De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 15 maart pagina 5

15 maart 1919 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

15 Maart. '19. No. 2177 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Marie van Eijsden?Vink Willem Van Zuylen, had zich met eenlge jongeren, waaronder ondergeteekende be hoorde, afgescheiden van het gezelschap Legras, Van Zuylen en Haspels. De oorzaak van deze afscheiding was het feit, dat de Kon. Ver. het Nederlandsch Tooneel, te Rotterdam een filiaal had opgericht, en dat eenige jongere artiesten liever met Van Zuylen meegingen, met Van Zuylen, die niet kon dulden, dat het eigen Rotterdamsch tooneel werd opgelost in eene vereeniging die weldra heel Nederland zou beheerscnea. Na een voorspoedig jaar besloot Van Zuylen zijn gezelschap te versterken en engageerde Moor, mevrouw Albregt en Marietje Vink, voor het seizoen 1882-'83. De leesrepetitie van Oude Vrijers zou plaats hebben. Het was in September 1882, Moor kwam in ge zelschap van een jonge dame en stelde haar aan de a.s. confraters voor als Marietje Vink... Zij was vreeselij k nerveus, maar keek toch guitig uit de lachende oogjes; er werden handjes gegeven, komplimentjes ge maakt en steeds klonk het uit haar lieve mondje: Aangenaam met u kennis te maken, ik hoop dat wij het goed met elkaar zullen kunnen vinden. Die woordjes klonken zoo zoet en liefelijk, dat Marietje Vink van wijlen Slmon Spoor, (een der confraters) onmid dellijk den bijnaam kreeg van Zoeije Pietje... Het was ook inderdaad een vogeltje. De op schuchtere wijze allervriendelijkst uitgespro ken woordjes, deden denken aan een jong Vinkje, dat probeert te zingen, maar nog niet durft... De gewaardeerde lezeressen en lezers, die mevrouw Van Eijsden?Vink nu kennen, zullen zeker wel overtuigd zijn, dat wij allen het goed met haar konden vinden. Ja meer, w( waren allen verrukt, deor haar lieftalligheid en ongekunstelde vroolijkheid... De jubilares weet zelf niet en het is haar misschien nooit gezegd, dat zij zoo heel anders was, dan de meeste jonge actrices. De echte gezonde humor, de levens lust, de toewijding vooral, maakte haar tot aller lieveling. Geen woordje was haar te min. Zij was de eerste aan den schouwburg om zich te kleeden en de laatste die wegging. Of de rol een half of een heel pagina groot was, nooit werd die door haar te min gevonden, niets was haar te veel; inderdaad kende voor haar de kunst geen kleinigheden... Van het eerste oogenblik af, koa men bij haar het spreekwoord van De splinter en de balk" omkeeren, want zij zag alleen den balk in eigen oog en nooit den splinter in het oog harer confrateressen... Zoo zag ik haar een jaar lang, reeds in haar eerste groei, langzaam de lieveling van het Rotterdamsche Publiek worden. Het zou wat eentonig zij a hier op te sommen in welke rellen groot en klein zij steeds blijken gaf van vooruitgang, maar reeds dat eerste jaar waren de vorderingen sterk waartenemen... Na verloop van dit jaar 1882-83 ging de zaak van Zuylen teniet en kreeg Marie Vink een engagement bij de Kon. Ver. Afdeellng Rotterdam, ook de Kon. Ver. bleef nog maar een paar jaar te Rotterdam *******»&& Tl ¥T~\ * BEPLANTING Hier is een aardige brief van Hooft aan de Heeren van de Rekeninge in Holland": Edele Mogende Heeren, Als in Augustij laatstleede»Uwe Ed. Mog. gecommitteerden, hier lanx haaren weg hebbende, mij d'eere deeden van dit huis te bezoeken, zoo heb ik haare EE. aangeweezen, de gelegenheit van dien aan den koelen oever van de Zuider Zee, en welken ongemak van windt en stormen 't zelve over zulx byna door gaans is uitstaande. Ende overmits ik my laat voorstaan 't zelve van den voorsz. Heeren, met opmerkinge ingenomen zynde, haar EE. beweegt zal hebben, om, met een goede resolutie by UEd. te neemen, daar inne wat orders te helpen stellen, zoo heb ik by deezen wel darren U Ed. Mog. ver zoeken met alle reverentie, haar geliefte zy, my te verleenen acte van consent, om voor rekeninge van de Graaflykheit te mogen besteden 350 guldens, met dewelke ik my sterk maake op dezen herfst te planten, om den aarden wal van deeze fortresse, een bequaame mantelinge van Abeelen, Ypea en Nooten boomen, niet tegenstaande dat, door 't beplanten va« de Beemster, het hout in prijze zeer is ^erejpzen. Ende zullen dus doende U Ed. Mog. nevens 't gerief van'my en myn huisgezin, tegens den aanslag des bestaan. Toen, zes jaren later, kreeg onder geteekende weer een engagement bij Legras en Haspels en had voor de tweede maal het genoegen met Marie Vink te mogen samen werken... Maar verbazend, wat was zij gegroeid (niet in lengte meen ik, maar in talent) Ik herkende haar niet meer. Het spel, de dictie, het gebaar, alles was zoo geacheveerd geworden, dat ik verwonderd was, dat er slechts zes jaren overheengegaan waren, sinds ik de jubilaresse bij Van Zuylen zag komen... Twee jaar later wilde de omstandigheden, dat ik te Amsterdam de Ned. Tooneelvereeniging oprichtte en Rotterdam verlaten moest. En van af dien tijd, 1891 tot 1916, heb Ik onze jubilaresse kunnen volgen in haar loopbaan, haar kunstprestaties bijna alle kunnen zien, en toen ik het genoegen sma ken mocht getuige te zijn van haar 25-jarig jubileum, toen ik een feest zag, wat ik mij nooit heb kunnen voorstellen, een hulde z groot dat, ik durf het zeggen, bijna heel Nederland in beroering raakte, toen wist Ik, dat zij niet alleen zoo geliefd was bij haar confraters, maar ook bij het publiek... Vijftien jaar zijn er weer voorbij gegaan, nadat groote feest; sinds November 1916, smaak ik weer het genoegen en het voor reen"! met de jubilaresse te mogen samen werken en wel als haar regisseur, en het is mij of er tusschen dat vroegere samenzijn en het heden, geen afstand en geen tijds ruimte ligt... De jubilaresse is zoo jong als toen, zoo krachtig, werklustig en opgewekt als toen, met hart en ziel bij de zaak, in een woord: een buitengewone vrouw, met een nobel, vast karakter, een steun voor al wat jong is en haar hulp noodig heeft, wars van alle mogelijke aanstellerij en die haar kunst beschouwt als haar godsdienst. Dat geloof, die toewijding zijn het die haar zoo jong, zoo sterk maken, waardoor zij het publiek als het ware tot zich trekt, het publiek dat natuurlijk brand t van verlangen om baarbij gelegenheid van haar veertigjarig jubileum te bewijzen, welke eereplaats zij inneemt in het hart van het Nederlandsche volk. L. H. CHRISPIJN Sr. IIMMIMIIIIIIMIIIMIIMM Paedagogische Studiën OPSTANDIGE JEUGD Een belangrijk probleem bij jeugdopvoeding, of liever bij jeugdleiding is de houding tegenover opstandigheid aan te nemen. Niet bedoeld wordt koppigheid, domheid, hals starrigheid, eigenwaan of hoogmoedigheid, maar die veelal vrij diep gewortelde trek in verzet te komen en crletiek te oefenen bij allerlei levensvragen (ethisch zoowel als sociaal). Het spreekt vanzelf, dat hierbij alleen sprake kan zijn van goed-aangelegde kin deren tusschen 14 tot 18 jaar. Er is mij voorgehouden, dat kinderen van dien leeftijd kinderen dienen te blijven en niet gewekt mogen worden tot zaken, die boven hun begrip zouden uitgaan. Men dient zulk een geestelijke vroegrijpheid niet aan te wakkeren, geen voedsel te geven aan overwegingen van verder strekking dan het schoolgedoe. Merkwaardig is, dat dergelijke argumenten kwamen van een zijde, die geen aanspraak kan maken op het werkelijk kennen van de kfnderziel, van docenten die stelselmatig hun dagtaak voor de klas verrichten, lessen laten leeren en niet de minste belangsteling toonen in het prachtig ontwakende geestesen gemoedsleven juist van die kinderen tusschen 14 en 18 jaar. ZIJ echter, die vertrouwen wisten te wek ken, die door hun woord en wezen wegen wijzen, zij, die meeleven met de kinderen, hun vrienden en leiders geworden zijn, zij weten maar al te wel, hoe krachtig en vooral hoe spontaan verzet, vragen, onzekerheid en angst ontstaan in de flinkste jongens en meisjes. Zij weten, dat het juist de jongeren zijn in de maatschappij, in wie het verzet tegen maatschappij, God, kunst en het leven zelf als een oerdrift met dikwijls moeilijk Intoombaar geweld ontstaat en voortwoekert. Later, in den studententijd bijvoorbeeld neemt dat alles een heel ander karakter aan: het verzet wordt in een systeem ge dwongen, het wordt verstandelijk verklaard en bewust voortgezet of geremd, maat schappelijk uitgewerkt en wetenschappelijk binnen de perken zijner betrekkelijkheid gehouden, om ten slotte bij den volwassen mensch een levensbeschouwing" te worden of een sociale belijdenis. Bij het kind echter (ik wensch hier onder kind te verstaan de jonge menschen, die de hoogste klassen onzer middelbare scholen IIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiiiim weeders, (met een voorneemen cieraadt voorzien hebben een huis. mogelyk meer als eenig ander des Graaflykheits fameus en in 't ooge leggende. Waar toe ik my alle redelyke gunst beloovende van U Ed. Mog. zal dezelve hiermede, Edele Mogende Heeren, met dienstiger gebledenisse in schut en scherm des Alderhoogsten bevolen laaten. Van den huize te Muiden den 13 September 1614 Uwer Ed. Mog. Onderdaane dienstwillige P. C. Hooft. De Drost heeft nog al te stellen gehad met zijn huisbazen, maar die boomen kreeg hq toch en hij mocht het zelf s beleven, dat ze zijn opgegroeid tot een bequaame mantelinge" en een voorneem cieraadt". Aardig is het, hoe hq met weinig treffende woorden de beteekenls van beplanting weet aan te geven. Zooals het Muider slot open en bloot lag aan den koelen oever van de Zuider Zee, zoo ligt nog altijd een groot deel van ons land onbeschut en ieder die het genoe gen neemt van te wandelen of te fietsen langs onze wegen, kan meepraten van het .ongemak van windt en ntormen", dat hij daarbij vaak heeft uit te staan. En wat een heerlijke beschutting geeft dan zelfs een smal singeltje van struikgewas. Nooit heb ik dat zoo mooi ondervonden, als toen wij eens op een dag omstreeks Midden Mei reden van Bloemendaal naar de Vecht. In onze duinstreek was het natuurlek overal beschut maar in de Haarlemmermeer woei de Noord ooster vrij over de vlakte en tusschen de hooge beenen van de ondoelmatig geplaatste wegboomen door, zoodat onze radspaken een grooten weerstand te bekampen kregen. bevolken) is het verlangen naar antwoord op de diepste levensvragen volstrekt niet embryonaal, maar wel in sterke mate chao tisch aanwezig. En uit die groote behoefte, te leeren begrijpen was die Welt lm Innersten zusammenha'lt" wordt meestal het pijn lijke besef geboren, dat het volkomen onmogelijk is, hierin iets te bereiken, dat de werkelijkheid zoo heel anders is, als het ideaal, en dat de groote menschen zoo verschrikkelijk nuchter en prozaïsch zijn"! De ouderen vinden alles logisch, alledaagsch en van zelf sprekend, zij accepteeren de verschijnselen en hebben er bespottelijk nuchtere verklaringen voor. Alleen in som mige boeken bij dichters en denkers vind je een dieper begrijpen, schoonheid en idealen, al zijn het ook vreemde of ouderwetsche. De hoofdzaak is, dat ze wat anders willen dan de realiteit en daarom vluchten wij daarheen... Maar wat vooral verzet en opstandigheid wek', Is de categorische imperatief van ouders en meesters. Het kind wil zijn gedachten, zijn gevoelens zeggen, verklaren, en verdedigen; die ge voelens en verbeeldingen zijn meestal anders nieuwer, radicaler; en altijd is het antwoord, wanneerde ouderlijke of meesterlijke mentali teit niet mee kan of wil: En nu hou je je mond! En daartegen is niets te doen. Dan is het uit. Dan groeit in de kinderziel het verzet aan tot anarchie: de jongen wil vernielen wat hem bindt en drukt, het ouderlijk huis verlaten, de school desnoods in brand steken. Hjj breidt die gedachte uit tot de maat schappelijke orde: ook daar is dwang en onrecht: de zwakke wordt verdrukt, de toe vallig sterke zegeviert; ook de maatschappij dient dus herzien, liefst zoo intensief mogelijk. We zijn aan het einde, meneer, hoorde ik een vijfdeklasser zeggen, er moet iets heel anders komen. Waarom heeft de een macht over den ander? Ervaring en traditie, waag ik op te merken. Wat beteekent ervaring en traditie? Waarom geeft het verleden meer rechten ? Toch is het niet zoo heel moeilijk ten slotte, de jongens binnen perken te houden. Maar daartoe is in de eerste plaats noodig afschaffen van den categorischcn. Daarmee is echter nog niet alles gewonnen. Hoofdzaak blijft, te wijzen op en liefst Ie bewijzen de betrekkelijke onrijpheid van gedachte-associaties, en gevolgtrekkingen, als gevolg van een nog niet in staat zijn, het gehe'M te overzien en een gebrekkig, nog slechts fragmentarisch weten. Want het zijn juist hier en daar opgepikte machtspreuken, paradoxen, frazes, rhetorische criticismen, waarmede onze dag- week en maandbladen zoo welig zijn voorzien, die Indruk maken op een jongen of meisje, voor wie er nog iets anders bestaat als huiswerk, sport en bals. En nu is het wel heel gemakkelijk te decreteeren: laat ze dan zoo weinig mogelijk lezen en vertel alleen wat strikt noodig is, maar vooreerst beteekent dat, de school nog schoolscher maken dan zij al is en in de tweede plaats is het gelukkig onmogelijk, omdat de meeste jongelui aan een vonkje genoeg hebben om blijvend belang te koesteren voordedingen, die de groote menschen schrijven en doen: hun voorland Immers. Het komt er slechts op aan te waken voor verkeerde verbindingen, en dat in de hoofden geen valsche systemen worden gebouwd op valsche of verkeerd begrepen leuzen. Om dit te voorkomen is het noodig, dat de docent op de hoogte blijve van wat er omgaat in de jonge hersens en dat lukt alleen bij gemotiveerd vertrouwen. Maar ook dan nog is fijne tact, in-voelen en begrijpen noodig, opdat het goede, dat in de meeste opstandige denkbeelden aan wezig is, niet vernield, maar ten goede worde geleid: ten goede namelijk voor het individu en de gemeenschap. Het feit, dat er betrekkelijk weinig toe behoort, bij het kind groote liefde te wekken voor kunst, kunstenaar, schoonheid en wijs heid, is dunkt me, hét bewijs, dat het kind rijp" is voor hoogere dingen", sterker: het is een plicht, hem zooveel mogelijk, zoo sterk mogelijk van schoonheid en wijs heid te doen genieten. Als volwassene kan hij daaraan voortwerken of zich alleen maar herinneren: geef mij de droomen mijner jeugd terug en ik weet niet, wat ik u daar voor geven zal!" Maar het ligt ook voor de hand, dat nu ook feller de antagonle tusschen kunst en realiteit wordt gevoeld en de banale, fantazielooze inrichting van zijn omgeving, het kind brengt tot een nlet-aanvaarden-willen van al die nuchtere beroepsarbeid of-voor bereiding. Twee mogelijkheden bestaan nu: de actieve vorm, de jongen komt er rondweg voor uit: iiiiiiimiimiiiiiliii luiiiiiiiiiilliiiimi iiitiiiiiiimiiiiiiiiu Van Aalsmeer tot Uithoorn was 't al niet veel beter, want de Legmeer is ook een huiverig oord en verderop door Mijdrecht en Wilnis bleef het al even ruw ook al gaven de hulzen hier eenige beschutting. Zuidwaarts zag je de lange plassen van de Ronde Veenen leeg en hard blauw onder den straffen voorjaarswind. Maar op de Ter Aasche Zuwe veranderde alles als met een tooverslag. Daar reden we lekker kalm in het zonnetje. De wegsloot lag zonder rimpeling en er bloeiden witte waterlelies en gele plompen. Zoo goed was het er, dat wij afstapten om in het heldere water te zien naar de groote olijfgroene kevers en rozeroode bootsmannetjes. Langs den oever waren donkergepluimde zeggen hoog opgeschoten en weelderig bloeide er de kleine valeriaan, honderden vliegen en wespjes dartelend op de bleek rose bloempjes. Groote ruige hommels gonsden in groote plakkaten van blauw bloeiende hondsdraf en er was gezang van allerhande vogels. Dit alles was te danken aan de omstandig heid dat de Noordberm van deze Zuwe beplant is met een o zoo smal rijtje van wilgen en elzen, die nog niet eens in blad waren, want 't was nog vroeg in het jaar. Maar wat was het een heerlijke, warme manteling. En zij liet haar invloed ver gevoelen, want in de hoollanden aan de overzijde van de wegsloot stond het gras veel groener en hooger dan op de onbeschutte stukken aan de loefzij van het geboomte. Een andermaal, 't was In Augustus, reden we in Friesland achterom van Buitenpost over Surhuizüm en door deDrachs'erveenen naar Oosterwolde, een ritje dat ik u zeer kan aanbe/elen, want daar is van allerlei Vrouwenhulp voor Gewonden Kijkje in een der werkkamers van het: American Fund for French wounded" te New-York. Hier worden door tal van vrouwen nog maandelijks meer dan 25000 kom pressen gemaakt. iinntiHiiiiiniiii Ik wil niets worden, ik wil voor me zelf werken en leeren begrijpen, niet door de doode" schoolkennis, maar door eigen vrij onderzoek en eigen methode. Ik wil niet nap'aten waf anderen hebben gezegd over bestaande dingen (intusschen doet hij niet veel anders!) Fundamenten ! Allemaal onzin ! Alle fundamenten moeten vernietigd (voila l'anarchie!) En dan opnieuw opbouwen, een nieuwe wereld, waar (natuurlijk) iedereen tevreden is. Heerlijk dat doorslaan, waarvan de oor zaken in het oog springen, en dat psycho logisch gemakkelijk verklaard en dus is opgelost. Tweede mogelijkheid: Het meisje (want dit is de passieve vorm!) kwijnt" spreekt weinig, is prikkelbaar, leeft voortdurend in lijdelijk verzet. Psychiaters denken hier te gauw aan hysterie. Het is dikwijls enkel innerlijk verzet tegen rotsen van gezag, dat als zoodanig niet kan worden aanvaard. Meisjes, die wel tot openlijk verzet komen, zijn dikwijls onaangenamer dan de jongens, omdat haar uitingen minder redelijk en grilliger zijn, wel daarentegen sterker gevoeld en dus moeilijker te be strijden. Veel meer dan veel ouders en docenten vermoeden, nemen kinderen waar met fijnste zlntuigelijkheid. Veel meer ook dan men vermoedt, wordt er verwerkt. En dit ver werken juist gaat dikwijls in tegengestelde richting, omdat het uitgaat van crltrek, en omdat de werkelijkheid wordt gebruikt als materiaal ter bewerking voor de fantazle, die zoo gauw mogelijk die werkelijkheid te bulten (soms te boven) wil gaan. Wie jong is woont als in een schemering Nog onbestraald door zon van zekerheid; Wil 't hart den weg naar de verhevenheid Zoeken en ziet niet, dat het vaak dalend [ging." Zong Henriette van der Schalk in haar stuggen stijl over den strijd des harten in de dagen der jeugd. Ik weet niet, of ik het betreuren moet, dat zij, die uit kracht van hun ambt de jeugd heeten te kennen, zoo bitter weinig blijken geven van eenig werkelijk meeleven. Ik geloof, dat zoo talloos veel volwassenen de psychische fijnheid missen of in de zorgen voor hun gezin of stand te diep gedompeld zQn. Het is zoo gemakkelijk van uit een armzalige schijnhoogte van kennis, ervaring en jarenmeerderheid sergeant-majoor-instruc teur te spelen. Maar juist doordat die volwassenen zelf niet beter zijn opgevoed, zijn ze zooals ze zijn. Dat moet langzamerhand verbeterd worden. Laat ons vooralsnog aandachtig volgen dien mooien, beslissenden en soms zoo noodlottlgen strijd in het opstandige jongensof meisjesgemoed. Ik ben nu rustig meneer, hoor ik na een periode van alles omwoelende opstandig heid. En eenige dagen later: Ik dacht, dat het rustig zou blijven. Maar het is weer mis. Anderen, en dat zijn de meer gematigde elementen, bereiken wer kelijk een mate van zelfbeheerschlng en daarmede overeenstemmende levenshouding, die achting eischt. In een artikel als het onderhavige kan niet het geheele materiaal worden verwerkt. Collega's gun ik hun critiek van: Wat heb je aan zoo'n los artikeltje? Alleen reeds te zien. Wel, nu hadden we last van den Zuidwester, maar alweer was het een elzenbeplanting, die ons over het ergste heen hielp en wel vooral tusschen Augustinusga en Surhulsterveen. Hier waren de beide zijden van den smallen weg beplant, met elzenstruiken, die, behoorlijk ingesnoeid, met hun dicht takkenwerk en rijk gebladerte werkelijk een paar muren vormden en je reed daar beschut als in een hollen weg. Maar van uitzicht was geen sprake en ik werd T.er levendig herinnerd aan wat Caesar vertelt van het land der Nerviërs, waar overal door doelmatig planten en snoeien hooee hagen waren aangelegd, die instar muri" het terrein ongeschikt maakten voor cavalerie-aanvallen en een overzicht geheel verhinderden. Verderop kwamen we in de bosschen van Olterterp en daar was natuurlijk alles even mooi en makkelijk en ook in de oude Compagnons-veenen zorgden vooral de berken voor een goedejbescherming. De eischen aan een goede wegbeplanting te stellen zijn velerlei en slechts zelden of nooit wordt er aan voldaan, ten minste als ik zoo op mijn pen zit te bijten, dan vindt ik buiten de boschwegen er maar weinige, die licht en luchtig zijn, goed begaanbaar, voldoende bescherming verleenen tegen zon en wind en een aangenaam uitzicht toelaten op de omgeving, die zij zelf meteen tot sieraad strekken. Het is wel de moeite waard, er over na te denken, hoe dit allemaal te bereiken is, temeer daar wij binnenkort nog heel wat meer te beplanten hebben dan Hooft's tijdgenooten met hun Beemster. Die polder wordt tegenwoordig nog geroemd om zijn fraai geboomte, maar wij moeten probeeren om van de koele Zuiderzee toch nog iets veel beters te maken. Ik zal die gewezen téhebben op het feit, dat de jeugd de ouderen wel eens over het hoofd kan groeien, nieuweren frisscher ideeën koestert andere idealen heeft, is heilzaam en wekt wellicht sommigen uit den dommel, waarin ze hun leven laten verloopen. Velen zijn volstrekt doof en blind voor hetgeen er leef t onder de jongens en meisjes. En waardoor? Omdat ze niet mee leven met de intensiteit, die noodig is, om de jeugd te begrijpen, omdat zij den strijd niet meer aandurven uit onverschilligheid of krachteloosheid, dien strijd, die ten slotte de eenige weg is van het verleden naar de toekomst. Jeugd is niet alleen groei. Jeugd is vooral strijd. Innerlijk meestal, omdat ze niet durft tegenover de ouderen, die Immers niet begrijpen en lachen of hoonen. Uiterlijk soms, wanneer het te sterk wordt, en telkens weer het nieuwe, vermetele, hoogmoedige, wilde roept om uiting, vorm en vooral steun. Begrijpen is het eerste middel, opstandig heid te leiden in de banen van het zich altijd door vernieuwende levensbegrip. Drs. A. S AA L B O R N Ons Kookboek BOONENGEHAKT. % Liter gaar gekookt»bruine boonen of groene erwten, 4 ons koude aardappelen, l el, % ons boter of vet of mélange, fijn gehakte ui, peterselie, wat kerry. De boonen een nacht laten weeken, gaar koken en door de zeef fijn wrijven. De ui in iets vet of boter met wat kerry bruin bakken. De gekookte aardappels fijn maken en met de ui en de boonen vermengen. Wat gehakte peterselie toevoegen, en zoo veel van een geklopt ei, tot men een tamelijk droge massa heeft. Hiervan een of twee ballen maken, deze bestrooien met paneermeel , en in de rest van 't vet bruin braden. De jus op de gewone wijze af maken. J.H. GARNALENQEHAKT. 3 ons gepelde garnalen, 5 ons gekookte aardappels, l ui, zout, boter of margarine, peper, paneermeel, l el. De ui licht bruin fruiten in wat van 't vet. De aardappels fijn maken en bij de gebak ken ui voegen. Verder toevoegen: zout, peper, de gewasschen garnalen en zooveel geklopt ei, tot de massa nog stijf genoeg is, om er ballen van te maken. Deze met paneermeel bestrooien en in 't overige vet bruin bakken. De jus afmaken, door er wat kokend water bij te gieten. J. H. :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWAREN E. J. VflN SCHAICK BOOTHSTRAAT UTRECHT zaak eenzijdig bekijken, n.l. van het stand punt van den wandelaar, want diens be langen gaan in dezen boven alle andere. (Wordt vervolgd) JAC. P. THIJSSE Corresp. G. M. te A. Het geval van de bloem van zwavel en de vlektyphus, waar ik drie jaar geleden van vertelde zat zoo: Een van de beste Engelsche entomologen, A. E. Shipley, Sc. D. heeft in 1917 jeen buitengewoon aardig boekje geschreven (The minor horrors of War, London Smith, Elder & Co., l sh. 6j d.) Hierin vindt u o. a. een hoofdstuk over de kleederluis en de middelen, om die te weren. Hij vertelt dan, dat in Egyptische mummies kleine zij den zakjes met zwavel zijn gevonden en dat die vermoedelijk een voorbehoedmiddel vormden tegen luizen. De traditie van dit middel is blijven voortbestaan en wordt volgens dr. T. H. Mooihead nog aange troffen bij rondreizende spullen, zigeuners, e. d. De Engelsche soldaten In Zt-id-Afrika werden voorzien van zakjes bloem van zwa vel op elk been en n op de romp en ook In het Fransche en Italiaansche leger is dit middel toegepast. Of er in ons leger aan gedacht wordt, weet ik niet, ook niet, of er kans is, dat bij ons van overheidswege gemakkelijke voorbehoedmiddelen kunnen worden verstrekt. Intusschen strooi ik van tijd tot tijd wat bloem van zwavel in mijn kousen. Voor verdere bijzonderheden ver wijs ik u nogmaals naar dat werkelijk zeer onderhoudende boekje. Ook goed voor de schoolbibliotheek. I A c. P. TH.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl