De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 14 juni pagina 5

14 juni 1919 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

14 Juni '19. No. 2190 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Vrouwen in de Provinciale Staten Teekenlng voor ,de Amsterdammer" van E. Woutersen-van Doesburgh X ??-gFriesland. Mevrouw L. BESUYEN?LINDEBOOM (S. D. A. P.) llllllllinilllllllllllllllllllllllllllllllnlIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIflIIIIIIIMIIIflIIIIIIIIIIIIMIIUIIIIIIlIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Eene Vrouwenvergadering te Jeruzalem door Mr JACOB ISRAËL DE HAAN Neen: kranten hebben wij hier niet.Maar vrije vrouwen hebben wij hier wel. Dag bladen krijgen wij wel uit Egypte en Europa. En er is hier een zeer goed Hebreeuwsch weekblad Vergaderingen wor den hier omgeroepen of aangeplakt. Er is een omroeper en aanplakker. Ik ben groote vrienden met hem. En daarom heeft hij mij een exemplaar gegeven van een biljet ter aankondiging van eene vrije vrouwenver gadering. Er is hier een zegelbelasting op de aanplakbiljetten. Juist midden onder de streep boven het tweede woord van de grootste lettersoort kunt ge het zegeltje zien. Het is een zegeltje van n millleme, dat is een duizendste gedeelte van een Egyptisch pond. Zoo een pond is iets meer waard dan een Engelsen pond Sterling. Het wordt verdeeld in honderd piaster. Een mlllleme is dus ongeveer n en een kwart cent. Daar er wellicht onder de lezeressen en de lezers van dit Weekblad zijn, die geen Hebreeuwsch verstaan, geef ik u de vertaling van het aanplakbiljet: Politieke vrouwenvereeniging te Jerusalem. Algemeene, ook voor het publiek toegankelijke, vergadering, in de zaal van het volkshuis. Alle vrouwen van Jerusalem worden ultgenoodigd op Maandag, den eersten Adar II, ten half vijf precies, ter algemeene vergadering van de vrouwen te Jerusalem. Onderwerp: de Maatschappelijke toestand van de vrouwen haar deelname aan het openbare leven". Spreeksters: de dames Finsek-Suknik en Katinka. Het Bestuur". Ten vier ure was ik aanwezig. Eenige man tusschen zooveel vr(e vrouwen. De zaal heel, heel eenvoudig. Een portret van Herzl. Weinig ramen. Langzaam loopt het vol. Allemaal vrouwen. Allemaal vrije vrou wen. Liberty zou hier veel geld kunnen verdienen. Er is hier blijkbaar een groot, maar machteloos verlangen naar Liberty. In afwachting van de spreeksters wordt er luid gesproken. Hebreeuwsch, allemaal He breeuwsch. Heusch; het is geen doodetaal. Het is blijkbaar een heel levende taal. Hoor maar eens: allemaal leven en gesnater. DTtfTT Ik krjk op mjjn horloge. Ik schrik. Het is vijf uur. Geen vergadering. Geen spreeksters. Niemand maakt zich er blQkbaar ongerust over. Men converseert. Hebreeuwsch. Alle maal Hebreeuwsch. En de tijd vergaat. Ik ben geen vrouw, en heelemaal geen vrije vrouw, maar ik ben nieuwsgierig, ik ben heel nieuwsgierig, hoe men in het He breeuwsch een vrije vrouwenvergadering houdt. En ik wacht. Niemand denkt blijk baar aan een vergadering en aan spreeksters. Het is half zes. Het begint hier in de zaal reeds donker te worden. Warm en vol. Maar daar gebeurt iets. Op het podium wordt een olielamp gebracht. Gas en electriciteit, dat is hier allemaal nog niet. En (o, ijdelheid) twee vaasjes bloemen. Er gebeurt nog meer: mid den in de zaal wordt een hanglamp gereed gemaakt met olie-gloeillcht. Maar de lamp is geen feministe. Hij wil niet branden. Hij walmt. Hij raast als kokend water. Maar hij brandt niet. Tegen kwart voor zeisen begint een dame te spreken. De lamp stoomt. De spreekster concurreert met de lamp. Ze geeft een uit voerig overzicht van den toestand der vrouw in alle landen en in alle tijden. De lamp stoomt en raast. Luider", roept een onge duldige dame. Is het tegen de lamp of tegen de spreekster? Een dame van het bestuur poogt de razende lamp tot rede te brengen. Ze trekt. Ze morrelt. Ze peutert. De lamp wil niet branden. En niet zwijgen. De spreek ster wil ook niet zwijgen. Ze is genaderd tot Frankrijk in de middeleeuwen. Nog een dame van het bestuur poogt de lamp tot rede te brengen. ZIJ trekt. Zij morrelt. ZQ peutert ook. De lamp, geweldig, raast en tiert. Het licht flikkert waanzinnig op en neer. Luider" brult de ongeduldige dame. De spreekster is naar Engeland overgegaan. Een derde dame van het bestuur wil de lamp tot rede brengen. Zg trekt, zq morrelt, zq peutert. Maar de lamp wil niet. Het licht knijpt geniepig weg. Een bits, rood pitje. En dan ineens schiet het uit als een vuurvlam, blazend wit, woedend wit. De spreekster beweert tegen de lamp in, hevig. Maar dan gebeurt er iets vreeselijks. Een van de dames is naar bulten gegaan. Doods bleek en vastbesloten. Zij komt terug met een Man. Ja: met een man. En de man gaat naar de lamp. Hij trekt. Hij schuift. Zonder morrelen en peuteren. En de lamp geeft zijn anti-feministlsch verzet op. Het licht straalt kalm en waardig. Onbewogen. Over de volle zaal. Maar ik schaam mQ. En ga heen. De spreekster, zwaar en genadeloos heeft het over Rusland. De Schatten der Huisvrouw III DE LINNENKAST De linnenkast is de trots der hulsvrouw. Daarin zijn met bewonderenswaardige net heid opgestapeld de tafellakens, servetten, en vingerdoekj-s, de beddelakens en kussensloopen, de badlakens en badhanddoeken, de handdoeken, de zakdoeken, de theedoeken, de bordendoeken, de glazendoeken, de messendoeken, de keukendoeken, de vaatdoeken, de zil verdoeken, de werkdoeken, en nog tal van andere doeken, zooveel, dat alle planken er vol van liggen, en elk stapeltje heeft zijn bepaalde hoogte op zijn vaste plaats, zoodat de hulsmoeder, overal en ten allen tijde kan zeggen op de hoeveelste plank en in het hoeveelste stapeltje elk der verschillende doeksoorten ligt. nrnKffl B r n n ?»2. a '?h s iiMiiiimiiitiiiiiimiimiiiiimiiiii C"? NACHTZWALUW Meen nu niet dat de foto niet deugde, dat de clichémislukt is, of dat ons papier van tegenwoordig geen goede afdrukken van autotypies meer toelaat. Gelukkig niet. De foto is een der best geslaagde uit Burdet's beroemde serie van Onze Vogels In 't Wild", de reproductieman heeft zijn werk uitstekend gedaan en ons papier is nog vrij puik. Hadt ge de stereoscoop plaat voor u, dan zou de vogel ook gauw genoeg te voorschijn komen, maar op onze illustratie moet ge eerst zoeken. Als ge ter halve hoogte de foto in vieren verdeelt, dan vindt ge van links af op het eerste vierde een dor blad, op het derde vierde bijna loodrecht een dennestokje. Daartusschen zit de vogel met zijn snavel naar dat dennestokje toe en zijn staart eventjes voorbij dat dorre blad en recht boven een wit plekje, dat een schel belicht puntje van een blad is. Die staart is nog het duidelijkst en vandaar opwerkend naar rechts krijgt ge den vleugel met kleine witte blokplekjes, de zwarte, grijze en lichte par tijen van den mantel en van de borst, de bijna witte teekenlng aan den mondhoek, het half geloken oog, de vrij tffen schedel met zwarte en grijze en witte partijtjes en einde lijk het kleine snavelpuntje. Die vogel is de nachtzwaluw of geitenmelker, wellicht loopt ge hem op uw wandeling vaak vootbij als hij over dag op een open plek in het bosch re ' ^ DTZ «cS m;öTöc^rrr r; " KJ .nprep nsnn Aanplakbiljet van een Vrouwenvergadering te Jerusalem (Zie de vertaling in den tekst) iiitiiiitititiiiittimttititmtmi iiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiitiii of een boschrijk plekje in het duin zit te sluimeren op zijn tweetal eieren. Het liefst heeft h B den grond bestrooid met allerlei kleine afval; vaal verweerde stokjes,dennenaaidèn, brokjes hed of helm en verdord iiiiMimniiiinmiiiiiiimtMiiiiniiiitniniiiiiHmiiiiiimnimuiiminiim blad. Zijn prachtig gevederte heeft al de zachte tonalitelten van een dergelijk grondje, al het afgebrokene en grillige van zoo'n rommelhoop. Er is geen enkel dier dat zoo volmaakt gecamoufleerd is en het mooiste Nachtzwaluw (Foto A. Burdett) Dan is er onder in die kast een groote la met lappen, netjes opgerold en met een bandje saamgehouden, stukjes goed van alle mogel|ke kleedingstukken, z.g. verstellapjes, zorgzaam vergaard van den eersten huwlijksdag af. Van elk stuk kleeren dat er ooit in het huis geweest is van jaren soms terug, vindt men nog een klein overblijfseltje In die verzameling van rolletjes. Maar lang niet alleen voor linnengoed en lapjes dient de linnenkast. Ze is tevens de schatkamer der huisvrouw de brandkast, de rekqulenkast,de kleinoodiënschrein, en de geheime bergplaats van allerlei bijzonderheden. In de linnenkast staan doosjes; een doosje met een broche in watten, een doosje met oorknopjes, een doosje met ringen, een doosje met doekspelden, een doosje met collieetjes, een lange doos «net een waaier en allerlei andere doosjes met sieraden, gewone een voudige doosjes, en leeren etui's met fluweel bekleed, allemaal vaste aparte doosjes voor elk kostbaarheidje afzonderlijk. Deze doosjes komen te voorschijn als mevrouw uitgaat en zich in feestkleedij steekt. Dan zijn er doosjes vast en apart met verschillende bedragen in geld voor be paalde doeleinden; een doosje waarin mevrouw gouden tientjes spaart; een doosje met geld voor den waschman; een doosje met geld voor de boorden; een doosje met geld voor verjaarscadeautjes, een doosje met geld voor de naaister, enz., en al dit geld wordt door die doosjes zorgzaam apart gehouden, zoodat nooit de waschman een rijksdaalder kan krijgen, die voor de strijk ster bestemd is, of voor een verjaarscadeau een rijksdaalder kan worden besteed, die voorbeschikt is voor de naaister. Dan zijn er in de linnenkast pakjes, waarin zaken die nieuw zijn, en waarvan het zonde zou wezen ze dadelijk te gebruiken, want een echte huisvrouw stelt uit louter degelijkheid elk nieuw voorwerp altijd eerst eenigen tfld bulten gebruik. Zoo vindt men er dan in dun vloeipapier een paar nieuwe glacéhand schoenen, in een klein pakje een nieuwe lap voor een mooie blouse; in een papier met een touwtje er om een paar nieuwe kousen; een nieuwe reserve das voor den heer des huizes, ook in dun vloeipapier; een nieuw celntuurtje, een nieuw visltenkaartenboekje in een kartonnen doosje, enz., enz. Dan zijn er van het zelfde soort de din gen, die al reeds in gebruik zijn, maar nog lang niet dagelijks, en die steeds onmid dellijk na het gebruik teruggaan in hun vaste papier gewikkeld, naar hun vaste linnenkast plaatsje. Dan zijn er de dingen van de kinderen, die opgeborgen moeten worden, zooals nieuw speelgoed, dat nog niet dadelijk mag worden geruïneerd, poppen in lange witte doozen wollen beesten, boeken enz. Dan zijn er de verjaarcadeautjes, die zoo lang daar bewaard worden tot den verjaardag aanbreekt; een portefeuille voor den heer des huizes; een boek voor den zoon; een stuk speelgoed voor het jongste kind; een doosje zakdoekjes voor een vriendin; een lap katoen voor een nieuwe japon voor de meid. Dan zijn er stukjes speelgoed die het kind heeft laten slingeren en nu tot straf achter slot en grendel gaan. Dan zijn er voorwerpen die mevrouw zelf eens present heeft gekregen, doch overbodig bleeken of haar niet aanstonden en nu wachten op de gelegenheid, dat ze weer eens opnieuw als geschenk kunnen dienen. Dan staat er, z )oals ik vroeger reeds zelde, als mevrouw niet thuis is, het sleutelmandje. Dan is er zoo nu en dan eens een zakje extra bonbons, die voor bijzondere gelegen heden worden gebruikt, of een fleschje extra fijne odeur, waarvan ze neemt als ze naar de schouwburg of een dlneetje gaat. En de meeste dezer zaken zijn zorgzaam verborgen in tusschenruimten tusschen de verschillende stapeltjes of er achter, of zijn geschoven onder hoopjes lakens, geheim zinnig en steeds zoo, dat de huisvrouw altijd weet waar elk van deze dingen ligt, en nooit iemand anders ze vinden kan. Als ik ooit hulsvrouw word, wil ik ook alles opbergen in de linnenkast, maar ik zou nog praktischer willen zijn dan alle echte huisvrouwen, ik zou een apart plaatsje willen hebben, waarin ik het liefste wat ik bezat zou kunnen opbergen, een klein hokje voor de baby. A R i K T T E mimi imtimiiiiiiiii is wel dat ge op zijn lichaam geen enkel partijtje kunt aanwijzen, dat een getrouwe nabootsing zou kunnen zijn van een blad, dennenaalden of een stokje. Alleen het alge meen effect van de omgeving zelf is mees terlijk benaderd. Ook geeft het lichaam geen relief, doordat de borstveeren en de vleugelranden breed uit aansluiten op den grond. Zoo zit het dier den heelen dag, ongezien en meestal ongestoord. Alleen als ge vlak op hem aanloopt vliegt hij op, met breede vlucht, want zijn wieken zijn lang en spits, zijn staart lang als bij een roofvogeltje of een koekoek. HIJ zet zich weer spoedig neder op een boomtak of op den grond en in zijn agitatie laat hij dan ook dikwijls genoeg zijn ratelzang hooren, die eigenlijk bestemd is voor den laten avond of voor de zeer vroege morgenschemering. Want dan leidt hij een heel ander bestaan, dan is hij n vlugheid en vreugde. Als groote nachtvlinders zweven ze door de lucht, soms drie, vier tegelijk want op gunstige plaatsen toeven ettelijke paren dicht in elkanders nabijheid. Dan is het een gejaag en gedartel een klapwieken en pirouetteeren waar geen eind aan komt. Ze dansen in de lucht en dansen op den grond en als de korte onbeholpen pootjes daarbij te kort schieten, dan moeten de vleugels maar helpen. Zoo'n nachtzwaluw in extase, voortwaggelend op den grond van poot op vleugeltop en vleugeltop op poot lijkt al zijn leven op een dronken vleermuis. Maar dan lijst hij weer in de lucht en komt klapwiekend voor u staan, alsof hij zich den mensen eens terdege wil aankijken, schiet dan weer weg, gaat langsult zitten op een dikke dennetak, die geteisterd door den zeewind kaal boven de toppen uitsteekt en dan begint hij zijn ratelzang, afwisselend op tweeërlei toonhoogte. En van rondom Ons Kookboek OPGEMAAKTE SCHOTELS Citroenvla met geslagen room Maak citroenvla van het sap van 8 flinke citroenen, 2 eieren, suiker en maizena. Doe djt op een hooge schaal en gameer met witte schulmpjes. Bewaar de uitgeknepen citroenen; gebruik er zes om, na ze goed van binnen schoongemaakt te hebben, met slagroom die goed gezoet en stijf moet zijn, te vullen. Vier andere helften gebruikt men als vaasjes. Met een appelboor kan men er gemakkelijk een opening in maken om de steeltjes van een paar witte margrietjes en een takje groen door te steken. Dit alles op een groen gelakt blaadje geplaatst staat heel aardig. Natuurlijk kan men de bloemen niet van water voorzien, maar daar het ook maar voor een half uurtje dienst behoeft te doen, is dat niet erg. E. HEYMANS?VAN BEEK iiitiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiimmiiiiiiiiiiiiimiiii Spelden en Naalden Reeds in de vroegste tijden kende men het gebruik van spelden en naalden; niet altijd echter in den vorm zooals wij in onze dagen die kennen. De doorn of de vischgraat, waarmede de Bataafsche schoone haar opperkleed vasthechtte, is de «er-speld geweest. Later maakte men deze na uit been en hertshoorn en nog later bezigde men metaal. Ook de naalden waren niet zooals men ze tegenwoordig kent, met het oog aan het einde. Dit werd eerst veel later ingevoerd; in het eerst maakte men oogen midden in den naald. Gaandeweg werd er een heele verbetering in die artikelen aangebracht en vanaf de elfde eeuw tot ongeveer de zestiende, voor zag Duitschland bijna de geheele wertld van die kleine zoo nuttige artikelen. Dit handwerk werd echter door de machinale vervaardiging van uit Engeland verdrongen. Engeland leverde toen dagelijks 50 millioen stuks. Duitschland volgde het voorbeeld dier machinale fabrlkatie en leverde tot voor den oorlog nog dagelijks 200 millioen naalden en spelden. I T geland, Frankrijk en Amerika deden daarvoor niet onder. De grootste speldenfabriek der wereld is die te Birmingham; lederen werkdag worden daar 37 millioen spelden gemaakt. Al de andere fabrieken te zamen leveren ongeveer 19 millioen spelden per dag. Een naaldenfabriek in Readitch, Worcestershire, maakt 70.000.000 naalden per week. Een waarlijk zeldzame naald moet in het bezit zijn geweest van de koningin van Engeland. Zij is in een beroemde Engelsche naaldenfabriek vervaardigd en stelt de zuil van Trajanus in het klein voor. De witmarmeren zuil van Trajanus is, zooals men weet, bedekt met gedreven versleringen, die de heldendaden van Tra janus verheerlijken. Op de naald der koningin zijn tooneelen uit haar leven zófijn gedre ven, dat men een vergrootglas moet gebrui ken om ze goed te zien. Bovendien kan deze naald uiteen genomen worden en bergt in haar binnenste nog naalden van fijner soort, eveneens met gedreven ver sieringen bedekt. PAULINE NOYON?WAESDORP \. Illlllttlllllllllllltlllllllllllllllllllllllu antwoorden zrjn confraters, zoodat het rammelt door de heele omgeving. Aan het eind van het geratel komt vaak een reeks van vreemde, klokkende geluiden, alsof de trilmachlne defect raakt en hortend en borrelend afloopt. Op een wandeling een uur na zonsondergang van Overveen achterom over Hoog Duin en Daal moet ge zonder falen deze vogels te zien en te hooren krijgen en dan hebt ge tot Sint Jan ook nog den nachtegaal op den koop toe, en misschien de boomleeuwerik, want die zingt gestadig in de duinvlakten links van dien weg. Trouwens die nachtzwaluwen zrjn door het heele land te vinden overal op woudrijken zandgrond. 't Zijn echte zomervogels en ze leggen hun eieren zonder eenige beschutting op den grond. De jongen die daar uit komen zijn al spoedig even goed gecamoufleerd als de ouden. Ik geloof, dat her Oudubon was, die vlak bij huis eens twee jonge nachtzwaluwen vond, die heelemaal nog niet konden vliegen. Hij ging heel even naar binnen, om potlood en schetsboek te halen maar kon, toen hij terugkwam, in het geheel de diertjes niet meer vinden ofschoon ze het plekje van weinige vierkante meters onmogelijk hadden kunnen verlaten. Je moet in zoo'n geval lederen duimbreed gronds aankijken op de mogelijkheid, dat het de vogel is, en tenslotte toch nog de toevlucht nemen tot den tast, om zekerheid te ver krijgen. Tot laat In Augustus zijn er van die jonge vogels en in September kunt ge het treffen dat ge ze, nu volwassen, bij een half dozijn of meer bi] elkander vindt, want dan hokken ze bijeen, om binnenkort op weg te gaan naar 't warme Zuiden. Van guurheid en schaarschte aan insecten zijn zij in 't minst niet gediend. JAC, P. T H ij s s E

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl