Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Mei 19. - No. 2187
SCHILDERKUNST-KRONIEK
LEFAUCONNIER, VAN DER LINDE, AMSTERDAM
Wat is Le Fauconnter? Wie is Le Fauconnier?
Ge kunt onmiddellijk een schelding trekken,
een verhouding bepalen bfl dezen schilder
tusschen twee soorten zijner voorstellingen.
Hij is de schilder van bloemstukken en van
figuur, en hfj is de schilder van een be
dachte voorstelling. Er zijn bij hem voor
stellingen die onmiddellijk ontstaan uit zijn
kleurgevoel en er zijn andere, waaraan een
toeleg niet vreemd is, een opzet; die be
dacht zijn en uit zfjn denken ten eerste
voortkomen. Hiertoe behoort de groep
DIEU TE VOIT. Ik heb mijn bezwaren ge
openbaard tegen een vroegere groep, ik doe
dat opnieuw tegen deze. Le Fauconnier is
niet primitief genoeg, dat is eenvoudig
subtiel, om zoo'n groep verfijnd genoeg te
formeeren in zijn eenvoud. Er is daaren
boven deze hinderlijke duidelijkheid, dat op
iedere teekening de drie woorden herhaald
worden en soms op een naar den bouw
onjuiste plaats. De meenlng is dus niet als
iets patents in het werk, maar hangt er als
een label bij.
Er zijn andere werken hier, waarin iets
van deze groep voorkomt, waar een eigen
schap voorkomt in geringe mate, die ge in
de groep te sterk vindt, maar waar de
Schilder veel zuiverder is aan te treffen.
Dezen schilder vindt ge in het Intérieur met
de vrouwen en met den uitkijk op de
besneeuwde huizen, in het werk met de
Danseuse, en in het landschap met de
2 figuren, en met de krachtige lucht.
Het meest groote werk is het Inf
rieur, in donker blauw, groen en bruin.
Hier is in een schilderij iets zwaars be
reikt, iets w i l d -1 n n i g s, dat Le Fau
connier zeker niet altijd vermag. En waarom
is het episodische werk met de Danseuse
zóvreugdevol te bezien? Niet om de ge
dachten, maar omdat het werk als een boeket
van kleuren is, een zeer levendig boeket van
kleuren, met prachtige r o ode n.
Le Fauconnier heeft een na
tuurlijke gave voor kleur; zijn
rooden bovenal, zijn blauwen, zijn bruinen
zfjn rQk, diep, en toch bewogen. Hij is een
bloemenschtlder, een die teekeningen maakt
van bloemen. Zijn kleur daarin is voornaam,
en groot. Ge ziet dit in No. 4, de witte
bloemen op het blauwe kleedje, in No. 6, de
groote aquarel met witte bloemen. De figuur
in de bedachte voorstellingen is zwaar, tot
het plompe toe, soms op het dierlijke af.
Ge vindt die hier. Ge vindt ook andere bij
Van der Linde, die meer portret is. Zij
is daar geschakeerder. ZtJ is in het kindje met
den Aaronskelk, een blond meisje met een
roode jurk tegen een rooden grond (een
diep samenklinken) zonder moedwilligheid,
en vol innerlijkheid. Een zelfportret treft
door gelijkenis; een goed werk is, ten slotte,
de oude vrouw tegen den! stijgenden, ge
deeltelijk opnieuw rooden grond.
DeverdeeOp den Economischen Uitkijk.
Het Rijk en de jaarbeurs.
Oorspronkelijk was de werkzaamheid der
Parlementen het onderzoek der .beden" van
den Koning; uit hun bevoegdheid in zake het
voteeren van belastingen volgde het recht van
medebepaling der staatsuitgaven. Uit hunnen
aard moeten de Parlementen de Regeering
tot zuinigheid dwingen, waken tegen opdrij
ving der kosten, die ten laste der burgers
komen. Maar de Parlementen zBn ont-aard"
in dezen zin, dat zij veelal de R -geerlng tot
uitgaven drijven en dat de Minister van
Financiën tegenover de Volksvertegen
woordigiqg de koorden der beurs tracht vast te
houden en verzwaring van publieke las en
tracht te keeren. Zoo ziet men ook ten
onzent herhaaldelijk de rositie zich teekenen.
Het is daarom des te meer jammer dat
wanneer dan zoowaar de Tweede Kamer
eenmaal eens bezwaren oppert teg-n een
Regeeringsvoorstel, dat geld zal kosten
dit geschiedt ter zake van het m. i. zoo
sympathiek en welgegrond voorstel tot
leening voor het Eerste vaste
Jaarbeursgebouw en daarbij dan tegen dit voorstel
een bestrijding gevoerd wordt, waarvan
men zich afvraagt uit welke bron zfj wel
haar argumenten mag hebben geput!
Men weet dat nadat de Utrechtsche
gemeenteraad had besloten tot uitvoering
in vollen aanvang van de plannen der
Vereeniging tot het houden van jaarbeurzen in
Nederland (in zake de stichting van drie
vaste jaarbeursgèbouwen) mede te werken
de Minister van Finantiën bij supletoire
begrooting heeft voorgesteld voor ditzelfde
doel aan de N.V. tot exploitatie van vaste
jaarbeursgebouwen te Utrecht" als voorschot
uit 's Rtjks schatkist een bedrag van
n.000.000 te verstrekken in den vormeener
hypothecaire geldleenlng tegen 5'/i'/? rente.
De Minister overwoog dat alles, wat de
nationale Industrie in dezen tijd tot steun
Hnsr van achtergrond en figuur is een bekoring.
Een opmerking moet hier genoteerd wor
den. De invloed van Le Fauconnier op de
moderne kunst in Holland is grooter dan
dikwijls wordt gemeend. Hij is niet ge
vaarlijk, deze invloed van Le Fauconnier's
kleur; integendeel, de kleur is niet strem
mend, maakt niet klein; ze is groot, impres
sionistisch klankrijk. Ze is forsch, en
levendig en innerlijk.
LEO GESTEL, GERBRAND'S KUNSTHANDEL
UTRECHT
Het werk van Gestel heb ik gekarakteri
seerd, toen het te zien was op den
Hollandschen Kunstenaarskring. Ik heb met
nadruk gewezen op de beschaafdheid, de
zedigheid, de gestadigheid van dit talent.
Ik heb zijn zonnebloemen vergeleken met
die van Vincent; Vincent's grooteren harts
tocht ddarln, met den meer weemoedigen
van Gestel in deze zonnebloemen, met den
meer peinzenden zin van Gestel. Toch is
deze peinzende gezindheid niet zonder
kracht. Zq is dit stellig, vol kracht, in de
twee waterverfteekeningen, die bij
Gerbrand's zijn (15, 16). Het Landschap van
Gestel, zoo geheeten cubistls' h, is in lang
niet zoo uitvoerig te zien geweest als in
Utrecht. Ook daar is beters en zwakkers.
Ook daar is de verdeeling, en de kleur nu
uiterst verfijnd, luchthartig neergezet, een
kleur, die het doek niet zwaar maakt of smet,
of ze is niet genoeg den vorm definieerend;
ze is in den vorm te eentoonig. Krachtig
is de teekening van het landschap met den
boom, dramatisch; zwierig, vol licht, is het
havengezicht uit Mallorca (No. 3), een
decoratieve Synthese van het zuiden; als
losllggende bloembladen Is hier en daar em
landschap uit dezelfde streek (43, 24 32);
soms gaf hij, in een geraffineerd bruin, een
lierard de Lairessë Het wettig Gezag Gevard de Lairesse De Omwenteling
EEN SCHENKING VAN HET RIJK
Deze schilderijen thans nog in het Rijksmuseum zijn door het Rijk aan de Gemeente Rotterdam geschonken voor haar
nieuwe Stadhuis. Daarmede is de kwestie op den voorgrond gebracht of het Rijk aan haar geschonken kunstvoorwerpen of
anderszins mag verkoopen of wegschenken. De heer Heykoop heeft daarover den Minister van Onderwijs eenige vragen gesteld,
waarop de Minister antwoordde, dat, naar het hem voorkwam, de Regeering krachtens hare hoedanigheid van beheerder der
R(ksgoederen het recht bezit deze goederen zonder voorafgaande machtiging van de wetgevende macht weg te schenken of
te verknopen. Wij komen hierop terug.
iiiiiiiMiiuiimiiiimiiiiimimiiiiiiiiimiiiiitiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHII
stijgende streek van rotsen en huizen en
maakte een werk vol lenige luchtigheid.
PLASSCHAERT
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiniiiiiii
EDELSMEEDKUNST
De Maatschappij voor beeldende kunsten
te Amsterdam, doet met deze tentoonstelling
een goed werk. Ten eerste zijn er heel veel
mooie dingen, dus geeft een bezoek aan
deze expositie genot aan den kunstminnaar.
Studeerenden vinden er een schat van mo
tieven, zoodat in vele opzichten hier
leering gegeven wordt.
Men concludeere hieruit niet dat alles
mooi is wat er geplaatst is. Het totaalbeeld
gaf mij deze eigenaardige sensatie: wanneer
men 20 jaar geleden zulk een exposi ie
bezocht was de conclusie: vroeger was alles
mooi, het nieuwe is slecht. Nu echter staat
iiitiiniiiiiiiimi
IIIIIIIIIIIIIIIIH
Tentoonstelling van
OUD-HOLLANDSCHE KUNST
UIT DE
COLLECTIE GOUDSTIKKER
IN DE ZALEN VAN DE
ACADEMIE VAN BEELDENDE KUNSTEN
EN TECHNISCHE WETENSCHAPPEN,
COOLVEST 84 ROTTERDAM
strekt, van Rijkswege behoort te worden
aangemoedigd". Voor de nijverheid, zoo
oordeelt hij. voorziet de Jaarbeurs in een
behoefte; zij zal ook naar de meening van
den Minister van L., N. en H. een blijvende
plaats als voor de industrie nuttige instel
ling bekleeden. Na de voordeelen van vaste
gebouwen te hebben betoogd, wijst de
Minister op het in verhouding tot het bij
deze aangelegenheid betrokken algemeen
belang" gering risico voor den staat: een
eerste hypothecaire leening tot een beloop
van de helft der stlchtir gskosten van het
gebouw, terwijl de leening wordt gewaar
borgd door de Vereeniging tot het h' uden
van jaarbeurzen", welke een waarborgfonds
van / 152.000 bezit. Voorts zal van het in
totaal te leenen bedrag/ 9-0.000 door de
industrie worden verstrekt (als deelneming
in het aandeelenkapitaal). Bi] de indiening
van des Ministers voorstel was daarvan
reeds 7 ton geplaatst. De leening van
's Rijkswege zal In 33 jaar worden afge
lost (jaarlijks ?30000 ten minste). .De rente
is bepaald op 5Vi /o, zoodat de Staat geen
renteverlies zal lijden". De Minister vroeg
de Kamer om een spoedige beslissing op
zijn 5 April 11. Ingediend voorstel, want
men wilde l April met den bouw beginnen.
Wie dit las, moest denken dat de Kamer
met bekwamen spoed" en zonder veel ge
praat dit zaakje graag zou afdoen, om daar
door ook harerzijds te doen blijken dat zfj
alles, wat de nationale industrie in dezen
tijd tot steun strekt, van Rijkswege wil aan
moedigen. Het Voorlooplg Verslag op het
5 April ingediend voorstel is gedagteekend...
9 Mei en vangt aan met de verrassende
mededeeling dat zeer vele leden" zich met
het denkbeeld niet konden vereenigen. De
M. v. T. vonden zij in hooggestemden toon
geschreven"; de uitkomsten van de derde
Jaarbeurs vormden een terugslag op die der
eerste twee en deden ernstigen twijfel rijzen
of een eigen jaarbeurs na den oorlog in
Nederland wel bestaanbaar zou zijn. Dus
moest men nu geen groote sommen in zoo
iets gaan vastleggen. Indien particulieren
of de gemeente Utrecht dit willen doen,
moeten zrj dit zelf weten, maar voor het
Rijk is er allerminst reden om, al is het
maar bfj wijze van geldleening, thans een
van door het Rijk zelf met moeite te
leenen millioenen in zulk een onderneming
te beleggen." Eerst als na... x jaren de
jaarbeurs een blijvend succes blijkt, zou het
Rjk naar de meening dezer leden de zaak
kunnen steunen. Maar aan zulk een blijvend
succes twqfelden vele leden. Zijn straks de
grenzen weer open, dan is een Uirechtsch
jaarbeurscentrum naast Leipzlg, Lyon en
Bazel tot mislukking gedoemd." Voor
een eigen jaarbeurs is de Nederlandsche
industrie, ook na hare ontwikkeling in de
laatste jaren, als de buitenlandsche industrie
daarnaast ook met hare aanbiedingen kan
komen, te gering van omvang en beteekenis
dan dat Utrecht ooit een beteekenend han
dels- en nijverheldscentrum zou worden."
Vreemde industrlcelen zullen daar niet komen
en de onze zullen liever naar 't buitenland
gaan... Het uitzicht op vrede immers deed
de belangstelling voor de derde Jaarbeurs
reeds verflauwen. En men ziet immers dat
de belanghebbenden zelven niet eens het
volle benoodigd bedrag van 2 millipen bij
eenbrengen l Voor den bloei onzer nijver
heid is ook wat anders noodig dan een
kleine expositie gedurende een paar weken."
Klaarblijkelijk wou men in Utrecht nu wel
profiteeren van den gunstigen indruk der
twéeerste Jaarbeurzen om een groot ge
bouw te verkrijgen, waardoor dan de vesti
ging der beurs (kwijnend of bloeiend) te
Utrecht gewaarborgd was, terwijl toch een
jaarbeurs, indien al bestaanbaar, veel beter
b.v. Ie Amsterdam haar plaats zou vinden.
Ziedaar zoo ongeveer wat deze heeren in
het midden brachten. Eenige leden" dachten
er anders over, vonden de Jaarbeurs wel een
doeltreffend middel en den gevraagden steun
gerechtvaardigd.
Nu begeef ik mij niet in de detail-opmer
kingen van verscheidene" sommige" en
enkele" leden over de wijze van steun
verlening. Wat ik onder de oogen wil zien,
is dit verzet van zeer velen" te,gen de zaak
zelve. Wat mij daarin als het meest hinderlijk
treft, is het gebrek aan inzicht en doorzicht,
het nuchtere, het totaal gemis aan geestdrift,
het bijeenrapen van kleine bezwaren, het
kleine en smalle. Ook: het gemis aan wezen
lijke kennis van de belanrijkste elementen
der zaak. Ik vooronderstel althans dat de
heeren, hier aan 't woord, niets wisten van
wat in het buitenland op dit stuk te koop is.
Daar is men minder vreesachtig dan wfj
hier. In Denemarken is reeds een vast
jaarde zaak anders en moet men bekennen: wat
is er vroeger toch ook veel Ier lij ks gemaakt,
en wat zijn er tegenwoordig al mooie ding-n.
En dit te constateeren stemt reeds dankbaar
In een soort (getypte) handleiding wordt
den bezoekers een schema gegeven van de
bedoeling dezer tentoonstelling. Ik stip hier
uit het volgende aan:
In kunsthistorische volgorde zijn de (pro
fane, dus geen kerkelijke kunst) werken op
gesteld.
Van af de 16 ie eeuw tot op heden is een vrij
wel compleet beeld gegeven. Er zijn werken
van bekende oude (Nederlandsche) meesters.
Tegen een deel der tentoonstelling
heb ik bezwaar, als men hier ten minste
een Aunsf"-tentoonstelling heeft willen
maken. Mrn heeft n.m. ..enkele firma's ge
legenheid gegeven geschaftsmassig te
exposeeren." Daarmede heeft men het bekende
achterdeurtje oien gezet om werk binnen
te halen dat er niet hoort, omdat het geen
kunstwerk is. We zien daarbij dan ook het
verouderde en veel bestreden trucje toege
past als- ontworpen in eigen ateliers", en meer
dergelijke firma-handigheden, terwijl we nu
toch wel weten dat een ontwerp, d.i. een
schepping iets van een individu is, en niet
van een Geschaft."
Waar de tentoonstelling overigens zooveel
goeds heeft mocht ik deze opmerking niet
achterwege laten, omdat alleen in boven
vermelde afdeeling dingen zijn die, qua
vormgeving met kunst niets te maken, en
technisch overbodig zijn.
In het z g. geschiedkundige deel zijn prach
tige typen, al zfjn er dan, als gezegd, be
denkelijke vormen bij. Er zijn b.v. in de
renaissance-vitrine werkstukken, die op het
eerste gedchtdoen denken aan de befaamde
WiHemdriestijl." Toch zou ik om
dervolledigheidswllle niets hiervan willen missen.
(Behalve het nagemaakte stijl werk vanBegeer).
Veel genoeglijker, gemoedelijker en gevoe
liger is voor mij het 17de eeuwschc werk,
en ook heel genoegelijk is het werk uit de
eerste 40 jaren der 19de eeuw.
iiiiiimiiimiii
beursgebouw gesticht (te Frederlcia). Zwit
serland is in dezelfde richting stevig werk
zaam (Bazel). Duitschlard kon onder den
oorlog niet zoo zwaar lijden of daardoor
zoo geheel in beslag worden genomen, of
het begreep de noodzaak om, zelfs in de
oorlogsjaren, het aantal Messpa'aste" uit
te breiden. Spanje wil niet achterblijven en
bereidt de oprichting van een vast gebouw
(te Valencia) voor. Frankrijk begrijpt ook
heel wel dat aa pakken de boodschap is:
van het groote, voor Lyon ontworpen plan
is een deel reeds voltooid. Is dat alles niet
beschamend voor de angstvalligheid der
zeer velen"?
Maar die derde Jaarbeurs te Utrecht was
toch minder bezocht en leidde tot minder
zaken dan de twee vorige? Herinneren mijn
lezers zich wellicht wat ik in het no. van
29 Maart schreef over de onzekerheid der
tijden" als algemeen remmende factor? Men
behoeft zich over de Uirechtsche jaarbeurs
niet ongerust te maken; de leiding is in
vertrouwde handen en de instelling heeft
haar nut bewezen. Wonderlijk is dan ook
de redenerring in het Voorloopig Verslag:
men wil nu van den gunstigen indruk der
eerste en tweede Jaarbeurzen profiteeren om
thans het vaste gebouw te krijgen. Won
derlijk inderdaad! Terwijl juist het V. V.
over het zeer geringe succes" der derde
Jaarbeurs spreekt, zou men zeggen dat het
oogennlik voor de plannen sl-cht gekozen
is! Maar de heeren gevoelen klaarblijkelijk
niets van of voor het gelukkig optimisme,
dat Goddank de Jaarbeurs-leiders bezielt.
ZIJ weten zeker ook niet, dat die derde
Jaarbeurs inderdaad wel minder bezoekers
dan de vorige heeft getrokken, doch dat
ook op deze belangrijke zaken gedaan zijn,
in sommige takken minder, doch in andere
meer dan op de vorige. Zij weten zeker
ook niet, dat de Utrechtsche Jaarbeurs niet
is een kleine expositie gedurende een paar
weken per jaar", maar een groote markt, en
dat tusschen twee jaarbeurzen In het bestuur
stelselmatig en met stijgend succes bezig
is buitenlandsche betrekkingen aan te kno
>pen, te onderhouden en uit te breiden, Ook
weten zij waarschijnlijk niet, dat de laatste
jaarbeurzen te Bazel, Lyon en L-ipzlg ook
minder druk dan de voorafgaande waren,
maar dat die ervaring ginds niemand weer
houden heeft van krachtig doorzetten en
De Indische afdeeling, met goud, zilver
en koperwerk is, hoewel klein, belangrijk.
Vooral de wapens zijn prachtig. Men heeft
hier behalve van particulieren de medewer
king gehad van het Koloniaal Instituut.
En wat nu de werken van dezen tijd be
treft, alles te noemen is hier ondoenlijk.
Ik moet dus volstaan met te vermeiden de
eerste Jugendstijl" proeven, de meer starre
constructieve vormgeving, enz. totdat we
wat dichter bij komen en uit het verschil
lende werk bemerken dat alles nog bijzonder
Individueel is, en ieder a.h.w. zfjn -eigen
stijl hèft.
Hieruit kan ik alleen aanstippen, fraai
werk van Zwollo, die in groote vormen het
mooist is en ook prachtige emailproeven
laat zien. Zwollo is voor mij niet de man
van het ornament, ook niet voor bijoux.
Ook Jacobs heeft hier mooi werk, veoral
ook in de groote vorm, en waar hij die
hoofdvorm verwerkt, zooals in de groen
geoxiderrde afvloeien Aardig is een doosje
donr mej. Any Pohl ontworpen, met email
ingelegd (door Begeer uitgevoerd). Werk
van de laatste allure is door E. Wichman
ingezonden. Het is ongetwijfeld nieuw, in
die beteekenis dat het hemelsbreed verschilt
van het historische werk in de andere zalen.
Het wijst naar veel mooglfjkheden, doch per
soonlijk wensch ik hier een afwachtende
houding aan te nemen. Zfjn email vind
ik grof.
Ik hoop intusschen met deze regelen velen
tot een bezoek op te wekken.
C O RN. VAN DER SLUYS
TOONKAMERS VAN
C. J. LANOOY
PAPESTRAAT 24 -:- DEN HAAG
EXPOSITIE VAN
Eerste Proeven Kunstglas
iiiiiiMiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
voortbouwen l Want wanneer de zeer velen"
dit alles wisten, hoe konden zij dan
oordeelen gelijk zrj deden? Hoe moesten zQ
dan niet inzien, dat hun bezwaren gezocht
zijn l Dat het hier gaat om groote belangen,
die men niet in den hoek moet trachten te
duwen met kleineerende bespiegelingen over
wat Holland niet zal kunnen l Holland kan
veel, als de heeren in Den Haag maar willen
meewerken, althans niet tegenwerken.
Het schijnt mi] een dankbare taak voor
den Minister om een rake Memorie van
Antwoord te schrijven op dit pcuterig, klein
Voorlooplg Verslag l
Zoo juist omvang ik het zevende jaar
verslag der Nederlandsch-Amerikaansche
Kamer van Koophandel te San-Francisco,
waarin de secretaris dier Kamer, de heer
L. H. Hij mans een artikel schreef over the
annual industrial fair at Utrecht." In den
aanhef van zijn artikel zegt hij: The average
Hollander may be called a prudent man;
al'hough the country is progressive, it takes
the dyed-ln-the-wool Hollander quite allttle
time to reconcile himself with innovatlons."
Maar aan het slot lees ik: The Annual
industrial Fair has taken hold of the national
life in Holland; it is grandually becoming
the main event of the year for Holland's
industrials and more and more the buyers
of all countries of the world wlll fl ck
tozether to the good city of Utrecht, when
that hospilable town anew will oprn its
gates to the many thousands of visitors of
this vitally important Annual Dutch Indu
strial Fair."
Zoo oordeelt een der voorvechters van
Hollandsche belangen fn den vreemde. Hij
weet wel dat wij a little time" behoeven
om over den schrik voor het nieuwe heen
te komen, maar hij heeft vertrouwen in de
toekomst. Hij weet hoe scherp de strijd is;
dat verschillende neutrale staten er op uit
zijn zich toe te rusten als ontmoetings-punt
voor de belligerenten van gister en hij begrijpt
dat Holland niet mag achterblijven ... M-ar
dit Voorloop) g Verslag was in San Francisco
nog niet bekend!
Des te beter! Maar laat daar spoedig be
kend worden dat onze Regeering het werk
der Jaarbeurs bevordert.
SMISSAERT