De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 7 juni pagina 5

7 juni 1919 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

7 Juni '19. No. 2189 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Vrouwen in de Provinciale Staten Tukenlng voor ade Amsterdammer" van E. Woutersen-van Doesburgh IX Zeeland. Mevrouw G. B. DUIKER?BLEKKINK (S. D. A. P.) IIIMIIIIIIMItllllllllirilllllllMMIlMIIIIIMIIlIIIIIIIIIIIIIII IIIII Illlllllllllll De Schatten der Huisvrouw II HET SLEUTELMANDJE Wat al kleine kostbaarheden bergt bfl een echte hulsvrouw het sleutelmandje. De huishoudbeurs, een bos sleutels en enkele losse, een stapeltje brieven, een paar rekeningen, een paar kwitanties, papiertjes met aanteekeningen van huishoudeiijken aard, schoone papiertjes die zuinig van brieven zfln afgescheurd, aanbevelingskaarten en prijscouranten van leveranciers, opgerolde stukjes touw, een boekje met postzegels, een doosje hoofdpijnpoeders, een paar brief kaarten, een lintje, een bandje, een doosje lucifers, een stukje potlood met een bijzonder stompe punt, en als de huisvrouw geen goede oogen heeft een lorgnet in een hoesje of een bril In een brillehuis, vinden er een vaste, en nog vele andere zaken een tijde lijke bergplaats. Onderschat deze zaken niet. Waartoe zou een echte huisvrouw nog in staat zijn als ze geen sleutelmandje bezat. Ze komt aan het ontbijt met haar sleutel mandje. Ze zet het op het buffet en gaat na het omwasschen voor het raam zitten met haar sleutelmandje. Ze drinkt koffie met naast zich het sleutelmandje. Als ze 's mid dags uitgaat, bergt ze het sleutelmandje zoo lang in het heiligdom der heiligdommen de linnenkast. Aan het eten verschijnt ze weer met het sleutelmandje. En als ze naar bed gaat, gaat ze naar haar slaapkamer met het sleutelmandje, om 's ochtends weer aan het ontbijt te verschijnen met het sleutelmandje. Dat kostbare sleutelmandje is de nervus rerum van de huishouding. Als er gebeld wordt en de meid komt binnen met een kwitantie, grijpt de huisvrouw naar haar sleutelmandje. Als er iets voor het eten noodig is wordt de sleutel van de provisiekast te voorschijn gehaald uit het sleutel mandje. Voor een schoon laken of een schoon servet is noodig de sleutel van de linnenkast uit het sleutelmandje. Bi] het uitreiken van een stofdoek aan de meld, llllillillililiiiii DE ZWARTE STERNTJES Ze komen terug wanneer het jonge riet zoowat een halve meter hoog Is. De rozetten van de hanekammen of krabbescharen wijd uitgespreid en violet aangeloopen raken dan net aan de oppervlakte van het water, maar een paar warme dagen doen de binnenste bladeren opschieten en die steken dan al gauw een decimeter in de lucht omhoog, heldergroen, met stekelige randen. Al spoe dig is de breede veensloot er meebevloerd en in afwachting daarvan vieren de zwarte sterntjes er lederen dag hun liefdesspel als de zon op zijn hoogst staat. Met zijn vijftigen zwieren ze af en aan boven de toe komstige broedplaats, krijschend en tierend en zeer gemakkelijk zijn telkens de twee tallen te ontdekken. Eén strikt er neer op de puntige krabbeschaarblaren. de ander staat pal daar boven in de lucht te klap wieken juist zooals hij doen zou wanneer hij te water of te land zijn prooi beloert. Dan daalt hq in snelle duikelvlucht bq het wqfje neer en samen maken ze fladderend komt te pas het sleutelmandje. We snoepen niets, we eten niets, we drinken niets zon der de tusschenkomst van het sleutelmandje. De huisvrouw kan geen brief of briefkaart schrijven, zonder dat naast haar staat het sleutelmandje. Ze zou niet kunnen telephoneeren naar den slager of den kruidenier, als ze niet de telephoonnummers opzocht op het papiertje, dat ligt in het sleutelmandje. Aankomst van treinen waarmede gasten worden verwacht staan genoteerd op een papiertje in het sleutelmandje. Als de huls vrouw eens een boek uit een bibliotheek wil lezen, zoekt ze de nummers van enkele boeken in de catalogus op, en noteert die op een stukje papier, dat gelegd wordt in het sleutel mandje. Een St. Nicolaasvers gaat tot het wordt verscheurd in het sleutelmandje. Iets dat een der huisgenooten verloren heeft, een manchetknoop of een boordenknoopje, gaat zoolang in het sleutelmandje. En veider gaan zonder bepaalde reden nog zeer vele dingen zoo maar in het sleutelmandje, tot dat ze vernietigd worden op den dag, dat het sleutelmandje wordt opgeruimd. Eigenlijk is het sleutelmandje het symbool der huishoudelijkheid. Het geeft de huis moeder een degelijkhulshoudelijk voorkomen, hoewel het gewoonlijk slechts een wankel overladen dinske is. Voor het gewichtige bedrijf dat huishouden bestieren heet, is het: kaartsysteem, groote en kleine kas, corres pondentie register, memorandum, en klapper voor algemeene zaken. Als ik ooit huisvrouw wordt, zal het eerste zijn, wat ik me aanschaf, ten einde mijn plichten tegenover man en kroost naar behooren te kunnen verrichten, een ruim en stevig sleutelmandje. *) ARIËTTE llllllllflllllllllllllllllllllllllllllll Meeuwen Wat zweven die meeuwen daar mooi boven het watert Sedert menschen zich met vliegpogingen afgeven, heeft de vlucht der vogels een nieuwe zijde van belangstelling voor m gekregen. Met bewondering sla ik de in spanning gade, die het den kleinen dieren kost, en de gratie, waarmee zich de meesten hunner van die inspanning kwijten. En dan de juistheid en snelheid, waarmee zulke meeuwen hun vischvangst ten uitvoer brengen, en daarna weer een poosje zwem men of een stap of wat loopen, al naardat zij dat noodig achten. Vooral aan het zeestrand kan men zich In haar bewegingen vermeien. Welk een leven en drukte in zoo'n zilver-grijze meeu wen-menigte ! Welk een verscheidenheid van stand en houding l Zoo vlug, zoo handig zQn ze; zoo van alle markten thuis;" men kon bijna zeggen: zoo veelzijdig ontwikkeld. Zij kunnen, wat slechts weinig vogels met haar gemeen hebben: goed loopen n goed vliegen n goed zwemmen. Ondanks hare zwemvliezen, loopen zij niet waggelend als zwanen, ganzen of eenden, maar zoo vlug en zoo netjes als kwikstaartjes. Zoo als zij daar over het zand stappen, zijn zij blijk baar heelemaal op haar gemak, alsof de grond haar nlge en vaste woonplaats was en wandelen, haar eenige manier om zich voort te bewegen. En nochtans: welk een vlucht, welk een sierlijke wiekslagen en aardige zwenkingen! En niet minder be hendig zijn zij op het water, hetzij zij zwem mend haar natuurlijke roeispanen reppen, of wel, bijna onbewegelijk, op de golven dobberen, zoo licht en luchtig of zq witte schuimkopjes -waren! Waarom ik nu voor die meeuwen eventjes belet vraag in het Vrouwenhoekje van de Oude Groene?" Wel, juist om haar bovengenoemde voor naamste eigenaardigheid: haar bewonderens waardig aanpassingsvermogen. Want het komt mij voor, ja het is mijn persoonlijke levenslange ondervinding, dat het voor ons vrouwen ook in hooge mate daarop aankomt. Van jongs af dat vermogen te hebben geoefend, zoodat het door ge woonte tot een stuk natuur geworden is, dat is meer waard dan uitgebreide kennis of speciale vakdressuur. Zeker, er is in de opvoeding der hedendaagsche meisjes veel wat heel wat verkieselijker is in vergelijking met die van vroegere generaties, Maar wordt de drang naar een vroege beroepskeuze goed en *) Het gewenschte ruime, stevige sleutelmandje. Red. danspasjes over het golvend vloertje. Zoo zijn er soms tien of twaalf stelletjes te gelijk bezig. Een ander is boven op een staak gaan zitten, een mooi, fijn, donker sil houet je tegenden|blau wen hemel.op de zwakke pootjes na wel het mooist geproportionneerde vogellijfje, dat zich laat denken. Ze spert het fijne snaveltje wijd open en laat de allernaarste hongerkreten hooren. Hoewel ze zelf met het grootste gemak haar kostje zou kunnen ophalen vindt ze er een genoegen in, om zich nu door haar mannetje te laten voeren. En die laat zich niet onbe tuigd, hij heeft een dikke libel gevangen en komt die nu met velerlei misbaar aan zijn geliefde presenteeren. Weer andere doen niets anders dan schroefbanen om elkander te beschrijven en vallen dan telkens een meter of tien plotseling naar beneden alsof de krachten hun begeven. Maar dadelijk draaien ze weer omhoog, al krijschend. En alsof hij ze wilde aanmoedigen zit een groote karekiet hoog op een dorre rietstengel zoo hard hij kan zfln ophitsend lied te schetteren. Die groote karekieten houden er van om te wonen dicht bfl de een of andere drukke of talrijke kolonie: stemtjes, meeuwen, lepelaars, reigers, het doet er niet toe, als het er maar gezellig is. Om half twee was de drukte op zijn hoogst. Tegen den avond kwam ik er weer langs en alle sterntjes waren er weer, maar ditmaal stil en hard aan het werk. In Mei komen allerhande insecten uit het water te voorschijn en die rusten graag tegen het riet en ook wel in de oude pluimen. Nu waren de sterntjes bezig die pluimen af te zoeken in de vlucht en dat was weer een van de allermooiste vliegstukjes VROUWENKIESRECHT Teekenlng voor ,de Amsterdammer" van fordaan Zwart Sterntje op zijn nest. Uit Burdet's Stereoscoop-opnamen van vogels in de vrge natuur. Gelukkig dat het maar voor het Parlement is nuttig als uitzondering niet wat al te zeer regel? Multatuli schreef indertijd, onder den titel Specialiteiten" een waarschuwing tegen al te sterke specialiseering In de mannen wereld. Zou in de vrouwenwereld tegen woordig niet een dergelijke waarschuwing van pas zijn? Zou het voor de meeste vrouwen niet te verkiezen zijn meer met haar aard en aan leg strooken zich toe te leggen op een harmonische ontwikkeling en tactvol ac commodatie-vermogen ? Te kunnen aanpakken naardat de om standigheden het eischen, naar meeuwenwijze, figuurlijk gesproken, te kunnen zwem men, loopen, vliegen, alles even gewillig en goed gehumeerd, och, laat ons niet afleeren dit op den rechten, hoogen prijs te stellen. Laat daartoe elke meeuwengroep, die u onder het oog komt, u inspireeren! GEKRTRUIDA CARELSEN Zijn Bloemen Zij had hem zoo vaak haar verwondering te kennen gegeven dat hij haar nooit bloe men bracht. En het speet haar zoo! Van zoo velen ontving zij die geurende gaven, alleen hij, haar jongen, bleef in ge breke. Zijn antwoord was altijd hetzelfde geweest. Hij vond het niet noodig dat men door uiter lijke bewijzen zijn gevoelen toonde. Hij kon evengoed aan haar denken haar zijn liefde geven, zonder dézen. Hfl gevoelde er niets voor en bij deze opvat ting bleef hij. Want hij was nog jong en had nog niet geleerd, dat door zich te plaatsen op het standpunt van een ander, men soms het ge heim leert kennen van een liefde heel groot. Op een mooien voorjaarsdag ging hij fietsen. Voor het raam staande, zag zij hem na eenigen tijd thuis komen. Zag zij goed?... In de hand hield hij eene ruiker narcissen! Zij schenen van goud, zoo rijk van kleurgetint. En in die handen schenen zij haar toe een bundel zonnestralen te zijn, gulden stralende kransen van liefde! Waren die bloemen voor haar?... Hij kwam de trap op, de narcissen in de hand. Maar hij zeide niets, en zij durfde niets vragen... Fluks wierp hij den ruiker op een schaal in de gang en zij begon iets te verschikken aan een ornament. Hij treuzelde lang met het ophangen van jas f.n hoed. Hij zeide niets en zij wachtte... Waren die bloemen misschien door hem medegebracht voor eenander? Ook dat was :: VERHUIZEN :: MEUBELS BEWAREN E. J, YflN SCHAÏCK BOOTHSTRRflT UTRECHT die deze knappe vogels te zien geven. Ze vlogen in frontrijen van een stuk of tien een meter van elkaar af vlak langs de top pen van het oude riet en telkens bij een veel belovende pluim hielden ze even stil, net of de machine even geremd werd en dat zonder daling of merkbaar veranderde vleugelbeweging. Het ging tegen den wind in en als ze een rietstrook afgewerk hadden. dan maakten ze rechtsomkeert en zwenkten in minder dan geen tijd naar het oppertje van het volgend perceel. Ditmaal alles in de grootste stilte en de karekiet hield ook zijn bek. Een week later hadden ze eieren en nog drie weken later waren er jongen. Nu werk ten ze den heelen dag en hielden geweldig opruiming onder de schietmotten en gla zenmakers en ook onder de kleine vischjes. De broedplaats zelf werd verlaten ; die werd te bekrompen en te vies, daarom gingen de jongen huizen op de groote bladeren van de witte waterlelies en van de gele plompen. Soms zaten er twee op een blad, groote j dieren al, het donskleed reeds vervangen door het eerste echte vederkleed, dat lichter is dan dat der oude vogels. Meestal zaten j ze doodstil, plat, zooals die sterntjes doen, maar een enkele voorlijke, die erg honger had, ging al slaan met zijn vleugels, wan neer de oude naderbij kwam met voer in den bek. Tegen den avond kwam er rust en t dan gingen de oude vogels nog wat gei zellig rondvliegen in troepen van twintig goed en ook hiervoor zou zij dan dankbaar zijn. Dan had hij toch eens zichzelf over wonnen door zich op het standpunt te plaat sen van een ander. Zij ging hem voor naar de kamer, hij volgde, de bloemen stevig in de hand. Maar in een der spiegels zag zij zijn ge laatsuitdrukking weerkaatst: Zij las een drang om iets te zeggen: weifeling daarbij om het te kunnen doen en zijn gevoel te toonen. Zij reikte hem een kopje thee, praatte over zijn tochtje. En terwijl zij een en ander op het theeblad verplaatste, hoorde zij een scheurend geluld. Een der spiegels verried haar dat hij met zijn zakmes het raffia door sneed. Om tijd te winnen raapte hij elk vezeltje van den grond, wierp voorzichtig de sprietjes in de kachel. Maar neg zeide hij niets. En zij wachtte... In haar hart zongen veel vragen, doch zij zweeg. Op een kastje bij het raam droeg een kristallen vaas veel bloemen. Het waren Darwintulpen wier roode vlamtongetjes, oranje kelken lekten. Hij naderde dien hoek, dan met vlugge handbeweging plaatste hij zijn bloemen hierbij. De spiegel had hem haar verraden. Voor mij! Voor mij! Klonk het juichend in haar binnenste. Maar ongedwongen vroeg zij: Hoe komen die narcissen hier bij mijn Darwintulpen, die waren er toch zooeven niet ?" En hij kleurend, antwoordde: ik kocht ze onderweg voor u!" Dat was alles. De narcissen echter kregen het mooiste kristallen huisje dat zij bezat. En 'eikenmale wanneer zij het vertrek rondzag, lokten en vleiden die goudgele schitterbloemen. Voor haar waren zij gesymboliseerd tot een bundel zonnerstralen, omvat door de hand van haar zoon... I O DE VOS Ons Kookboek Ons werd het volgend recept toegezonden, dat dienst kan doen, als men, nu er weer volop melk is, met een voorraadjs melk poeder is blijven zitten. BROODKOEKJHS 200 gram oud wittebrood zonder korst, 150 gram melkpoeder, l ei, 100 gr. suiker, 50 gr. krenten, 50 gr. rozijnen z. p., 30 gr. sucade, pl.m. 2% kopje water, % geraspte citroenschil, l mespunt dubbelkoolzure soda. Kruimel het brood fijn. Roer daar met een vork flink doorheen: de melkpoeder, de suiker, het eidoor, het strjfgeklopte eiwit, de gewasschen en 5 min. opgekookte krenten en rozijnen, de gesnipperde sucade, de ge raspte citroenschil, de dubbelkoolzure soda en, bij scheutjes, het water. Maak van dit deeg balletjes, wentel die in paneermeel en bak ze in de koekepan in beste slaolie (eerst verhitten tot de blauwe damp er af slaat) mooi bruin op een zacht vuur. Eet ze warm of koud. C. S.?H. EEEEEitEEEEEEiiEg.:iE!£i!iiEBiEiEH tot honderd, mooi gelijk evolueerend, vooral niet minder prompt dan de zoozeer geprezen spreeuwen. Op sommige Juli-avonden lijkt het of het Meer een groote speelplaats is voor de vogels, want dan zwermen er niet alleen de zwarte sterntjes, maar ook meeuwen, eendjes, kieviten en ook al de jonge spreeuwen en vluchten van zwaluwen. Dat zwiert dan vlak langs het water, langs de rietpluimen en hoog in de lucht, tot de eerste sterren beginnen te pinken. In Augus tus zijn de jonge sterntjes ook van de partij, ze zijn aan hun witte voorhoofden gemak kelijk te kennen en vliegen al haast even goed als de oude. Avond aan avond oefent hun troep, tenminste dat lijkt zoo en al heel gauw zien we het gebeuren, dat ze bij hun avondvlucht heel hoog opstijgen, een breeden zwaai over het meer maken, alsof zij zich de ligging nog eens goed willen inprenten en dan een vasten koers kiezen naar het Westen, naar de Noordzee, waar langs hun weg ligt naar de winterkwartieren. Avond aan avond vertrekken dergelijke troepen en eindelijk zfjn de laatste sterntjes, ook de oude, uit het Meer verdwenen. En 't aardigst is wel, je zoudt er een sentimenteel verband in kunnen zoeken, dat de krabbescharen, waar hun nest op lag, nu ook langzaam gaan zinken en zich voorbereiden op den winter. JAC. V. T n ij s s E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl