Historisch Archief 1877-1940
19 April. '19. No. 2182
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BELGIË'S BESCHOUWINGEN
NOORD
BRABANT
DUISBURG
ANTWERPE
uncher^DUSSELDORF
*_ -Gladbach
Maaaseg
Maastri
BRUSSEL
Ontworpen kandien.
Te vergrooten kanaal.
Bestaande waterioopen.
Aan- Ie leggen spoorweg.
Bestaande spoorweg.
Grens van Gelderland dopr Pruisen aan België ontnomen in 1713.
Grondgebieden door Pruisen aan België ontnomen in 1815-1816.
Grondgebieden ontnomen of geweigerd aan België in 1839.
Het huidige België.
Inhoudende lijn der grondgebieden, bevaarbare wateren.»spoorwegen noodzakelijk zijnde aan België.
WfJ laten hierbfj het aanplakbiljet reproduceeren, dat vanwege het Belgische ComitévanlNationalelPolltiek daarlte lande alom
is verspreid geworden. Het is onnoodig op de vele onjuiste en tendentieuze voorstellingen terug ie komen, die daarop Begeven
w«rden. Waarschtjnlijklweet de Belgische regeering zich thans, los daarvan, met de onze te verstaan waar het de redelijke
erkenning van Belgische economische belangen geldt. Onzes inziens is 't niet moeilijk, elkander daarover te verstaan.
Verandering van grondgebied tusschen Nederland en België behoort niet eens meer ter sprake te komen. Naar het Belgische
comiteit in een nader communiquéheeft verklaard, moet de toelichtende tekst van het affiche ook zoo worden verstaan, dat
daarin gén peremptoire territoriale eischen worden gesteld. Des te beter.
Journaelvan de reis naar Zuid-Amerika
(1598-1601), door HENDRIK OTTSEN,
met inleiding en bijlagen, uitgegeven
door J. W. Ijzerman. Met 3 kaarten
en 5 platen. 's-Gravenhage, Martinus
Nijhoff, 1918. Werken uitgepeven door
de Llnschoten-vereeniging XVI. 8°.
De loffelijke Linschoten-vereeniging zond
opnieuw een herdruk van een van onze
oude reisverhalen. Dezen keer is dat van
Hendrik Ottsen aan de beurt, die in het
laatst der zestiende eeuw Zuid-Amerika
bezocht en daar van allerlei beleefde. Daar
mede worden misschien bq den lezer ver
wachtingen opgewekt, die niet geheel in
vervulling gaan. Want wel beleefde Ottsen
allerlei, maar romant sch of belangrijk uit
een zakelijk of menschelijk oogpunt is zijn
reisjournal toch niet geworden. Het is de
nauwkeurige registratie van veel tegenspoed
en veel misère, meer niet, geen spannend
verhaal van gewichtige voorvallen. Ook over
land en volk van Zuid-A merika weet Ottsen
niet zoo heel veel belangrijks te vertellen;
trouwens veel meer heeft hij er niet van
kunnen zien dan van uit een gevangenis
viel waar te nemen. Ook was hij geen bij
zonder verteller, wat die oude zeelui toch
bij gelegenheid wel degelijk kunnen zijn.
In dat opzicht wekt het titelblad bepaald te
groote verwachtingen op. De Indiaan, rij
dende op een monstrueus gordeldier in een
Oostersch landschap, doet heel grappig. Ook
K. V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL
Spoken, door Hendrik Ibsen.
Het monumentale... In het geheele
Ibsenrepertoire vinden we geen figuur van zulke
afmetingen als: mevrouw Alving. Vervaar
lijke schaduwen werpt zij af, drukkend,
wil zij nergens als b.v. een Hedda Gabler
losraakt van den beganen grond, om ons
in de ruimte der verbeelding te verzoenen
met al wat is.
We kunnen de rol in .vlakken" zien; elk
vlak omvat een afgebakenden inhoud en
nergens raakt de harde grenslijn van het ver
standelijk inzicht onklaar. De tragiek van deze,
wat te bepaaldelijk als moederrol" uitge
speelde, demonstratie van een mensch in
de ketenen van het lot, voel ik objectief,
dat wil zeggen, ik blijf er gelaten onder
als onder de mokerslagen van het noodlot
in de antieke tragedie. De hopeloosheid
van het persoonlijk verzet tegen het eeuwig
llllllllllUIIIIIHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlnlIIII MIMI
de spreuk op het titelblad: Nitimur in
vetitumsempercuplmusquenegata, doet meer
stoutigheden verwachten dan Ottsen ver
telt. En grappig is hij slechts zelden. Hij is
integendeel zeer zakelijk. Humor had hij
heel weinig, zin voor het tragische evenmin;
tenminste het komt in zijn journaal niet tot
uiting.
Wellicht eischen wij te veel van dezen
eenvoudigen zeeman. Hij zal zijn zaken aan
boord wel heel goed hebben gedaan en dat
is ten slotte het beste wat men van zulk
een man kan zeggen. En ten slotte wij
mogen hem dankbaar zijn; want zonder
zijn journaal zouden wij van dezen tocht
al bitter weinig weten. Dat zou jammer
zijn; want al is de tocht naar Zuid-Amerika
ook niet van overgroot belang geweest,
omdat hij ten slotte geheel is mislukt, het
is toch wel merkwaardig van zulk een mis
lukking, die een soort debacle zelfs was,
te lezen. Want men stelt zich de voorou
ders, die in het laatst der zestiende en het
begin der zeventiende eeuw overal uitzwerm
den, te dikwijls voor als meesters op alle
wapenen, als helden, wlen alles gelukte,
wat zij ondernamen. Wij weten wel beter;
wij kennen de deplorabele tochten, die schat
ten aan menschenlevens en aan stoflelijk
goed kostten; wij weten, hoe duur de roem
en ook de specerijen van Indië in dubbelen
zin werdeu betaald. En zelfs de beste tochten,
waarbij alles ten slotte meeliep, waren toch
nooit geheel voorspoedig; er werd steeds
veel verloren, aan menschen en aan goederen.
Maar in breeden kring is dat minder be
kend en daarom is het goed, dat een jour
naal als dat van Ottsen nu in breederen
kring bekend gaat worden. Ook, omdat wij
juist in het ongeluk de eigenaardigheden
de voortreffelijke eigenschappen van het
Spoedig leverbaar verschillende
typen A D L E R Automobielen.
Beef reeds thans uwe orders.
fiiiga GE. MIS
Filiaal AMSTERDAM
26 Jacob Obrechtstraat. - Telefoon 2507 Z.
gebod: de zonden der vaderen zullen be
zocht worden aan de kinderen",'van den aan
vang af beseffend, leggen wij ons bij deze onbe
grijpelijk wreede natuurwet neer. Het doet er
dan weinig meer toe of mevrouw Alving
zich jegens haar geconfiskeerden zoon zus
of zoo gedraagt, of zij een zekere mede
plichtigheid aan de zonden" van diens
specialen vader" belijdt, en alles, desnoods
de, op dat moment nog gezonde, bloed
verwante Regine, offeren wil, om het
mogelQke te herstellen. Het vonnis voltrekt
zich onherroepelijk, en de schamele barm
hartigheid, waarmee de volstrekt gedupeerde
vrouw en moeder het gif reikt om de
schuld van de natuur te delgen, is, in ver
houding tot het hopenlooze dat voorafgaat,
en het onafwendbare, dat -wij in de toe
komst weten, niet ingrijpend.
De beteekenis van Helene Alving houdt
met het afschuwelijk geval" slechts een
indirect verband en daarom boeit mij dit vlak
van de rol ook maar matig. Doch sterk, breed
vooral, is het andere deel, de evolutie van de
vrouwe-ziel in het stadium nu een dertig
jaar geleden der bewustwording.
Door niemand beter dan door Ibsen heb
ben wij begrepen welk een bloedig proces,
welk een revolutie, het was! Onder de
offers, die daarbij gevallen zijn, neemt mevr.
Alving een eereplaats in. En het is aan haar
dat Ibsen ons met ijzige consequentie, maar
tevens met de eerbiedigste liefde de over
gang" heeft doen gevoelen, de schade, door
de onmondige vrouw geleden in het uur
der ontwaking.
Mevrouw Alving dit maakt het werk
zoo ernstig is alreeds een gevorderde
op den weg der bewustwording. Voor
haar geen ontdekkingen" als voor Nora.
Een vrouw, die zich al op den eersten
huwelijksdag rekenschap gaf en tot op
zekere hoogte, tot moedig aanvaarden in
staat bleek. In het harnas der conventies
opgevoed, dorst, vermocht deze vrouw van
goeden huize, in een afgezonderd vertrek
van haar deftige woning, het drinkgelag
van den cavalier, haar echtgenoot, te deelen
hem, momenteel, te voldoen naar zijn aard.
De roode gordijnen op het tooneel ge
tuigden van dezen goeden wil. En toen de
tegemoetkoming" vruchteloos bleek, want
te verstandelijk overwogen en derhalve niet
voorgeslacht meer leeren waardeeren. Hun
koelbloedigheid, hun gemoedsrust, hun on
verschrokkenheid, hun zelfvertrouwen, hun
godsvertrouwen ook komen in tegenspoed
duidelijker naar voren dan als alles in let
terlijken en figuurlijken zin voor den wind
gaat. Oitsen nu heeft zijn deel van den
tegenwind wel gehad, |ook al in dubbelen
zin. De expeditie, waartoe hij behoorde,
was niet bijzonder fortuinlijk. Zij was uit
gerust, niet door een der kleine compag-%
nieën van verre, maar door een kleine com
binatie van Amsterdamsche kooplieden,
waarvan Laurens Bicker en Pieter
Gerritsz. Ruytenburch de voornaamste waren.
Zij rustte in 1598 een tweetal schepen
uit, die niet zonder grootsch vertoon
de Gouden en de Zilveren wereld wer
den genoemd. Admiraal over de beide
schepen werd de genoemde Laurens Bicker;
hij voer op de Gouden wereld. Kapitein van
de Zilveren wereld was Cornelis Hsndrinckz.
Heemskerck, de broeder van den beroemden
admiraal: schipper daarop was Hendrik
Ottsen, de schrijver van ons journaal. De
Gouden wereld was groot 1 80 last, dus voor
dien tijd een groot schip : de Zilveren we
reld mat niet meer dan 80 last en was dus
niet veel meer dan een groot jacht. De uit
rusting is ons vrij nauwkeurig bekend ;
zij zal van beide schepen tusschen de
f 118,000 en f 140,000 hebben beloopen.De
bemanning telde ongeveer honderd koppen,
meer dan in dergelijke gevallen gebruikelijk
was. Zij bestond bijna geheel uit Neder
landers. Wij teekenen aan, dat daaronder
een aantal katholieken waren, die dan ook
in Buenos Aires getrouw naar de mis gin
gen. Op zichzelf is dat natuurlijk niet merk
waardig, maar men stelt het zich wel eens
voor, alsof alle ondernemende Nederlanders
in staat Alvlng's roekelooze gretigheid te
verzadigen, en een algeheele schipbreuk
als vrouw Helene onvermijdelijk bedreigde,
ook toen zag deze provinciale het grocte
leven recht in de oogen en ging tot den
vriend", die haar redder kon zijn.
In dien vriend (dominee Manders) bedroog
zij zich, hij bleek geen: mensch, slechts
wandelend dogma. Geen vinger waagt hij
haar toe te steken. En ook zichzelve over
schatte zij. Want zij bleek niet ver genoeg
gevorderd op den weg der innerlijke bevrij
ding om dien eersten weerstand te over
winnen en zich uit de vernedering op te
richten naar het onvergankelijk liefde-ideaal,
dat niet aan een dominee Manders gebonden is.
Dit is het eigenlijke drama van mevrouw
Al ving's leven. Daarna heeft de vrouw in haar
afgedaan en zoekt zij in de moederliefde haar
toevlucht. Echter ook deze moederlief de bleek
belast. Hoe zwaar vertelt ons het verloop
van Spoken". De binnenkant van het werk
evenwel, datgene wat ons vooral belang
inboezemt, zit vast aan dominee Manders, en
komt met hem op het tooneel terug. Nog
eenmaal, als werd herinnering levend, ont
waakt in Helene de vrouw, en de wraak
van deze vrouw, op den man, die, trots
hun beider grijze haren, neg bezwaar maakt
met haar te slapen onder n dak, is schoon
als de gerechtigheid. Meer dan voor de
moeder tegenover het noodlot, voelen wij
voor de vrouw in haar laatsten tieren kamp
tegen de diepste menschenschuld. Het is
de liefde tot den mensch, tot het leven, die
zich op Manders' argeloosheid" voor onze
ooeen te pletter loopt.
Dit lijkt mij het vlak, dat de vertolkster
van deze zware rol relief had kunnen geven.
De weemoed der onherstelbare herinnering.
mét de levende ironie van het oogenblik,
die zich als wapen van den, uit liefde ge
boren haat, tegen Manders keert.
Mevrouw Holtrop heeft niet : het monu
mentale, wij verwachtten van ihaar, die in
Een boete" van de klein-burgerlijke moe
der" zulk een innig beeld maakte, uiteraard
beperking, de legendarische moedersmart
binnen de grenzen van het leed eener be
proefde moeder" teruggebracht. Maar het
heeft mij teleurgesteld dat zij, die fijnheid
kan geven in ironie en bovendien zoo wel
overwogen en beheerscht een repliek weet
Houten Cebou wen, Laniuisjes enz,
PADOX
Parkstr. 87 - Den Haag
Teekeningen op aanvrage
van die dagen Calvinisten waren. Uiterlijk
had het wel eens den schijn; pok deze
katholieken moesten op straffe van tien
stuivers boete 's avonds en 's morgens aan
boord de bfjbellezingbijwonen;voordietoch
voor een matroos niet zoo geringe straf
was het oude voor de mast van zijn
quartier geleerst te worden" in de plaats
gekomen.
Het doel van de reis was om met Godes
hulp nae Guinea ende van daer na Rio da
Plata" te zeilen. Men wilde deze rivier
opvaren en daar de meegebrachte koop
waren van de hand doen. Lukte dat daar
'niet, dan zou men het elders probeeren.
Een gewone koopvaart dus, die evenwel
gemakkelijk in een, kaapvaart zou kunnen
veranderen. Want de gewesten, waarheen
men den steven wendde, behoorden aan
den koning van Spanje, ook Brazilië, sedert
Philips II in 1580. Portugal en daarmede
de Portugeesche koloniën had veroverd.
Men ging dus handel drijven in vijandelijk
land. Dat deden nu wel heel wat Hollanders
in die dagen en dat werd door de
Spaansche autoriteiten ook wel oogluikend toe
gestaan. Maar het was tegen de Spaansche
wet en er was dus altijd een zeer groot
risico aan verbonden. En bovendien, ook
de onzen beschouwden dezen handel met
bijzonder loog; zij bezweken maar al te
dikwijls voor de verleiding om gemakkelijk
buit te maken; zoo werd de Hollandsche
koopman en schipper licht een kaapvaarder,
zelfs een zeeroover.
Vandaar dan ook, dat de ontvangst der
Hollanders in de Spaansche koloniën niet
stfeds zeer hoffelijk en gastvrij was. Dat
hebben de Gouden en de Zilveren wereld
ten volle ondervonden. Het ongeluk
wilde al dadelijk, dat beide schepen
van elkander af raakten bij het eiland
Annabon: zij hebben elkander niet weer
gevonden en moesten dus op eigen
gelegenheid verder. Beide hebben
hetallerongelukkigst getroffen. Het eerst kwam
Laurens Bicker met de Gouden wereld bij
Sao Vicente op de kust van Brazilië. Daar
kregen de Hollanders van den
SpaanschPortugeeschen landyoogd verlof om aan
land te gaan: omgekeerd ontving Bicker
de Portugeezen gastvrij op zijn schip.
Daarvan maakten deze evenwel gebruik
om de argelooze Hollanders te overvallen
en gevangen te nemen. Schip en lading
werden in beslag genomen: Bicker werd
naar de Allerheiligenbaal opgezonden, maar
onderweg door de vloot van Pieter van der
Does opgepikt. Zoo kwam hij al spoedig in
het vaderland terug, welk voorrecht de
meeste van zijn tochtgenooten niet moch
ten smaken. Men begrijpt, wat er onder
zulke omstandigheden van de bemanning
terecht komt.
Dat blijkt ook uit de lotgevallen van
Heemskerck. De Zilveren wereld kwam ten
minste aan haar doel aan, de Rio de la
Plata. Maar dat was letterlijk ook het eenige
voordeel, dat zij had boven haar gouden
zuster. Ook te Buenos Aires werden de
Hollanders door verraad gevangen genomen;
ternauwernood werd het schip door Ottsen
gered. Hard werd de bemanning daar niet be
handeld, maar zij moest aan den wal blijven.
Sommige Hollanders hebben toen gewoon van
den nood een deugd gemaakt en hebben
zich definitief in Buenos Aires gevestigd;
men vond ze daar nog na jaren. Eenander
deel der bemanning gelukte het na eenigen
tijd naar patria terug te keeren. Maar als
Nederl. Munt
Hollands moest gewilde Sigaar
te plaatsen, in het andere deel van haar
rol niet vermocht te stijgen tot het smar
telijk sarcasme, waarvan dit deel van de
rol doortrokken is. Een sarcasme, dat zoo
wel den droeven heYder" als haar zei re,
de bedrogen confirmante geldt. Het is de
Ibsen-af rekening tusschen twee menschen,die
den inzet van eengeheel leven verloren lieten
gaan, hij, door de liefde te verloochenen in het
uur dat zij tot hem kwam, zij, door zich
op zijn stompzinnig inzicht te verlaten en
zich gewonnen te geven aan een lichtloozen
plicht. Wanneer mevrouw Holtrop in deze
activiteit het zwaartepunt van haar rol wilde
zoeken, zou, geloof ik, haar talent zich
breeder ontplooien dan wanneer zij blijft
aanspelen op de verbijsterende, doch tevens
lijdelijke, en ophettooneel gauw uitgeputte,
moederlijke aandoeningen.
Je bent en je blijft een kind, Manders."
Ook dat vernemen wij uit den mond van
mevrouw Alving, het houdt een bittere be
schuldiging in. Maar moet nu de vertolker
van die predikant's rol een prototype, ook
hij l deze onmondigheid alreeds door zijn
uiterlijk optreden bevestigen? Zou het niet
veeleer diens streven zijn zich niet te ver
raden? Een taak, waarbij het overwicht van
zijn ambt hem helpt ? Wij moeten aanne
men, dat Helene Alving in haar jonge jaren
voor dezen man, voor den waardevollen schijn,
dien hij, in tegenstelling met haar echtgenoot,
ophield, een schijn, waarachter zij
toenmaals het ware wezen nog niet vermocht te
onder- scheiden iets als liefde heeft ge
voeld. Eenigermate <*ortuur" moet hij dus
geweest zQn. Van Dalsum ging tegen deze
opvatting lijnrecht in. Hq gaf het kinderlijke
onverbloemd, en het werd: kinderachtig.
Het bedriegelijk aplomb, dat aan gemeen
plaatsen op het gebied der moraal immers
nog een kort relief van ernst en degelijkheid
verleent, onthield hij aan de rol. Het was
voor ons gevoelen uitgesloten, dat een
vrouw van den aanleg van Helene Alving
ooit haar lot zou hebben gelegd in de
hulpelooze handen van dezen van-binnen en
van-buiten gevaarlijk onnoozelen hals. De
eenvoud, waardoor zich van Dalsum als
hulppredikerin.St.Jansvuur" onderscheidde,
bleek voor dezen grooten Ibsen-predikant
funest.
Voldoening heeft mfi Eerens gegeven als
de admiraal Jacob van Heemskerk 27 Febr.
1607 zijn testament maakt hu ging toen
uit op zijn glorievollen tocht'naar Gibraltar
weet hij nog niet, waar zij n broeder Cornelis
zich ter wereld bevindt. Eerst in 1615 treffen
wij dezen weer in Amsterdam. Zijn schipper
Ottsen was gelukkiger: met een klein deel
der matrozen was het hem gelukt met de
Zilveren wereld na allerlei ziekte en ellende
naar de Allerheiligenbaai te ontkomen. Daar
werd hij wel gevangen genomen, maar hij
kreeg toch spoedig verlof om te vertrekken;
als een der weinig overlevenden van de
Zilveren wereld was hij in Februari 1601
weer in Holland terug. Wel mocht hij met
vrome berusting in zijn journaal schrijven:
het scheen een plaghe te wesen van Godt
den Heere, den' welcken bekent is tot wat
etjnde Hij gebenedijt sulcx liet geschieden".
Dat belangwekkende reisverhaal is door
den heer J. W. Ijzerman, den uitnemenden
kenner van onze oude voyagien", met een
inleiding, aanteekeningen, bijlagen en regis
ters uitgegeven, dus op de wetenschappe
lijke wijze, waardoor het goed gebruik
van zulke oude geschriften eerst moge
lijk wordt, Het klinkt misschien ondank
baar, maar wij zijn niettemin van mee
ning, dat de heer Ijzerman wat te veel geeft
van het goede. Wij hebben de zeer uitvoe
rige inleiding, waarin heel wat historisch
materiaal is verwerkt, met groote belang
stelling gelezen, maar wij hebben ons toch
meer dan eens de vraag gesteld, wat de
breede historische beschrijving van
ZuidAmerika in de zestiende eeuw eigenllk te
maken heeft met het journaal van Ottsen.
Het gaat hier veelal over gebeurtenissen
en toestanden, waarmede onze Hollandsche
schipper in geen enkele betrekking heeft
ges'aan. Met een kort overzicht van land
en volk van Zuid-Amerika omstreeks 1600
had stellig kunnen wordeu volstaan. Als
men ziet, dat het Journaal 80 bladzijden
druks beslaat, de inleiding 145, de bijlagen
enz. 170; dan krijgt men wel den indruk,
dat de arme Ottsen nog zelfs na drie eeuwen
wat in de verdrukking is geraakt. Maar wij
herhalen: het is overvloed van het goede,
Toch ook; van het goede kan men te veel
genieten.
H. BRUGMANS
Inhoud van de April-Tijdschriften
Vragen des Tyds: M. W. F. Treub, Vrije
bedrijfsorganisatie onder staatstoezicht.
Dr. G, W. Kernkamp, De tragedie der
historie. Dr. W. Jonkers, Muziek bij
gymnasiaal en middelbaar onderwijs.
J. Schellens, De gepensioneerden in den
noodtijd.
De Gids: Maskerade, doorJo van!Ammers
KüIer II. Angraccum, door K. C. W.
Verzen door Laurens van den Waals.
Zijn bloem, door H. Laman Trip-de Beaufort,
Bredfro's leven en liefden en de weg door
zijn liedboek, door dr. J, A. N. Knuttel.
De tweede volksraadzitting, door H. J. Kiewiet
de Jong. Nederland tusschen de mogend
heden, door dr. P. Geyl. Hamlet, door
Arthur van Schendel. Oud in nieuw,
door dr. Ch. M. van Deventer, prof. dr. F.
M. Jaeger, Elementen en atomen, eens en
thans. Het Tooneel, door J. de Meester.
Buitenlandseh Overzicht. Bibliographie.
Onze Eeuw: Fragment uit Banden," door
Carla van Lidth de Jeude. Traditie, rati
onalisme en individualisme, (Argumentatie
in de 17de eeuw), door dr. H. A. Enno van
Gelder. De Italiaansche
AmbachtsComedie," door Maurits Wagenvoort,
Verzen, door Joannes Reddingius.
Tooneelkroniek, door Jo van Ammers-Küller.
Aanteekeningen op de wereldgebeurtenissen
(XI. Moeilijkheden en gevaren), door mr.
J. C. van Oven. Leestafel.
Oswald in het eerste bedrijf. Daarna vulde
hij het tooneel niet meer, en in de ge
weldige smart-uitbarsting bleef de toon zoo
koud, of alle contact verbroken was. Maar
in het eerste bedrijf, in aanleg, was hij
levend, liet de slooping voorvoelen; en ook
aan het slot vond hij het treffend accent
voor den waanzin.
Hoe weinig streven naar den grooten stijl,
hoe weinig eenheid er in de opvatting van
deze vertooning was, bleek uit de
op-zichzelf met précieus overleg getypeerden
Engstrand'' van Van Warmelo, die echter geheel
thuis behoorde in het naturalisme. Terwijl
Mien Duymaer van Twist met slechts enkele
grove'trekken de figuur van Regine aangaf,
zonder ons te doen beseffen dat dit mengsel
van vulgariteit en hoovaardigheid, leefkracht
en berekening, in dit werk de jonge gene
ratie vertegenwoordigt, de bewuste vrouw
in haar beangstigend exces.
Machtig, een afgestemd geheel was de
vertooning dan ook niet, we behoeven
maar aan de vertooningen van het
Lessingtheater te herinneren om het verschil in
gehalte te erkennen. Nochtans was er in de
onderdeelen hier en daar boeiend samenspel
en blijft deze harde rekensom, waarvoor
de dichter in Ibsen op «Je vlucht sloeg, een
immer belangwekkende studie.
Top N A E F F
IIIIIIMIMIIItlllllllliniHHIIIIIlflIII llllinill[IMI3IIIIlIlllllllllllllllll1lllllll
005TER5EEK
MEU&ILEERIWEN