De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 29 maart pagina 11

29 maart 1919 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

29 Maart. '19. No. 2179 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Teekenlng voor .de Amsterdammer" van Joh. Braatenuefc -en T -i > -CD ncn J±i J_i Ju JtC J±i Daar was hij weer. ... (Bystander) Italië op de V redesconferentie Eerst mfjndeel" iiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitii i De President (terug in Frankrijk): Vinden jullie niet dat het kind: Volkeren bond het goed heeft gehad in Amerika? MHIIIHIimlIIIUIIIIIIIIIIItltllllllllllllltllHIII De nauwkeurige afwer king van elk onderdeel van het FONOERS rijwiel draagt er toe bij, dat dit jaren zijn lichten, geruischloozen gang behoudt en weinig voor onderhoud vraagt DE TAAK DOOR C. F. VAN DAM Avond. De overkapte lamp liet de bovenhelft en ?de hoeken van de kamer in het duister, en verspreidde haar licht slechts over de tafel waaraan Victor was gezeten, starend in de deemstering, die rondom de lichtkrans was. Met een ruk duwde hij zijn lichaam van de tafel. De deur wijd open werpend 'keek hij in de gang, doch zag niets anders dan de ledige, spaarzaam verlichte ruimte. Zijn oogen liet hij zoekend gaan; er bewoog niets; toch meende hQ duidelijk te hebben gehoord: het zachte beweeg van kouse voeten over den vloer. Hij sloot de deur en zette zich weder aan de tafel, in peinzende houding, het hoofd gesteund door de hand. .Die vervloekte melancholie," mompelde hfj. Sombere gedachten gingen door zijn hoofd. Alle daden en dingen schenen hem doelloos. Langzaam voelde hij zijn oogen dieper in hunne kassen achteruitdriogen ; de leden krompen in en drupten een traan uit den ooghoek. Onrustig en plotseling stond hij op, liep met groote passen op en neder. Hij wilde zich onttrekken aan de omhelzing van de neerslachtigheid. Een plaat, waarop, tusschen boeken en bloemen, een doodshoofd was afgebeeld, rukte hij met driftige bewegingen van den wand, verfrommelde en vertrapte haar; vloe kend. In de hoop, dat vernietiging genezing zou brengen, liet hij zijn oogen langs de muren der kamer gaan, speurende naar dingen, die zijn vernietigingsgrage vingers konden grijpen. Hij vond niets dat de moeite van het vernielen waard scheen. Toch, meende zijn verwarde hersens, was er een ding, dat hem bedreigde, in elk geval verontrustte. Zijn zoeken bracht hem naar de tafel terug. Op een hoek daarvan had zijn huisjufvrouw de wekelijksche nota gelegd. Hij ging woorden en getallen na, rekende uit, doch alles was juist. Ze zal me wel bedrogen hebben," mompelde hij, de menseden be driegen je altijd." Geen fout kunnende ontdekken, wierp hij het papiertje weder neer en kleedde zich om de straat op te gaan. Zijn wandel stok, een kameraad op lange wandelingen, voed hij niet op zijn plaats in den hoek. Juffrouw, juffrouw," riep hij kwaad de gang in, waar is mijn wandelstok?" Het vrouwtje ? kwam aanloapen, haastig, onder het loopen haar handen aan haar schort afvegend. Wat belieft meheer?" Mijn stok m'n wandelstok, waar hebt u die gelaten?" Gunst meheer" beiden zochten nu hebt u hem wel meegebracht?" Het zoeken was vruchteloos. Heusch, meheer, ik geloof niet dat u hem bij u hadt, toen u thuis kwam." Natuurlijk had ik de stok bij mij. Dat mist nooit," zei hij knorrig. Enfin, laat u maar. U doet het licht wel uit." De juffrouw mopperde nog na : Een beste man, als 't ie maar niet van die buien had." Onder het naar buiten gaan schoot hem in de gedachten, dat hij zijn wandelstok 's middags ergens had laten staan. In dem donkeren avond liep hij voort, niet wetende waarheen. De verlichte straten meed hij, en zocht wijken die donker lagen. Getrokken door een lichtpunt in de verte, een verlicht raam van een caféof woon huis, liep hij voort. Nabij het licht gekomen, keerde hij terug of sloeg een zijstraat in, daar weder op een lichtpunt afgaande. In zijn kwaaddenkende stemming maakte hij zich driftig om een heer en dame, die samen over iets plezier schenen te hebben, en wier lachen luid opklonken in de stille straat. Die voorbijgangers letten niet op den eenzame, toch meende deze dat zij om hem zich vroolijk maakten, en hij vloekte bin nensmonds. Een uur, ongeveer, had hij geloopen, toen hfj belde aan een huis, waar, bo/en de deur, een verlicht vierkant in de donkerte stak. Het was de woning van een zijner weinige vrienden. Zonder willekeur was hij daar gekomen, niet begrijpende waarom en langs welken weg. Een dienstmeisje opende, zei, hem herkennend, mijnheer is op zijn kamer." Dank je." In de meening dat zij binnen smonds lachte, vroeg hij verstoord Waarom lach je, meisje?" Ik? Ik lach niet," zei het meisje verschrikt. Hij haalde zijn schouders op; ging binnen bij zijn vriend. Zoo," begroette hem deze, een weinig verbaasd, hoe kom jij zoo in de buurt?" Ben ik soms te veel, zeg het dan maar," viel hij uit, en dacht: hij verwacht prettiger bezoek." Wat bezielt je, kerel, je bent nooit te veel, je lijkt wel gek." Misschien maar dan toch de eenlge verstandige van ons tweeën." De vriend lachte luid op. Lach niet. Wat valt er toch te lachen?" N ets.Je bent geestig?en lachen is gezond." Gezond? Waarom moet je gezond zijn? HOÏ zieker, hoe beter, zooveel eerder is het gedaan." Die is goed. Waarom spring je dan niet in het wate, of ga je onder de tram liggen." Om er nat te worden uitgehaald juist intijds gered. Stumperds. Je komt aan je end, of niet. Moet 't, dan val ik nog hier van de trap. 't Gaat als 't gaat." .Vervloekte fatalist... Stel eens dat je hier voor de deur een ongeluk hadt gekregen, dan was je dood geweest. Had je daaren tegen je voornemen, om hierheen te gaan, niet uitgevoerd, dan was je springlevend gebleven." Ben ik nog. En buitendien, 't was mijn voornemen niet te komen. Ik ben ge komen, zonder te weten, 't Was niet mijn bedoeling." Vriendelijk. Erg vriendelijk..." Maar nu ik hier ben, kan je wel wat voor mij spelen." Zoo. Je hebt anders den weg hier heen wel weten te vinden." Ik ben van huis gegaan heb rondgez walkt hier aangebeld?zonder te willen noch te weten. Je bent een zonderling." Ja? Speel maar." De vriend opende de piano en vroeg hem, die het zich intusschen gemakkelijk gemaakt had op de rustbank, wat wil je hooren?" Hindert niet, waar je zin in hebt." De muziek maakte op Victor een diepen indruk. Hij voelde een groot leed in zijn binnenste; de klanken deden hem huiveren van Ifjden. Een droefheid ging door heel zijn lichaam; de spieren vertrokken pijnlijk; met schokken stroomde de pijn vanuit zijn binnenste naar boven, bleef steken achter zijn oogleden. Dood, dacht hij,dood;nooit dit leed meer voelen; geen leed, geen mede lijden; geen wantrouwen,- alles weg; rust, rust... Waarom is alles toch zoo droef, zoo intens droef... Ben ik gek ? Ja, ik ben gek. Stapelgek." Plots namen zijn gedachten een e wending: Die beroerling aan de piano speelt natuurlijk alleen voor zichzelve. Daarin vindt hij genot. Hij weet misschien niet... och ja, zeker weet hij wat ik lijd door zijn spel, en hij gaat voort... Om mij te grieven. Misschien haat hij mij... Natuurlijk haat hij mij." Als de laatste tonen waren verklonken, vroeg de speler, met ontroering in zijn stem, machtig mooi hè?" Het duurde eenige oogenblikken vooreen antwoord kwam; dan hoonde de gast: Mooi? Beroerd. Niet te zeggen beroerd." Beiden zwegen. Later vroeg de vriend: Waarom vroeg je mij dan te spelen." Omdat ik mijn leed wilde toetsen aan het hunne. Hun werken zijn uit leed ge boren en zij hebben dat leed willen uitzeggen, in de hoop daarmede verlichting te vinden. Ik, op mijn beurt, hoop verlichting voor mijn leed te vinden door mij te wentelen in het hunne. Maar 't lukt me niet. Steeds weer tracht ik het maar ook steeds weer is het tevergeefs, en lijd ik mee veel, veel erger dan ik leed voor dien, en misschien, meer nog dan zij." Met een diepen zucht zweeg hQ. De vrienden bleven geruimen tijd zonder te spreken. Victor was de eerste die de stilte ver brak. Kom, laat ik gaan," zeide hij opstaande, terwijl hij zich schudde als een hond, die zijn haren van het water ontdoet, als wilde hij de sombere gedachten van zich af werpen. Saluut hoor! en wel bedankt voor het genot, dat je jezelf verschaft hebt." Adieu, tot je dienst," antwoordde de vriend, die de hatelijkheid niet verstaan had. Drie weken gingen voorbij; voor Victor een tijd van zwaarmoedigheid en wantrouwen. Somber gestemd, op een avond, op de straten loopende, zag hij een naar het scheen nog jonge vrouw op een stoep zitten. Een opgejaagde, schuwe vogel. Zij was eenvoudig, haast armelijk gekleed, doch maakte niet een indruk van een schoolster of bedelares. Hij stapte op haar toe en vroeg, of hij haar met een of ander helpen kon. De jonge vrouw hief het gelaat naar hem op, en hij zag dat zij tranen in de oegen had. Een paar groote oogen blikten In de zijne, en van een door lijden omplooiden mond klonk het hem droevig toe: Nee laat me hier maar rustig zitten." "Leed, leed, altijd maar weer leed," mom pelde hij en van een sooirt waarvoor ik voel en waarmede ik meelijd." Zijn stem klonk overtuigend en onverzettelijk: Dat gaat niet, u moet naar huis, kom, laat ik u helpen." Er is... niets... te helpen... en... een huis... heb ik niet meer." De vrouw zeide deze woorden snikkend. Laat ik u dan trachten te helpen kom sta nu op." Hij schoof zijn hand onder haar arm om haar te helpen opstaan. Laat me," weerde ze af. Goeie God, u kunt hier toch niet blij ven. Ga nu mee, desnoods moogt u in mijn bed slapen." Zij keek hem verschrikt aan, als u wist wat ik was, zoudt u dat niet aanbieden." 't Kan me niet verd...," hij hield den vloek in en vervolgde, 't kan me niets iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHii schelen wat u bent u lijdt en ik zal u helpen. Gerust ga mee, u kunt me vertrouwen." Ik heb te veel vertrouwd," zei ze met een snik. Gij moet wel lijden, als ge al aan het wantrouwen toe zijt." Zorgzaam legde hij zijn hand om haar middel. Langzaam stond zij op en onwillekeurig gleed zijn oog langs haar gestalte. Zij zag zijn blik, steunde en fluisterde: Ik moet moeder worden." Hij deed, of hij haar niet had verstaan, en zeide: Ga nu maar mede, u kunt bij mij rusten." Zijn stem trilde toen hij volgen liet: vertrouw mfj maar." Zij stond in gedachten, ken geen besluit nemen. Na een korte stilte zeide zij: Erger dan het nu is kan het niet. Ik kan niet meer. Mag ik dan met u medegaan ?" Langzaam maar aan, nog twee straten en een kort stukje gracht." Met een zorgzaamheid, die hem zelf ver baasd zou hebben, indien ze hem was opge vallen, geleidde hij haar, hielp haar de trap op en liet haar zitten ineen gemakkelijken stoel. Een kussen schikte hij haar in den rug. Nu het licht op haar gelaat viel, zag hfj dat zij een lief gezichtje had en niet ouder dan 20 jaar kon zijn. Het verdriet en de zorg en angst, hadden reeds hunne sporen op het meisjesgezicht gedrukt. Zij zat neder alsof ze geen gedachten meer had, enkel het oogenbiik genietend van rust, het gevoel van veilig zijn. Victor bleef haar eenige oogenblikken aanzien, dan bedacht hij ineens dat zij misschien honger kon hebben. Hij ging zijn huisjuffrouw vragen wat thee en brood te brengen, tevens haar inlichtend omtrent de aanwezigheid van zijn vreemde bezoek ster. De vrouw, een volksvrouw met een medelijdend hart, haastte zich met het gereedmaken van het verlangde. Hij bleef nog even in de keuken toeven en bereidde dan de juffrouw op het nachtverblijf voor. Toen zij vernam in welken teestand het meisje verkeerde: zonder dak, zonder ouders of vrienden, druppelden twee groote tranen haar over de wangen. Zij wist dat haar huurder een fatsoenlijke, zij het wat vreemde jongeman was; dat hetgeen hij deed geen kwaad kon zijn en een daad was uit medeUden. Toen zij eenigen tijd later het ver langde binnen bracht, schrok het meisje, maar was spoedig gerust gesteld door de vriendelijke wijze waarop de vrouw haar behandelde. Victor schonk thee in, en hij en het meisje aten zwijgend. Stil zat zij na het eten voor zich te kijken. Van tijd tot tijd bracht zij een hand naar haar zijde en vertrok den mond. Hebt u ergens pijn?" vroeg Victor. In mijn zij en mijn rug maar 't is niets 't zal wel overgaan". Even daarna kon zij een kreet niet onder drukken, hoewel zij het geluld trachtte te smoren door haar vuist voor den mond te drukken. Kan ik u met iets helpen", vroeg Victor weer. Zal ik wat warme melk voor u halen of zoo?" Doet u toch geen moeite. Ik bezorg u al zooveel last." Ik zal de juffrouw wel eens vragen". In de keuken vertelde hij van de pijnen. Blijft u maar effe hier, ik zal wel eens gaan hooren", zeide zij naar binnen gaande. Spoedig kwam zij terug en zeide, 't zal vannacht wel gebeuren." Wat zegt u" ? vroeg Viator, reeds half begrijpend. Vannacht zal het wel komen." Victor verschrikte toch even. 't Was een vreemde situatie, waarin hij gebracht was. Ik heb haar vast naar bed geholpen," vervolgde zij, maar maakt u geen drukte, ik ben wel op de hoogte en ik zal haar wel helpen als u nu maar even naar de Volks apotheek wilt loopen en halen wat ik zeg." Goed ja zegt u maar wat u moet hebben." De vrouw vroeg hem verschillende dingen welke hij opschreef. Opdat het meisje zich niet zou schamen, als hfj haar in zijn bed zou zien liggen, vroeg hij de juffrouw zijn jas en hoed uit de kamer te halen. Geeft u maar hier en blijft u maar rustig effe in de keuken 't is met een kwartiertje gebeurd," zeide de vrouw, toen hij het ver langde had gehaald. Hq zette zich aan de keukentafel en zag hoe de juffrouw bedrijvig af en aan liep; water aan de kook bracht en met den ketel in de kamer verdween. Plotseling hoorde hij een snerpende»gil. Hij spoedde zich naar zijn kamer, doch reeds halverwege daarheen kwam zijn juf frouw hem tegemoet loopen. Blijft u maar; dat is niets; dat zult u nog wel meer hooren dat doen alle vrouwen. Heusch, 't is niets erg," overreede zij en drong hem zacht naar de keuken terug. Het gegil herhaalde zich met tusschenpoozen, waarin de stilte drukkend was. Gedurende al dien tfjd hielden zfjn ge dachten zich bezig met het lijden van de vrouw. Hij leed mede. Na anderhalf uur kwam zfjn huisjuffrouw bij hem. Bij het openen van zijn kamerdeur hoorde hij kindergeschrei. Gelukkig," dacht hfj, 't is afgeloopen." Een jongen," zeide de juffrouw met een stralend gezicht, alsof het een familielid va haarzelve betrof, een flinke jongen maar weest u vooral stil." Kan ik hem zien ?" vroeg hij nieuwsgierig. Ik zou maar wachten tot morgen, me heer. Wilt u ciet wat gaan rusten ? Ik zal wel verder voor alles zorgen. Gaat u nu in de voorkamer op de canapee liggen, dan zal ik u een deken geven." Hoewel hij overtuigd was, dat hfj den slaap niet zou kunnen vatten, scheen hem het voorstel het beste. Den volgenden morgen reeds vroeg, stond Victor in beschouwen van den pasgeborene. De jonge moeder sliep rustig na volbrachte zware taak. Wat is dit mooi, wat is dit prachtig" dacht hij. Een jong leven wat is de na tuur toch prachtig, en wat moet haar maker een groot wezen zijn. Maar waarom moet dit kind die niets heeft gedaan in het leven komen? zal hij ook moeten lijden? Neen, daar zal ik voor zorgen." Verschrikt keek hij naar de jonge vrouw, daar hfj de laatste woorden luid had gezegd. Het moe der-meisje sliep rustig door en Victor nam weer de draad van zijn verbroken gedachtengang: Ik zal zorgen dat dit kind leed wordt bespaard... Zal ik het kunnen ? Ik zal het in elk geval p robeeren, ik zal mij tot taak stellen, dit kind, dit ne kind, gelukkig te maken." Plotseling schoot hem de gedachte te binnen, dat, indien ieder mensch tot taak nam, n, slechts n evenmensch gelukkig te maken, de wereld onherkenbaar zou zijn. Hij voelde daarover een groote vreugde.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl