Historisch Archief 1877-1940
15 Maart. '19. No. 2177
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Marie van Eijsden?Vink
Willem Van Zuylen, had zich met eenlge
jongeren, waaronder ondergeteekende be
hoorde, afgescheiden van het gezelschap
Legras, Van Zuylen en Haspels. De oorzaak
van deze afscheiding was het feit, dat de
Kon. Ver. het Nederlandsch Tooneel, te
Rotterdam een filiaal had opgericht, en dat
eenige jongere artiesten liever met Van
Zuylen meegingen, met Van Zuylen, die
niet kon dulden, dat het eigen Rotterdamsch
tooneel werd opgelost in eene vereeniging
die weldra heel Nederland zou beheerscnea.
Na een voorspoedig jaar besloot Van Zuylen
zijn gezelschap te versterken en engageerde
Moor, mevrouw Albregt en Marietje Vink,
voor het seizoen 1882-'83. De leesrepetitie
van Oude Vrijers zou plaats hebben. Het
was in September 1882, Moor kwam in ge
zelschap van een jonge dame en stelde haar
aan de a.s. confraters voor als Marietje
Vink... Zij was vreeselij k nerveus, maar
keek toch guitig uit de lachende oogjes; er
werden handjes gegeven, komplimentjes ge
maakt en steeds klonk het uit haar lieve
mondje: Aangenaam met u kennis te maken,
ik hoop dat wij het goed met elkaar zullen
kunnen vinden. Die woordjes klonken zoo
zoet en liefelijk, dat Marietje Vink van wijlen
Slmon Spoor, (een der confraters) onmid
dellijk den bijnaam kreeg van Zoeije Pietje...
Het was ook inderdaad een vogeltje. De op
schuchtere wijze allervriendelijkst uitgespro
ken woordjes, deden denken aan een jong
Vinkje, dat probeert te zingen, maar nog
niet durft... De gewaardeerde lezeressen
en lezers, die mevrouw Van Eijsden?Vink
nu kennen, zullen zeker wel overtuigd zijn,
dat wij allen het goed met haar konden
vinden. Ja meer, w( waren allen verrukt,
deor haar lieftalligheid en ongekunstelde
vroolijkheid... De jubilares weet zelf niet
en het is haar misschien nooit gezegd, dat
zij zoo heel anders was, dan de meeste jonge
actrices. De echte gezonde humor, de levens
lust, de toewijding vooral, maakte haar tot
aller lieveling.
Geen woordje was haar te min. Zij was
de eerste aan den schouwburg om zich te
kleeden en de laatste die wegging. Of de
rol een half of een heel pagina groot was,
nooit werd die door haar te min gevonden,
niets was haar te veel; inderdaad kende
voor haar de kunst geen kleinigheden...
Van het eerste oogenblik af, koa men bij
haar het spreekwoord van De splinter en
de balk" omkeeren, want zij zag alleen den
balk in eigen oog en nooit den splinter in
het oog harer confrateressen...
Zoo zag ik haar een jaar lang, reeds in
haar eerste groei, langzaam de lieveling
van het Rotterdamsche Publiek worden.
Het zou wat eentonig zij a hier op
te sommen in welke rellen groot en klein
zij steeds blijken gaf van vooruitgang, maar
reeds dat eerste jaar waren de vorderingen
sterk waartenemen...
Na verloop van dit jaar 1882-83 ging de
zaak van Zuylen teniet en kreeg Marie
Vink een engagement bij de Kon. Ver.
Afdeellng Rotterdam, ook de Kon. Ver. bleef
nog maar een paar jaar te Rotterdam
*******»&&
Tl ¥T~\ *
BEPLANTING
Hier is een aardige brief van Hooft aan
de Heeren van de Rekeninge in Holland":
Edele Mogende Heeren, Als in Augustij
laatstleede»Uwe Ed. Mog. gecommitteerden,
hier lanx haaren weg hebbende, mij d'eere
deeden van dit huis te bezoeken, zoo heb
ik haare EE. aangeweezen, de gelegenheit
van dien aan den koelen oever van de
Zuider Zee, en welken ongemak van windt
en stormen 't zelve over zulx byna door
gaans is uitstaande. Ende overmits ik my
laat voorstaan 't zelve van den voorsz.
Heeren, met opmerkinge ingenomen zynde,
haar EE. beweegt zal hebben, om, met een
goede resolutie by UEd. te neemen, daar
inne wat orders te helpen stellen, zoo heb
ik by deezen wel darren U Ed. Mog. ver
zoeken met alle reverentie, haar geliefte zy,
my te verleenen acte van consent, om voor
rekeninge van de Graaflykheit te mogen
besteden 350 guldens, met dewelke ik my
sterk maake op dezen herfst te planten, om
den aarden wal van deeze fortresse, een
bequaame mantelinge van Abeelen, Ypea
en Nooten boomen, niet tegenstaande dat,
door 't beplanten va« de Beemster, het hout
in prijze zeer is ^erejpzen. Ende zullen dus
doende U Ed. Mog. nevens 't gerief van'my
en myn huisgezin, tegens den aanslag des
bestaan. Toen, zes jaren later, kreeg onder
geteekende weer een engagement bij Legras
en Haspels en had voor de tweede maal het
genoegen met Marie Vink te mogen samen
werken... Maar verbazend, wat was zij
gegroeid (niet in lengte meen ik, maar in
talent) Ik herkende haar niet meer. Het spel,
de dictie, het gebaar, alles was zoo
geacheveerd geworden, dat ik verwonderd was,
dat er slechts zes jaren overheengegaan
waren, sinds ik de jubilaresse bij Van Zuylen
zag komen...
Twee jaar later wilde de omstandigheden,
dat ik te Amsterdam de Ned.
Tooneelvereeniging oprichtte en Rotterdam verlaten
moest. En van af dien tijd, 1891 tot 1916,
heb Ik onze jubilaresse kunnen volgen in haar
loopbaan, haar kunstprestaties bijna alle
kunnen zien, en toen ik het genoegen sma
ken mocht getuige te zijn van haar 25-jarig
jubileum, toen ik een feest zag, wat ik mij
nooit heb kunnen voorstellen, een hulde z
groot dat, ik durf het zeggen, bijna heel
Nederland in beroering raakte, toen wist
Ik, dat zij niet alleen zoo geliefd was bij
haar confraters, maar ook bij het publiek...
Vijftien jaar zijn er weer voorbij gegaan,
nadat groote feest; sinds November 1916,
smaak ik weer het genoegen en het voor
reen"! met de jubilaresse te mogen samen
werken en wel als haar regisseur, en het
is mij of er tusschen dat vroegere samenzijn
en het heden, geen afstand en geen tijds
ruimte ligt...
De jubilaresse is zoo jong als toen, zoo
krachtig, werklustig en opgewekt als toen,
met hart en ziel bij de zaak, in een woord:
een buitengewone vrouw, met een nobel,
vast karakter, een steun voor al wat jong
is en haar hulp noodig heeft, wars van alle
mogelijke aanstellerij en die haar kunst
beschouwt als haar godsdienst. Dat geloof,
die toewijding zijn het die haar zoo jong, zoo
sterk maken, waardoor zij het publiek als
het ware tot zich trekt, het publiek dat
natuurlijk brand t van verlangen om baarbij
gelegenheid van haar veertigjarig jubileum
te bewijzen, welke eereplaats zij inneemt
in het hart van het Nederlandsche volk.
L. H. CHRISPIJN Sr.
IIMMIMIIIIIIMIIIMIIMM
Paedagogische Studiën
OPSTANDIGE JEUGD
Een belangrijk probleem bij
jeugdopvoeding, of liever bij jeugdleiding is de houding
tegenover opstandigheid aan te nemen. Niet
bedoeld wordt koppigheid, domheid, hals
starrigheid, eigenwaan of hoogmoedigheid,
maar die veelal vrij diep gewortelde trek
in verzet te komen en crletiek te oefenen
bij allerlei levensvragen (ethisch zoowel als
sociaal).
Het spreekt vanzelf, dat hierbij alleen
sprake kan zijn van goed-aangelegde kin
deren tusschen 14 tot 18 jaar.
Er is mij voorgehouden, dat kinderen van
dien leeftijd kinderen dienen te blijven en
niet gewekt mogen worden tot zaken, die
boven hun begrip zouden uitgaan. Men
dient zulk een geestelijke vroegrijpheid niet
aan te wakkeren, geen voedsel te geven
aan overwegingen van verder strekking dan
het schoolgedoe.
Merkwaardig is, dat dergelijke argumenten
kwamen van een zijde, die geen aanspraak
kan maken op het werkelijk kennen van de
kfnderziel, van docenten die stelselmatig
hun dagtaak voor de klas verrichten, lessen
laten leeren en niet de minste belangsteling
toonen in het prachtig ontwakende
geestesen gemoedsleven juist van die kinderen
tusschen 14 en 18 jaar.
ZIJ echter, die vertrouwen wisten te wek
ken, die door hun woord en wezen wegen
wijzen, zij, die meeleven met de kinderen,
hun vrienden en leiders geworden zijn, zij
weten maar al te wel, hoe krachtig en vooral
hoe spontaan verzet, vragen, onzekerheid
en angst ontstaan in de flinkste jongens en
meisjes.
Zij weten, dat het juist de jongeren zijn
in de maatschappij, in wie het verzet tegen
maatschappij, God, kunst en het leven zelf
als een oerdrift met dikwijls moeilijk
Intoombaar geweld ontstaat en voortwoekert.
Later, in den studententijd bijvoorbeeld
neemt dat alles een heel ander karakter
aan: het verzet wordt in een systeem ge
dwongen, het wordt verstandelijk verklaard
en bewust voortgezet of geremd, maat
schappelijk uitgewerkt en wetenschappelijk
binnen de perken zijner betrekkelijkheid
gehouden, om ten slotte bij den volwassen
mensch een levensbeschouwing" te worden
of een sociale belijdenis.
Bij het kind echter (ik wensch hier onder
kind te verstaan de jonge menschen, die de
hoogste klassen onzer middelbare scholen
IIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIII
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
weeders, (met een voorneemen cieraadt
voorzien hebben een huis. mogelyk meer
als eenig ander des Graaflykheits fameus
en in 't ooge leggende. Waar toe ik my
alle redelyke gunst beloovende van U Ed.
Mog. zal dezelve hiermede, Edele Mogende
Heeren, met dienstiger gebledenisse in schut
en scherm des Alderhoogsten bevolen laaten.
Van den huize te Muiden
den 13 September 1614
Uwer Ed. Mog.
Onderdaane dienstwillige
P. C. Hooft.
De Drost heeft nog al te stellen gehad
met zijn huisbazen, maar die boomen kreeg
hq toch en hij mocht het zelf s beleven, dat
ze zijn opgegroeid tot een bequaame
mantelinge" en een voorneem cieraadt". Aardig
is het, hoe hq met weinig treffende woorden
de beteekenls van beplanting weet aan te
geven. Zooals het Muider slot open en bloot
lag aan den koelen oever van de Zuider
Zee, zoo ligt nog altijd een groot deel van
ons land onbeschut en ieder die het genoe
gen neemt van te wandelen of te fietsen
langs onze wegen, kan meepraten van het
.ongemak van windt en ntormen", dat hij
daarbij vaak heeft uit te staan. En wat een
heerlijke beschutting geeft dan zelfs een
smal singeltje van struikgewas. Nooit heb
ik dat zoo mooi ondervonden, als toen wij
eens op een dag omstreeks Midden Mei reden
van Bloemendaal naar de Vecht. In onze
duinstreek was het natuurlek overal beschut
maar in de Haarlemmermeer woei de Noord
ooster vrij over de vlakte en tusschen de
hooge beenen van de ondoelmatig geplaatste
wegboomen door, zoodat onze radspaken
een grooten weerstand te bekampen kregen.
bevolken) is het verlangen naar antwoord
op de diepste levensvragen volstrekt niet
embryonaal, maar wel in sterke mate chao
tisch aanwezig. En uit die groote behoefte,
te leeren begrijpen was die Welt lm
Innersten zusammenha'lt" wordt meestal het pijn
lijke besef geboren, dat het volkomen
onmogelijk is, hierin iets te bereiken,
dat de werkelijkheid zoo heel anders is, als
het ideaal, en dat de groote menschen zoo
verschrikkelijk nuchter en prozaïsch zijn"!
De ouderen vinden alles logisch, alledaagsch
en van zelf sprekend, zij accepteeren de
verschijnselen en hebben er bespottelijk
nuchtere verklaringen voor. Alleen in som
mige boeken bij dichters en denkers vind
je een dieper begrijpen, schoonheid en
idealen, al zijn het ook vreemde of
ouderwetsche. De hoofdzaak is, dat ze wat anders
willen dan de realiteit en daarom vluchten
wij daarheen...
Maar wat vooral verzet en opstandigheid
wek', Is de categorische imperatief van ouders
en meesters.
Het kind wil zijn gedachten, zijn gevoelens
zeggen, verklaren, en verdedigen; die ge
voelens en verbeeldingen zijn meestal anders
nieuwer, radicaler; en altijd is het antwoord,
wanneerde ouderlijke of meesterlijke mentali
teit niet mee kan of wil:
En nu hou je je mond!
En daartegen is niets te doen. Dan is het
uit. Dan groeit in de kinderziel het verzet
aan tot anarchie: de jongen wil vernielen
wat hem bindt en drukt, het ouderlijk huis
verlaten, de school desnoods in brand steken.
Hjj breidt die gedachte uit tot de maat
schappelijke orde: ook daar is dwang en
onrecht: de zwakke wordt verdrukt, de toe
vallig sterke zegeviert; ook de maatschappij
dient dus herzien, liefst zoo intensief mogelijk.
We zijn aan het einde, meneer, hoorde
ik een vijfdeklasser zeggen, er moet iets
heel anders komen. Waarom heeft de een
macht over den ander?
Ervaring en traditie, waag ik op te
merken.
Wat beteekent ervaring en traditie?
Waarom geeft het verleden meer rechten ?
Toch is het niet zoo heel moeilijk ten
slotte, de jongens binnen perken te houden.
Maar daartoe is in de eerste plaats noodig
afschaffen van den categorischcn.
Daarmee is echter nog niet alles gewonnen.
Hoofdzaak blijft, te wijzen op en liefst Ie
bewijzen de betrekkelijke onrijpheid van
gedachte-associaties, en gevolgtrekkingen,
als gevolg van een nog niet in staat zijn,
het gehe'M te overzien en een gebrekkig,
nog slechts fragmentarisch weten.
Want het zijn juist hier en daar opgepikte
machtspreuken, paradoxen, frazes,
rhetorische criticismen, waarmede onze dag- week
en maandbladen zoo welig zijn voorzien,
die Indruk maken op een jongen of meisje,
voor wie er nog iets anders bestaat als
huiswerk, sport en bals. En nu is het wel
heel gemakkelijk te decreteeren: laat ze
dan zoo weinig mogelijk lezen en vertel alleen
wat strikt noodig is, maar vooreerst beteekent
dat, de school nog schoolscher maken dan
zij al is en in de tweede plaats is het
gelukkig onmogelijk, omdat de meeste
jongelui aan een vonkje genoeg hebben om
blijvend belang te koesteren voordedingen,
die de groote menschen schrijven en doen:
hun voorland Immers.
Het komt er slechts op aan te waken voor
verkeerde verbindingen, en dat in de
hoofden geen valsche systemen worden
gebouwd op valsche of verkeerd begrepen
leuzen. Om dit te voorkomen is het noodig,
dat de docent op de hoogte blijve van wat
er omgaat in de jonge hersens en dat lukt
alleen bij gemotiveerd vertrouwen. Maar
ook dan nog is fijne tact, in-voelen en
begrijpen noodig, opdat het goede, dat in
de meeste opstandige denkbeelden aan
wezig is, niet vernield, maar ten goede
worde geleid: ten goede namelijk voor het
individu en de gemeenschap.
Het feit, dat er betrekkelijk weinig toe
behoort, bij het kind groote liefde te wekken
voor kunst, kunstenaar, schoonheid en wijs
heid, is dunkt me, hét bewijs, dat het kind
rijp" is voor hoogere dingen", sterker:
het is een plicht, hem zooveel mogelijk,
zoo sterk mogelijk van schoonheid en wijs
heid te doen genieten. Als volwassene kan
hij daaraan voortwerken of zich alleen maar
herinneren: geef mij de droomen mijner
jeugd terug en ik weet niet, wat ik u daar
voor geven zal!"
Maar het ligt ook voor de hand, dat nu
ook feller de antagonle tusschen kunst en
realiteit wordt gevoeld en de banale,
fantazielooze inrichting van zijn omgeving, het
kind brengt tot een nlet-aanvaarden-willen
van al die nuchtere beroepsarbeid of-voor
bereiding. Twee mogelijkheden bestaan nu:
de actieve vorm, de jongen komt er
rondweg voor uit:
iiiiiiimiimiiiiiliii luiiiiiiiiiilliiiimi iiitiiiiiiimiiiiiiiiu
Van Aalsmeer tot Uithoorn was 't al niet
veel beter, want de Legmeer is ook een
huiverig oord en verderop door Mijdrecht
en Wilnis bleef het al even ruw ook al
gaven de hulzen hier eenige beschutting.
Zuidwaarts zag je de lange plassen van
de Ronde Veenen leeg en hard blauw onder
den straffen voorjaarswind. Maar op de
Ter Aasche Zuwe veranderde alles als met
een tooverslag. Daar reden we lekker kalm
in het zonnetje. De wegsloot lag zonder
rimpeling en er bloeiden witte waterlelies
en gele plompen. Zoo goed was het er,
dat wij afstapten om in het heldere water
te zien naar de groote olijfgroene kevers
en rozeroode bootsmannetjes. Langs den
oever waren donkergepluimde zeggen hoog
opgeschoten en weelderig bloeide er de
kleine valeriaan, honderden vliegen en
wespjes dartelend op de bleek rose bloempjes.
Groote ruige hommels gonsden in groote
plakkaten van blauw bloeiende hondsdraf
en er was gezang van allerhande vogels.
Dit alles was te danken aan de omstandig
heid dat de Noordberm van deze Zuwe
beplant is met een o zoo smal rijtje van
wilgen en elzen, die nog niet eens in blad
waren, want 't was nog vroeg in het jaar.
Maar wat was het een heerlijke, warme
manteling. En zij liet haar invloed ver
gevoelen, want in de hoollanden aan de
overzijde van de wegsloot stond het gras
veel groener en hooger dan op de
onbeschutte stukken aan de loefzij van het
geboomte.
Een andermaal, 't was In Augustus, reden
we in Friesland achterom van Buitenpost
over Surhuizüm en door deDrachs'erveenen
naar Oosterwolde, een ritje dat ik u zeer
kan aanbe/elen, want daar is van allerlei
Vrouwenhulp voor Gewonden
Kijkje in een der werkkamers van het: American Fund for French wounded"
te New-York. Hier worden door tal van vrouwen nog maandelijks meer dan 25000
kom pressen gemaakt.
iinntiHiiiiiniiii
Ik wil niets worden, ik wil voor me
zelf werken en leeren begrijpen, niet door
de doode" schoolkennis, maar door eigen
vrij onderzoek en eigen methode. Ik wil niet
nap'aten waf anderen hebben gezegd over
bestaande dingen (intusschen doet hij niet
veel anders!) Fundamenten ! Allemaal onzin !
Alle fundamenten moeten vernietigd (voila
l'anarchie!) En dan opnieuw opbouwen, een
nieuwe wereld, waar (natuurlijk) iedereen
tevreden is.
Heerlijk dat doorslaan, waarvan de oor
zaken in het oog springen, en dat psycho
logisch gemakkelijk verklaard en dus is
opgelost.
Tweede mogelijkheid:
Het meisje (want dit is de passieve vorm!)
kwijnt" spreekt weinig, is prikkelbaar, leeft
voortdurend in lijdelijk verzet. Psychiaters
denken hier te gauw aan hysterie. Het is
dikwijls enkel innerlijk verzet tegen rotsen
van gezag, dat als zoodanig niet kan worden
aanvaard. Meisjes, die wel tot openlijk
verzet komen, zijn dikwijls onaangenamer
dan de jongens, omdat haar uitingen minder
redelijk en grilliger zijn, wel daarentegen
sterker gevoeld en dus moeilijker te be
strijden.
Veel meer dan veel ouders en docenten
vermoeden, nemen kinderen waar met fijnste
zlntuigelijkheid. Veel meer ook dan men
vermoedt, wordt er verwerkt. En dit ver
werken juist gaat dikwijls in tegengestelde
richting, omdat het uitgaat van crltrek, en
omdat de werkelijkheid wordt gebruikt als
materiaal ter bewerking voor de fantazle,
die zoo gauw mogelijk die werkelijkheid te
bulten (soms te boven) wil gaan.
Wie jong is woont als in een schemering
Nog onbestraald door zon van zekerheid;
Wil 't hart den weg naar de verhevenheid
Zoeken en ziet niet, dat het vaak dalend
[ging."
Zong Henriette van der Schalk in haar
stuggen stijl over den strijd des harten in
de dagen der jeugd.
Ik weet niet, of ik het betreuren moet,
dat zij, die uit kracht van hun ambt de
jeugd heeten te kennen, zoo bitter weinig
blijken geven van eenig werkelijk meeleven.
Ik geloof, dat zoo talloos veel volwassenen
de psychische fijnheid missen of in de zorgen
voor hun gezin of stand te diep gedompeld
zQn. Het is zoo gemakkelijk van uit een
armzalige schijnhoogte van kennis, ervaring
en jarenmeerderheid sergeant-majoor-instruc
teur te spelen.
Maar juist doordat die volwassenen zelf
niet beter zijn opgevoed, zijn ze zooals ze
zijn. Dat moet langzamerhand verbeterd
worden.
Laat ons vooralsnog aandachtig volgen
dien mooien, beslissenden en soms zoo
noodlottlgen strijd in het opstandige
jongensof meisjesgemoed.
Ik ben nu rustig meneer, hoor ik na
een periode van alles omwoelende opstandig
heid. En eenige dagen later:
Ik dacht, dat het rustig zou blijven. Maar
het is weer mis. Anderen, en dat zijn de
meer gematigde elementen, bereiken wer
kelijk een mate van zelfbeheerschlng en
daarmede overeenstemmende levenshouding,
die achting eischt.
In een artikel als het onderhavige kan
niet het geheele materiaal worden verwerkt.
Collega's gun ik hun critiek van: Wat heb
je aan zoo'n los artikeltje? Alleen reeds
te zien. Wel, nu hadden we last van den
Zuidwester, maar alweer was het een
elzenbeplanting, die ons over het ergste heen
hielp en wel vooral tusschen Augustinusga
en Surhulsterveen. Hier waren de beide
zijden van den smallen weg beplant, met
elzenstruiken, die, behoorlijk ingesnoeid, met
hun dicht takkenwerk en rijk gebladerte
werkelijk een paar muren vormden en je
reed daar beschut als in een hollen weg.
Maar van uitzicht was geen sprake en ik
werd T.er levendig herinnerd aan wat
Caesar vertelt van het land der Nerviërs,
waar overal door doelmatig planten en
snoeien hooee hagen waren aangelegd, die
instar muri" het terrein ongeschikt maakten
voor cavalerie-aanvallen en een overzicht
geheel verhinderden. Verderop kwamen we
in de bosschen van Olterterp en daar was
natuurlijk alles even mooi en makkelijk en
ook in de oude Compagnons-veenen zorgden
vooral de berken voor een goedejbescherming.
De eischen aan een goede wegbeplanting
te stellen zijn velerlei en slechts zelden of
nooit wordt er aan voldaan, ten minste als
ik zoo op mijn pen zit te bijten, dan vindt
ik buiten de boschwegen er maar weinige,
die licht en luchtig zijn, goed begaanbaar,
voldoende bescherming verleenen tegen zon
en wind en een aangenaam uitzicht toelaten
op de omgeving, die zij zelf meteen tot
sieraad strekken. Het is wel de moeite waard,
er over na te denken, hoe dit allemaal te
bereiken is, temeer daar wij binnenkort nog
heel wat meer te beplanten hebben dan
Hooft's tijdgenooten met hun Beemster. Die
polder wordt tegenwoordig nog geroemd
om zijn fraai geboomte, maar wij moeten
probeeren om van de koele Zuiderzee toch
nog iets veel beters te maken. Ik zal die
gewezen téhebben op het feit, dat de jeugd
de ouderen wel eens over het hoofd kan
groeien, nieuweren frisscher ideeën koestert
andere idealen heeft, is heilzaam en wekt
wellicht sommigen uit den dommel, waarin
ze hun leven laten verloopen.
Velen zijn volstrekt doof en blind voor
hetgeen er leef t onder de jongens en meisjes.
En waardoor? Omdat ze niet mee leven
met de intensiteit, die noodig is, om de
jeugd te begrijpen, omdat zij den strijd niet
meer aandurven uit onverschilligheid of
krachteloosheid, dien strijd, die ten slotte
de eenige weg is van het verleden naar de
toekomst.
Jeugd is niet alleen groei. Jeugd is vooral
strijd. Innerlijk meestal, omdat ze niet
durft tegenover de ouderen, die Immers
niet begrijpen en lachen of hoonen. Uiterlijk
soms, wanneer het te sterk wordt, en telkens
weer het nieuwe, vermetele, hoogmoedige,
wilde roept om uiting, vorm en vooral steun.
Begrijpen is het eerste middel, opstandig
heid te leiden in de banen van het zich
altijd door vernieuwende levensbegrip.
Drs. A. S AA L B O R N
Ons Kookboek
BOONENGEHAKT.
% Liter gaar gekookt»bruine boonen of
groene erwten, 4 ons koude aardappelen,
l el, % ons boter of vet of mélange, fijn
gehakte ui, peterselie, wat kerry.
De boonen een nacht laten weeken, gaar
koken en door de zeef fijn wrijven. De ui
in iets vet of boter met wat kerry bruin
bakken. De gekookte aardappels fijn maken
en met de ui en de boonen vermengen.
Wat gehakte peterselie toevoegen, en zoo
veel van een geklopt ei, tot men een
tamelijk droge massa heeft. Hiervan een of
twee ballen maken, deze bestrooien met
paneermeel , en in de rest van 't vet bruin
braden. De jus op de gewone wijze af maken.
J.H.
GARNALENQEHAKT.
3 ons gepelde garnalen, 5 ons gekookte
aardappels, l ui, zout, boter of margarine,
peper, paneermeel, l el.
De ui licht bruin fruiten in wat van 't vet.
De aardappels fijn maken en bij de gebak
ken ui voegen.
Verder toevoegen: zout, peper, de
gewasschen garnalen en zooveel geklopt ei,
tot de massa nog stijf genoeg is, om er
ballen van te maken.
Deze met paneermeel bestrooien en in 't
overige vet bruin bakken. De jus afmaken,
door er wat kokend water bij te gieten.
J. H.
:: VERHUIZEN ::
MEUBELS BEWAREN
E. J. VflN SCHAICK
BOOTHSTRAAT UTRECHT
zaak eenzijdig bekijken, n.l. van het stand
punt van den wandelaar, want diens be
langen gaan in dezen boven alle andere.
(Wordt vervolgd) JAC. P. THIJSSE
Corresp. G. M. te A. Het geval van de
bloem van zwavel en de vlektyphus, waar
ik drie jaar geleden van vertelde zat zoo:
Een van de beste Engelsche entomologen,
A. E. Shipley, Sc. D. heeft in 1917 jeen
buitengewoon aardig boekje geschreven
(The minor horrors of War, London Smith,
Elder & Co., l sh. 6j d.) Hierin vindt u
o. a. een hoofdstuk over de kleederluis en
de middelen, om die te weren. Hij vertelt
dan, dat in Egyptische mummies kleine zij
den zakjes met zwavel zijn gevonden en
dat die vermoedelijk een voorbehoedmiddel
vormden tegen luizen. De traditie van dit
middel is blijven voortbestaan en wordt
volgens dr. T. H. Mooihead nog aange
troffen bij rondreizende spullen, zigeuners,
e. d. De Engelsche soldaten In Zt-id-Afrika
werden voorzien van zakjes bloem van zwa
vel op elk been en n op de romp en ook
In het Fransche en Italiaansche leger is dit
middel toegepast. Of er in ons leger aan
gedacht wordt, weet ik niet, ook niet, of
er kans is, dat bij ons van overheidswege
gemakkelijke voorbehoedmiddelen kunnen
worden verstrekt. Intusschen strooi ik van
tijd tot tijd wat bloem van zwavel in mijn
kousen. Voor verdere bijzonderheden ver
wijs ik u nogmaals naar dat werkelijk zeer
onderhoudende boekje. Ook goed voor de
schoolbibliotheek.
I A c. P. TH.