De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 29 maart pagina 1

29 maart 1919 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B*. S179 Zaterdag 89 Maart A* 1919 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF j Prijs per*No. f 0.20. Per 3 mnd. f2.5>. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333. Amsterdam | | Advertentiën omslag f 0.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel) INHOUD: Bladx. 1: Gemeentebestanr en Politiek, door v. H. Bnitenl. Overzicht Figuren en Noten, door ir. W. G. O. Byvanok. O. M. Kan f, door prof. 3. P. Niermerjer. 2: Krekelzang, door J. H. Bpeenhoft De Steenkolenprodnctie, door Ir. J. Koster. e Liohtstad, door Fred. van Eeden. Onze Koloniën; Javaansohe Demooratie, door O. Ii3kkerkerker. 5: Voor Yroawen (red. Elie. M. Bogge) Een droeve Laob, door E. M. Bogge Vrouwelijk doen en denken, door E. O. v. d. H. Het Moderne Woonhuis, [door Joh. Idenbnrg. uit de Natnnr: Egels, door Jao. F. Tbtjsse. Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog. Het Werk van de Tredesoonfereatie, teekening van George van Baemdonok. Schoolwerktninen, door E. Dilling. S: Hongarije Bovjst-Bepnbliek, tee kening van Jordaan. Bnsauohe boeken, door Arn. ftaalborn. Qaerido'a Oude Wereld, door dr. J. Prinsen J.Lzu. Osoar B. Tourniaire. BQm-Kronyek, door Heli* Stoke. BehoonheidswedstrQd in 't Centraal Theater, door Olioge Deorenbos. Dram. Kroniek: Lente, door Top Naefl. 10: Op den Eoonomisohen Uitkijk, door jhr mr. H- Smissaert. 't Schietgat, door Melis Stoke, met teekeningen van Is. van Mens. 11: De Spelbreker, teekening van Joh. Braakensiek. Feuilleton: De Taak, door O. F. van Dam. 12: Leekenspiegel. Bijvoegsel: Duitsohland's bedreiging, teekening van Jotan Braakensiek. niHHnHiuiimmiuliliiiliiiiiiiiiiii iiitiiiiiiiniiiiniiiiiiiii GEMEENTEBESTU UR EN POLITIEK De vraag komt waarlijk acuut aan de orde, op welken basis naar de samen stelling der gemeenteraden zal worden gestreeft. De Meimaand brengt over 't geheele land algemeene raadsverkie zingen, en met September a.s. zijn alle thans fungeerende gemeenteraden van rechtswege geheel ontbonden. De con tinuïteit, welke tot dusverre uit de aftre ding bij gedeelten voortvloeide, valt in het vervolg weg. De raden treden volgens de gewijzigde wet voortaan in eens af, en het gekozen lichaam houdt vier jaren achtereen zitting. Belangrijke tusschentijdsche personeelveranderingen laten zich, door het lijstenstelsel der even redige vertegenwoordiging, ook niet meer voorzien. Het is dus voor de belangen der ge meenten en harer burgerijen wel een gewichtige tijd. De gemeente is in Nederland het toonbeeld van zelfbestuur. Daar speelt geen monarchale of op zich zelf staande bureaucratische macht, geen onaantast baarheid van hooge functionarissen en geen ongenaakbare traditie een rol. Daar hebben de vertegenwoordigers der be volking het heft, maar ook de verant woordelijkheid, vrijwel geheel in eigen hand. Hoevele practische aangelegenheden van tiet dagelijksche leven, stoffelijk maar ook geestelijk, van het gemeentelijk bestuur afhankelijk zijn, behoeft niet nog eens opgesomd. Ieder weet het bij ervaring aan den lijve. In den nieuw aanbrekenden tijd zal de functie van de gemeente steeds sterker toenemen. Waar komt het al niet op aan! De werkkracht der bevolking moet ver meerderd. Bedrijvigheid en ondernelliliitmittiiiiiiimmiiimi FIGUREN EN NOTEN HEILIGEN EN MIJNWERKERS De laatste stap werd dezer dagen te Rome voorbereid tot heiligverklaring van Jeanne d'Are. Dat is een geruststelling, het geloovig gemoed van Frankrijk heeft zich ge voeld onder de leiding en bescherming van haar hand. De tijd van gevaren is de tijd van won deren. Sprak ik een vorig maal op deze plaats van een die klaarheid voor zich alleen had kunnen vinden door van den schok van het leed gebruik te maken om resoluut te veroveren wat hij als de persoonlijke waarheid van zijn leven en van het leven had leeren inzien, los van alle schaduwen van godsdienst en van patriotisme, hoe zou ik daartegenover ook niet de verbinding gedenken die het leven juist in tijden van nood aanknoopt met de wereld van het onzienlijke waarvan het zich een deel ge voelt ? Een enkel zielefeit. Ik herinner mij een passage uit Montalembert's. Moines d' O c c i d e n t. Hij spreekt daar over; de moeilijke duistere tijden der Middeleeuwen, en schildert de christen maatschappij van toen, misschien niet zonder overdrijving: voor de helft strij dend op de slagvelden, voor de andere helft biddend in de kloosters. Zoo houdt zij even wicht tusschen het gebed en het zwaard. Een periode van schrik alsfrankri,k heeft doorleefd, roept in onze dagen met ver nieuwde kracht, onder dezen of genen vorm, het oude gelopf weer op, de krijger nadert mingslust moeten de gelegenheid krijgen, zich opnieuw te ontwikkelen. Tusschen de verschillende groepen in de maat schappij moet de toestand van tevreden heid en rustige verstandhouding in de hand gewerkt, dien zij zoo dringend noodig heeft en die door verscheidene elementen wordt bedreigd. In allerlei categoriën valt nog te verlichten. Overijld radicalisme en theoretische lust voor proefnemingen, onberaden interen en eenzijdige klassevertroeteling moeten worden tegengegaan. Zij zullen reeds na korten tijd hopelooze teleurstelling en reactie meebrengen, zooals men in andere landen beleeft. De normale grondslagen der moderne burgerlijke samenleving zijn waarlijk de slechtste nog niet, en worden beter in vooruitstrevenden zin gehandhaafd, dan in hoffelijkheid voor onmatige hervormings leuzen overhoop gehaald. Deskundige leiding, vaste hand en wil zijn noodig, om het gemeenschapsleven te leiden. Financieel evenwicht moet bewaard, aan redelijke belangen voldaan, doch aan overdreven eischen controle opgelegd worden. Niet kippen te slachten is de groote kunst, doch ze zooveel mogelijk aan den leg te houden. %* Bij dit alles vervult de gemeente en haar bestuur de gewichtige rol. Een rol, die niet minder beteekenis behoeft te hebben dan de bemoeienis van de rijks overheid. Wat kan, en wat moet niet voor bevordering van wel vaart, voor goede sociale verhoudingen, voor aanmoediging van energiek gemeentelijk leven, voor gezond financieel beheer, voor zorg voor de gezamenlijke belangen eenergezamen lijke bevolking worden gedaan! Meer en meer zal vooral ook de groote gemeente dingen ter hand moeten nemen, waarvoor de rijkswetgever te veel belast of te traag is. Reeds vaak hebben we hier op de noodzakelijkheid van uitge breid plaatselijk initiatief gewezen. In de groote steden klemt dat het meest. Ook de raadhuizen worden reeds te bureaucratisch. Nieuwe vormen tot aan moediging van de economische energie, nieuwe banen voor de volksopvoeding, nieuwe maatregelen voor socialen vrede, nieuwe instellingen van gezond, verant woordelijk democratisch bestuur kunnen worden doorgevoerd. Het gemeentelijke bedrijfswezen staat ontegenzeggelijk voor nieuwe opgaven en verwachtingen. De ervaring van den oorlog, de invloed van groote landen als Amerika, heeft in menig opzicht doen zien hoe voordeelig organisatie, centra lisatie, standaardeering, samenwerking zijn. Bijv. bij woningindeeling, vervoer van sommige levensbehoeften, doelmatigheid bij het vestigen van bedrijven en indus trieën en voor practische'arbeidstoestan den kan veel worden gedaan, zonder^ daar mee het individueele in gevaar te bren gen. Het individueele moet immers juist in de hand gewerkt en benut worden. Kunst matige sociah'seering is integendeel een gevaar, dat verzet eischt. Zoowel om vele algemeene redenen dus, als wegens de bijzondere omstan digheden der algeheele hernieuwing hebben de a.s. gemeentelijke verkiezingen eene speciale en gewichtige beteekenis. * * * den bedevaartganger, het geweld zoekt wij ding van den geest. Men verlangt WOHderen, men heeft behoefte aan zuivering. Lees de verslagen over den groei van den godsdienst in het land en ge zult verbaasd staan over het aantal van vrome vereenlgingen. en afzonderingen, van bedetochten en boetedoeningen waartoe de menschen zich voelden opgewekt. Ik kies slechts een epi sode uit. Die moge spreken uit het hart der beweging, In Loublande, een nietig stadje van eenige honderden menschen, weggescholen tusschen de dalen op de grens der Vendée, is sinds kort de grondslag gevestigd voor een aan staande arde van rellgieuses van het Heilige Hart. Zij leiden een leven van boete en gebed in huis en gaan, zwart gekleed over straat, zwijgend, maar alleen voor den kerkdienst en voor den dienst van een kleine kapel in de omstreken. Die kapel hoort bij een klein gehucht en is opgericht door de familie van Claire Ferchaud. Claire heeft de orde, of wat de orde moet worden, gesticht. Men kan het zich moei lijk anders denken of het boerenmeisje is uit de omlijsting van een drama van Paul Claudel voorgekomen, zoo rustig verzekerd is haar gang door het leven, en zoo apart staat zij in de wereld die haar omgeeft. Tot haar twintigste jaar (1916) heeft zij geregeld op de boerderij gewerkt, met haar dertitnde had zij haar eerste visioen. Het verbod van den priester iemand daar over te spreken heeft zij trouw opgevolgd, geen kende haar geheim, ook toen bij het uitbreken van den oorlog de visioenen veelvuldiger werden, lederen nacht hield zij haar wake en bracht den nacht door bid dend, peinzend en haar gedachten opschrij vend, lederen morgen bij het aanbreken van den dag, hoe streng het we*r ook mocht zijn, ondernam zij over den ongebaanden weg den tocht naar de kerk voor haar dagelijksche communie, maar zij sprak niet over haar zending. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat in menig opzicht deze beteekenis nog in grijpender is, dan van die voor de Tweede Kamer. In elk geval is zij eene geheel andere. Bij de stembus voor het parlement gaat het om algemeene richtlijnen, behoort het ten minste te gaan. Voor den Gemeen teraad gaat het om praktisch bestuur. Ook de aard der afvaardiging is een andere. Voor de Tweede Kamer kan men zich toeleggen op het uitzenden van vertegenwoordigers van bepaalde gedachten. Het is dan te doen ora het door hen te spreken woord en verder dan dit gaat hunne aansprakelijkheid ook niet. In den Raad gaat het minstens even zeer om de daad, om medewerking van het bestuur. Dit wordt te vaak vergeten, doch de praktijk toont het aan. Eene parlementaire vergadering bestuurt niet, regeert niet. Wat schaadt 't, of hare leden niet de mannen voor bestuurswerkzaamheden zijn? De hoofden der regeeringsdepartementen worden dan buiten hen om benoemd. De regeeringsbureau's staan niet onder hunne leiding. In de gemeente echter moeten de wet houders uit de raadsleden worden be noemd. De kiezers vaardigen dus meteen bestuurders af. Waar zal het heen, indien onder de gekozenen alleen nog politieke figuren en van den tongriem gesneden persenen, woordvoerders voor bepaalde belangen te vinden zijn? Hoe moeten dan straks de tallooze zaken van het dagelijksch bestuur worden gedirigeerd, de ambtelijke beslissingen genomen, de zakelijke belangen behartigd, waarvan 't financieele evenwicht zoo afhankelijk kan zijn? Ook de raad bestuurt zelf. Raadscommissie's, commissie's van bijstand, nemen gestadig deel aan het beleid van den gang van zaken. De kiezers moeten zorgen, dat daar voor de mannen, of vrouwen worden afgevaardigd. Voor de Kamer kunnen zij voor alles vertegenwoordigers van eene richting begeeren. Voor den Raad is de richting niet geheel onverschillig, maar komt het veel meer a*n op menschen, die, desgeroepen, meebesturen kunnen. Anders loopt het met de gemeente zaken scheef, en ondervinden allen te zamen ten slotte het nadeel. * * Wordt den kiezers dit gewichtige ver schil niet duidelijk, dan loopen ze groot ge vaar, zich met de gemeenteraadsverkiezing voor geruimen tijd aan een ongeschikt of weinig geschikt bestuurs-college vast te leggen. Ook bij déinvoering van ons evenredig kiesstelsel is te weinig aan deze eigen aardigheid van het gemeentelijk bestuurswezen gedacht. Zoo maar is de wijze van verkiezing voor de Tweede Kamer nagevolgd. Moet dit beteekenen, dat nu ook voor de raden het stelsel der partijlijsten ge woonweg wordt doorgezet? Dat de raad niet uit menschen, maar uit fractiën wordt gebouwd? Dat een zakelijk zoeken naar geschikte, bekwame en vertrouwde stads bestuurders, met achterstelling van de vraag van politieke richting of nuance, uitgesloten is? Dat niet verschillende personen op een lijst te vereenigen zouden Want zij moet de overtuiging hebben ge had dat haar een opdracht was gegeven, Alleen wie haar aan het werk zagen, hielden het er voor dat zij met iemand sa men ging; zij luisterde naar een stem. Zij was twintig jaar; toen kreeg zij vergun ning in een klooster bij de zusters een re traite te houden en een wijding te ondergaan. Van dien tijd af begon men over haar te spreken; de Kerk onderzocht haar geval, de Bisschop liet haar naar Poitiers komen en ondervroeg haar (naar men zegt) in dezeltde kamer waar Jeanne voor vijf eeuwen haar interrogatoir had ondergaan. Haar geschriften bestonden de proef, de taak die haar was gesteld om het Heilig Hart van Jezus te doen vereeren en als zinnebeeld van Frankrijk's wedergeboorte en wcderaanneming zijn plaats te doen innemen op het vaandel van Frankrijk, dat werk werd als wettig erkend. Haar verborgen woonplaats rees in de aandacht van het ge heele land onderden gl&ns van het symbool. Een schilderij, op haar aanwijzing uitge voerd, trok de mtnschen van alle oorden aan. Bij tien-, bij twk.tigduizenden zijn zij gekomen om deel te hebben aan de weder geboorte van hun land. Claire schreef aan alle generaals een brief om bij hen aan te dringen het heilig teeken op de vlag te plaatsen, zelfs in den nacht verliet zjj stil met haar vader en een priester het dorp om in Parijs bij den President Poincaréhaar bede voor te dragen. Die vriendelijk werd ontvangen Maar ik schrijf geen geschiedenis van een heilige. Uit de diepte van het land en uit de diepte van degelyken, vromen eenvoud, heb ik de overzuchting willen zien opgaan te midden van het leed van den krijg, en ik heb de menschen onder den invloed willen zien van eene, die ging alsof iemand haar ge leidde en die sprak als was ze blijde een boodschap over te brengen, eene wier voor naamheid en zekerheid van optreden de zijn, die te zamen behooren door neiging en geschiktheid om de gemeentezaken te helpen besturen en door't vertrouwen, deswege bij een belangrijk deel der bur gerij in hen gesteld? Waarlijk, dan zou de uitkomst wel eens kunnen zijn, dat de kiezers binnenkort, maar dan te laat, over dit gebrek aan vooruitziendheid spijt hebben als haren op het hoofd. Het is deze fout, die wij ook aan de actie der Amsterdamsche kiesvereenigingen hebben aangewreven in de voor bereiding der verkiezing voor den raad. Men maakt partijlijsten; zoekt onderteekenaars van de verschillende programs. En dit, terwijl deze verkiezingen op den basis van menschen, mannen of vrouwen, moesten worden ingegaan, Men doet, als ging het om de vorming van een stedelijk parlementje terwijl het in waarheid gaat om een college van stedelijk bestuur. De buitenstaander heeft pok geen be grip, hoe doodend deze politieke fractieindeeling voor den werkelijken goeden gang in een bestuurslichaam is l Het allerergste is nog wel dit, dat de zaken worden tegengewerkt, niet om wezenlijke bezwaren, maar omdat de eene groep de andere een succes misgunt of een vlieg afvangen wil! In de Kamer speelt dit reeds een verfoeilijke rol. In den Raad is 't funest. En hoe meer kleine fracties, des te erger het wordt. De betergezinden staan eenvoudig machteloos tegenover de activisten" Zoo leidt alles tot bestuursonmacht. Wat een gemeente als Amsterdam be treft, geldt dit nog speciaal die groep der burgerlijke partijen", welke door 't begrip vrijzinnig"kunnen worden samen gevat. Wanneer zij alle er als hoogste geluk op uit zijn, 3 of 4 vertegenwoor digers van hun lijst gekozen te zien, werken zij aan de versplintering van het stadsbestuur ten zeerste mede. En bedenkt men daarbij, dat de radicale uitersten door 't algemeene kiesrecht en de tijdsomstandigheden een grooten aan hang in 't college zullen zenden, zoo geldt die opmerking dubbel. Het behoeft waarlijk niet verzwegen, dat het z.g. burgerlijke" deel der bevolking zich voor een tijd van jaren geheel verloren geeft, indien zij niet zorgt voor een flinke, tot zakelijk en vooruitziend medebestuur ge schikte groep in den stadsraad. Men mag zeker den socialisten, zoomin als den kerkelijken, welke praktisch meer en meer bij eerstgenoemden in 't vaarwater geraken, gebrek aan bestuurskrachten ontzeggen. Maar het groote gevaar der socialistische elementen blijft hunne eenzijdigheid, hunne gebondenheid aan een bepaald groepsbelang, en hunne onderworpenheid, telkens weer, aan den drang der wildere, onbezonnen elementen. De zelfstandige leiders houden deze wel een beetje in toom, doch als het er pp aankomt, ten slotte niet. Waarschijnlijk bereidt zich deze scheiding voor, in flinke sociale hervormers en revolutionnaire oppositioneelen. Zoolang deze er niet is, is overmacht aan dien kant een voortdurend praktisch gevaar voor 't meer algemeen belang eener gemeente. Om al deze redenen is het van over wegend gewicht, dat bij deze raadsver kiezingen eene actie op gecombineerde iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin voorname dame eerbiedigde en van wie een vermaard priester zelde: Je me sens plus prêtre, plus chretien, plus francais..." Ach, de tijd roept ons gauw genoeg van deze hooge regionen naar de aarde! Hebben wij niet onlangs gehoord hoe Lloyd George, in 't moment der allergewichtigste onderhandelingen te Parijs. waarbij van zijn tegenwoordigheid vrede of oorlog voor Europa afhing met denzelfden aandrang die hem op 't vasteland wilde houden, naar Engeland werd overgeroepen, omdat ook daar slechts zijn tegenwoordig heid de uitbarsting van ren revolutie heette te kunnen voorkomen. Zijn collega's van den Raad van Vier hsbben hem toen, gelijk men zich herinnert, een openbaren brief geschreven om hem te bezweren hen niet in hun moeilijkheid alleen te laten. Zij lieten hun stem gelden, Wilson, Clemenceau, Orlando, de mannen in wier hand het lot van de wereld ligt; daar tegenover stond in Engeland de oppositie der t r i p l e alliantie, van de drie vak verbonden : sporen, mijnen, transport, zij taalden niet om het lot van Europa; had de regeering het hoofd vol van zorgen en de handen vol van werk, des te beter de ge legenheid om de eisenen der werklui door te drijven l De mijnwerkers vroegen vermeerdering van dagloon met bijna een derde, zes uren werk per dag en nationaliseering der mfjnen. Zou men hem niet ter wille zijn in den nood van 't oogenblik? De regeering om te gemoet te komen en de industrieele onrust te bedaren, had besloten tot een openbare enquête, hoe ver het mogelijk was te gaan met vermeerdering van loon en vermindering van werktijd zonder het bedrijf onmogelijk te maken, en inderdaad het rapport der commissie was zeer vergegaan. Maar er was een linkerzijde. De linkerzijde nu beweerde dat wanneer de kolenmijnen rationeel en met de juiste oordeeling van werkkrachten werden ontwijze wtrde gevoerd, om te komen tot een flink en veelbelovend element in den raad, dat een energieke rol in 't bestuur kan spelen, de moderne be hoeften weet te dienen, dat nzijdige belangenbehartiging en eenijdige politiek weet te weren, en een nuttig, vertrouwen wekkende kracht kan vormen in het belang der geheele stad. Wanneer maar bewegingsgeest en belangstelling in de publieke zaak wat tijdig opleven, en niet blindelings in den ganzenpas op afgetreden paadjes worde voortgegaan,'is hier zeker wat te doen. Er staat genoeg op 't spel. v. H. C. M. KAN f 1837-1919 door prof. J. F. NiERMEijER Enkele dagen na zijn 82en geboorte dag overleed te Utrecht dr. Cornelis Marius Kan, lange jaren de eenige hvogleeraar in aardrijkskunde hier te lande. Toen het Amsterdamsen Athenaeum Uni versiteit werd, begreep Amsterdam dat een leerstoel in aardrijkskunde niet ontbreken mocht. Het Rijk begreep pas ruim dertig jaar later dat de opleiding van geografen ook tot de staatstaak behoorde. Gedurende al die jaren heeft Kan alleen den arbeid verricht, die over meerderen verdeeld moet wezen. Als ik aan zijn colleges terugdenk, dan komt als de allerbeste zijner vele goede eigenschappen in de herinnering: zijne grtote belangstelling voor elk onderwerp dat hij behandelde. Die belangstelling voor zijn studievak wist hij ook in zijn hoorders over te gieten en daarvoor is het Middelbaar en Gymnasiaal onderwijs hem grooten dank verschuldigd. Hij heeft leeraren gekweekt, die liefhebberij hadden in de geografie; bij jongens is dat alles waard. Van huis uit Htterator, behield hQ in zgn geografische studie»de gewoonte, geen tekst te verwaarloozen. Zoodoende heeft hij, ook in zijn publicaties, veel moeite besteed aan het bijeenbrengen en rangschikken van uit voerige titelopgaven. Daardoor danken zijn studenten hem, dat zij goed thuis raakten in de litteratuur van het vak. Maar deze nauwgezetheid, die samenhing met zon eerbied voor het werk van anderen, ging wel eens zoover dat zij aan zijn kritlschen zin afbreuk deed. iliiiiiMiiiiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiii gonnen er oneindig meer uit te halen viel dan tot nu toe het geval was geweest, en zelfs als er ern te kort was, zou dat toch alleen een bewijs zijn dat men de steenkolen te goedkoop aan de industrie leverde. Voor het mgnbedrijf moest men uitgaan van de steenkolen mijn... Wie was het die zoo sprak ? Robeit Smillie is de ziel van de M i n e r s F e d e r a t i o n. Hij is met den mijnwerkersbond gegroeid en opgekomen. Uit zijn hard Schotsch landschap en de mijnstreek van Lanarkshlre heeft hij een onverzettelijkheid meegebracht, die hem niet geliefd maakt bij zijn medemenschen, maar die hem iets heroïsch geeft. Hij heeft in zqn streek on der moeten doen bij verkiezingen, maar men volgt zqn leiding en hij is de vooraanstaande man in de arbeidersbeweging. Want het mqnwerkersbedrijf verstaat hij volledig, en niets ontsnapt zijn oog. De mijnwerker, hetft men gezegd, is Smillie's God Almighty, en het kost hem moeite iets daarbuiten te zien. H| toonde het bij het begin van den oorlog; steeds was hij kritisch tegenover de regeering en zijn houding was heel onsympathiek. Overhalen laat hij zich niet. Er is een verhaal van een groote dame die aan poli tiek doet en die haar vriendelijkste manieren onder een diner ten toon spreidde om Smillie te overtuigen van de heillooze gevolgen welke in deze tijden een staking zou hebben. Het gezicht van den Schot en de onvatbaar heid van zijn A y e s, A y e moeten onbe taalbaar zijn geweest. Die Smillie houdt Lloyd George vast, die Smillie houdt evenwicht met Wilson. Maar hij kan zich daarom nog wel tot een compro mis leenen. Laat ons het oog houden op die krachten die van den harden grond der samenleving naar de hoogte reiken, 't Is een curieuze aanblik. W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl