Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19 April. 19. No. 2182
.Fransche Kunst"
VII
(Bibliotheek van Fransche letterkunde enz.
onder redactie van Dr. P. Valkhoff).
Mr. C. P. VAN ROSSEM, Het moderne
Fransche tooneel. Leiden, Sfjthoff,
1918, 129 blz.
Het Fransche tooneel is niet in verval, al
schijnt dat anders.
Leest de Fransche tooneelwerken van de
laatste 30 jaren of gaat ze, waar mogelijk,
zien. Gij zult u verheugen over:
boeienddramatische situaties; leerrijke gevallen;
overtuigende uiteenzettingen; innige mys
tiek ; fijne psychologie; puntigen geest; dolle
grappigheid. Zeer veel Fransche
tooneelschrQvers wenden deze aangename midde
len aan om hun wijsheid en hun goedheid
In mensenfiguren te belichamen en wanneer
gij met hun werken kennis maakt, is het
denkbaar dat gij ook zelf er wijzer en beter
van wordt. Juist als zooveel andere waar
deerbare scnrijvers maken zij ons door
schoonheid wijs: zij vertoonen ons iets op
een manier die mooi is en veredelen ons
daardoor zeer.
Wilt gij dus de moderne Fransche
tooneelHtteratuur leeren kennen, gebruikt dan het
boekje van mr. C. P. van Rossem ter oriën
teering. Voor zoover ik weet is het vrij
volledig. Alleen is jammer dat hij het tooneel
in verzen, en daardoor b.v. het werk van
Rostand, heeft uitgesloten; en vreemd is het
daarbij weer ofschoon gelukkig op zich
zelf dat een viertal bladzijden wordt ge
wijd aan een stuk van Jules Romains, dat...
in verzen is geschreven. De methode van
mr. van Rossem bestaat meestal hierin, dat
hij eerst iets zegt over hetgeen den schrijver,
die aan de beurt is, bezielt en hier is hij
soms treffend juist en niet zelden diepgaand
dat hij dan een stuk van den schrijver
ontleedt en tenslotte een proefje van
diens dialoog toe geeft. In deze citaten is
veel geestigs en grappigs. De behandelde
auteurs volgen op elkaar in een orde die iets
kunstmatigs heeft. Want Hervieu b.v,, die
boven Bernstein even ver verheven is als
de Poolster boven een straatlantaarn, Hervieu
staat in dezelfde groep als die Bernstein.
En waarom staat hij niet b.v. naast de
Porto-Riche? Alleen omdat deze toevallig
bij het Théatre Libre debuteerde en Hervieu
niet. Zeer gewettigd is schrijvers afkeuring
van de zoetsappige tooneelcritiek in de
Parflsche kranten. Deze critiek is meestal
in haar lof zóoverdreven dat een auteur
beleedigd mag zijn indien hem niet mins
tens du génie" wordt toegekend. Door het
veelvuldig gebruik zij a daar woorden als
talent en genie even versleten als zestig
jarige dubbeltjes. Dat echter ook de zeer
ernstige criticus Paul Sauday van iets dat
hfl schreef geen syllabe" gemeend zou
hebben (blz. 75) neem ik ongaarne van den
heer Van Rossem aan. Paul Souday meent
alles wat tig zegt maar al te zeer. Hij is
in 't geheel geen flauwe vleier; daarvoor is
hij veel te veel een schoolmeïster.
Alles dooreengenomen is dit boekje dus
zeer bruikbaar voor wie het Fransche too
neel van onzen tijd wil leeren kennen, omdat
de inhoud, naar ik meen, grootendeels
juist en tamelijk volledig is. Wat de schrijf
wijze betreft, deze is aangenaam; bepaald
mooi echter niet. Het boekje is een causerie
en heeft, geloof ik, niet de pretentie zelf
een schoon geheel te zijn. Het is vol van
ondoordacht woordgebruik en slordige beeld
spraak ; op blz. 88 b.v. worden van een
geste" merkwaardige dingen gezegd: er
ligt moraliteit" in en er schuili" een bron",
een plicht" en een .missie" in. Dat alles
in die ne geste! Eenige malen daarentegen
waardeert men een geestigcn zin, een zwie
rige periode. Als ik aan deze lectuur terug
denk, is het mij of ik er n reeks prettige
brieven heb gelezen, geschreven door een
oordeelkundig, beschaafd en bescheiden man,
met een vlotte, al te vlotte pen.
Hoe is het echter, b$ den Hemel, mogelijk
dat een verdienstelqk tooneelschrijver, een
fijnvoelend kunstkenner als mr. Van Rossem,
zich dezen niet minder daa vreeselijken zin
heeft laten ontvallen? Het groote publiek",
zoo schrijft hij, staat gelukkig nog op het ge
zonde standpunt dat er al genoeg tragedies in
het dageli/ksch leven zijn en dat de spontane
tooneei-lach als een verkwikking is die niet
genoeg kan worden gezocht." (Ik onderstreep).
Hoe is het, vraag ik, mogelijk? Dus: weg met
Sophocles.opzijmetShakespearel Diedinge
benne mijn te hoog. As ik van me ketoor
HET HERSTEL VAN
INTERNATIONALE BANDEN
Door den ontzettenden wereldstrijd zijn
de banden op internationaal terrein, in me
nig opzicht verbroken; zelfs op wetenschap
pelijk gebied, op sportgebied, enz. Het is
ook begrijpelijk; en al schijnt het,dat som
migen het feit niet willen inzien het is
nietteming een feit.
Dat nu en vooral in neutrale landen
gepoogd wordt om te komen tot een
herstel van die verbroken internationale
banden (tot welk herstel het zeker moeten
ook zal komen) is alleszins prijzenswaaré;
het doel is goed, al zijn de pogingen zelf
niet altijd juist. Want men ontveinze zich
toch niet, dat men bij dit werk in de eerste
tijden zal stuiten zal moeten stuiten
op eene zeer groote moeilijkheid.
Op de moeilijkheid n.l. dat de 2 groote
groepen van volkeren, die elkaar op de hef
tigste wijze gedurende eenige jaren bestre
den hebben nog verkeeren onder den
invloed daarvan en van hetgeen er gedu
rende dien strijd is voorgevallen (de wijze
van oorlog voeren, enz.)
Nu zijn er eenvoudige zielen, vooral onder
de neutralen, (men kan er bijna dagelijks
van lezen in onze dagbladen) voor wie
de bovengeschetste moeilijkheid niet schijnt
te bestaan.
Hunne oppervlakkige redeneering is deze:
de oorlog is voorbij; er was schuld aan
de eene en schuld aan de andere zijde;
VRIENDEN VAN HET VOLK
Kopstukken van de Hongaarsche Volksregeering
Garbai ;indor
Kun BiMa
Op de terugreis van Boedapest, aan den
journalisten- en bohémien stamtafel van
caféImperia! te Weenen, moest ik vertellen
van wie daar thans de invloedrijkste dicta
tors waren. Eneen bekend Weensch oorlogs
correspondent, die achtereenvolgens al
zijn Boedapester
vrienden-van-vele-frontreizen hoorde opnoemen, keek eens langs de
tafel en slaakte de verzuchting: denken,
dat wij thans allemaal, zooals wij hier zitten,
zoo Jood als we zijn, ministers konden we
zen l" En een oogenblik zwegen allen en
dachten aan het zelfde.
Een nieuwe lente en een nieuw geluid...
Obscure, voor November 1918 alleen aan
hun stamtafels bekende journalisten en poli
tici zonder aanhang, doch dikwijls met
meer talent dan heel wat analphabetische
Staatssecretarissen; van wege hun geloof
in antigemitisch Hongarije ternauwernood
gedulde gladde en plentere jongens, heel
wat gladder en pienter dikwijls dan menig
adellijk president-commissariaten specialiteit;
met een groot medelijden om het
ontzachIflke wereldwee of met een grooten haat
tegen de daarvoor verantwoordelijk gehou
den klassen geladen manhen; eindelijk een
kans voor het gedachte wereldcommunisme
ziende droomers; bloeddorstigen, die een
sadistisch hoogfestQn roken, zooals daargin
der over de Karpathen; misdeeld zich voe
lenden die er langs lijnen van geleidelijkheid
niet wisten te komen en nu hoopten ook
eens met volle teugen te kunnen genieten...
dat alles heeft zich gevonden en vereenigd,
heeft van de door oorlogsellende en entente
kortzichtigheid ongelooflijk gunstige
Hochkonjunktur, handig gebruik gemaakt en is
regeering geworden, regeering met
strengstdictatoriale macht, voorlooplg alleen over
enkele steden, straks misschien over Hon
garije, noch later, misschien, met anderen,
soortgenooten, te samen over een steeds
grooter wordend werelddeel
En waar al het oude faalde, gaan zij
probeeren of hun theorieën in practijk te bren
gen zijn en Böhm Vilmos (of te wel: Wlllem)
laat er geen gras over groeien en uit zijn
ministerie voor socialisatie de'eene verande
ring na de andere, soms vijf op een dag,
op Boedapest nederdalen.
Weg oude staat en oude versleten
instelSzamuelly Tibor Szantu Béla
lingen. Weg exellentles, die wereldvreemd
gehouden werden door een cordon adellijke
dignitarissen met rheumatiek en ridderorders.
Hier, ais volkscommissaris voor
bultenlandsche zaken, een Kun Béia, 33 jaar, voor
vijf jaar nog onbekend ploeteraartje, die aan
den kost trachtte te komen met
spaarkassengewurm en socialistisch geschrijf, ontdekt
door Lenin, communistisch autoriteit ge
worden door twee jaren strijd in de gelederen
van het Sovjetleger, berechtigd tot het
Bühm Yilmos Varga Jen
aziatentronies in Boedapest zag langs trek
ken, die zal zich daar weinig illnsies over
maker. En naast dezen zit op het oude
Honved-ministerie Szamuelly Tibor, de
22jarige bourgeoishater, die geen gelegenheid
laat voorbij gaan om om burgcrbloed te roepen,
En al die 24 volkscommissarissen, waarvan
er negentien, na eeuwen van antisemitisme
het uur der vergelding gekomen achten,
werken thans samen aan een communistisch
program, maar hebben elk voor zich een
dragen, in het linkerknoopsgat, van de roode eigen ideaal, een eigen doel vo3r oogenen
geëmailleerde ster, waarop de hamer en
ploeg. En naast dezen werken, met entrain
en opgewektheid, jonge frissche kerels, gis
teren nog student of verslaggevertje, heden
kabinetschef of staatssecretaris, vol zelfbe
wustheid en durf, en die met gezond ver
stand trachten aan te vullen, wat ze aan
ervaring en kennis natuurlijk
missen.
Hier, op den zetel van ouden
graaf Weckerle, als
alleenheerscher over al de
inbeslaggenomen mllliarden van Hongarije,
zoowel roerende als onroerende,
over al het goud en zilver en
edelsteenen, dat het met
millionairs bezaaide Boedapest bezat,
Varga Jenö(of te wel:
Eugenius) tot voor kort financieel
medewerker van een socialistisch
dagblad en dien geen staats
secretaris van financiën of zelfs geen
Joodsch bankdirecteur uit de Narod-ut
want die deed op zijn manier ook weer
aan antisemitisme ooit met den nek had
aangezien.
Maar, zooals het behoort, knap maar vrij
neutraal vertegenwoordigd in zijn president
schap door Garbai Sandor (of te wel
Alexander), glad en handig in buitenlandsche
zaken en financiëen, doortastend en vol durf
in socialisatie, wilde m^n het grimmig en
dreigend zijn in oorlog. En zoo ziet u Szant
Béla de zelfde roode vijfpuntige ster der
roode garde dragen als Kun, doch met rog
een zilveren lauwertak er om heen: voor
hoeveel Russisch burger bloed dat
eereteeken verleend werd is nu onbekend, maar
wie, zooals ik, de lange colonnes Russische
roode gardisten, met hun angstwekkende
trachten dit te bereiken. En van de resul
tante van al die wilskrachten, zal het afhan
gen of 'wij dan toch nog misschien een
bolsjewistischen aanval zien zullen op ons
oude Europa.
Maar is het wel denkbaar, dat dat oude
katholieke vechtersvolk der Magyaren, dat
4c&</&
"l"" MUI HM
llltllllMIHHIIIIM
thuis kom, wil ik wat gaan zien om t e lach e.
Der is al narigheid genoeg in de wereld."
Met de interessante lieden die zóspreken,
wil mr. Van Rossem toch zeker niet ver
eenzelvigd worden ?
Tegen het boekje als litterair v e
rschijnsel op zichzelf heb ik ten
slotte ook deze bedenking. De geest die
eruit spreekt is te tooneelmatig. Te dikwijls
wordt minderwaardig werk, als dat van
Bernstein, nog eenigszins vergoelijkt omdat
het zulke prachtige tooneel-kwaliteiten"
heeft. Indien echter, zooals mr. Van Rossem
zelf toegeeft, het gegeven van Bernstein's
Simson zuivere onzin is, kan ik voor Bern
stein riet anders dan haat gevoelen, waar
hij mi] met techniek, d.l. met sllmmigheden,
tracht in te palmen. Wij vragen aan de
werken der litteratuur datgene wat gods
dienst anderen verschaft, nl. wijsheid, goed
heid, verheffing, in n woord: schoon
heid. De schoonheid is de gelijke, neen de
meerdere van de religie; op haar wijze is zij
zelf een godsdienst. Handigheidjes hebben
echter met echte religie niet van doen, en
met ware schoonheid nog minder. Mr. van
Rossem geeft op andere plaatsen zelf blijk,
litteraire schoonheid zeer hoog te waardeeren.
JOHANNES TlELROOY
iiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii
valt dus nu elkaar om de hals met een :
Alles is vergeven en vergeten, laat
ons weer, arm tn arm, internationaal
voortmarcheeren."
Het kan moeilijk ontkend worden, dat
deze zielen zich een procédévoorstellen,
dat aan kortheid en bondigheid niets te
wenschen overlaat.
Maar nu wil ik het in allen ernst gevraagd
hebben: Denkt men nu toch werkelijk,
dat men over hetgeen er is voorge
vallen in de weken voorafgaande aan den
oorlog (de schuldvraag) en over het vele
het zeer vele voorgevallene gedurende
den oorlog, slechts de spons het f t te halen
teneinde te komen tot een herstel van
banden op internationaal gebied?
Denkt men dat nu werkelijk?
Dan wil ik daar wel tegenover stellen:
dat men er met een dergelijke, armzalige
spons-theorie onmogelijk kan komen.
Wij, neutralen, hebben ook zeker onder
den oorlog geleden; de een meer, de ander
minder,
Maar wat beteekent dat lijden bij het
lijden van hen, die in oorlog waren; die
met den oorlog hebben kennis gemaakt.
Met het lijden, dat het Belgische volk en
de bevolking van Noord-Frankrijk, Servië
en Roemenië, maar ook het volk van
uitschland, Oostenrijk, Engeland aan den lijve
heeft ondervonden.
Denkt er u eens even in in het ont
zettende en het enorm groote van dat lijden.
Denkt er u eens even in, dat dat lijden
u zelf zou hebben getroffen; en zoudt ge
dan maar nu reeds tot den ander kunnen
spreken: komt hier, alles is vergeven en
vergeten,
laat ons het Internationaal werk weer op
vatten en rustig naast elkaar voortzetten!
Zoudt gij dat kunnen? F.en ieder geve
het antwoord voor zichzelf.
Het geschetste, eenvoudige procédéis
M l S S B L f* N C H E
ClCPXRETTES
iiiitiiiiiiiiiiiu iiiMiiiiiiiiiiiiiuMiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiHiiiumiu
AMSTERDAM*CÏJE FILMS ~~
DE DUIVEL IN AMSTERDAM
(Eduard verkade als Filmheld/
Eigenlijk is de Duivel, u weet wel,
Satan, Bëelzebub, de meneer met de
hoorntjes, de sik, de bokspooten en den rooden
mantel, een beklagenswaardige, meelij
wekkende figuur.
Hij schijnt gedoemd om er altijd bekaaid
af te komen", zooals men dat noemt. In
hoogeren zin is dat zeer begrijpelijk: de
Duivel is het symbool van het kwaad, en
alleen het kwaad is vergankelijk, doch in
de praktijk des levens zou men soms kun
nen wenschen, dat er niet zoo oneerlijk met
den Duivel werd omgesprongen Getft des
Keizers wat des Keizers is, schijnt niet van
toepassing op Zijn Helsche Majesteit. De dui
vel wordt immer het kind van de rekening,
wordt altijd op de meest schaamtelooze
wijze bedrogen en van zijn loon beroofd.
Men begrijpt waarlijk niet, hoe hij
nogzocveel vertrouwen in den mensch durft stel
len, dat hij geteekende contracten accep
teert van dames en heeren, die de eenmaal
beproefd: van enkele zijden zijn zooge
naamde internationale congressen bijeen
geroepen. En het resultaat? Uit neutrale
landen verschenen eenige vertegenwoordi
gers; en voorts: vertegenwoordigers van
de eene groep der oorlogvoerenden; was
het soms de groep, die gelukkig ver
schijnsel zich meer en meer van schuld
bewust begint te gevoelen?
De enkele, hoogst enkele vertegenwoor
digers der andere groep, die nog aanwezig
waren, vermochten niet het congres het
stempel van te zijn: internatioraal, op
te drukken.
Een voorbeeld levert het zoogenaamd
internationaal Vredescongres, dat enkele
weken geleden te Bern is gehouden. Een
ooggetuige gaf daarvan een levendig verslag j
in het zuster-weekblad: het zoogenaamd
internationaal-congres was zegt hij '
zuiver een Duitsch congres. Ook al waren *
Ramsay Macdonald en mrs. Snowden van
de Labour-party aanwezig.
Met het forceeren van Internationale con
gressen komt men niet tot het herstel van i
de samenwerking op internationaal terrein.
Om tot die samenwerking te kunnen komen
moet er eerst iets anders gebeuren.
En dat is: de schuld-erkenning.
In de eerste plaats: behandeling der
schuldvraag.
Niet de vraag: wie is er schuld aan den
oorlog? Aldus geformuleerd, zal, neen,
moet de behandeling aanleiding geven tot
een onderzoek, dat jaren zal duren; waar
mede men misschien nooit gereed zal komen.
Een onderzoek, dat zich zou moeten uit
strekken over het voorgevallene gedurende
eeuwen. Immers, telkens zou men stuiten
op een oorzaak, die het gevolg was van een
vroeger voorval; welk voorval dan ook weer
geheel onderzocht zou moeten worden; enz.
Maar de schuldvraag laat zich aldus for
muleeren :
Wie zijn de schuldigen, dat in Juli
Handschrift van Kun B* la
zich gedurende meer dan duizend jaren liever
de hersens liet inslaan, dan dat het den
Slaaf of den Turk door het dwingen naar
het Westen, thans van front zal veranderen.
en, zfl aan zij met Slaven en Chineezen,
onder leiding van Semieten, tegen ons zal
oprukken ?
Men houde ze echter in het oog. Want
het zijn wel dillettanten, ongeroutineerden,
maar er zit meer achter dezen dan achter
al wat zich in Rusland of Duitschland col
lega's noemt.
Maar ging Amerika niet in den oorlog
voor vrijheid en zelfsbestemmingsrecht der
volken ? Dat schiet dan aardig in de richting:
in Hongarije bestemmen ze thans ook alles
reeds zelf... met zijn vierentwlntigen.
G. N IJ P E L S
lllmlIMlMlmlMMII illlllllllllllllllllllllllllllllllllMlllllllllllllllltlllllllllllllllll
verkochte ziel stelselmatig weigeren te leveren
nadat ze het geëischte loon van hem hebben
genoten en hoe genoten. Want de Duivel
is strikt eerlijk is zijn handelsovereenkom
sten : hij pingelt niet en voldoet stipt aan
de koopvoorwaarden, die hij eenmaal op
zich nam.
Emile Zola, die meer zin voor humor be
zat dan men in onze dagen gewoon is toe
te geven, wist dit heel goed. Ook hu vond
't onaardig, dat de Duival zoo... beduveld
werd. Herinnert ge u het dtoomstertje
Angélique uit Ie Rêve? En hoe ze niets anders
leest dan de romantiek v^n de heiligen
levens uit de la Légende Dorée ?
Behalve Zola heeft ook Bernard Shaw het
voor den Duivel opgenomen, maar geen der
moderne groote geesten heeft hem zoozeer
gerehabiliteerd als Molnar, de geestige
Honeaar. Want deze heeft van den Duivel een
Engel gemaakt.
Ik b?doel niet een engel, zooals Vondel's
of Milton's Lucifer er een is, een
machtiggrootsche geest, uitstralend de majesteit
der hartstochten, een tot begrip geworden
Gevallen God, in wien het kwaad vereeuwigd
zou kunnen zijn indien het voor vereeuwi
ging vatbaar ware, neen, als ik zeg, para
doxaal, dat Molnar's Duivel een engel is,
dan wil ik slechts uitdrukken, dat de
HonIIIIIIIIIIIIIIIIII'IIMIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
1914, toen weer hoogst ernstige moeilijk
heden tusschen de mogendheden waren
gerezen de oplossing dier moeilijk
heden niet is gezocht, zooals in vroegere
jaren, langs den weg eener conferentie,
maar dat ter oplossing gegrepen is naar
het gewelddadig middel: oorlog" ?
Het is een zeer verblijdend teeken, dat in
Duitschland zelf de noodzakelijkheid van
een oplossing der schuldvraag wordt inge
zien; en dat aldaar tot de instelling van een
speciaal Staatsgerechthof is besloten. Het is
te hopen, dat men nu ook de schuldvraag
op juiste wijze formuleert.
Voor velen staat na de studie van het
Duitsche Witboek en de gekleurde diplo
matieke bescheiden der andere mogendheden,
en van boeken als: Mein Londoner Mission"
van Prin* L'chnowsky en Die Verheerung
Europa's" door dr. Wilhelm Muehlon, om
andere boeken niet te noemen de beant
woording van bovenstaande vraag vrij wel
reeds vast.
In de tweede plaats: de schuldvraag naar
de ontzettend gruwzame wijze, waarop de
oorlog is gevoerd.
Over de schending van de neutraliteit van
België; over de leugenachtige berichten in
het begin van den ooi log en daarvoor; over
de noodelooze vernielingen en verwoestingen;
over de noodelooze Zeppelin-raids; enz. enz.
? Ook over het gruwzame voor het Duit
sche volk zeif, waar nu reeds is gebleken,
dat men dit volgzame volk jaren lang door
misleidende voorstellingen er toe gevoerd
en gebracht heeft om ver boven zijn kracht
durch zu halten; terwijl zooals nu
is geschreven de oorlog na den slag aan
de Marne reeds als verloren kon worden
beschouwd.
Het bovenstaande is niet ingegeven door
een anti-Duitsche stemming, zooals mis
schien de een of de ander hoogst welwil
lend? zal willen opmerken.
gaarsche drama-schrijver dien hoogen zin
voor humor bezit, waaruit de wijsheid ge
boren wordt. De wijsheid, die door den
schijn, den waan, heenziet. Monlar's duivel
heett niets duivelachtigs, of 't moest zijn
uiterlijk zijn.
Molnar's Duivel is een fijn-ironisch een
prachtig verscholen- protest tegen den vorm
van overspel, welke het huwelijk zoo
dikwfjls is. Prachtig- verscholen wijl niemand
het wagen kan rechtstreeks een aanval te
ondernemen tegen het heilige huisje, dat
huwelijk heet, fijn- ironisch, omdat n het
publiek n de spelers het spel gemeenlijk
opvatten lijnrecht tegen de uitdrukkelijke
en duidelijke bedoeling van den schrijver in.
En als hij bfi het slot zijn beroemd
geworden Voilal" de zaal in slingert, dan
heeft de goede inblazing 't van de
duivelsche gewonnen en heeft God verbonden
wat de menschen gescheiden hielden.
.**
Heel Nederland heeft Molnar's Duivel
gezien. Zelfs alle jonge meisjes. Wij hebben
allemaal Verkade erin zien slangenmenschen,
we hebben allemaal genoten van zijn pret
tige stem en van zijn leuke manier om de
geestigheden fijn langs zijn gebogen neus
weg te zeggen, we hebben allen?gehuiverd
om de schoonheid van Mien Duymaer van
Twist's schouders. Begrijpen deed je het stuk
eerst goed, als je het las. En dan kwam je
tot de onaangename conclusie, dat noch
Verkade's goede bedoeling r och zijn onover
trefbare vaardigheid om vernuftige zetten
te plaatsen, r.öch zelfs Mien Duymaer's
vele uiterlijke en innerlijke talenten, je dicht
bij de kern van het werk gebracht hadden.
Van Eduard Verkade zal niemand later
kunnen zeggen, dat hij van Molnar's Duivel
op de film een Satan gemaakt het f r. Was
het van Verkade's toonerlduivel niet altijd
af ta lezen cf hij een engel was of een
daemon, zijn film-duivel laat geen enkelen
twijfel toe. Deze film-Mephisto is een goed
beest. Geen mensch, die in de boosaardig
heid van dezen langen meneer met de on
berispelijke Engelsche kleedij gelooven zal.
Er is veel te veel glunderheia in zijn
aardigen, sympathieken kop.
Hij is er zelfs acrobaat bij geworden: hij
springt o/er tafels, kronkelt zich om lantaarn
palen, alsof het zijn dagelijksche bezigheid
is. Hij rekt zich uit en op tot onmetelijke
hoogten.
Hij wil een satan zijn, en hij is ... een
leuke jongen.
De bioscoop is een nuttige zaak. Onge
twijfeld, hij zal het tooneel
dood-concurreeren, totdat het tooneel zijn levensvatbaar
heid zal hebben gekregen. Dat wil zeggen,
totdat het herworden is: democratisch,
woitelend in het bestaan van het gansche
volk, omhelzend de gansche gemeenschap.
Een zegen voor allen, een bezit van allen.
Indien Verkade met Molnar's stuk wijze
voorstellingen had kunnen geven, dat zijn
voorstellingen geleld en gedragen door een
wijs Inzicht, artistiek en zakelijk, dus ontdaan
van snobisme, ontdaan van eiken hoogmoed
en elk zich apart voelen, indien hij en alle
andere tooneelondernemers de gemeenschap
zouden hebben willen dienen, in nederig
heid en algeheele overgave, met ter zijde
stelling van valschen trots en eiken vorm
van zelfzuchtigheid, dan had hij ze kunnen
aanbieden voor denzelfden pré, dien de
groote massa thans willig offert in de
bioscoop-theaters om er de verkrachting,
de verhaspeling van te gaan aanschou
wen, omdat dan de groote massa naar
zijn schouwburg gestroomd zou zijn.
Uan behoefde het tooneel niet om aal
moezen, subsidies genaamd, te gaan bede
len, en was het met de dramatische
kinematographie gedaan. Zooals de verhoudingen
ihans zijn, behoort men er zich over te
verheugen, dat de bioscoop het wrakke
tooneel zal omverwerpen, tot den gulden
tijd, wa< rin het, levenskrachtig herrijzen zal.
Immers, voorloopig, behoeft het ideale
tooneel, wat het artistieke betreft, den wed
ijver van de drama-kinematographie nog
niet te vreezen. De drama-kinematognphie
is nog niet toe aan haar werkelijken, haar
goddelijken kunstvorm, aangenomen, dat zij
dien ooit vindt. Op het oogenblik beheerscht
ze nog in hoofdzaak het kijkspel, de bom
bast-romantiek en de dwaze klucht,
woekerplanten in den tuin der dramatische
kunst, waarvan de uittukking slechts ver
heugen kan. En ze rukt ze uit: want het
kijkspel, de bombast-romantiekende dwaze
klucht op de film zijn beter en vooral de
mocratischer (goedkooper) dan in den
schouwburg.
Si M ON B. STOKVIS
Als men de berichten in de verschillende
bladen goed leest, dat weet men, dat der
gelijk geluid als het bovenstaande, ook
reeds opklinkt in Duitschland zelf. En dat
is een heel gelukkig verschijnsel. Het is
tevens een bewijs, dat dat volk zich en
het is in zijn welbeg'epen eigen btlang
gaat ontworstelen en losmaken van die af
schuwelijke, nefaste leer van Von Treitschke.
Het is voor het Nederlandsch publiek
zeer te betreuren, dat bijna al onze dag
bladen in de laatste weken wel alle donkere
punten met betrekking tot het zeer moei
lijk werk te Parijs scherp en fel hebben weten
te belichten en naar den voorgrond hebb.n
gebracht; maar dat op het zooeven genoem
de verschijnsel en dergelijke slechts terloops
de aandacht werd gevestigd.
En men had toch de beschikking over
zooveel materiaal. Om mij op n te beroe
pen: In Januari 1919 is te Berlijn bij Karl
Curtius verschenen de brochure: Wir sind
allzümal Sünder...", geschreven door dr.
Paul Raché. Niettegenstaande zijn Fransch
klinkenden naam is Rachéeen geboren
Duitscher; hij was gedurende den oorlog
jaren hier te Amsterdam correspondent voor
Berlijnsche bladen.
Welru: die brochure (42 blz; is n
dooiloopend scherp requisitoir tegen de
handelingen van Duitschers; zooals hij in
de inleiding schiijft: S!e geben die
Eindiiicke wieder, die ich in diesen Jahren im
neutralen Ausland, besonders in Holland,
von den Geschehnissen des Weltkrieges
gewirnen müszte". En waar eindigt hij op
pag. 42 mede? Schuld an dem
Entsetzlichen, das hlnter uns liegt, tragen wlr alle
in gleichem Masze. Aber die Erkenntnis
dieser Schuld ist die Vorbedingung für
alles neue Werden."
Schulderkenning!
En daarna komt het herstel van de nu
afgebroken internationale banden van zelf
ook tot stand.
Amsterdam C. D E V R l E S
l