
de brankandiers met hun last aankwamen.
Hij maakte de tuniek van den gewonde los
die onopgemerkt huns weegs gaan. Natuurlijk
en in de eerste plaats al niet door zijne
merkwaardige schilderijen; zijne constructies
zijn bij voorkeur hoekig en kantig, en de
weinige malen dat ik den heer Le F. sierlijke
bogen zag beschrijven was, toen hij, inder
daad onderworpen aan de simpele natuur
wetten, schaatsen reed op de vijvers van het
Vondelpark. Maar deze inconsequentie blijft
geheel voor tekening van een zeer begrij
pelijk instinct voor zelfbehoud. De licht
bruine overjas van den heer Le F. is voor
mij uit duizenden herkenbaar in het
straatge woel; bij mijn weten is er nog slechts
n andere man die zulk een jas draagt.
Maar die woont in Laren en is hoofdredac
teur van een weekblad op
huishoudelijkeconomisch gebied, tevens medewerker aan
de Gooi-en-Eemlander.
Dus, pour revenir a nos faucons, het was
te verwachten dat de heer Le F. ons niet
zou teleurstellen op ander gebied; een groot
vraagstuk is namelijk dat van het verkeer.
Taxi's zijn duur en schaarsch, trams over
vol, en rijtuigpaarden ondervoed. Velen onzer
zoeken met smart naar een nieuw middel
van versneld vervoer. Welnu, de heerLeF.
toont er ons een, en wel een van zóover
bluffende eenvoudigheid dat ik mij, als
Nederlander en Amsterdammer, tegenover
dezen buitenlander schaam, dat geen der
onzen op deze geniale gedachte gekomen is.
De heer Le F. namelijk, houdt een lederen
riem in de hand; aan het andere uiteinde
van dezen riem zijn twee groote zwarte
wolfshonden bevestigd. En deze diëten
leggen een zódanigen drang naar voren i
aan den dag dat de heer Le F. op onweer
staanbare wijze, en ongemeen snel door het
dichtste gewoel gevoerd wordt. Zij die op
letten, zullen zien op welk een verwonderlijk
snelle wijze zijn lichtbruine jas zich door
de straten verplaatst.
La tentation de S/. Antoine.
Van vervoermiddelen gesproken:... Ik
UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
^^^ë^&^^c^z^^f^^
i
en lei zijn hand op de plaats van het hart.
Hij schudde het hoofd. Draag hem naar
den hulppost."
Toen vroeg de tweede maaier: Luitenant...
en zijn broer... ginder op Rijkenhoek...
Wil ik ?"
ben verleid. Ik ben verleid door een
aapjeskoetsier!
Het is mijn oprechte hoop dat gij niet, al
te intieme confidenties vreezend, hier de
lectuur zult staken, want er is niets
onbekoorlijks in dit verhaal, en ge kunt het uwe
kinderen en bloedverwanten tot leering in
handen geven en tot het eind laten doorlezen.
Want een aapjes-koetsier is, en dat geef
ik toe, in de verdorvenheid eener groote
stad wel degelijk in verband te brengen met
verleiding; zij matigen zich zelfs als zoo
danig bedoelde uit- en lokroepen aan.
Welnu, verleden Zondag kwam de laatste
avondtrein uit den Haag om
tien-minutenvoor-halftwee aan. Er waren slechts tw
trams, doch beide gereserveerd... ik weet
niet door welke familie.
De overige verkeersmiddelen bestonden
uit een kluwen van ruim twintig z.g. nacht
snorders.
Een hunner, die een
vertrouwen-inboezemende witte hit mende, verklaarde mij voor
f 3.50 naar huis te zullen rijden. Toen greep
ik mijn koffer, schudde herhaaldelijk en
energiek van neen, en liep het Damrak op.
Doch reeds spoedig stapte, tergend, naast
mij de witte hit voort, en haar baas kweelde:
f3.-... f3.-.. f3.-...
Wederom schudde ik van neen, en met
weemoed zag ik hit en rijtuig keeren,..
en spoorslags mijne latere medereizigers
tegemoet gaan.
Ha, ik was den beroepsverleider kwijt...
en stapte voort...
Maar de koffer was zwaar, en de weg
lang... en, ter hoogte van de lunchroom
van Laar knapte mijn kousenband...
Wanneer op dat oogenblik de verleider
gekomen ware ... ik hadde voor f 3.?in zijn
rijtuig gelegen ... hfj kwam echter niet. Onte
vreden over mijne energie stapte ik, n sok
afzakkend, en torsend mijn bagage, voort...
Plotseling klonk een hoefslag achter mij...
ik keek, onzeker van mij zelven, strak voor
mij uit... de drinkbeker, in casu een over
volle vigelante met opera-personeel, ging
De luitenant knikte en de jongen holde langs
den loopgracht naar de nachtelijke hoeve.
Au G. VAN CAUWELAERT
aan mij voorbij en nog meerdere rijtuigen...
Tenslotte zag ik, vanuit mijn ooghoek,
de witte hit... die mij inhaalde... en...
passeerde.
Inwendig gramstorigschreed ik voorwaarts.
Het rijtuig stopte bij den Dam, de koet
sier sprong van de bok, en de hit sliep in.
Ik zag dat de koetsier mij opwachtte..,
in het besef van mijne zwakheid trachtte
ik een steeg in te vluchten... er was geen
uitweg meer...
En, wreed, fluisterde mijn verleider....
f2.50... f2.óO...
Op dat moment knapte, door een duivelsch
toeval, mijn andere kouseband... en, wei
nige seconden later, zat ik, warm van het
snelle loepen met bagage... in het wiege
lend rijtuig.
In duizelingwekkende galop voerde de
witte hit mij door de Kalverstraat huiswaarts.
Het rijtuig dat mijn stoffelijk lichaam droeg
was zwart en brandde geen lantaarns.
Hoog zat, met fladderend zwart gewaad,
en aanhitsend het snuivend paard, de koet
sier en scheen een door het luchtruim gie
rende heks.
En om mfj heen was de leege stad, maar
als een hel verlicht met rooden en geelen
schijn uit bo)glampen, waarvan het licht
rauw kaatste in gouden letters op winkels
die niemand spelde dan een eenzame,
stilzwarte nachtwaker.
Zoo was mijn rit met den duivel, mijn
verleider, terwijl de menschen sliepen, en
langs verboden wegen (Frederiksplein
links-om!) de satan mij voerde...
En ik, zwakkeling, voelde, tegelijk met
een lichamelijk welbehagen, op mij "dalen
de zwarte doem die over hen allen is die
sterk wilden zijn en verleid werden...
MELIS STOKE