De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 19 april pagina 8

19 april 1919 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 April. 19. No. 2182 .Fransche Kunst" VII (Bibliotheek van Fransche letterkunde enz. onder redactie van Dr. P. Valkhoff). Mr. C. P. VAN ROSSEM, Het moderne Fransche tooneel. Leiden, Sfjthoff, 1918, 129 blz. Het Fransche tooneel is niet in verval, al schijnt dat anders. Leest de Fransche tooneelwerken van de laatste 30 jaren of gaat ze, waar mogelijk, zien. Gij zult u verheugen over: boeienddramatische situaties; leerrijke gevallen; overtuigende uiteenzettingen; innige mys tiek ; fijne psychologie; puntigen geest; dolle grappigheid. Zeer veel Fransche tooneelschrQvers wenden deze aangename midde len aan om hun wijsheid en hun goedheid In mensenfiguren te belichamen en wanneer gij met hun werken kennis maakt, is het denkbaar dat gij ook zelf er wijzer en beter van wordt. Juist als zooveel andere waar deerbare scnrijvers maken zij ons door schoonheid wijs: zij vertoonen ons iets op een manier die mooi is en veredelen ons daardoor zeer. Wilt gij dus de moderne Fransche tooneelHtteratuur leeren kennen, gebruikt dan het boekje van mr. C. P. van Rossem ter oriën teering. Voor zoover ik weet is het vrij volledig. Alleen is jammer dat hij het tooneel in verzen, en daardoor b.v. het werk van Rostand, heeft uitgesloten; en vreemd is het daarbij weer ofschoon gelukkig op zich zelf dat een viertal bladzijden wordt ge wijd aan een stuk van Jules Romains, dat... in verzen is geschreven. De methode van mr. van Rossem bestaat meestal hierin, dat hij eerst iets zegt over hetgeen den schrijver, die aan de beurt is, bezielt en hier is hij soms treffend juist en niet zelden diepgaand dat hij dan een stuk van den schrijver ontleedt en tenslotte een proefje van diens dialoog toe geeft. In deze citaten is veel geestigs en grappigs. De behandelde auteurs volgen op elkaar in een orde die iets kunstmatigs heeft. Want Hervieu b.v,, die boven Bernstein even ver verheven is als de Poolster boven een straatlantaarn, Hervieu staat in dezelfde groep als die Bernstein. En waarom staat hij niet b.v. naast de Porto-Riche? Alleen omdat deze toevallig bij het Théatre Libre debuteerde en Hervieu niet. Zeer gewettigd is schrijvers afkeuring van de zoetsappige tooneelcritiek in de Parflsche kranten. Deze critiek is meestal in haar lof zóoverdreven dat een auteur beleedigd mag zijn indien hem niet mins tens du génie" wordt toegekend. Door het veelvuldig gebruik zij a daar woorden als talent en genie even versleten als zestig jarige dubbeltjes. Dat echter ook de zeer ernstige criticus Paul Sauday van iets dat hfl schreef geen syllabe" gemeend zou hebben (blz. 75) neem ik ongaarne van den heer Van Rossem aan. Paul Souday meent alles wat tig zegt maar al te zeer. Hij is in 't geheel geen flauwe vleier; daarvoor is hij veel te veel een schoolmeïster. Alles dooreengenomen is dit boekje dus zeer bruikbaar voor wie het Fransche too neel van onzen tijd wil leeren kennen, omdat de inhoud, naar ik meen, grootendeels juist en tamelijk volledig is. Wat de schrijf wijze betreft, deze is aangenaam; bepaald mooi echter niet. Het boekje is een causerie en heeft, geloof ik, niet de pretentie zelf een schoon geheel te zijn. Het is vol van ondoordacht woordgebruik en slordige beeld spraak ; op blz. 88 b.v. worden van een geste" merkwaardige dingen gezegd: er ligt moraliteit" in en er schuili" een bron", een plicht" en een .missie" in. Dat alles in die ne geste! Eenige malen daarentegen waardeert men een geestigcn zin, een zwie rige periode. Als ik aan deze lectuur terug denk, is het mij of ik er n reeks prettige brieven heb gelezen, geschreven door een oordeelkundig, beschaafd en bescheiden man, met een vlotte, al te vlotte pen. Hoe is het echter, b$ den Hemel, mogelijk dat een verdienstelqk tooneelschrijver, een fijnvoelend kunstkenner als mr. Van Rossem, zich dezen niet minder daa vreeselijken zin heeft laten ontvallen? Het groote publiek", zoo schrijft hij, staat gelukkig nog op het ge zonde standpunt dat er al genoeg tragedies in het dageli/ksch leven zijn en dat de spontane tooneei-lach als een verkwikking is die niet genoeg kan worden gezocht." (Ik onderstreep). Hoe is het, vraag ik, mogelijk? Dus: weg met Sophocles.opzijmetShakespearel Diedinge benne mijn te hoog. As ik van me ketoor HET HERSTEL VAN INTERNATIONALE BANDEN Door den ontzettenden wereldstrijd zijn de banden op internationaal terrein, in me nig opzicht verbroken; zelfs op wetenschap pelijk gebied, op sportgebied, enz. Het is ook begrijpelijk; en al schijnt het,dat som migen het feit niet willen inzien het is nietteming een feit. Dat nu en vooral in neutrale landen gepoogd wordt om te komen tot een herstel van die verbroken internationale banden (tot welk herstel het zeker moeten ook zal komen) is alleszins prijzenswaaré; het doel is goed, al zijn de pogingen zelf niet altijd juist. Want men ontveinze zich toch niet, dat men bij dit werk in de eerste tijden zal stuiten zal moeten stuiten op eene zeer groote moeilijkheid. Op de moeilijkheid n.l. dat de 2 groote groepen van volkeren, die elkaar op de hef tigste wijze gedurende eenige jaren bestre den hebben nog verkeeren onder den invloed daarvan en van hetgeen er gedu rende dien strijd is voorgevallen (de wijze van oorlog voeren, enz.) Nu zijn er eenvoudige zielen, vooral onder de neutralen, (men kan er bijna dagelijks van lezen in onze dagbladen) voor wie de bovengeschetste moeilijkheid niet schijnt te bestaan. Hunne oppervlakkige redeneering is deze: de oorlog is voorbij; er was schuld aan de eene en schuld aan de andere zijde; VRIENDEN VAN HET VOLK Kopstukken van de Hongaarsche Volksregeering Garbai ;indor Kun BiMa Op de terugreis van Boedapest, aan den journalisten- en bohémien stamtafel van caféImperia! te Weenen, moest ik vertellen van wie daar thans de invloedrijkste dicta tors waren. Eneen bekend Weensch oorlogs correspondent, die achtereenvolgens al zijn Boedapester vrienden-van-vele-frontreizen hoorde opnoemen, keek eens langs de tafel en slaakte de verzuchting: denken, dat wij thans allemaal, zooals wij hier zitten, zoo Jood als we zijn, ministers konden we zen l" En een oogenblik zwegen allen en dachten aan het zelfde. Een nieuwe lente en een nieuw geluid... Obscure, voor November 1918 alleen aan hun stamtafels bekende journalisten en poli tici zonder aanhang, doch dikwijls met meer talent dan heel wat analphabetische Staatssecretarissen; van wege hun geloof in antigemitisch Hongarije ternauwernood gedulde gladde en plentere jongens, heel wat gladder en pienter dikwijls dan menig adellijk president-commissariaten specialiteit; met een groot medelijden om het ontzachIflke wereldwee of met een grooten haat tegen de daarvoor verantwoordelijk gehou den klassen geladen manhen; eindelijk een kans voor het gedachte wereldcommunisme ziende droomers; bloeddorstigen, die een sadistisch hoogfestQn roken, zooals daargin der over de Karpathen; misdeeld zich voe lenden die er langs lijnen van geleidelijkheid niet wisten te komen en nu hoopten ook eens met volle teugen te kunnen genieten... dat alles heeft zich gevonden en vereenigd, heeft van de door oorlogsellende en entente kortzichtigheid ongelooflijk gunstige Hochkonjunktur, handig gebruik gemaakt en is regeering geworden, regeering met strengstdictatoriale macht, voorlooplg alleen over enkele steden, straks misschien over Hon garije, noch later, misschien, met anderen, soortgenooten, te samen over een steeds grooter wordend werelddeel En waar al het oude faalde, gaan zij probeeren of hun theorieën in practijk te bren gen zijn en Böhm Vilmos (of te wel: Wlllem) laat er geen gras over groeien en uit zijn ministerie voor socialisatie de'eene verande ring na de andere, soms vijf op een dag, op Boedapest nederdalen. Weg oude staat en oude versleten instelSzamuelly Tibor Szantu Béla lingen. Weg exellentles, die wereldvreemd gehouden werden door een cordon adellijke dignitarissen met rheumatiek en ridderorders. Hier, ais volkscommissaris voor bultenlandsche zaken, een Kun Béia, 33 jaar, voor vijf jaar nog onbekend ploeteraartje, die aan den kost trachtte te komen met spaarkassengewurm en socialistisch geschrijf, ontdekt door Lenin, communistisch autoriteit ge worden door twee jaren strijd in de gelederen van het Sovjetleger, berechtigd tot het Bühm Yilmos Varga Jen aziatentronies in Boedapest zag langs trek ken, die zal zich daar weinig illnsies over maker. En naast dezen zit op het oude Honved-ministerie Szamuelly Tibor, de 22jarige bourgeoishater, die geen gelegenheid laat voorbij gaan om om burgcrbloed te roepen, En al die 24 volkscommissarissen, waarvan er negentien, na eeuwen van antisemitisme het uur der vergelding gekomen achten, werken thans samen aan een communistisch program, maar hebben elk voor zich een dragen, in het linkerknoopsgat, van de roode eigen ideaal, een eigen doel vo3r oogenen geëmailleerde ster, waarop de hamer en ploeg. En naast dezen werken, met entrain en opgewektheid, jonge frissche kerels, gis teren nog student of verslaggevertje, heden kabinetschef of staatssecretaris, vol zelfbe wustheid en durf, en die met gezond ver stand trachten aan te vullen, wat ze aan ervaring en kennis natuurlijk missen. Hier, op den zetel van ouden graaf Weckerle, als alleenheerscher over al de inbeslaggenomen mllliarden van Hongarije, zoowel roerende als onroerende, over al het goud en zilver en edelsteenen, dat het met millionairs bezaaide Boedapest bezat, Varga Jenö(of te wel: Eugenius) tot voor kort financieel medewerker van een socialistisch dagblad en dien geen staats secretaris van financiën of zelfs geen Joodsch bankdirecteur uit de Narod-ut want die deed op zijn manier ook weer aan antisemitisme ooit met den nek had aangezien. Maar, zooals het behoort, knap maar vrij neutraal vertegenwoordigd in zijn president schap door Garbai Sandor (of te wel Alexander), glad en handig in buitenlandsche zaken en financiëen, doortastend en vol durf in socialisatie, wilde m^n het grimmig en dreigend zijn in oorlog. En zoo ziet u Szant Béla de zelfde roode vijfpuntige ster der roode garde dragen als Kun, doch met rog een zilveren lauwertak er om heen: voor hoeveel Russisch burger bloed dat eereteeken verleend werd is nu onbekend, maar wie, zooals ik, de lange colonnes Russische roode gardisten, met hun angstwekkende trachten dit te bereiken. En van de resul tante van al die wilskrachten, zal het afhan gen of 'wij dan toch nog misschien een bolsjewistischen aanval zien zullen op ons oude Europa. Maar is het wel denkbaar, dat dat oude katholieke vechtersvolk der Magyaren, dat 4c&</& "l"" MUI HM llltllllMIHHIIIIM thuis kom, wil ik wat gaan zien om t e lach e. Der is al narigheid genoeg in de wereld." Met de interessante lieden die zóspreken, wil mr. Van Rossem toch zeker niet ver eenzelvigd worden ? Tegen het boekje als litterair v e rschijnsel op zichzelf heb ik ten slotte ook deze bedenking. De geest die eruit spreekt is te tooneelmatig. Te dikwijls wordt minderwaardig werk, als dat van Bernstein, nog eenigszins vergoelijkt omdat het zulke prachtige tooneel-kwaliteiten" heeft. Indien echter, zooals mr. Van Rossem zelf toegeeft, het gegeven van Bernstein's Simson zuivere onzin is, kan ik voor Bern stein riet anders dan haat gevoelen, waar hij mi] met techniek, d.l. met sllmmigheden, tracht in te palmen. Wij vragen aan de werken der litteratuur datgene wat gods dienst anderen verschaft, nl. wijsheid, goed heid, verheffing, in n woord: schoon heid. De schoonheid is de gelijke, neen de meerdere van de religie; op haar wijze is zij zelf een godsdienst. Handigheidjes hebben echter met echte religie niet van doen, en met ware schoonheid nog minder. Mr. van Rossem geeft op andere plaatsen zelf blijk, litteraire schoonheid zeer hoog te waardeeren. JOHANNES TlELROOY iiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii valt dus nu elkaar om de hals met een : Alles is vergeven en vergeten, laat ons weer, arm tn arm, internationaal voortmarcheeren." Het kan moeilijk ontkend worden, dat deze zielen zich een procédévoorstellen, dat aan kortheid en bondigheid niets te wenschen overlaat. Maar nu wil ik het in allen ernst gevraagd hebben: Denkt men nu toch werkelijk, dat men over hetgeen er is voorge vallen in de weken voorafgaande aan den oorlog (de schuldvraag) en over het vele het zeer vele voorgevallene gedurende den oorlog, slechts de spons het f t te halen teneinde te komen tot een herstel van banden op internationaal gebied? Denkt men dat nu werkelijk? Dan wil ik daar wel tegenover stellen: dat men er met een dergelijke, armzalige spons-theorie onmogelijk kan komen. Wij, neutralen, hebben ook zeker onder den oorlog geleden; de een meer, de ander minder, Maar wat beteekent dat lijden bij het lijden van hen, die in oorlog waren; die met den oorlog hebben kennis gemaakt. Met het lijden, dat het Belgische volk en de bevolking van Noord-Frankrijk, Servië en Roemenië, maar ook het volk van uitschland, Oostenrijk, Engeland aan den lijve heeft ondervonden. Denkt er u eens even in in het ont zettende en het enorm groote van dat lijden. Denkt er u eens even in, dat dat lijden u zelf zou hebben getroffen; en zoudt ge dan maar nu reeds tot den ander kunnen spreken: komt hier, alles is vergeven en vergeten, laat ons het Internationaal werk weer op vatten en rustig naast elkaar voortzetten! Zoudt gij dat kunnen? F.en ieder geve het antwoord voor zichzelf. Het geschetste, eenvoudige procédéis M l S S B L f* N C H E ClCPXRETTES iiiitiiiiiiiiiiiu iiiMiiiiiiiiiiiiiuMiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiHiiiumiu AMSTERDAM*CÏJE FILMS ~~ DE DUIVEL IN AMSTERDAM (Eduard verkade als Filmheld/ Eigenlijk is de Duivel, u weet wel, Satan, Bëelzebub, de meneer met de hoorntjes, de sik, de bokspooten en den rooden mantel, een beklagenswaardige, meelij wekkende figuur. Hij schijnt gedoemd om er altijd bekaaid af te komen", zooals men dat noemt. In hoogeren zin is dat zeer begrijpelijk: de Duivel is het symbool van het kwaad, en alleen het kwaad is vergankelijk, doch in de praktijk des levens zou men soms kun nen wenschen, dat er niet zoo oneerlijk met den Duivel werd omgesprongen Getft des Keizers wat des Keizers is, schijnt niet van toepassing op Zijn Helsche Majesteit. De dui vel wordt immer het kind van de rekening, wordt altijd op de meest schaamtelooze wijze bedrogen en van zijn loon beroofd. Men begrijpt waarlijk niet, hoe hij nogzocveel vertrouwen in den mensch durft stel len, dat hij geteekende contracten accep teert van dames en heeren, die de eenmaal beproefd: van enkele zijden zijn zooge naamde internationale congressen bijeen geroepen. En het resultaat? Uit neutrale landen verschenen eenige vertegenwoordi gers; en voorts: vertegenwoordigers van de eene groep der oorlogvoerenden; was het soms de groep, die gelukkig ver schijnsel zich meer en meer van schuld bewust begint te gevoelen? De enkele, hoogst enkele vertegenwoor digers der andere groep, die nog aanwezig waren, vermochten niet het congres het stempel van te zijn: internatioraal, op te drukken. Een voorbeeld levert het zoogenaamd internationaal Vredescongres, dat enkele weken geleden te Bern is gehouden. Een ooggetuige gaf daarvan een levendig verslag j in het zuster-weekblad: het zoogenaamd internationaal-congres was zegt hij ' zuiver een Duitsch congres. Ook al waren * Ramsay Macdonald en mrs. Snowden van de Labour-party aanwezig. Met het forceeren van Internationale con gressen komt men niet tot het herstel van i de samenwerking op internationaal terrein. Om tot die samenwerking te kunnen komen moet er eerst iets anders gebeuren. En dat is: de schuld-erkenning. In de eerste plaats: behandeling der schuldvraag. Niet de vraag: wie is er schuld aan den oorlog? Aldus geformuleerd, zal, neen, moet de behandeling aanleiding geven tot een onderzoek, dat jaren zal duren; waar mede men misschien nooit gereed zal komen. Een onderzoek, dat zich zou moeten uit strekken over het voorgevallene gedurende eeuwen. Immers, telkens zou men stuiten op een oorzaak, die het gevolg was van een vroeger voorval; welk voorval dan ook weer geheel onderzocht zou moeten worden; enz. Maar de schuldvraag laat zich aldus for muleeren : Wie zijn de schuldigen, dat in Juli Handschrift van Kun B* la zich gedurende meer dan duizend jaren liever de hersens liet inslaan, dan dat het den Slaaf of den Turk door het dwingen naar het Westen, thans van front zal veranderen. en, zfl aan zij met Slaven en Chineezen, onder leiding van Semieten, tegen ons zal oprukken ? Men houde ze echter in het oog. Want het zijn wel dillettanten, ongeroutineerden, maar er zit meer achter dezen dan achter al wat zich in Rusland of Duitschland col lega's noemt. Maar ging Amerika niet in den oorlog voor vrijheid en zelfsbestemmingsrecht der volken ? Dat schiet dan aardig in de richting: in Hongarije bestemmen ze thans ook alles reeds zelf... met zijn vierentwlntigen. G. N IJ P E L S lllmlIMlMlmlMMII illlllllllllllllllllllllllllllllllllMlllllllllllllllltlllllllllllllllll verkochte ziel stelselmatig weigeren te leveren nadat ze het geëischte loon van hem hebben genoten en hoe genoten. Want de Duivel is strikt eerlijk is zijn handelsovereenkom sten : hij pingelt niet en voldoet stipt aan de koopvoorwaarden, die hij eenmaal op zich nam. Emile Zola, die meer zin voor humor be zat dan men in onze dagen gewoon is toe te geven, wist dit heel goed. Ook hu vond 't onaardig, dat de Duival zoo... beduveld werd. Herinnert ge u het dtoomstertje Angélique uit Ie Rêve? En hoe ze niets anders leest dan de romantiek v^n de heiligen levens uit de la Légende Dorée ? Behalve Zola heeft ook Bernard Shaw het voor den Duivel opgenomen, maar geen der moderne groote geesten heeft hem zoozeer gerehabiliteerd als Molnar, de geestige Honeaar. Want deze heeft van den Duivel een Engel gemaakt. Ik b?doel niet een engel, zooals Vondel's of Milton's Lucifer er een is, een machtiggrootsche geest, uitstralend de majesteit der hartstochten, een tot begrip geworden Gevallen God, in wien het kwaad vereeuwigd zou kunnen zijn indien het voor vereeuwi ging vatbaar ware, neen, als ik zeg, para doxaal, dat Molnar's Duivel een engel is, dan wil ik slechts uitdrukken, dat de HonIIIIIIIIIIIIIIIIII'IIMIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII 1914, toen weer hoogst ernstige moeilijk heden tusschen de mogendheden waren gerezen de oplossing dier moeilijk heden niet is gezocht, zooals in vroegere jaren, langs den weg eener conferentie, maar dat ter oplossing gegrepen is naar het gewelddadig middel: oorlog" ? Het is een zeer verblijdend teeken, dat in Duitschland zelf de noodzakelijkheid van een oplossing der schuldvraag wordt inge zien; en dat aldaar tot de instelling van een speciaal Staatsgerechthof is besloten. Het is te hopen, dat men nu ook de schuldvraag op juiste wijze formuleert. Voor velen staat na de studie van het Duitsche Witboek en de gekleurde diplo matieke bescheiden der andere mogendheden, en van boeken als: Mein Londoner Mission" van Prin* L'chnowsky en Die Verheerung Europa's" door dr. Wilhelm Muehlon, om andere boeken niet te noemen de beant woording van bovenstaande vraag vrij wel reeds vast. In de tweede plaats: de schuldvraag naar de ontzettend gruwzame wijze, waarop de oorlog is gevoerd. Over de schending van de neutraliteit van België; over de leugenachtige berichten in het begin van den ooi log en daarvoor; over de noodelooze vernielingen en verwoestingen; over de noodelooze Zeppelin-raids; enz. enz. ? Ook over het gruwzame voor het Duit sche volk zeif, waar nu reeds is gebleken, dat men dit volgzame volk jaren lang door misleidende voorstellingen er toe gevoerd en gebracht heeft om ver boven zijn kracht durch zu halten; terwijl zooals nu is geschreven de oorlog na den slag aan de Marne reeds als verloren kon worden beschouwd. Het bovenstaande is niet ingegeven door een anti-Duitsche stemming, zooals mis schien de een of de ander hoogst welwil lend? zal willen opmerken. gaarsche drama-schrijver dien hoogen zin voor humor bezit, waaruit de wijsheid ge boren wordt. De wijsheid, die door den schijn, den waan, heenziet. Monlar's duivel heett niets duivelachtigs, of 't moest zijn uiterlijk zijn. Molnar's Duivel is een fijn-ironisch een prachtig verscholen- protest tegen den vorm van overspel, welke het huwelijk zoo dikwfjls is. Prachtig- verscholen wijl niemand het wagen kan rechtstreeks een aanval te ondernemen tegen het heilige huisje, dat huwelijk heet, fijn- ironisch, omdat n het publiek n de spelers het spel gemeenlijk opvatten lijnrecht tegen de uitdrukkelijke en duidelijke bedoeling van den schrijver in. En als hij bfi het slot zijn beroemd geworden Voilal" de zaal in slingert, dan heeft de goede inblazing 't van de duivelsche gewonnen en heeft God verbonden wat de menschen gescheiden hielden. .** Heel Nederland heeft Molnar's Duivel gezien. Zelfs alle jonge meisjes. Wij hebben allemaal Verkade erin zien slangenmenschen, we hebben allemaal genoten van zijn pret tige stem en van zijn leuke manier om de geestigheden fijn langs zijn gebogen neus weg te zeggen, we hebben allen?gehuiverd om de schoonheid van Mien Duymaer van Twist's schouders. Begrijpen deed je het stuk eerst goed, als je het las. En dan kwam je tot de onaangename conclusie, dat noch Verkade's goede bedoeling r och zijn onover trefbare vaardigheid om vernuftige zetten te plaatsen, r.öch zelfs Mien Duymaer's vele uiterlijke en innerlijke talenten, je dicht bij de kern van het werk gebracht hadden. Van Eduard Verkade zal niemand later kunnen zeggen, dat hij van Molnar's Duivel op de film een Satan gemaakt het f r. Was het van Verkade's toonerlduivel niet altijd af ta lezen cf hij een engel was of een daemon, zijn film-duivel laat geen enkelen twijfel toe. Deze film-Mephisto is een goed beest. Geen mensch, die in de boosaardig heid van dezen langen meneer met de on berispelijke Engelsche kleedij gelooven zal. Er is veel te veel glunderheia in zijn aardigen, sympathieken kop. Hij is er zelfs acrobaat bij geworden: hij springt o/er tafels, kronkelt zich om lantaarn palen, alsof het zijn dagelijksche bezigheid is. Hij rekt zich uit en op tot onmetelijke hoogten. Hij wil een satan zijn, en hij is ... een leuke jongen. De bioscoop is een nuttige zaak. Onge twijfeld, hij zal het tooneel dood-concurreeren, totdat het tooneel zijn levensvatbaar heid zal hebben gekregen. Dat wil zeggen, totdat het herworden is: democratisch, woitelend in het bestaan van het gansche volk, omhelzend de gansche gemeenschap. Een zegen voor allen, een bezit van allen. Indien Verkade met Molnar's stuk wijze voorstellingen had kunnen geven, dat zijn voorstellingen geleld en gedragen door een wijs Inzicht, artistiek en zakelijk, dus ontdaan van snobisme, ontdaan van eiken hoogmoed en elk zich apart voelen, indien hij en alle andere tooneelondernemers de gemeenschap zouden hebben willen dienen, in nederig heid en algeheele overgave, met ter zijde stelling van valschen trots en eiken vorm van zelfzuchtigheid, dan had hij ze kunnen aanbieden voor denzelfden pré, dien de groote massa thans willig offert in de bioscoop-theaters om er de verkrachting, de verhaspeling van te gaan aanschou wen, omdat dan de groote massa naar zijn schouwburg gestroomd zou zijn. Uan behoefde het tooneel niet om aal moezen, subsidies genaamd, te gaan bede len, en was het met de dramatische kinematographie gedaan. Zooals de verhoudingen ihans zijn, behoort men er zich over te verheugen, dat de bioscoop het wrakke tooneel zal omverwerpen, tot den gulden tijd, wa< rin het, levenskrachtig herrijzen zal. Immers, voorloopig, behoeft het ideale tooneel, wat het artistieke betreft, den wed ijver van de drama-kinematographie nog niet te vreezen. De drama-kinematognphie is nog niet toe aan haar werkelijken, haar goddelijken kunstvorm, aangenomen, dat zij dien ooit vindt. Op het oogenblik beheerscht ze nog in hoofdzaak het kijkspel, de bom bast-romantiek en de dwaze klucht, woekerplanten in den tuin der dramatische kunst, waarvan de uittukking slechts ver heugen kan. En ze rukt ze uit: want het kijkspel, de bombast-romantiekende dwaze klucht op de film zijn beter en vooral de mocratischer (goedkooper) dan in den schouwburg. Si M ON B. STOKVIS Als men de berichten in de verschillende bladen goed leest, dat weet men, dat der gelijk geluid als het bovenstaande, ook reeds opklinkt in Duitschland zelf. En dat is een heel gelukkig verschijnsel. Het is tevens een bewijs, dat dat volk zich en het is in zijn welbeg'epen eigen btlang gaat ontworstelen en losmaken van die af schuwelijke, nefaste leer van Von Treitschke. Het is voor het Nederlandsch publiek zeer te betreuren, dat bijna al onze dag bladen in de laatste weken wel alle donkere punten met betrekking tot het zeer moei lijk werk te Parijs scherp en fel hebben weten te belichten en naar den voorgrond hebb.n gebracht; maar dat op het zooeven genoem de verschijnsel en dergelijke slechts terloops de aandacht werd gevestigd. En men had toch de beschikking over zooveel materiaal. Om mij op n te beroe pen: In Januari 1919 is te Berlijn bij Karl Curtius verschenen de brochure: Wir sind allzümal Sünder...", geschreven door dr. Paul Raché. Niettegenstaande zijn Fransch klinkenden naam is Rachéeen geboren Duitscher; hij was gedurende den oorlog jaren hier te Amsterdam correspondent voor Berlijnsche bladen. Welru: die brochure (42 blz; is n dooiloopend scherp requisitoir tegen de handelingen van Duitschers; zooals hij in de inleiding schiijft: S!e geben die Eindiiicke wieder, die ich in diesen Jahren im neutralen Ausland, besonders in Holland, von den Geschehnissen des Weltkrieges gewirnen müszte". En waar eindigt hij op pag. 42 mede? Schuld an dem Entsetzlichen, das hlnter uns liegt, tragen wlr alle in gleichem Masze. Aber die Erkenntnis dieser Schuld ist die Vorbedingung für alles neue Werden." Schulderkenning! En daarna komt het herstel van de nu afgebroken internationale banden van zelf ook tot stand. Amsterdam C. D E V R l E S l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl