De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 5 april pagina 8

5 april 1919 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 5 .April. 19. No. 2180 Overzicht van de .Tentoonstelling NEDERLAND IN OORLOGSTIJD door W. J. VAN WAQTENDONK Refrendaris aan het Bevolkingsregister Na de lezing van het artikel van Dr. M. G. de Boer in dit blad van 11 Januari 1.1. ,Over een schooltentoonstelling", ben ik ge nezen van mijn vrees, dat een zeker soort onder ons menschenras bezig was uit te sterven. Ik bedoel de verzamelaars. Onze jongelui hebben het zoo druk met sport en het zich eigen maken van alle kennis, die heden gevorderd wordt, dat ik tot de meening was gekomen, dat hun de tijd en het geduld zouden ontbreken, om een ver zameling, op welk gebied ook, wel vaak vol ijver begonnen, verder voort te zetten, vol lediger te maken en naar een goed systeem te ordenen. Maar ik heb mfj vergist, gelukkig l Ik heb allen moed, dat het denkbeeld van Dr. de Boer, aan 't slot van voornoemd artikel uit eengezet, vasten vorm zal aannemen. Het is reeds tot een begin van uitvoering gekomen. Er is reeds een tentoonstelling, op zeer be scheiden schaal wel is waar, van op Neder land en het buitenland betrekking hebbende oorlogsmerkwaardigheden te zien geweest in het gebouw voor den Burgerlijken Stand en het Bevolkingsregister te Amsterdam. Dank zij de medewerking van de Heeren J. Ph. Peters te Rotterdam, Simons de Ruyter en J. Schuiman te Amsterdam, zeer welwillend bijgestaan door de chefs van distributie kantoren, alhier, was daar een verzameling van stukken van zoo velerlei aard, dat de bezoeker, Indien zijn herinneringsvermogen wat afgestompt was geworden door de lange reeks van soms opwekkende, maar meestal neerdrukkende feiten en toestanden uit de laatste vier jaren, zich weer helder bewust werd, hoe hij lichamelijk en geestelijk had geleden in dien tijd Mocht ik over voldoende plaatsruimte be schikken, dan zou ik hier gaarne een vol ledige opsomming geven van het tentoon gestelde. Want, hoewel "e verzameling nog zeer onvolledig was, wekte toch ieder stuk, 't zij prent, foto, affiche, krantenuitknipsel, brochure, penning, grafiek of curiosum, levendige belangstelling als type van de velerlei onderwerpen, die in een dergelijke verzameling moeten opgenomen worden. Hoe verfriscnte de inzending van den heer Peters onze herinnering aan den om slag, die noodig was om in ons land en elders burgers en militairen te voorzien van het artikel brood. De kiekjes van lokalen, waar de broodkaarten werden gedistribueerd en de administratie dier distributie werd gevoerd, gaven een duidelijk begrip van den ongewonen omvang, aan dat werk verbonden, en zij maakten het duidelijk, dat het publiek zich daardoor wel veel last moest getroosten. De gemeente Amsterdam g"f in 1917 kaarten af an de bakkers voor SS1/; millioen K.G. witbrood, ruim 2QV2 millioen K.G. bruinbrood en bijna Vs millioen K.G. roggebrood (te zamen pl.m. 25 mUltoen kaarten); in 1918 werden pi m. 26 millioen broodkaarten rechtstreeks aan het publiek uitgereikt. De aanwezige grafieken toonden niet alk en aan hoeve l wit-, bruin- en roggebrood in Amsterdam was verbruikt, maar ook in welke stadsdeelen meer wit- dan bruinbrood of omgekeerd was gevraagd. Alle in Nederland gebruikte en helaas! nog in gebruik zijnde modellen van brood kaarten waren aanwezig, daarnaast ook buitenlandsche, zelfs de afbeelding van een broolkaart, die herinnerde aan het beleg van Parijs in 1871. Van de distributiekosten kreeg men een beter begrip, wanneer men op een andere grafiek vond aangewezen, dat alleen te Amsterdam waren ui'gegeven: bons voor 80000 K G. sajet, 137000 K.G. reparatieleer; dat 490000 stuks sch oenenbons, ter waarde van ? l 960000 en 120000 stuks klompenbons, ter waarde van ? 480.000 waren inge leverd. De bezwaren, maar ook de voordeelen, verbonden aan de distributie van aardappe len, groenten, visch, verstelgoed blijven in ons geheugen bevestigd door de kiekjes, aan die onderwerpen gewijd. Op de functies, waaronder veel nieuwe, door de vrouw bekleed gedurende den oor logstijd, werd de aandacht gevestigd door verschillende afbeeldingen van bedrijven (bakken, landbouwen, metaaldraaien, voertulgen besturen), waarin vrouwen werkzaam waren. Hoe werd opgewekt tot het deel nemen aan oorlogsleeningen, tot productie van levensmiddelen, hoe propaganda werd gemaakt vór eigen landgenooten en hun optreden en tegen de vijanden en hun oog merken, daarop wezen de sp jtprenten, pamfletten, medailles, penningen, zegels, affiches en andere tot hoofd en hart sprekende stukken, die in allerlei vorm aanwezig waren. Merkwaardige bewijzen voor de niets ontziende baatzucht van gewetenlooze beZATERDAG 5 APRIL DES NAMIDDAGS OM 2'/2 UUR OPENING TENTOONSTELLING | VAN WERKEN, INGERICHT DOOR : DE GROEP KUNSTENAARS HET SIGNAAL" TOEGANG UITSLUITEND VOOR GENOODIGDEN VANAF MAANDAG IS DE TENTOON: STELLING VOOR BELANGSTELLENDEN KOSTELOOS TOEGANKELIJK V. 10 5 U. | KUNSTZAAL DE BIJENKORF GROOTE SCHOONMAAK voor de Amsterdammer" van fordaan De Oorlogsgsesel te paard met brandende lakkei en zwaard driegers en vervalschers waren te zien: een cacao-bus, voorzien van van Houten's beste, was gevuld met straatvull of gemalen dak pannen ; een monster saccharine (bestaande uit zout en salmiak) vaneen partij, groot 700 K.G. a/70.?per K.G.; meel, door bakkers ontvangen voor het bakken van brood, be stond voor een groot deel uit lichtspaat (gemalen graniet). En dat, terwijl geld van papier, zink en ijzer toch zoo met nadruk den nood der tijden aantoonde. Ik heb nog slechts een klein deel van al het belangwekkende vermeld, maar 't zal, ttiHKrt 7«>liH.»l R 200 R 200 RijksAinraiilngt-BraotikaarL W78«HJ«-ii 78M?;... ' <*«'?' 7K*M"k 78 "N'*"' 200 W 2OO W 50 W5O W5O fOf Rijhs-Wittebroodkaart ;*? *g| .,?-,aryü,s.;,;ïK?,?. IQ! , ; Slechts geldig ,-jar t»!i 78a iljii«*K ^^*J >00 o, !TJM' 78" ?<*?" 7ti.ua»* " W 50 W 5O W SO t 78 tijdrit W 200 "s O i 30 WSO : S 200 B 230 : $>.m koud. Qn« biaoi ' Hijfts- ^ '<?? ftar»aiHna*-3t36dKaarl (,«.!, 4)i.sl'W«»"kMfl'lil v ., , «»!??.£i .1,.,.. Vit W "s-öci W 1o,>' W sco ?w STRIKT PERSOONLIJK. Valsche Broodbons (zie bijschrift hiernevens) W 4^-S' " W V/ ^o" "~**" JW 100 W ""»oo' w "^ W "^o W 200 W IcE' 200 Valsche Broodbons Bons van 200 gram, links boven: Deel van een vel broodkaartpn, vermoedelijk | ontvreemd op een drukkerij ; viii'n1 de peri'oratie, daarna met | de naaimachine geperforeerd. Ie Bon onderaan links on 2e bon van boven rechts: bet nummer der tijdvakken met de pen veranderd. overige bons: niet de hand geleek end. w o. w 'èo v"-'; Verschillende vormen van broodkaarten Vals-hè^broodbocs (drukwerk) niiiiiiiiiimi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiii SCHILDERKUNST-KRONIEK HOLLANDSCHE KUNSTENAARSKRING, AMSTERDAM Deze tentoonstelling van den Hollandschen Kunstenaarskring is daarom n der be langrijkste uit den laatsten tijd, omdat ze, gebundeld, d: vele pogingen doet zien van een aantal modernen, waaronder meer dan n te vinden is van wlen het talent zeker blijkt te zijn, al zijn de uitingen niet altijd gewis, en al is de schoonheid, de ornamentatie op het vlak, de vlak versiering nog niet immer vol diepe rust, vol dralend, langzaam zich toonend, wezen, vol van die weerhoudenheid der schoonheid, die een beken tenis is der diep'e van de ontroering, van het demonische, dat apollinisch wierd... Op een paar uitzonderingen na, doen de schilderijen der meesten hier een afkew zien van het daaglfjksch uur, van de natuur observatie van het licht, een voorkeur voor wat te noemen is het abstracte uur, voor een licht dus, dat zich schikt naar de inner lijke stemming, en niet zoo getrouw mogelijk is waargenomen bulten de persoon. Er zfjn nog meer gemeenschappelijke trekken Er is steeds een poging te vinden de verschijning groot te houden, waarmee dikwijls te saam gaat een, te loven, zucht tot ornamrnteerin g, wat niets anders is dan openbare fof ver borgen) herhaling van 't een of 't aer in 't schilderij. Het gamma wijst uit, dat de meesten romantisch-tragisch zijn ; het luminlsme, vertegenwoordig-l in Wolter, en in sommige zijner levendige werk n met eere, staat zér afzonderlijk tegenoAer de vele overigen, en door zijn lichtsoort, en door de afwezigheid in zijn werk van het ornamentale, van het versierende van de zucht tot groot houden. II Over Breitenstein zal ik in het volgende niet sprrket ; ik heb het over schilders. Een der meest belangrijke Is Leo Gestel (de 145, 148. 151, 152, 153, Ifil, 162, 167, 168, 170, 171, 176. 181 187, (88 etc.) Wat is Gestel? Wie is hij? Hij mist het plotseling opdringende van Jan Sluyters; het mist het bru)e natuurtalent van deze. Ge ziet dit hier. Er is in deze verfijnde werken niets uitbundigs, niet op eenmaal overweldigends. Maar er is iets in, dat ik voor geen geld ter waereld zou willen missen; er is hier een schoone ziel, en hare bekentenissen. En deze dingen hebben een groote macht. Zij hebben het vol-makende van den avend. Zij worden met eerbied genoten, omdat ge weet, dat hier zinnende zuiverheid op eenvoudige, milde, toch groote wijze zich uit. Gestel is een teedere met de kracht der teederen, en hij kan door sommigen gemakkelijk worden onderschat, omdat in deze dagen het theatrale gebaar meer geldt... dan het waard is. Ik onderschat hem niet; ik overschat hem niet. Er was te prijzen actie in zijn vlucht uit België, te prijzen kleur in de vele vlotte notities te Roosendaal, Bergen op Zoom en elders, maar er Is h'er meer, en beters. In zijn reeks Zonnebloemen vindt ge zijn groote melancholie, in zijn H a v e n g ezichten uit Majorca, als in een symbool, zijn interpretatie van het Zuiden, en van de bezigheden, ginder in het Zuiden. Hij, G-stel, is een der vele van den Spaanschen pel grimstocht, een der vele Hollanders uit den allerlaatsten tijd, die daar heen ging, in nood, maar zijn beschaving bracht andere dingen mee dan de velen ; hij word synthe tisch in een terder-kleurig cuhisme; de andere typeerend in felle dc'ails van het leven... Gestel is een schilder van bloemen, en van havens met de zeilen der schepen, ook als een bloemstuk, en soms spiegelt bij hem de hemel het land, K iet het land den hemel! Jan Sluyters' Naaktfiguur op divan heeft de gezindheid van een Duitscher, van een duitsch schilder uit de achttiende eeuw, die zich ietwat saabreus zou vermeyen. Het is een merkwaardig iets dit werk van hem te vinden op den Kunstenaarskring. Niet om de gezindheid is het dat, maar om het accent dier gezindheid. Tot nog toe was Sluyters in zijn naakt bruusker, plotselinger, en meer sans gêne; ik zal niet zeggen, dat ik daarom den aard van dit naakt beter vind, dat, eer verfijnd voor Sluyters, zijn lust vertoort. Want het is den laatsten tijd zeker: niet alleen schilderkunst vertoont deze schilder, ook een uit gestalde lust. Qe vindt deze hier in het langlijnige lichaam van deze vrouw op de sofa zittend, of liever erover bijna spoelend als een golf teeder vleesch. Er is veel vaardigs in, en daaraan behoeft bij hem nooit getwijfeld worden, noch erover ge twijfeld, maar het werk mist de bloemige teedere schoonheid van de Vrouw, die zich afdroogt; het mist het tragische van de portretten van Mevrouw V.; het mist den grooten aard van de moeder, die het kind zoogt; het mist de openbare ondeugd van sommige zijner toevallig ontmoete figuren; het heeft den onwezenlijken kijk der stenelen, der vruchtdoozen, maar het is dan, daarin, op geen stukken na, verfijnd genoeg. Het is daarin verre ten achter bij Karel de Nerè* tot Bobberich, dfn acuter geworden Beardsley. De aard van Sluyters, ten eerste een schilder, is niet intellectueel genoeg geschakeerd om ooit in dezen zin, in deze richting het te brengen tot iets, dat zeer uitmunt... En de vraag rees opnieuw: Wanneer zal de jacht bQ hem, het jagen eruit zijn, het zoeken raar het onverwachte? Wanneer zal het wachten er zijn, dat het zekere brengt. De ernst van Matthieu Wiegman is onbetwistbaar. Een teekening als die van den Dooden Man heeft ons sinds lang daar van overtuigd. Er is in Amsterdam op dit oogenblik nog een werk, dat vele di'pe eigenschappen vertoont, die hetzelfde acc<=ntueeren, waarrmêik begon. Het is No 292, Job; vol kleur en vol wfjde kleur. Wiegman maakt in den laatsten tijd de katholieke onderwerpen, als de Boodschap des Engels (zie 285), een Ecce Homo... het is alsof het oude katholicisme voor de schilders een nieuwen rfikdom krflgt. Hij is in dezen Christus misschien niet zuiver 'ndeoogen; even had hij, om der wille van de eigen statigheid, zich minder moeten laten gaan, en bedenken, dat hij met minder verwringen, dus onverstoorbaarder, het zelfde gevoel had kunnen uitdrukken. Het is te betn-uren, dat dit niet geschied is, want deze lamentabele Chriitus is een der weirier echte Christus figuren uit dezen tijd. De boodschap des Ik weet niet waarover die menschen zich zoo druk maken" llllllllllllllllllllllt'lilUIIIIIIIIIIIIIIII hoop ik, voldoende zijn om velen, zeer velen tot krachtdadige medewerking op te wekken tot het totstandbrengen van een blijvende verzameling, waar voor een voorloonig comité, bestaande uit Mevr. Tellegen?Fock en de heeren Prof. H. Brugmans, Mr. l'h. Falkenburg, Prof. Mr. |. A. van Hamel, J. M. Meulenhof en F. M. Wibaut reeds aan Dr. de Boer steun zal veileenen. En mocht het gebeuren, (moge het spoedig gebeuren!), dat een museum gedicht wordt, waarin alles, wat op Nederland in Oorlogs tijd betrekking heeft, bijeengebracht, over zichtelijk geordend wordt en tot welenschappelijke studie de g'-iegenheid zal bieden, dan mag de schoolclub N. E. A. zich de eer toeëigenen daartoe den eersten stoot te hebben gegeven. Wat een vol doening voor die flinke jongens! Tartini en het 2e vioolconcert van Max Bruch. Van Tattlr i's sonate had Cornells Dopper de begeleiding voor orkest bewerkt, met de in dit geval geboden soberheid: het strij kers-ensemble of een deel daarvan, met hier en daar 'en kleurtje van een paar hout blazers. Zimmermann gaf van het overbt-kerde, dankbare stuk een prachtig-geslaagde vertolking, deels van zoete zangerig heid, deels van virtuoos lan vervuld. Het was een goede inval, Max Bruch's 2e concert eens op 't program te zetten. Het eerste, dat in g-klein, onder meesterhanden een meesterstuk, staat bij alle nauwelijks-gerijpte violisten hoog in gunst en wordt als gevolg of... in weerwil daar van door het publiek zeer gewaardeerd. Gelijke populariteit zal het 2e concert niet licht verwerven. Hoewel het vele schoon heden bevat en vooral, met zfin Recitativ" tussi hen een Adagio en eene Finale, belang wekkend is uit een oogpunt van bouw. De dispositie der orkest-partij acht ik niet overal even gelukkig. Zimmermann reeft het concert op de hem eigene voortreffelijke wijze gespeeld, in een uitnemend doordachte voordracht. Wat mrn in den laatsten tijd weer volop gelegenheid heeft gekregen te bewonderen, dat is Zimmermarn's solistisch uitkomen in orkestwerken E rst de Derde van Manier, vervolgens Strauss' Heldenleben", eindelijk Mahler's Zevende. Zoo'n kleine solo in een Mahlcr-symphonie, door Zimmermann met (Vervolg op pag. 11) Louis Zimmermann Van Louis Zimmermann valt een optreden te vermelden met .La trille du diable" van Engels is eenvoudig en zachtzinnig. De Job is meer. Fr is kleur; er is statig heid; er is schoonheid van het schilderlijke, en innerlijk». De factuur doet derkei aan sommige vroege werken van Johan Thorn Prikker. Ook daarin, in zulke teekeningen, kon de verf een wijden adem hebben, niet zwaar zijn en toch groot; ook daarin kon het voorval, rijk aan leed, niets van zijn leed verliezen, en toch niet zwaar en traag worden van de pijn. Zoo ik fusschen deze twee schilders, met sommige eenderheden in de vormen in zulke tooneelen (?.ie ce handen etc) een lijn moest trekken, zou ik zeggen, dat Johan Thorn Prikker zwevender bleef dan Wiegman wiens aard, minder gratieus, meer nadrukkelijk, minder opgelost tot een lenig schoon, meer statig van leed gebleven alle? van den Christus ziet, en van zijn symbolen. 111 Gustave de Smet heb ik indertijd ontdekt op de Onafhankelijker!, tusschen den eigenaardigen warwinkel die ge daar vondt, als de maker van een sülle'/en (tragisch voor mij) van een poppe'je, lig gend boven op een kastje. Ik heb van toen af hem met belangstelling gevolgd, want het leek me toe, dat iemand, die zoo'n klein geval groot kon schakeeren, zeker heden ir. zich had, die voor den dag moes ten komen. Hij is daarna opnieuwe (?) paden gegaan, en hij is daar nog op hoewel ik weer eens vereenvoudi ing in hem gevoel. Hij heeft toen de landschappen met sneeuw gemaakt, waarin Brugei's nazaat niet afwezig was: hij heeft de figuur gemaakt, pal op u af door het landschap gaand, omtrokken met zwarte lijnen, zooals het lood is in het elasraam. De kleuren waren zwaar, maar vol leven; het lijnen spel was echter niet geheel en ai verant woord; het rythme, met andere woorden, was niet gansch gewis. Twee werken zijn mij nu te noemen, een stilleven van bloe men, en een dorp va" visschers, 269 ais mozaïek van kleur, 274 het stiiievcn om de betogen rust. Het fnndsclmp is weer ryk c,n gloedvol N&deH. Munt Hollands meest gewilde Sïgaan van kleur; het spel der lijnen erin geeft het een schakeering van kracht. Maar rus tiger dan dit werk is het bloemstuk, waar de schoonheid van bloemen zwaar in druilt, en draalt... Een bloemstuk is of een liefste llchtvlaag, of ren herirnerde zwier van vormen, van kkur; het is een getrouw maar innerlijk g-noteerde stof en wezen van die stof, en volumen, waarin dat wezen zich openbaart, of is het een rouw van groote kleur en en grooten vorm, een groote verslonkenheid, en verzonkenheid en deze louw is bij de smet te gevoelen. IV W o 11 e r is, gezien tegenover het type der tentoonstelling, een uilzondering; hij is de luminist; de man, niet van het abstracte uur, riet van het ornament, niet van de grootgehouden vormen, riet van het duistere g mma, maar die van den waarge nomen lichtval, Ikhts'emming; vol van de levendigheid der impressie, bij wien het licht gaat boven den vorm, wiens gamma een z-'kere natuur-overeenkomst doet zien, en wil doen zien. Hij verschilt daardoor tfn ecnenmale van de meeste der anderen, die mser eensgezind zijn in de groote lijnen van hun streven, meer door malkander beinvloed. Hij is op den Kupstenaarskrlng goed te zien (301, 302, 303, 304, 305, 307, 308). E-i waardoor? Het komt bfl een kunst van Wolter er op aan levendig te zijn van licftt, sn zuiver van kleur, van een doortrilde kleur, trillend van kleur. Stemming is niet te verwerpen, zoo de natuur deze voor uw oogen uitbreidt, toevallig, en zelden (?), ge ziet dit bij hem in het Polderhuis, een werk vol stemming, vol paars om het gele gebouw heen. In de andere, die ik noemde, is hij sprankelend van licht. Hij is riet psycholo gisch, daar is de aard van het werk nooit heen gericht; het is geen erkennen en construeeren ; het is gegrepen worden, en neerzetten, in n vaart. Wolter is niet vetfijnd zooals een f a^schman dat kan en durft zijn, zijn kleur heeft, op haar best, de goed rondheid van een Hollander. Pi A SSC 11 AERT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl