Historisch Archief 1877-1940
DE.AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
14 Juni 19. No. 2190
Mr. dr. W. A. VAN ZIJST f
Naar eene teekenlng van
Martin Monnickendam
overwogen en van alle kanten bezien, dan
viel 't niet gemakkelijk hem zijn oordeel te
doen prijs geven.
Het meest opmerkelijke was 'wel, dat hij,
man van groote lijnen, ook zoo'n gevoel
had voor de kleine zaken. Geen misplaatst
woord, geen vage of verkeerde uitdrukking
ontsnapte hem; wat uit zijn handen kwam,
was af en in het werk van anderen wist
hQ altijd verbeteringen aan te brengen.
Drie momenten uit zfjn optreden in het
openbaar staan mij bij het schrijven van dit
artikel sterk vooi den geest. Het was in
Juli 1911 toen hij als voorzitter vaneen
raadscommissie het werkliedenreglement, dat
hQ had helpen samenstellen, moest ver
dedigen en 195 daarop ingediende amende
menten bestrijden. Dat heeft 6 raadszittingen
gekost en ik zie Van ZQst nog met vuur
zijn stellingen staan verdedigen in de
raadstaal, met een temperatuur van meer dan
80 graden, met een slap boordje iets
buitengewoons voor iemand, die ook zijn
uiterlijk altijd zeer verzorgde . En aan
het eind van de 6de zitting heeft hQ dan
ook de voorstellen der raadscommissie
ongehavend zien aannemen.
Het jaar 1913 bracht het Schouwburg
vraagstuk aan de orde. Dat is een van die
vraagstukken, waarover bijna een ieder wat
kan zeggen, omdat zoo vele zaken archi
tectuur, plaats van vestiging, grootte en
finantieele opzet daarbij aan de orde
komen. De meerderheid van den Raad was
het met de aanvankeljke voorstellen, die
door Van Zij s t verdedigd werden niet eens,
zoodat Burgemeester en Wethouders met
nieuwe plannen moesten komen. Met welke
kracht, kennis van zaken en handigheid
heeft hQ deze voorstellen verdedigd en met
de kleinst mogelijke meerderheid zag hij ze,
na stormachtige discussies, aangenomen.
In een buitengeworie zitting van de Provin
ciale t Staten, gehouden in Mei 1916, ver
dedigde hQ als rapporteur van een com
missie uit de Staten, de electrificatie van
de Provincie Utrecht. En ook in dat lichaam
beheerschte hij het geheele debat en toonde
zich meester van het onderwerp in al zijn
onderdeelen, ook wat het technische ge
deelte betreft.
lllllllllltllllllMlllllllllllllllUflIlllllllllllltllllltllllllM
HET TIJDVAK DER MISVORMDE
VOETEN
Fragment eener reede gehouden by de
aanvaarding van het
hoogleeraarsambt in de Antropologie, in het jaar
10000 volgent de Christelijke jaar
telling.
Zeer gewaardeerde toehoorders!
Bij den aanvang mijner antropologische
lessen komt het mij gewenscht voor, in
breede trekken een ooverzicht te geeven
van hetgeen wQ door de jongste ontdek
kingen thans weetenschappelljk meenen te
moogen vaststellen omtrent de ontwikkeling
van het menschenras.
Thans is vrijwel algemeen aangenoomen
de verdeeling in de volgende vier groote
perloden:
a. oertijd.
b. voorhistorische cultuurtQd.
c. barbaarsche periode.
d. moderne of ChristelQke periode.
De oertijd is gekenmerkt door het leeven
in grotten en hooien en het ontbreeken van
alle werktuigen of symptoomen van cultuur,
behalve het vuur. Deeze periode omvat veele
honderdduizende jaren en reikt tot aan het
geologische tertiaire tijdvak.
De voorhistorische cultuur-periode ken
merkt zich door het gebruik van wapens
in steen of brons, het bouwen van wooningen,
zooals de paal wooningen aan de meeren,
het temmen van huisdieren, het begin van
den landbouw.
Deeze periode wordt geacht begonnen te
zij a ongeveer tienduizend jaren voor de
uitvinding van schrift en letterteekens, en
ongeveer twaalfduizend j uen vór den bouw
der piramiden.
De barbaarsche periode begint met de
uitvinding van schrift en letterteekens, en
strekt zich u'.t tot ongeveer tienduizend
jaren na den bouw der piramiden. In de
plaats van steen en brons koomrn ijzer en
staal en de ooverlge metalen. Er worden
machtige bouw werken gemaakt, waarvan
sommige ooverblQfsels zooals de
piraIIIIIIIIII1HIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII111I1IIIIIIIIIIIIIIIIIII1II1I
Houten Gebouwen, Land huisjes enz,
PADOX
Parkstr. 87 - Den Haag
Teekeningen op aanvrage
Aan elke aangelegenheid waarover hQ
moest mede beslissen, wQdde hQ zQn aan
dacht niet altijd ten genoegen van zijn
ambtgenooten in het College van B. en W. ,
doch hQ moest altijd een groote zaak in
het hoofd hebben, om daaraan zijn kracht
te geven.
Toen hQ, na in den zomer 1916 een paar
maanden rust te hebben genomen weder
aan de werkzaamheden in het College kwam
deelnemen en de Burgemeester mededeelmg
deed van de vage plannen, opgekomen in
den boezem van het bestuur van het Depar
tement Utrecht van de MaatschappQ van
NQverheid en in het bestuur van de
Utrechtsche Handelsvereniging, om in Utrecht een
Jaarbeurs te doen houden, en wQ het er
allen over eens waren, dat een dergelijk
plan den krachtigen steun van het Gemeen
tebestuur moest hebben, kwam Van Znstln
vuur en voelde hij, dat hier iets grootsch
te verrichten viel. En toen een onzer de
meening uitsprak, dat wQ leiding aan de
zaak moesten geven en bevorderen, dat een
der leden van het College als voorzitter zou
optreden en daarbij, met instemming van
allen, den naam Van Zijst uitsprak, was hQ
direct bereid onder deze taak zijn schouders
te zetten.
En van dat oogenblik af heeft hQ voor
de Jaarbeurs meer gedaan, dan van een
mensch verwacht kan worden; het zijn slechts
de ingewijden, die dat kunnen beoordeelen.
Hier was het ook weer als bQ alles, geen
enkel onderdeel was hem te gering, alles
had zijn belangstelling en zijn zorg, voor
geen moeilijkheid ging hQ uit den weg.
Daarbij kwam een onverwoestbaar geloof
aan de toekomst der Jaarbeurs: hij geloofde
dat op den duur de Jaarbeurs een reus
achtige vlucht zou nemen en een groote
zegen voor ons Vaderland zou blijken te
zQn.
Ook in de totkomst van Utrecht geloofde
hQ; hQ zag in Utrecht de komende groote
handels- en industriestad, gelegen in het
midden van Nederland aan een kruispunt
van spoor- en waterwegen.
Ook twQfelde hQ niet ondanks de
moeilijke economische vooruitzichten aan
den bloei van Nederland's handel en industrie.
En nu heeft de dood dat veelbelovende,
krachtige leven weggenomen; weggenomen
het leven van een van die niet talrijke
menschen, die durven en, die niemand ont
zien, wanneer dat volgens hun overtuiging
noodig is. Van ZQst ontzag noch tegen
standers noch medestanders; in dat ver
band kan herinnerd worden aan zijn veel
besproken rede bQ de opening der laatste
Jaarbeurs, waarbij hij -- onbewust ten on
rechte scherpe verwQten uitte over
mindere voortvarendheid tegen zijn ambt
genooten. Het zijn niet alleen zijn nabe
staanden, die zeer veel aan Van ZBst ver
liezen: Nederland, en in het bijzonder Utrecht,
hebben een groot man verloren.
N.V. PAERELS
Meubileering MIJ.
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
Utrecht, 10 Juni 1919.
lllllllllllllllllllllllllllillllMIIMIIIIIIIllMIIIIIIIIIMIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIHHIIIIIIIIItllllllMHIIIimi JlllinillMIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
DE KLOET
door mr. G. VISSERING
Kloet, (oorspronkelijk Kelood), is een
oud-J ivaansche naam en beteekent
schoonveger", omdat de eigenschap van den Kloet
is, dat hQ telkens na een aantal jaren zijn
flanken geheel heeft schoongeveegd" van
menschen, dieren, planten en alles, wat zich
op hem genesteld heeft.
De Kloet ligt in het Zuid-Oostelijk deel
van Java, in het gewest Kediri. Niet ver
vandaar, nog meer naar het Z. ,O., is de
Smeroe gelegen. Tusschen deze beide kraters
is een zeer .'kenmerkend onderscheid. De
Smeroe is een hooge berg, van uit de zee
gemeten bereikt hQ een hoogte van 3870 M.
Zijn top is mijlen ver in den o intrek zichtbaar en
is vooral te herkennenaan de rookpluim,welke
in gewone omstandigheden ieder kwartier
omhoog gestuwd wordt, want de Smeroe
behoort tot de voortdurend werkende vul
kanen. Die rookpluim bereikt in enkele
minuten .tQds een hoogte van ongeveer
1500 M., waaruit de ontzaggelijke kracht
blijkt, waarmee deze omhooggeatuwd wordt.
Men zou deze pluim kunnen vergelijken
met eene reusachtige uitstooting van stoom
uit een locomotief, die zijn eerste radslagen
tot' vertrek maakt. Deze geregelde uit
barstingen om de plm. 15 minuten werken
als de veiligheidsklep voor den Smeroe.
De ontzaggelijke, in den berg vergaarde
kracht vindt voortdurend een natuurlijken
uitweg; en als men den berg zoo dicht
mogelijk tot den ktater bestegen is, komt
men diep onder den Indruk van die ontzag
wekkende natuurkracht, zóhevig, dat bijna
niemands zenuwen tegen een dergelijke uit
barsting bestand zijn. Men wordt angstig,
men staat te beven op zijn beenen; een
Engelschman, die een groot gedeelte van
de wereld bereisd had en dit verschijnsel
meemaakte, barstte in huilen uit. Inlanders
zijn er niet toe te bewegen om tot de
krateropening mede te gaan, zóis de indruk,
welke ieder der ongeveer 100 uitstroomingen
in een etmaal van den Smeroe maken.
De Kloet is in vele opzichten een tegen
hanger van den Smeroe. Hij is een betrek
kelijk lage berg: met ZQn hoogste punt
steekt hQ slechts 1731 M. boven den zee
spiegel uit. In den regel is de Kloet abso
luut stil, wel eens 35 jaar achter elkander.
De omgeving van dezen vulkaan is door de
vorige erupties zoo totaal verwoest, dat
men als het ware in een doodenland is.
Geen geluid hoort men, behalve in de verte
het doorsijpelen van water. Geen vogel, geen
viervoetig dier, geea reptiel kan het in deze
omgeving uithouden. Doordat de krater zoo
lang werkeloos is, verzamelt zich het regen
water in den trechter van den krater en dit
Kloetmeer ligt daar jaren lang absoluut
bewegingloos, ook als een meer in een
doodenland. Dit meer heeft een oppervlakte
ongeveer zoo groot als het Koningsplein in
Batavia en de grootte van hèKoningsplein
kan men nader aanduiden door mede te
deelen, dat bijv. de stad .Leiden inclusief
hare singels, geheel op het Koningsplein
geplaatst zou kunnen worden. De diepte
van het Kloetmeer is in den laatsten tijd
gepeild op 125 M., het meer bevat dus de
ontzagwekkende;hoeveelheid water van pl.m.
44 mlllioen kubieke nieter.
De Kloet is boven alles verraderlijk. Zijn
absolute rust boezemt een zeker vertrouwen
in. Wie den krater bezoekt en die angstige
stilte waarneemt, kan zich niet voorstellen,
dat in diezelfde omgeving zoo vreeselQke
erupties kunnen plaats vinden; doch opeens,
zonder eenlge waarschuwing schijnt de
bodem van het meer te barsten, of door
den druk van het aardsche vuur van beneden,
of doordat de watermassa te zwaar is ge
worden, met het gevolg, dat het groote en
diepe meer opeens omlaagstortin de gloeiende
vulkanische massa, op hetzelfde oogenblik
De Kloet (VU Mr. G. Vissering's Geweldige Natuurkrachten)
IIIIIIHH lUIMIMIIIIIIII Illllllllllllltll
mlden nog bestaan. Ia deeze periode
vallen de voornaamste uitvindingen die
eerst in onze verlichte christelijke periode
tot volmaking zijn gebracht. Met name de
toepassing der electrische golven voor het
verkeer. In die periode werden ze echter
nog voornamelijk aaangewend tot onderlinge
slachting en vernieling, terwijlde
barbaarsehheid der toenmalige menschen, behalve in
de onderlinge slachtingen, zich boovendien
toonde in opzettelijke misvormingen van
het tlchaam, in narcotische bedwelming
van den geest, in het afgodisch huldigen
van sommige individuen en dergelijke.
Nu worden die hoofdperiode weer onder
verdeeld in kleinere tijdvakken, zooals de
voorhistorische in het steen-tQdvak, het
brons-tQdvak en het ijzer-1 ij d vak.
Meestal is met voldoende zeekerheid vast
te stellen de opvolging dier tijdvakken.
Maar ik wensch u heeden opmerkzaam te
maken op een zeer eigenaardig en bizonder
tijdvak omtrent welks rangschikking in de
ontwikkeling der menschheid er bij de ge
leerden een diepgaand meenings-verschil
bestaat.
Ik bedoel het tijdvak dat u allen bekend
zal zQn onder den naam van het tij l vak
der misvormde voeten, en waaroover de
hevige controversies en twisten reeds zoo
lang de geleerden bezighouden.
Ge weet dat het tijdvak aldus benaamd
is naar het meest algemeene en opmerkelijke
kenteeken dat bQ bijna alle skeletten uit
dien tijd te vinden is, de misvorming der
beenderen van den voet. Er zijn twee hoofd
soorten der misvorming, de Aziatische,
waarbQ de groote teen uitsteekt en de vier
andere teenen klein en vergroeid zijn, welke
vorm alleen bij vrouwelijke skeletten voor
komt, en de Europeesche misvorming,
waarbQ alle teenen in een punt naar elkaar
toegeboogen zQn. Deeze laatste misvorming
komt zooveel brj mannelijke als vrouwelijke
skeletten voor, doch bij de vrouwelijke
skeletten in veel geprononceerder karakter
en sterker mate. Hoe de misvorming is te
weg gebracht laat zich voor de Aziatische
gemakkelijk vaststellen. Deeze werd zonder
twijfel opzettelijk veroorzaakt door vroeg
tijdige inwikkeling, op dezelfde wijze als
waarop sommige Negrito's de hoofdjes
hunner zuigelingen een langwerpige gedaante
geeven. Deeze azlatische zelf/erminking
ging gepaard met een slaafsche, onderge
schikte positie van de vrouw, vermoedelijk
ook met de onderschikking van het geheele
chlneesche ras aan een verooverend vollf.
De vrouw werd door die algemeene zelf
verminking gedwongen tot een hulszittend
leeven. In de volken van Zuid-Azië, en ook
in Japan kwam de verminking niet of zelden
voor, noch in Europeeschen, noch In
Azlatischen vorm. WQ hebben dus goeden grond aan
te nemen dat de oovergang van barbaarsche
tot ChristelQke periode het eerst bij de
Zuid-Aziaten heeft plaats gegreepen.
Immers de opzettelijke zelfverminking,
noodig voor het misvormen van den voet,
getuigt van een lage moreele ontwikkeling,
en bewijst duidelijk een slaafsche, onder
geschikte volksaard.
Hoe de Europeesche misvorming werd
veroorzaakt is minder duidelijk. Volgens
sommige geleerden werden reeds bfj de
zuigelingen de teenen door straffe omwik
keling tot een punt samengedrongen. Later
onderzoekingen hebben dit onwaarschijnlijk
gemaakt. De Europeesche misvorming wordt
toch zeer zelden aangetroffen bij kinder
skeletten onder de acht a tien jaren, en
hoewel uit sommige zeldzame ooverblijfselen
blijkt dat de Kuropeeërs hun kinderen ge
durende een lange periode stijf inwikkelden,
zoodat men zich verwondert hoe de bloed
circulatie en de ademhaling niet gestoord
werden, toch vindt men geen btzondere
Instrumenten die kunnen gediend hebben
tot het samenpersen van de teenen. Uit de
enkele beeldhouwwerken die ons uit dte
duistere periode zijn overgebleeven leeren
wij daaromtrent weinig. De voet-misvorming
is daar niet duidelijk aangegeeven. De
standbeelden toonen meestal bloote
voeten, sandalen of ruim schoeisel. Blijk
baar was dit conventioneel voorgeschreeven.
In geen geval mag men hieruit afleiden dat
elke Europeaan uit de periode waarin de
groote oorlog viel, bloote voeten, sandalen
of ruim schoeisel droeg. De skeletten
leveren hiervan het oovertuigende bewijs.
Maar niet uitgemaakt Is de vraag, op
welks wQze die Europeesche voet-mis
vorming werd teweeggebracht. Prenten
en schilderijen zijn ons uit die lang
vervloogen tijden weinig overgebleeven, en
beeldhouwwerken vertoonen de verminking
niet, vermoedelijk omdat dit onbehoorlijk of
schandelijk werd geacht.
Maar onlangs is door de geduldige onder
zoekingen van ProfessorX X X. een beeldje
aan den dag gebracht dat, volgens deezen
onderzoeker, de zaak voldoende opheldert.
Wij zullen de conclusie van den ij/erlgen
geleerde meede-deelen, zonder ons nochthans
geheel op zijn standpunt te plaatsen. Het
merkwaardige beeldje is van een soort
glanzend aaadewerk en stelt vooreen jon ge
vrouw die een krijgsman begroet. Het
kunstwerk moet zijn gemaakt kort na den
grooten oorlog, zooals die door de
ooverleevering bekend is, hetgeen blijkt uit de
uniform van den soldaat en zijn helm, die
aanmerkelijk verschilt van de Grieksche en
Romeinsche helmen de jonge vrouw is
gekleed in korten rok, die bQna de kuit laat
zien, en zij draagt schoeisel met smalle
punten en zeer hooge hakken.
Deeze vondst nu bracht Professor X.X.X.
op de stoute gedachte dat dit eigenaardig
en haast monsterachtig schoeisel de alge
meene dracht was van de vrouwen uit die
periode, en dat die wonderlijke dracht de
oorzaak was van de aan bijna alle
vrouwelijke en ook veele mannelijke skeletten uit
dien tQd gevonden misvorming der
voetbeenderen.
Deeze hypothese heeft veel verleidelQks.
Toch bleef zij niet onbestreeden. Ja, men kan
zeggen dat dit beeldje gevonden In de
streek waar volgens de traditie ParQs heeft
gestaan de antropologen gesplist heeft
In twee partijen. De partij van professor
X. X. X. neemt aan dat in de laat-barbaarsche
periode vrQ wel alle vrouwen teegen de
puberteit schoenen met hooge hakken en
spitse punten droegen; niet met het doel
om den voet te misvormen, ook niet om
de vrouwen in hun vrijheid van beweeging
te belemmeren, maar uitsluitend uit
aesthetische motieven, voornamelijk tot bekooring
van de mannen, die blijkbaar in zulk een
dracht een bizonder behagen schiepen.
Dit nu wordt door de teegenpartij ten
stelligste onaanneemelQk geacht op de vol
gende gronden:
Ie in de laat-barbaarsche periode werd
de ChristelQke periode reeds in veel op
zichten voor-gevoeld en werd zelf s de bouw
van den grooten ChristelQken tempel ont
worpen, zooals uit de annalen van dat bouw
werk blijkt. Het is daarom ondenkbaar dat
zulk een dór-en-dór barbaarsche gewoonte
als lichaams-verminking lot voldoening van
aestetische behoefte, zoo kort voor de grond
legging van den grooten Tempel nog bestond.
De menschen uit de laat barbaarsche periode,
tusschen den grooten oorlog en de tempel
bouw, moeten fijner smaak en meer zelf
standigheid gehad hebben.
2e hoewel het vaststaat dat de voet ver
minking heeft plaats gevonden r.og na den
grooten oorlog, zoo kan dit niet anders
verklaard worden als door een opzettelijk
ingrijpen, door mechanische middelen, ter
voldoening aan een nog voortleevend bijge
loof. De taaiheid van zulke barbaarsche
gebruiken is bekend, ze bestaan nog thans
bij sommige zeerachterlQke neegerstammen.
Maar in aanmerking genoomen de pQn die
men lijden moest door zulk een kunstbe
werking, kan niemand die gezond verstand
heeft, aanneemen dat deeze om andere dan
religieuze motieven werd uitgevoerd. Het
idee dat dit alleen door het algemeen dragen
van hooge hakken, ter wille van verhooging
AFZONDERING
Hoe wijsgeerig en verheffend
Hoe vertroostend en hoe waar,
Was het afgezonderd leven
Van den stillen kluizenaar.
Eenzaam zat hij daar te pennen
Over dood en eeuwigheid,
Over 's menschen korte vreugde
In den ongemeten tijd.
In zijn kleine, stille woning
Midden op de bruine hei,
Ging zijn ingetogen leven
Kuisen en ongestoord voorbij.
Ver van zonden en verleiding
Van de dwaze wereldstad,
Droomde daar die goede grijsaard
Die zich afgezonderd had.
Maar achwee, die schoone tijden
Zijn meedoogenloos vergaan,
Met het eenzaam zieleleven
Is het nu voor goed gedaan.
Al dat schoone van de stilte
En de afgezonderdheid,
Is veranderd in iets leelijks
Zedengrootheid zijn we kwijt.
Leest maar even in de kranten
Hoe het tegenwoordig gaat,
In dat lieve eenzaam-leven
Doet men niets dan zondig kwaad.
Volgt de treurige berichten
In de aanranding-rubriek.
Tegen afgezonderd leven
Waarschuwt men het braaf publiek.
Heden werd 'n man van buiten"
Hier voor zaken in de stad,1'
Die zich in een achterbuurtje"
Ergens afgezonderd had...."
Al zijn lieve geld ontfutseld"
Door een roekelooze vrouw,"
Daarna sloeg haar goede ridder
Hem de beide oogen blauw."
Ondoordachte buitenlieden
Zondert u niet langer af,
Blijft het pad der deugd bewandlen
Want er wacht u wreede straf.
J. H. SPEENHOFF
S/ff aar
FABRIKANTE
.V. DIEVENBACH's
HolE. Sigarenfabrlak UTRECHT
door dezen ontzettenden gloed in stoom
wordt omgezet en met een geweld van het
duizendvoudige van de geregelde erupties
van den Smeroe opeens in de lucht ge
slingerd wordt. In enkele minuten tQds is
het meer verdwenen en is op de plaats van
der vrouwelijke bekoorlijkheid zou zijn ver
oorzaakt, is absurd en een beleediging voor
de menschen van dien tijd, die In andere
opzichten zoo hoog stonden.
Wat het genoemde beeldje betreft, men
mag daaruit niet afleiden dat nagenoeg alle
vrouwen, en zelfs kinderen, zoo dwaas waren
dii monsterachtig leelQke schoeisel te dragen.
De jonge vrouw van dit beeldwerk was
zonder twQfel een danseres of hetaere, en
haar hooggehakt schoeisel een ooverblijfsel
van de kothurnen waarmeede de
tooneelspeelers van Helleenen en Romeinen het
schouwtooneel betraden.
In deeze controversie aarzel ik met be
slistheid partij te kiezen, vooral omdat de
gegeevens zoo schaars zijn, het totaal
ontbreeken van schilderijen en boekwerken uit
die periode waarschijnlijk een ge vol g van
het vergankelijke materiaal dat werd
gebeezigd maakt de beslissing moeqelQk
en onzeeker.
De algemeene voet verminking staat vast,
de skeletten bewQzen die. De daar uit
volgende pijnlijke en onnatuurlijke gang,
vooral voor de vrouwen, moet met groote
zelfverloochening zQn verdragen. Dit uit
sluitend aan mode-slaafsheid en slechten
smaak toe te schrijven valt inderdaad
moeyelijk. Een religieuze, bijgeloovigezeede daar
voor aan te neemen ligt meer voor de hand.
Toch moeten we in ons oordeel voorzichtig
zijn. Veelal vergeeten we hoe snel sommige
oovergangen in de gezindheid der menschen
plaats grijpen. En zoo zou het moegelijk
geacht kunnen worden dat, nog maar weinige
eeuwen vór de duurzame bevrQding der
menschheid, zulke ongeloofelrjke verdoo
lingen van de smaak, zulk een algemeene
slavernQ aan een mode-gril in een betrek
kelijk reeds hoog-ontwlkkeldecultuur hebben
plaats gevonden.
Nadere opgravingen, misschien het ont
dekken van nieuwe muurschilderingen, zooals
die in de bekende eenmaaldoor menschen
bewoonde grotten, kunnen daar omtrent meer
licht verspreiden ....
(Cetera desunt.)
F. v. E.
IIIMHUUIimiimmmillmillMIIIIIIIIIIMIIIllillllllMIMUIIIlIIlllllllllllllll
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
MotordienstvanTeteniurg
DAGELIJKSCHE MOTQRDEENST
UTRECHT LEIDEN DEN HAAG DELFT
VleulenschewBj. Utrechtschaveer 26. FynjékadeG. Houttuinenb
VICE. VERS A