De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 19 april pagina 7

19 april 1919 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

19 April. '19. No. 2182 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BELGIË'S BESCHOUWINGEN NOORD BRABANT DUISBURG ANTWERPE uncher^DUSSELDORF *_ -Gladbach Maaaseg Maastri BRUSSEL Ontworpen kandien. Te vergrooten kanaal. Bestaande waterioopen. Aan- Ie leggen spoorweg. Bestaande spoorweg. Grens van Gelderland dopr Pruisen aan België ontnomen in 1713. Grondgebieden door Pruisen aan België ontnomen in 1815-1816. Grondgebieden ontnomen of geweigerd aan België in 1839. Het huidige België. Inhoudende lijn der grondgebieden, bevaarbare wateren.»spoorwegen noodzakelijk zijnde aan België. WfJ laten hierbfj het aanplakbiljet reproduceeren, dat vanwege het Belgische ComitévanlNationalelPolltiek daarlte lande alom is verspreid geworden. Het is onnoodig op de vele onjuiste en tendentieuze voorstellingen terug ie komen, die daarop Begeven w«rden. Waarschtjnlijklweet de Belgische regeering zich thans, los daarvan, met de onze te verstaan waar het de redelijke erkenning van Belgische economische belangen geldt. Onzes inziens is 't niet moeilijk, elkander daarover te verstaan. Verandering van grondgebied tusschen Nederland en België behoort niet eens meer ter sprake te komen. Naar het Belgische comiteit in een nader communiquéheeft verklaard, moet de toelichtende tekst van het affiche ook zoo worden verstaan, dat daarin gén peremptoire territoriale eischen worden gesteld. Des te beter. Journaelvan de reis naar Zuid-Amerika (1598-1601), door HENDRIK OTTSEN, met inleiding en bijlagen, uitgegeven door J. W. Ijzerman. Met 3 kaarten en 5 platen. 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1918. Werken uitgepeven door de Llnschoten-vereeniging XVI. 8°. De loffelijke Linschoten-vereeniging zond opnieuw een herdruk van een van onze oude reisverhalen. Dezen keer is dat van Hendrik Ottsen aan de beurt, die in het laatst der zestiende eeuw Zuid-Amerika bezocht en daar van allerlei beleefde. Daar mede worden misschien bq den lezer ver wachtingen opgewekt, die niet geheel in vervulling gaan. Want wel beleefde Ottsen allerlei, maar romant sch of belangrijk uit een zakelijk of menschelijk oogpunt is zijn reisjournal toch niet geworden. Het is de nauwkeurige registratie van veel tegenspoed en veel misère, meer niet, geen spannend verhaal van gewichtige voorvallen. Ook over land en volk van Zuid-A merika weet Ottsen niet zoo heel veel belangrijks te vertellen; trouwens veel meer heeft hij er niet van kunnen zien dan van uit een gevangenis viel waar te nemen. Ook was hij geen bij zonder verteller, wat die oude zeelui toch bij gelegenheid wel degelijk kunnen zijn. In dat opzicht wekt het titelblad bepaald te groote verwachtingen op. De Indiaan, rij dende op een monstrueus gordeldier in een Oostersch landschap, doet heel grappig. Ook K. V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL Spoken, door Hendrik Ibsen. Het monumentale... In het geheele Ibsenrepertoire vinden we geen figuur van zulke afmetingen als: mevrouw Alving. Vervaar lijke schaduwen werpt zij af, drukkend, wil zij nergens als b.v. een Hedda Gabler losraakt van den beganen grond, om ons in de ruimte der verbeelding te verzoenen met al wat is. We kunnen de rol in .vlakken" zien; elk vlak omvat een afgebakenden inhoud en nergens raakt de harde grenslijn van het ver standelijk inzicht onklaar. De tragiek van deze, wat te bepaaldelijk als moederrol" uitge speelde, demonstratie van een mensch in de ketenen van het lot, voel ik objectief, dat wil zeggen, ik blijf er gelaten onder als onder de mokerslagen van het noodlot in de antieke tragedie. De hopeloosheid van het persoonlijk verzet tegen het eeuwig llllllllllUIIIIIHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlnlIIII MIMI de spreuk op het titelblad: Nitimur in vetitumsempercuplmusquenegata, doet meer stoutigheden verwachten dan Ottsen ver telt. En grappig is hij slechts zelden. Hij is integendeel zeer zakelijk. Humor had hij heel weinig, zin voor het tragische evenmin; tenminste het komt in zijn journaal niet tot uiting. Wellicht eischen wij te veel van dezen eenvoudigen zeeman. Hij zal zijn zaken aan boord wel heel goed hebben gedaan en dat is ten slotte het beste wat men van zulk een man kan zeggen. En ten slotte wij mogen hem dankbaar zijn; want zonder zijn journaal zouden wij van dezen tocht al bitter weinig weten. Dat zou jammer zijn; want al is de tocht naar Zuid-Amerika ook niet van overgroot belang geweest, omdat hij ten slotte geheel is mislukt, het is toch wel merkwaardig van zulk een mis lukking, die een soort debacle zelfs was, te lezen. Want men stelt zich de voorou ders, die in het laatst der zestiende en het begin der zeventiende eeuw overal uitzwerm den, te dikwijls voor als meesters op alle wapenen, als helden, wlen alles gelukte, wat zij ondernamen. Wij weten wel beter; wij kennen de deplorabele tochten, die schat ten aan menschenlevens en aan stoflelijk goed kostten; wij weten, hoe duur de roem en ook de specerijen van Indië in dubbelen zin werdeu betaald. En zelfs de beste tochten, waarbij alles ten slotte meeliep, waren toch nooit geheel voorspoedig; er werd steeds veel verloren, aan menschen en aan goederen. Maar in breeden kring is dat minder be kend en daarom is het goed, dat een jour naal als dat van Ottsen nu in breederen kring bekend gaat worden. Ook, omdat wij juist in het ongeluk de eigenaardigheden de voortreffelijke eigenschappen van het Spoedig leverbaar verschillende typen A D L E R Automobielen. Beef reeds thans uwe orders. fiiiga GE. MIS Filiaal AMSTERDAM 26 Jacob Obrechtstraat. - Telefoon 2507 Z. gebod: de zonden der vaderen zullen be zocht worden aan de kinderen",'van den aan vang af beseffend, leggen wij ons bij deze onbe grijpelijk wreede natuurwet neer. Het doet er dan weinig meer toe of mevrouw Alving zich jegens haar geconfiskeerden zoon zus of zoo gedraagt, of zij een zekere mede plichtigheid aan de zonden" van diens specialen vader" belijdt, en alles, desnoods de, op dat moment nog gezonde, bloed verwante Regine, offeren wil, om het mogelQke te herstellen. Het vonnis voltrekt zich onherroepelijk, en de schamele barm hartigheid, waarmee de volstrekt gedupeerde vrouw en moeder het gif reikt om de schuld van de natuur te delgen, is, in ver houding tot het hopenlooze dat voorafgaat, en het onafwendbare, dat -wij in de toe komst weten, niet ingrijpend. De beteekenis van Helene Alving houdt met het afschuwelijk geval" slechts een indirect verband en daarom boeit mij dit vlak van de rol ook maar matig. Doch sterk, breed vooral, is het andere deel, de evolutie van de vrouwe-ziel in het stadium nu een dertig jaar geleden der bewustwording. Door niemand beter dan door Ibsen heb ben wij begrepen welk een bloedig proces, welk een revolutie, het was! Onder de offers, die daarbij gevallen zijn, neemt mevr. Alving een eereplaats in. En het is aan haar dat Ibsen ons met ijzige consequentie, maar tevens met de eerbiedigste liefde de over gang" heeft doen gevoelen, de schade, door de onmondige vrouw geleden in het uur der ontwaking. Mevrouw Alving dit maakt het werk zoo ernstig is alreeds een gevorderde op den weg der bewustwording. Voor haar geen ontdekkingen" als voor Nora. Een vrouw, die zich al op den eersten huwelijksdag rekenschap gaf en tot op zekere hoogte, tot moedig aanvaarden in staat bleek. In het harnas der conventies opgevoed, dorst, vermocht deze vrouw van goeden huize, in een afgezonderd vertrek van haar deftige woning, het drinkgelag van den cavalier, haar echtgenoot, te deelen hem, momenteel, te voldoen naar zijn aard. De roode gordijnen op het tooneel ge tuigden van dezen goeden wil. En toen de tegemoetkoming" vruchteloos bleek, want te verstandelijk overwogen en derhalve niet voorgeslacht meer leeren waardeeren. Hun koelbloedigheid, hun gemoedsrust, hun on verschrokkenheid, hun zelfvertrouwen, hun godsvertrouwen ook komen in tegenspoed duidelijker naar voren dan als alles in let terlijken en figuurlijken zin voor den wind gaat. Oitsen nu heeft zijn deel van den tegenwind wel gehad, |ook al in dubbelen zin. De expeditie, waartoe hij behoorde, was niet bijzonder fortuinlijk. Zij was uit gerust, niet door een der kleine compag-% nieën van verre, maar door een kleine com binatie van Amsterdamsche kooplieden, waarvan Laurens Bicker en Pieter Gerritsz. Ruytenburch de voornaamste waren. Zij rustte in 1598 een tweetal schepen uit, die niet zonder grootsch vertoon de Gouden en de Zilveren wereld wer den genoemd. Admiraal over de beide schepen werd de genoemde Laurens Bicker; hij voer op de Gouden wereld. Kapitein van de Zilveren wereld was Cornelis Hsndrinckz. Heemskerck, de broeder van den beroemden admiraal: schipper daarop was Hendrik Ottsen, de schrijver van ons journaal. De Gouden wereld was groot 1 80 last, dus voor dien tijd een groot schip : de Zilveren we reld mat niet meer dan 80 last en was dus niet veel meer dan een groot jacht. De uit rusting is ons vrij nauwkeurig bekend ; zij zal van beide schepen tusschen de f 118,000 en f 140,000 hebben beloopen.De bemanning telde ongeveer honderd koppen, meer dan in dergelijke gevallen gebruikelijk was. Zij bestond bijna geheel uit Neder landers. Wij teekenen aan, dat daaronder een aantal katholieken waren, die dan ook in Buenos Aires getrouw naar de mis gin gen. Op zichzelf is dat natuurlijk niet merk waardig, maar men stelt het zich wel eens voor, alsof alle ondernemende Nederlanders in staat Alvlng's roekelooze gretigheid te verzadigen, en een algeheele schipbreuk als vrouw Helene onvermijdelijk bedreigde, ook toen zag deze provinciale het grocte leven recht in de oogen en ging tot den vriend", die haar redder kon zijn. In dien vriend (dominee Manders) bedroog zij zich, hij bleek geen: mensch, slechts wandelend dogma. Geen vinger waagt hij haar toe te steken. En ook zichzelve over schatte zij. Want zij bleek niet ver genoeg gevorderd op den weg der innerlijke bevrij ding om dien eersten weerstand te over winnen en zich uit de vernedering op te richten naar het onvergankelijk liefde-ideaal, dat niet aan een dominee Manders gebonden is. Dit is het eigenlijke drama van mevrouw Al ving's leven. Daarna heeft de vrouw in haar afgedaan en zoekt zij in de moederliefde haar toevlucht. Echter ook deze moederlief de bleek belast. Hoe zwaar vertelt ons het verloop van Spoken". De binnenkant van het werk evenwel, datgene wat ons vooral belang inboezemt, zit vast aan dominee Manders, en komt met hem op het tooneel terug. Nog eenmaal, als werd herinnering levend, ont waakt in Helene de vrouw, en de wraak van deze vrouw, op den man, die, trots hun beider grijze haren, neg bezwaar maakt met haar te slapen onder n dak, is schoon als de gerechtigheid. Meer dan voor de moeder tegenover het noodlot, voelen wij voor de vrouw in haar laatsten tieren kamp tegen de diepste menschenschuld. Het is de liefde tot den mensch, tot het leven, die zich op Manders' argeloosheid" voor onze ooeen te pletter loopt. Dit lijkt mij het vlak, dat de vertolkster van deze zware rol relief had kunnen geven. De weemoed der onherstelbare herinnering. mét de levende ironie van het oogenblik, die zich als wapen van den, uit liefde ge boren haat, tegen Manders keert. Mevrouw Holtrop heeft niet : het monu mentale, wij verwachtten van ihaar, die in Een boete" van de klein-burgerlijke moe der" zulk een innig beeld maakte, uiteraard beperking, de legendarische moedersmart binnen de grenzen van het leed eener be proefde moeder" teruggebracht. Maar het heeft mij teleurgesteld dat zij, die fijnheid kan geven in ironie en bovendien zoo wel overwogen en beheerscht een repliek weet Houten Cebou wen, Laniuisjes enz, PADOX Parkstr. 87 - Den Haag Teekeningen op aanvrage van die dagen Calvinisten waren. Uiterlijk had het wel eens den schijn; pok deze katholieken moesten op straffe van tien stuivers boete 's avonds en 's morgens aan boord de bfjbellezingbijwonen;voordietoch voor een matroos niet zoo geringe straf was het oude voor de mast van zijn quartier geleerst te worden" in de plaats gekomen. Het doel van de reis was om met Godes hulp nae Guinea ende van daer na Rio da Plata" te zeilen. Men wilde deze rivier opvaren en daar de meegebrachte koop waren van de hand doen. Lukte dat daar 'niet, dan zou men het elders probeeren. Een gewone koopvaart dus, die evenwel gemakkelijk in een, kaapvaart zou kunnen veranderen. Want de gewesten, waarheen men den steven wendde, behoorden aan den koning van Spanje, ook Brazilië, sedert Philips II in 1580. Portugal en daarmede de Portugeesche koloniën had veroverd. Men ging dus handel drijven in vijandelijk land. Dat deden nu wel heel wat Hollanders in die dagen en dat werd door de Spaansche autoriteiten ook wel oogluikend toe gestaan. Maar het was tegen de Spaansche wet en er was dus altijd een zeer groot risico aan verbonden. En bovendien, ook de onzen beschouwden dezen handel met bijzonder loog; zij bezweken maar al te dikwijls voor de verleiding om gemakkelijk buit te maken; zoo werd de Hollandsche koopman en schipper licht een kaapvaarder, zelfs een zeeroover. Vandaar dan ook, dat de ontvangst der Hollanders in de Spaansche koloniën niet stfeds zeer hoffelijk en gastvrij was. Dat hebben de Gouden en de Zilveren wereld ten volle ondervonden. Het ongeluk wilde al dadelijk, dat beide schepen van elkander af raakten bij het eiland Annabon: zij hebben elkander niet weer gevonden en moesten dus op eigen gelegenheid verder. Beide hebben hetallerongelukkigst getroffen. Het eerst kwam Laurens Bicker met de Gouden wereld bij Sao Vicente op de kust van Brazilië. Daar kregen de Hollanders van den SpaanschPortugeeschen landyoogd verlof om aan land te gaan: omgekeerd ontving Bicker de Portugeezen gastvrij op zijn schip. Daarvan maakten deze evenwel gebruik om de argelooze Hollanders te overvallen en gevangen te nemen. Schip en lading werden in beslag genomen: Bicker werd naar de Allerheiligenbaal opgezonden, maar onderweg door de vloot van Pieter van der Does opgepikt. Zoo kwam hij al spoedig in het vaderland terug, welk voorrecht de meeste van zijn tochtgenooten niet moch ten smaken. Men begrijpt, wat er onder zulke omstandigheden van de bemanning terecht komt. Dat blijkt ook uit de lotgevallen van Heemskerck. De Zilveren wereld kwam ten minste aan haar doel aan, de Rio de la Plata. Maar dat was letterlijk ook het eenige voordeel, dat zij had boven haar gouden zuster. Ook te Buenos Aires werden de Hollanders door verraad gevangen genomen; ternauwernood werd het schip door Ottsen gered. Hard werd de bemanning daar niet be handeld, maar zij moest aan den wal blijven. Sommige Hollanders hebben toen gewoon van den nood een deugd gemaakt en hebben zich definitief in Buenos Aires gevestigd; men vond ze daar nog na jaren. Eenander deel der bemanning gelukte het na eenigen tijd naar patria terug te keeren. Maar als Nederl. Munt Hollands moest gewilde Sigaar te plaatsen, in het andere deel van haar rol niet vermocht te stijgen tot het smar telijk sarcasme, waarvan dit deel van de rol doortrokken is. Een sarcasme, dat zoo wel den droeven heYder" als haar zei re, de bedrogen confirmante geldt. Het is de Ibsen-af rekening tusschen twee menschen,die den inzet van eengeheel leven verloren lieten gaan, hij, door de liefde te verloochenen in het uur dat zij tot hem kwam, zij, door zich op zijn stompzinnig inzicht te verlaten en zich gewonnen te geven aan een lichtloozen plicht. Wanneer mevrouw Holtrop in deze activiteit het zwaartepunt van haar rol wilde zoeken, zou, geloof ik, haar talent zich breeder ontplooien dan wanneer zij blijft aanspelen op de verbijsterende, doch tevens lijdelijke, en ophettooneel gauw uitgeputte, moederlijke aandoeningen. Je bent en je blijft een kind, Manders." Ook dat vernemen wij uit den mond van mevrouw Alving, het houdt een bittere be schuldiging in. Maar moet nu de vertolker van die predikant's rol een prototype, ook hij l deze onmondigheid alreeds door zijn uiterlijk optreden bevestigen? Zou het niet veeleer diens streven zijn zich niet te ver raden? Een taak, waarbij het overwicht van zijn ambt hem helpt ? Wij moeten aanne men, dat Helene Alving in haar jonge jaren voor dezen man, voor den waardevollen schijn, dien hij, in tegenstelling met haar echtgenoot, ophield, een schijn, waarachter zij toenmaals het ware wezen nog niet vermocht te onder- scheiden iets als liefde heeft ge voeld. Eenigermate <*ortuur" moet hij dus geweest zQn. Van Dalsum ging tegen deze opvatting lijnrecht in. Hq gaf het kinderlijke onverbloemd, en het werd: kinderachtig. Het bedriegelijk aplomb, dat aan gemeen plaatsen op het gebied der moraal immers nog een kort relief van ernst en degelijkheid verleent, onthield hij aan de rol. Het was voor ons gevoelen uitgesloten, dat een vrouw van den aanleg van Helene Alving ooit haar lot zou hebben gelegd in de hulpelooze handen van dezen van-binnen en van-buiten gevaarlijk onnoozelen hals. De eenvoud, waardoor zich van Dalsum als hulppredikerin.St.Jansvuur" onderscheidde, bleek voor dezen grooten Ibsen-predikant funest. Voldoening heeft mfi Eerens gegeven als de admiraal Jacob van Heemskerk 27 Febr. 1607 zijn testament maakt hu ging toen uit op zijn glorievollen tocht'naar Gibraltar weet hij nog niet, waar zij n broeder Cornelis zich ter wereld bevindt. Eerst in 1615 treffen wij dezen weer in Amsterdam. Zijn schipper Ottsen was gelukkiger: met een klein deel der matrozen was het hem gelukt met de Zilveren wereld na allerlei ziekte en ellende naar de Allerheiligenbaai te ontkomen. Daar werd hij wel gevangen genomen, maar hij kreeg toch spoedig verlof om te vertrekken; als een der weinig overlevenden van de Zilveren wereld was hij in Februari 1601 weer in Holland terug. Wel mocht hij met vrome berusting in zijn journaal schrijven: het scheen een plaghe te wesen van Godt den Heere, den' welcken bekent is tot wat etjnde Hij gebenedijt sulcx liet geschieden". Dat belangwekkende reisverhaal is door den heer J. W. Ijzerman, den uitnemenden kenner van onze oude voyagien", met een inleiding, aanteekeningen, bijlagen en regis ters uitgegeven, dus op de wetenschappe lijke wijze, waardoor het goed gebruik van zulke oude geschriften eerst moge lijk wordt, Het klinkt misschien ondank baar, maar wij zijn niettemin van mee ning, dat de heer Ijzerman wat te veel geeft van het goede. Wij hebben de zeer uitvoe rige inleiding, waarin heel wat historisch materiaal is verwerkt, met groote belang stelling gelezen, maar wij hebben ons toch meer dan eens de vraag gesteld, wat de breede historische beschrijving van ZuidAmerika in de zestiende eeuw eigenllk te maken heeft met het journaal van Ottsen. Het gaat hier veelal over gebeurtenissen en toestanden, waarmede onze Hollandsche schipper in geen enkele betrekking heeft ges'aan. Met een kort overzicht van land en volk van Zuid-Amerika omstreeks 1600 had stellig kunnen wordeu volstaan. Als men ziet, dat het Journaal 80 bladzijden druks beslaat, de inleiding 145, de bijlagen enz. 170; dan krijgt men wel den indruk, dat de arme Ottsen nog zelfs na drie eeuwen wat in de verdrukking is geraakt. Maar wij herhalen: het is overvloed van het goede, Toch ook; van het goede kan men te veel genieten. H. BRUGMANS Inhoud van de April-Tijdschriften Vragen des Tyds: M. W. F. Treub, Vrije bedrijfsorganisatie onder staatstoezicht. Dr. G, W. Kernkamp, De tragedie der historie. Dr. W. Jonkers, Muziek bij gymnasiaal en middelbaar onderwijs. J. Schellens, De gepensioneerden in den noodtijd. De Gids: Maskerade, doorJo van!Ammers KüIer II. Angraccum, door K. C. W. Verzen door Laurens van den Waals. Zijn bloem, door H. Laman Trip-de Beaufort, Bredfro's leven en liefden en de weg door zijn liedboek, door dr. J, A. N. Knuttel. De tweede volksraadzitting, door H. J. Kiewiet de Jong. Nederland tusschen de mogend heden, door dr. P. Geyl. Hamlet, door Arthur van Schendel. Oud in nieuw, door dr. Ch. M. van Deventer, prof. dr. F. M. Jaeger, Elementen en atomen, eens en thans. Het Tooneel, door J. de Meester. Buitenlandseh Overzicht. Bibliographie. Onze Eeuw: Fragment uit Banden," door Carla van Lidth de Jeude. Traditie, rati onalisme en individualisme, (Argumentatie in de 17de eeuw), door dr. H. A. Enno van Gelder. De Italiaansche AmbachtsComedie," door Maurits Wagenvoort, Verzen, door Joannes Reddingius. Tooneelkroniek, door Jo van Ammers-Küller. Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen (XI. Moeilijkheden en gevaren), door mr. J. C. van Oven. Leestafel. Oswald in het eerste bedrijf. Daarna vulde hij het tooneel niet meer, en in de ge weldige smart-uitbarsting bleef de toon zoo koud, of alle contact verbroken was. Maar in het eerste bedrijf, in aanleg, was hij levend, liet de slooping voorvoelen; en ook aan het slot vond hij het treffend accent voor den waanzin. Hoe weinig streven naar den grooten stijl, hoe weinig eenheid er in de opvatting van deze vertooning was, bleek uit de op-zichzelf met précieus overleg getypeerden Engstrand'' van Van Warmelo, die echter geheel thuis behoorde in het naturalisme. Terwijl Mien Duymaer van Twist met slechts enkele grove'trekken de figuur van Regine aangaf, zonder ons te doen beseffen dat dit mengsel van vulgariteit en hoovaardigheid, leefkracht en berekening, in dit werk de jonge gene ratie vertegenwoordigt, de bewuste vrouw in haar beangstigend exces. Machtig, een afgestemd geheel was de vertooning dan ook niet, we behoeven maar aan de vertooningen van het Lessingtheater te herinneren om het verschil in gehalte te erkennen. Nochtans was er in de onderdeelen hier en daar boeiend samenspel en blijft deze harde rekensom, waarvoor de dichter in Ibsen op «Je vlucht sloeg, een immer belangwekkende studie. Top N A E F F IIIIIIMIMIIItlllllllliniHHIIIIIlflIII llllinill[IMI3IIIIlIlllllllllllllllll1lllllll 005TER5EEK MEU&ILEERIWEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl