De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 14 juni pagina 8

14 juni 1919 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 14 Juni 19. No. 2190 SCHILDERKUNST-KRONIEK MUSEA EN VREUGDE. A. Het instict der schoonheid is allicht zeld zamer dan tegenwoordig door velen wordt gemeend. Er bestaan een aantal auteurs, zou een ironisch schilder, dien ik ken, gemakkelgk zeggen, die doen alsof schoonheid een begeerte was van leder uur, van allen dag voor velen, voor zeer velen. Er bestaan een aantal leeraren in de schilderkunst, die doen alsof iedereen slechts een cursus heeft te volgen, en daarna zich kan gebaren als een kenner, als een geestdriftige ge voelige. De praktqk, en dat is in deze de waarheid, wijst anders uit. Het getal der gevoeligen is veel kleiner nog, dan de skeptici meenen. Het probleem der musea en der vreugde om de schilderijen is er een voor weinigen. Ik heb echter die weinigen nooit onderschat, zij zijn de concentratie, de condensatie zij zijn de ruggestreng; zij zQn de werkelijkheid in dit opzicht. En ik ben de aanbidder der werkeiqkneden, ik ben zeer van deze aarde het probleem heeft daarom een dubbel belartg voor mij, en tweevoud Interesseert mij de oplossing der moeielflkheld. B. De eerste vraag is te stellen: waardoor zrjn musea te veel keer vrrmoeyend, niet opwekkend, vreugdeloos? Wat is er in de rangschikking der schilderijen dat maakt, dat de werkelijk gevoeligen zich niet ge noeg verheugen in dat alles, wat er hangt? De vermoeyenis der musea komt daaruit voort, dat de leiding der verzamelingen be rust bfj wetenschappelijken ten eerste, en niet ten eerste bq de gevoeligen, dat zQn hier de kenners, de kundigen. De wetenschappelflken hebben zich meester gemaakt van een plaats, die hun in geen enkel opzicht toekomt. Dat dit gebeurde is te verklaren uit het bq geloof, dat bestaan heeft, in de waarde der compilatoren, en uit den onjulsten afkeer van de scheppen den, de kritischen, de aesthetici. Door die compilatoren zijn de musea ontstaan, die alleen telden als opeenhoopingen van met olieverf behandelde doeken; door hen is de vreugde der schoonheid) waarvoor zQ on gevoelig bleken te zqn, gebannen, verwflderd uit een eigen tehuis. Hiermee zijn twee dingen veroordeeld; de te groote musea in gericht door knnsthistorici. Het groote mu seum is een onding; het complex der kleine musea is een juist inzicht. En waarom? Juist voor de gevoeligen, voortgaand op hunne gevoeligheid, zqn de mijlen-lange wanden vol met verschillende schilderyen (verschillend van aesthetische waarde) een uitputting. En deze lengte van mqien on verschillig voor de betrekkelijke waarde, ontstaat door de compileerende kunsthisto rici, vatbaar voor en verzot op dien slaapwekkenden drank: hoe-meer-hoe-llever. C. 'De eerste verandering die hier te ge beuren is, is dus het terugbrengen der kunsthistorla op de tweede plaats, en de knotting van hun verkeerden hoogmoed. De eerste plaats komt toe aan den aestheticus, 't zij hij een eklektisch gevoelige is, 't zrj hij een schilder is of een beeldhouwer. De minst eenzQdigen zijn natuurlijk te kiezen, de rappe, zekere, gevoeligen. Stel u voor dat deze de leiding hadden gehad hoe anders zouden onze verzamelingen er hebben uitgezien; hoe veel meer vreugde der schoonheid waren er te genieten ge weest? Het museum toch is riet de fout; het levenlooze maseum is het verdriet. D. Een musea moet dus niet te groot zijn op zich zelve, en het moet een zoo zuiver mogelijke verzameling zijn. Hoe kan zoo'n verzameling geschapen worden ? In Holland dikwijls door schifting.,. Ik schreef het: de meeste musea Iflden aan overtolllgs aan overmaat. Het schilderij kan zich in den geest van den toeschouwer niet voldoende ontwikkelen, omdat het zien gestoord wordt door het pal, er naast han gend schilderij dikwijls van weinig reëele waarde. Het museum moet het instinct der schoonheid verzadigen het moet dus enkel schoonheid bevatten. Er moet dus geschift worden, en dit is bij verzamelingen die zoolang bestaan als de meeste hier te lande niet moelrlijk; er is tijd tot beziens geweest. We krijgen daarna dus een ruim gehangen, uitgelezen verzameling. Deze wordt geplaatst in een klein museum. De groote museumgebouwen, die nu bestaan worden gebruikt als een nobel depot, voor Het Godshuis in de Lichtstad Antwoord aan den heer Th. Molkenboer Toen ik sprak van ontwerpen die nog niet in de oopet.baarheid zijn gekoomen, bedoelde ik natuurlijk ook uw werk. Dat ik verzuimde het werk te komen zien kunt ge mij niet ten kwade duiden Ik werd door u uitdrukkelijk allén gevraagd, en ik zeil wenschte mijn meede werker er niet buiten te laten. Het meest afioende antwoord op al uw beschouwingen zal u wel van andere zijde gegeeven worden. Maar ikzelf kan uw alleen doen opmerken dat beschouwingen als de uwe mq niet waardevol toeschijnen omdat het taai-kritisch inzicht, signifisch ? besef, u ontbreekt. Wat ik daaromtrent gezegd heb kart ik hier niet weeder uitvoerig her halen. Ik kan u alleen leezing, of herleezing van mijn opstellen oover significa aanbeveelen. Al wat ge zegt oover gevoel voor gods dienst, dat slechts als aandoening bestaat en daarom atheïsme en zelfvergoodlng is, ' dat is voor mij tamelijk wel zinleedig ge praat zooals er veele eeuwen lang zinleedig getwist is, ornaat men de waarde en de kracht der woorden niet kritiseerde en scherp besefte. Gods-begrip kan niet bestaan, want Qod is onbegrijpelijk. Wel kan er bestaan en dat bedoeh ge zonder twijfel een vast systeem van formulen, waarmee men de lastige en onbeantwoordbare vragen opvangt en ontkracht. Dit geschiedt door het Katholieke leergezag, waaraan ge u, wat niet gekozen is, en deze kunnen des noods, gesteld worden onder de hoede van historici, evenals de verzamel! gen van puur historische waarde, die, daarenboven gedeeltelijk naar de provinciën, kunnen verhuisd worden, waarvan ze gebeurtenissen illustreeren. E. Op déze wrjze kunnen dus dingen ontstaan, die noodig zijn. Dit is de eerstnoodige, gedeeltelijk negatieve arbeid. Het is den weg bereiden, het schoonmaken van den weg. F. Het museumwezen is een levend iets; het hoort dat te zijn; het moet niet alleen op een ei zitten, maar dan ook uitbroeden. Het moet nieuwe dingen verzamelen; een nieuwe verzameling, die telkens een periode zoo zuiver en zoo belangrijk mogelijk doet zien, moet het creëeren. Opnieuw voelt ge, dat hier de kunsthistoricus niet noodig Is, noch van noode, maar de breede, zijn doel zuiver vindende, toeleg van den eklektischen aestheticus. BIJ KLEIJKAMP, DEN HAAG Het werk van Dietz. Edzard, de figuurstukken treff n mij door een eigenaardig merk, meer te vinden op en in werk van Dultsche schilders, en in werk van schil ders, die ten slotte van Duitsche afkomst zijn. Deze voorstellingen zouden dood ge makkelijk bij oppervlakkig bezien voor vrome voorstellingen kunnen gelden van chrlstelijken aardt Maar ze zqn dat niet. Bezig ze wel, en ge zult zien, dat ze vicieus zijn, om het niet nauwkeuriger te d tailleeren, soms sadistisch. Het scherpst ziet ge dat laatste in den bebloeden man met de vele wonden; het vicieuze is in alle handen, en in alle oogen der figuren, al zqn die ook zoo goed als gesloten. Het blauw en het grauw, de twee hoofdkleuren brengen niets heiligs; hun intonatie is naar het vicieuze. PLASSCHAERT Lees in het artikel over Sint Lucas van 7 Juni, kolom l, regel vier van onder niet nieuwst maar minst, en kolom 2, regel 23 v. o. geen geheel, regel 22: niet overal, regel 19 v. o. niet sterk. P. DE MARSEILLAISE IN MINEUR EN MAJEUR EEN HISTORISCHE MUZIEKVARIATIE Het is bekend, dat Rouget de l' Isle's wereldveroverende schepping in 't voorjaar van 1792 voor 't eemt te Straatsburg is gedrukt geworden als Chant de guerre pour l'armée du Rhin; vervolgers is zij door de Marselllanen gepopulariseerd ge worden en door het revolutionair Ministerie van Oorlog aan alle Fransche legers ver strekt, 't Is evenwel de moeite waard op eene variatie te wijzen, die zich toen in de beroemde melodie heeft voorgedaan. De oorspronkelijke uitgave van de compositie is geheel zooals die tegenwoordig gedongen wordt. Daaiin komt dan ook, dat op de regels: . lts viennent jusque dans nos bras, Egorger nos fils, nos campagnes" de muziek langzamerhand in mineur overgaat, om dan weer den gloed van de oorspronkelijke majeur te hernemen, ter stond bq 't refrein: Aux ar mes, citoyens!" De iets later (Augustus 1792) verschenen regeerlngsuitgave, blijkbaar naar een mon delinge overlevering vervaardigd, liet de mineur nog voortduren door het geheele refrein: Aux ar mes, citoyens! For mez vos batatllons!" Deze voortzetting vanden mineur-toon aard geeft aan de modulatie een somber en woest karakter, die m sschien in over eenstemming was met den geest der revo lutionairen van Augustus 1792, doch die in 't oorspronkelijk lied niet thuis behoorde. Zq heeft toch nog langen tijd gegolden. maar is 'luns niet gehandhaafd. Vermeldenswaard is rog, dat men haar terug vindt in Richard Wagner's toonzetting van Heine: Zwei G ren ad i e re". Waener en Rnbeit Schuman hebben die teg< lijkertqd (pl.m. 1840) ter hand genomen, en beiden ook, zonder van elkaar te weten, als ik mq niet bedrieg wenscht te onder schikken. Dit is het hoofd-verschil tusschen u en mq. Uw ontwerp zal hen, die eeven als gq die onderschikking wenschen, bevreedigen, terwijl ons ontwerp steun zal vinden bij hen, die in het eigen weezen den laatsten en onontwjjkbaren arbiter vinden van het geen waar of nietwa r, recht of onrecht is. Dit zelfvergooding" te noemen is bewqs van signifisch wanbegrip. Want zelfver gooding heeft een kwaden klank en wijst op al het slechte der ontaarding en der satanische verdooling. Terwqi toch ook de leeringen van Jezus zelf vergoeding zouden genoemd kurnen worden, omdat Hq ons steeds heeft voorgehouden dat het Koninkrijk Gods in ons zelven ligt, en dat wq be haoren te streeven naar de Volmaaktheid, die Gods volmaaktheid is. Dit te kwalifieeeren als atheisme" is natuurlijk onzin. En wat ge zegt over kunst" en litteratuur" is als een voorbqzlen en miskennen van den s-tryd, die ik nu bqna dertig jaren gevoerd heb, sints mqn handhaving van het groote beginsel dat kunst en litteratuur (woordkunst) ondergeschikt behoort te zfln aan vroome wijsheid en gods dienstige waarheid. Nu nog in mijn jongsten strijd teegen de aanhangers van Kloos, die kunst en literatuur booven alle godsdienst durven stellen, is deeze onwankelbare gezindheid van mq gebleeken, en de heftige vijandschap teegen mq vindt zijn oorzaak in deeze hand having. Dat bQ ons bestaat een niet minder con crete, niet minder vaste Christelijke Idee als bij u, dat zal de toekomst leeren. Wq gelooven in een ware, Christelpe kerk, die sterker zal biqken dan de zeer groote en krachtige organisatie, die nu nog als katholieke kerk heerschende is. In veel opzichten gaan die beiden samen, maar de gebieden dekken elkanderniet. Welk geloof nu het zuiverste, het vroom ste en daardoor het sterkste is, dat kan niet door rcede-twiiit woiden uitgemaakt, vooral aan 't slot de marseillaise ingevloch ten. In de compositie van Wagner komt echter de m i n e u r-variant van het refrein voor. Menigeen heeft zich daarover later verwon derd. De reden is geen andere, dan dat de componist zich als oorspronkeiqke tekst bediend had van de eerste officieele (maar niet getrouwe) regeerlngs-editie van l'Hymne de la Marseillaise". H. *** De muziek variant, waarvan sprake is, in het hierboven staande artikeltje, geldt de maten 19 en 21 der melodie. In de oudste editie van de Marseillaise, in het voorjaar van 1792 verschenen bq Th. J. Dannbacn te Straatsburg, welke redactie in haar geheel in 1911 als de officieele werd aangenomen door het Ministère de l'instruction publique en waarvan slechts vier exemplaren bekend zqn, luiden deze maten: Aux ar - - mes, ei - toy ?20 21 ^g^^^^Ep^-^JËg ensl for - mez vos ba-tail-lons Eerlang verschenen er her- en nadrukken, toen de melodie een ongekenden opgang maakte. Onder de edities, welke nog In 1792 of 1793 het licht gezien moeten hebben, zijn er enkele welke de bedoelde variant vertoonen 19 ar - - mes, cl - toy Aux 20 21 ens! for- mez vos ba-tail-lons Eén dieredities heeft totadres: imprlmerie de la guerre", waaruit niet blijkt dat deze editie verschenen zou zQn in Augustus 1792 of dat zij een regeerings-uitgaaf zou zfln. J. W. ENSCHED iiiiiiiiiiiiiiiiiii BATAVIA'SCHE DAGBOEKBLADEN Overpeinzingen van een wandelaar in Oud en Nieuw Batavia. I De wreed-heete dag staat in brandende glorie over het Koningsplein. Blauw en wolkloos is de hemel. De huizen zijn als schitterende brokken wit marmer en de weg, k wit, razend kokend-wit, zengt onder de barnende stofwolken. 't Licht is als een damp van vuur; cru en klaar contourt in de verte het paleis van den landvoogd tegen het meedoogenloos .luchtblauw. De palmen heffen tragisch hun verschrom pelde bladenbosschen omhoog. Mensch, dier, plant, alles pqnkrimpt in de grouwelijke hitte-schroeiïng. Maar in de groote zaal van het Museum DE STAKINGEN TE PARIJS Teekenlng voor de Amsterdammer van George van Raemdonck Clemenceau: .Was ik maar 'n tqger" van het Batavia'sch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen is het heerlijk koel. Langs de wanden rijen zich daar de oude Hlndoebeelden. Hier staan de materiëele afschaduwingen van de ijle, verheven wezens eens op Java alom vereerd, nu nog slechts armelijke hulde ontvangend van de Clvaisten en Vishnoeieten op 't Djengplateau en den Lawoe. In 't midden der zaal zit Ganeija, een der Gana's, dienaars van Vishnoe, en tevens diens zoon: hij is de god met den olifantskop, is een oorlogs god en draagt Vishnoe's attributen: bidsnoer, doodshoofd, strijdbijl. Goediglijk echter reikt zijn lange snuit naar een klein etensbakje. Wat verder staat de moedige Doergamahadewa, groote godin met de vele armen. Zij is strqdende met een demon, die uit den hals van een door haar gedooden stier te voorschijn springt. Onverschrokken heeft zij den demon bij diens haarbos ge grepen. Zij is de gakt i of vrouwelijke helft van Qiva. iiiiiiiiiiiiin liiiiiiMjiimiiiMiimiiiiHii Alle Artikelen vo< ZOltERr UITSTAPJLS in ruime keuze voort adicj! iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii niet waar het eerste beginsel van alle hoop volle reede-twist, het stgnifisch inzicht bij een der partijen ontbreekt. De uitkomst, in daden en feiten zal moe ten leeren, waar de zuivere en duurzame Christelijke Idee te vinden Is. Laat ons elk dan rustig doorwerken, zonder animositeit, in vertrouwen op de triomf der waarheid. FREDERIK VAN EEBEN Het Rijk en de Jaarbeurs Met de ondertrekening Smissaert komt in uw blad van 24 dezer onder het hoofd. Economie eene beschouwing voorover Het Rijk en de Jaarbeurs" waaruit in hooge mate eene ontstemming blijkt, over het oordeel van Zeer vele leden" der Kamer, die er hunne goedkeuring niet aan konden hechten, dat het Rijk met n mlllioen zou bijspringen in de plannen van een vast Jaarbeurs-ge bouw. Naast het oordeel dezer vele heeren geeft de heer S. het zijne, dat In hoofdzaak hierop neerkomt De leiding is in vertrouwde handen en de instelling heeft haar niet bewezen". (Ik cursiveer). Van wlen het daar niet mee eens is, treft den heer Smissaert het gebrek aan in- en doorzicht, het nuch tere, het totaal gemis aan geestdrift, het bfjeenrapen van kleine bezwaren, het kleine en smalle." Op gevaar af eveneens onder de peuterigen en kleinen" gerangschikt te worden, veroorloof ik mij met de meeste bescheidenheid het volgende den heer S. in overweging te geven. Beoordeel nooit de resultaten eener onder neming naar haar succes in abnormale tijden behaald en zoek niet uw kracht in voor beelden waarvan nog uitgemaakt moet worden of de opzet verstandig was. In Denemarken is het vaste gebouw gesticht in Lyon is men bezig. In Bazel bouwt men ... plannen en Span je wil niet achterblijven. Zijn dat nu voorbeel den, die het succes verzekeren moeten ? Zou het niet meer van een wijs beleid getuigen wanneer men eerst eens met de bestaande hulpgebouwen een of twee jaren afwachtte wat de Jaarbeurzen opleverden in tijden dat de betrekkingen met het buiten land niet afgesloten zqn? Wanneer nu de mannen van Zaken met hunne ervaring, in den tijd die wq nu door maken eenigszins nuchter" staan voor een voorschot door het Rijk te verleenen van ? l 000.000 voor het bouwen van een vast Jaarbeursgebouw te Utrecht, dan moet de heer Smissaert dat niet wonderlqk" vinden, maardan moethem dattot nadenken stemmen. Het is verkeerd om vergelijkingen te maken uit het behaalde succes van den l sten. 2 den of 3den Jaarbeurs. In de oorlogsjaren waren de bestaande relaties in het buitenland afgesneden. Om zaken te doen kocht men ten slotte van een ieder, die in staat was de ontbrekende goederen nagenoeg te rem placeeren. De orders op den 1ste en 2den Beurs gegeven waren het grootst, maar ook de teleurstel lingen hielden daarmede gelijken tred. De exposanten namen orders van wie maar bestellen wilde, hielden geen rekening met hun productievermogen en met eventueele i teleurstellingen hunner nog jonge industrie en stelden zoodoende vele afnemers teleur. Het kwam dan ook voor, dat deelnemers van den 2de Jaarbeurs bezocht werden door afnemers, wier order van de 1ste aanbieding nagenoeg niet waren afgeleverd. Met die ervaringen met de vrede in zicht is het begrijpelijk, dat het succes van de 3de keer over het geheel matig was. Nu wil ik vol strekt niet eene vooruitgang onzer binnenlandsche industrie in twijfel trekken, of met kleine" bezwaren het groote doel bestrijden, maar het is toch verklaarbaar dat men eerst eens de resultaten van eenigp normale jaren wil afwachten, alvorens het Rijk er toe aan te zetten, om een millioen gulden voor een vast Jaarbeursgebouw beschikbaar te stellen. Wanneer men een reeks van jaren in de verschillende landen met de meest ulteenloopende Industriën en voortdurende aan raking is en uit ervaring weet, hoeveel Naast haar staat Clva zelf In zqn avatar (incarnatie) als goeroe, leeraar en maha yogi groote asceet . Als attribuut heeft hq de kendi bij zich, de waterkruik, juist als die nog heden op Java wordt gebruikt en die symbool is van occulte leering. Iets verder staat hij k, maar weer anders, wonderlijk dlkbuikig met twee leer lingen bij zich, beiden in Sembah-houding: dezelfde houding die straks een bedelaar aannemen zal als hq u om een aalmoes bidt. Is dit de leeringbrengende Civa, ginds staat Qiva in zqn incarnatie van Mahakala, de wreker van kwaad, vreeselijk met zqn puil nde oogen, gekromde knieën, zware knots en touw tot binding van weer span n i gen. Tusschen de vele Trimöerti-figuren zitten hier en daar rustige Boeddha's, met de handen in leer- of in meditatie-attitude of grqnien boeta"-koppen, die men aan de ingangen der tempels vond als deurwachters, of rijzen naïeve lingam's (phalli) metyoni's die door de vromen van weleer tot verkrij ging van vruchtbaarheid werden overgoten met off-rwater, dat wegvloeien kan door fraai gebeeldhouwde afvoergooten in het voetstuk. Alles is hier zoo rustig en koel, zoo goddelijk-naïef en naï-f-goddelfjk, dat deze zaak in dit stille museum symbool wordt van het oude Hindoe Java, toen de oude thans naar Bali gevluchte goden in hun majestueuse sereniteit nog heerschten op Djawa dwlpa, het giersteiland... Weltevreden H. G. KOSTER iiiiiiiliiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii,,! moeilijkheden, studie, teleurstellingen en tegenspoed elke fabrikant te doorstaan heeft l alvorens hq zfln bedrijf zoover heeft, dat hij j in normale tijden den strqd in de handels| wereld aanduift, dan wil men toch gaarne nog even. zien wat onze industrie vermag, naast de buitenlandsche.alsdie weder op gang is gebracht, alvorens een groote som voor de jaarlijksche shjw" disponibel te stellen. Met zulk een proef in de hulpgebouwen af te leggen, zooals tot heden, voelt hij die den strijd aandurft, er zich niet minder om. Het is dan ook niet zoo heel wonderlijk, wanneer vele leden den Minister van Financien adviseeren, zijn millioenen voor uitgaven van directe behoeften te laten voorgaan, alvorens een som beschikbaar te stellen voor een vast Jaarbeurs Gebouw te Utrecht. LOUIS J. CITROEN De heer Citroen wraakt allereerst mijn beroep op wat het buitenland in zake Jaarbeursgebouwen doet en gaat doen, met de vraag: of deze voorbee Iden succes (ten onzent) verzekeren motten"? Stelt men de vraag zoo, dan is het antwoord: neen, natuurlijk niet. Maar bewijst die dat mijn beroep waardeloos was? Wanneer men krachtige actie van andere Rijken in deze richting waarneemt, is daarin dan niet een duidelijke aanwijzing gelegen dat krachtige actie van ons in deze richting geboden is? Voorts wraakt de heer Citroen vergeiqkingen uit het behaalde succes van de 1ste, 2 Je of 3Je Jaarbeurs, zulks wegens de ab normale tijden. De lezer kent mijn oordeel over het verband tusschen de abnormale tflden en de Jaubeurs-uitkomsten. Overigens moge Ik verwqzen naar het in de pers ge publiceerd adres der K. v. K. te Utrecht, waarin de toch zeker ervaren leden dier kamer o.a. de vele orjuis'e en overdreven geruchten" omtrent de derde Jaarbeurs be spreken en weerleggen en waarin zq krachtig op de toekenning van het hypothecair-voorschot aandringen. S Al I S S A E R T

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl