Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
14 Juni 19. No. 2190
SCHILDERKUNST-KRONIEK
MUSEA EN VREUGDE.
A. Het instict der schoonheid is allicht zeld
zamer dan tegenwoordig door velen wordt
gemeend. Er bestaan een aantal auteurs,
zou een ironisch schilder, dien ik ken,
gemakkelgk zeggen, die doen alsof schoonheid
een begeerte was van leder uur, van allen
dag voor velen, voor zeer velen. Er bestaan
een aantal leeraren in de schilderkunst, die
doen alsof iedereen slechts een cursus
heeft te volgen, en daarna zich kan gebaren
als een kenner, als een geestdriftige ge
voelige. De praktqk, en dat is in deze de
waarheid, wijst anders uit. Het getal der
gevoeligen is veel kleiner nog, dan de
skeptici meenen. Het probleem der musea
en der vreugde om de schilderijen is er een
voor weinigen. Ik heb echter die weinigen
nooit onderschat, zij zijn de concentratie,
de condensatie zij zijn de ruggestreng;
zij zQn de werkelijkheid in dit opzicht. En
ik ben de aanbidder der werkeiqkneden,
ik ben zeer van deze aarde het probleem
heeft daarom een dubbel belartg voor mij, en
tweevoud Interesseert mij de oplossing der
moeielflkheld.
B. De eerste vraag is te stellen: waardoor
zrjn musea te veel keer vrrmoeyend, niet
opwekkend, vreugdeloos? Wat is er in de
rangschikking der schilderijen dat maakt,
dat de werkelijk gevoeligen zich niet ge
noeg verheugen in dat alles, wat er hangt?
De vermoeyenis der musea komt daaruit
voort, dat de leiding der verzamelingen be
rust bfj wetenschappelijken ten eerste, en
niet ten eerste bq de gevoeligen, dat zQn
hier de kenners, de kundigen. De
wetenschappelflken hebben zich meester gemaakt
van een plaats, die hun in geen enkel
opzicht toekomt. Dat dit gebeurde is
te verklaren uit het bq geloof, dat bestaan
heeft, in de waarde der compilatoren, en
uit den onjulsten afkeer van de scheppen
den, de kritischen, de aesthetici. Door die
compilatoren zijn de musea ontstaan, die
alleen telden als opeenhoopingen van met
olieverf behandelde doeken; door hen is de
vreugde der schoonheid) waarvoor zQ on
gevoelig bleken te zqn, gebannen,
verwflderd uit een eigen tehuis. Hiermee zijn twee
dingen veroordeeld; de te groote musea in
gericht door knnsthistorici. Het groote mu
seum is een onding; het complex der kleine
musea is een juist inzicht. En waarom?
Juist voor de gevoeligen, voortgaand op
hunne gevoeligheid, zqn de mijlen-lange
wanden vol met verschillende schilderyen
(verschillend van aesthetische waarde) een
uitputting. En deze lengte van mqien on
verschillig voor de betrekkelijke waarde,
ontstaat door de compileerende kunsthisto
rici, vatbaar voor en verzot op dien
slaapwekkenden drank: hoe-meer-hoe-llever.
C. 'De eerste verandering die hier te ge
beuren is, is dus het terugbrengen der
kunsthistorla op de tweede plaats, en de
knotting van hun verkeerden hoogmoed.
De eerste plaats komt toe aan den
aestheticus, 't zij hij een eklektisch gevoelige is,
't zrj hij een schilder is of een beeldhouwer.
De minst eenzQdigen zijn natuurlijk te
kiezen, de rappe, zekere, gevoeligen. Stel
u voor dat deze de leiding hadden gehad
hoe anders zouden onze verzamelingen er
hebben uitgezien; hoe veel meer vreugde
der schoonheid waren er te genieten ge
weest? Het museum toch is riet de fout;
het levenlooze maseum is het verdriet.
D. Een musea moet dus niet te groot
zijn op zich zelve, en het moet een zoo
zuiver mogelijke verzameling zijn.
Hoe kan zoo'n verzameling geschapen
worden ?
In Holland dikwijls door schifting.,. Ik
schreef het: de meeste musea Iflden aan
overtolllgs aan overmaat. Het schilderij kan
zich in den geest van den toeschouwer niet
voldoende ontwikkelen, omdat het zien
gestoord wordt door het pal, er naast han
gend schilderij dikwijls van weinig reëele
waarde. Het museum moet het instinct der
schoonheid verzadigen het moet dus
enkel schoonheid bevatten. Er moet dus
geschift worden, en dit is bij verzamelingen
die zoolang bestaan als de meeste hier te
lande niet moelrlijk; er is tijd tot beziens
geweest. We krijgen daarna dus een ruim
gehangen, uitgelezen verzameling. Deze
wordt geplaatst in een klein museum. De
groote museumgebouwen, die nu bestaan
worden gebruikt als een nobel depot, voor
Het Godshuis in de Lichtstad
Antwoord aan den heer Th. Molkenboer
Toen ik sprak van ontwerpen die nog
niet in de oopet.baarheid zijn gekoomen,
bedoelde ik natuurlijk ook uw werk.
Dat ik verzuimde het werk te komen zien
kunt ge mij niet ten kwade duiden Ik werd
door u uitdrukkelijk allén gevraagd, en
ik zeil wenschte mijn meede werker er niet
buiten te laten.
Het meest afioende antwoord op al uw
beschouwingen zal u wel van andere zijde
gegeeven worden. Maar ikzelf kan uw alleen
doen opmerken dat beschouwingen als de
uwe mq niet waardevol toeschijnen omdat
het taai-kritisch inzicht, signifisch ? besef,
u ontbreekt. Wat ik daaromtrent gezegd
heb kart ik hier niet weeder uitvoerig her
halen. Ik kan u alleen leezing, of herleezing
van mijn opstellen oover significa
aanbeveelen.
Al wat ge zegt oover gevoel voor gods
dienst, dat slechts als aandoening bestaat
en daarom atheïsme en zelfvergoodlng is,
' dat is voor mij tamelijk wel zinleedig ge
praat zooals er veele eeuwen lang
zinleedig getwist is, ornaat men de waarde
en de kracht der woorden niet kritiseerde
en scherp besefte.
Gods-begrip kan niet bestaan, want Qod
is onbegrijpelijk. Wel kan er bestaan
en dat bedoeh ge zonder twijfel een
vast systeem van formulen, waarmee men
de lastige en onbeantwoordbare vragen
opvangt en ontkracht. Dit geschiedt door
het Katholieke leergezag, waaraan ge u,
wat niet gekozen is, en deze kunnen des
noods, gesteld worden onder de hoede van
historici, evenals de verzamel! gen van
puur historische waarde, die, daarenboven
gedeeltelijk naar de provinciën, kunnen
verhuisd worden, waarvan ze gebeurtenissen
illustreeren.
E. Op déze wrjze kunnen dus dingen
ontstaan, die noodig zijn. Dit is de
eerstnoodige, gedeeltelijk negatieve arbeid. Het
is den weg bereiden, het schoonmaken van
den weg.
F. Het museumwezen is een levend iets;
het hoort dat te zijn; het moet niet alleen
op een ei zitten, maar dan ook uitbroeden.
Het moet nieuwe dingen verzamelen; een
nieuwe verzameling, die telkens een periode
zoo zuiver en zoo belangrijk mogelijk doet
zien, moet het creëeren. Opnieuw voelt ge,
dat hier de kunsthistoricus niet noodig Is,
noch van noode, maar de breede, zijn doel
zuiver vindende, toeleg van den
eklektischen aestheticus.
BIJ KLEIJKAMP, DEN HAAG
Het werk van Dietz. Edzard, de
figuurstukken treff n mij door een eigenaardig
merk, meer te vinden op en in werk van
Dultsche schilders, en in werk van schil
ders, die ten slotte van Duitsche afkomst
zijn. Deze voorstellingen zouden dood ge
makkelijk bij oppervlakkig bezien voor
vrome voorstellingen kunnen gelden van
chrlstelijken aardt Maar ze zqn dat niet.
Bezig ze wel, en ge zult zien, dat ze vicieus
zijn, om het niet nauwkeuriger te d
tailleeren, soms sadistisch. Het scherpst ziet ge
dat laatste in den bebloeden man met de
vele wonden; het vicieuze is in alle handen,
en in alle oogen der figuren, al zqn die ook
zoo goed als gesloten. Het blauw en het
grauw, de twee hoofdkleuren brengen niets
heiligs; hun intonatie is naar het vicieuze.
PLASSCHAERT
Lees in het artikel over Sint Lucas
van 7 Juni, kolom l, regel vier van onder
niet nieuwst maar minst, en kolom 2, regel
23 v. o. geen geheel, regel 22: niet overal,
regel 19 v. o. niet sterk. P.
DE MARSEILLAISE IN MINEUR
EN MAJEUR
EEN HISTORISCHE
MUZIEKVARIATIE
Het is bekend, dat Rouget de l' Isle's
wereldveroverende schepping in 't voorjaar
van 1792 voor 't eemt te Straatsburg is
gedrukt geworden als Chant de guerre
pour l'armée du Rhin; vervolgers is
zij door de Marselllanen gepopulariseerd ge
worden en door het revolutionair Ministerie
van Oorlog aan alle Fransche legers ver
strekt, 't Is evenwel de moeite waard op
eene variatie te wijzen, die zich toen in de
beroemde melodie heeft voorgedaan. De
oorspronkelijke uitgave van de compositie
is geheel zooals die tegenwoordig gedongen
wordt. Daaiin komt dan ook, dat op de
regels:
. lts viennent jusque dans nos bras,
Egorger nos fils, nos campagnes"
de muziek langzamerhand in mineur
overgaat, om dan weer den gloed van de
oorspronkelijke majeur te hernemen, ter
stond bq 't refrein:
Aux ar mes, citoyens!"
De iets later (Augustus 1792) verschenen
regeerlngsuitgave, blijkbaar naar een mon
delinge overlevering vervaardigd, liet de
mineur nog voortduren door het geheele
refrein:
Aux ar mes, citoyens!
For mez vos batatllons!"
Deze voortzetting vanden mineur-toon
aard geeft aan de modulatie een somber
en woest karakter, die m sschien in over
eenstemming was met den geest der revo
lutionairen van Augustus 1792, doch die in
't oorspronkelijk lied niet thuis behoorde.
Zq heeft toch nog langen tijd gegolden.
maar is 'luns niet gehandhaafd.
Vermeldenswaard is rog, dat men haar
terug vindt in Richard Wagner's toonzetting
van Heine: Zwei G ren ad i e re".
Waener en Rnbeit Schuman hebben die
teg< lijkertqd (pl.m. 1840) ter hand genomen,
en beiden ook, zonder van elkaar te weten,
als ik mq niet bedrieg wenscht te onder
schikken.
Dit is het hoofd-verschil tusschen u en
mq. Uw ontwerp zal hen, die eeven als gq
die onderschikking wenschen, bevreedigen,
terwijl ons ontwerp steun zal vinden bij
hen, die in het eigen weezen den laatsten
en onontwjjkbaren arbiter vinden van het
geen waar of nietwa r, recht of onrecht is.
Dit zelfvergooding" te noemen is bewqs
van signifisch wanbegrip. Want zelfver
gooding heeft een kwaden klank en wijst
op al het slechte der ontaarding en der
satanische verdooling. Terwqi toch ook de
leeringen van Jezus zelf vergoeding zouden
genoemd kurnen worden, omdat Hq ons
steeds heeft voorgehouden dat het Koninkrijk
Gods in ons zelven ligt, en dat wq be
haoren te streeven naar de Volmaaktheid,
die Gods volmaaktheid is.
Dit te kwalifieeeren als atheisme" is
natuurlijk onzin. En wat ge zegt over
kunst" en litteratuur" is als een
voorbqzlen en miskennen van den s-tryd, die ik nu
bqna dertig jaren gevoerd heb, sints mqn
handhaving van het groote beginsel dat kunst
en litteratuur (woordkunst) ondergeschikt
behoort te zfln aan vroome wijsheid en gods
dienstige waarheid.
Nu nog in mijn jongsten strijd teegen de
aanhangers van Kloos, die kunst en literatuur
booven alle godsdienst durven stellen, is
deeze onwankelbare gezindheid van mq
gebleeken, en de heftige vijandschap teegen
mq vindt zijn oorzaak in deeze hand
having.
Dat bQ ons bestaat een niet minder con
crete, niet minder vaste Christelijke Idee als
bij u, dat zal de toekomst leeren.
Wq gelooven in een ware, Christelpe
kerk, die sterker zal biqken dan de zeer
groote en krachtige organisatie, die nu nog
als katholieke kerk heerschende is. In veel
opzichten gaan die beiden samen, maar
de gebieden dekken elkanderniet.
Welk geloof nu het zuiverste, het vroom
ste en daardoor het sterkste is, dat kan niet
door rcede-twiiit woiden uitgemaakt, vooral
aan 't slot de marseillaise ingevloch
ten. In de compositie van Wagner komt echter
de m i n e u r-variant van het refrein voor.
Menigeen heeft zich daarover later verwon
derd. De reden is geen andere, dan dat
de componist zich als oorspronkeiqke tekst
bediend had van de eerste officieele (maar
niet getrouwe) regeerlngs-editie van
l'Hymne de la Marseillaise". H.
***
De muziek variant, waarvan sprake is, in
het hierboven staande artikeltje, geldt de
maten 19 en 21 der melodie. In de oudste
editie van de Marseillaise, in het voorjaar
van 1792 verschenen bq Th. J. Dannbacn te
Straatsburg, welke redactie in haar geheel
in 1911 als de officieele werd aangenomen
door het Ministère de l'instruction publique
en waarvan slechts vier exemplaren bekend
zqn, luiden deze maten:
Aux ar - - mes, ei - toy
?20 21
^g^^^^Ep^-^JËg
ensl for - mez vos ba-tail-lons
Eerlang verschenen er her- en nadrukken,
toen de melodie een ongekenden opgang
maakte. Onder de edities, welke nog In 1792
of 1793 het licht gezien moeten hebben,
zijn er enkele welke de bedoelde variant
vertoonen
19
ar - - mes, cl - toy
Aux
20
21
ens!
for- mez vos ba-tail-lons
Eén dieredities heeft totadres: imprlmerie
de la guerre", waaruit niet blijkt dat deze
editie verschenen zou zQn in Augustus 1792
of dat zij een regeerings-uitgaaf zou zfln.
J. W. ENSCHED
iiiiiiiiiiiiiiiiiii
BATAVIA'SCHE
DAGBOEKBLADEN
Overpeinzingen van een wandelaar in Oud
en Nieuw Batavia.
I
De wreed-heete dag staat in brandende
glorie over het Koningsplein. Blauw en
wolkloos is de hemel. De huizen zijn als
schitterende brokken wit marmer en de weg,
k wit, razend kokend-wit, zengt onder de
barnende stofwolken.
't Licht is als een damp van vuur; cru
en klaar contourt in de verte het paleis van
den landvoogd tegen het meedoogenloos
.luchtblauw.
De palmen heffen tragisch hun verschrom
pelde bladenbosschen omhoog. Mensch, dier,
plant, alles pqnkrimpt in de grouwelijke
hitte-schroeiïng.
Maar in de groote zaal van het Museum
DE STAKINGEN TE PARIJS
Teekenlng voor de Amsterdammer van George van Raemdonck
Clemenceau: .Was ik maar 'n tqger"
van het Batavia'sch Genootschap voor
Kunsten en Wetenschappen is het heerlijk
koel. Langs de wanden rijen zich daar de
oude Hlndoebeelden. Hier staan de
materiëele afschaduwingen van de ijle, verheven
wezens eens op Java alom vereerd, nu nog
slechts armelijke hulde ontvangend van de
Clvaisten en Vishnoeieten op 't
Djengplateau en den Lawoe. In 't midden der
zaal zit Ganeija, een der Gana's, dienaars
van Vishnoe, en tevens diens zoon: hij
is de god met den olifantskop, is een oorlogs
god en draagt Vishnoe's attributen:
bidsnoer, doodshoofd, strijdbijl. Goediglijk
echter reikt zijn lange snuit naar een klein
etensbakje.
Wat verder staat de moedige
Doergamahadewa, groote godin met de vele
armen. Zij is strqdende met een demon, die
uit den hals van een door haar gedooden
stier te voorschijn springt. Onverschrokken
heeft zij den demon bij diens haarbos ge
grepen. Zij is de gakt i of vrouwelijke helft
van Qiva.
iiiiiiiiiiiiin liiiiiiMjiimiiiMiimiiiiHii
Alle Artikelen vo<
ZOltERr
UITSTAPJLS
in ruime keuze voort adicj!
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
niet waar het eerste beginsel van alle hoop
volle reede-twist, het stgnifisch inzicht bij
een der partijen ontbreekt.
De uitkomst, in daden en feiten zal moe
ten leeren, waar de zuivere en duurzame
Christelijke Idee te vinden Is. Laat ons elk
dan rustig doorwerken, zonder animositeit,
in vertrouwen op de triomf der waarheid.
FREDERIK VAN EEBEN
Het Rijk en de Jaarbeurs
Met de ondertrekening Smissaert komt in
uw blad van 24 dezer onder het hoofd.
Economie eene beschouwing voorover Het
Rijk en de Jaarbeurs" waaruit in hooge mate
eene ontstemming blijkt, over het oordeel
van Zeer vele leden" der Kamer, die er
hunne goedkeuring niet aan konden hechten,
dat het Rijk met n mlllioen zou bijspringen
in de plannen van een vast Jaarbeurs-ge
bouw. Naast het oordeel dezer vele heeren
geeft de heer S. het zijne, dat In hoofdzaak
hierop neerkomt De leiding is in vertrouwde
handen en de instelling heeft haar niet
bewezen". (Ik cursiveer). Van wlen het daar
niet mee eens is, treft den heer Smissaert
het gebrek aan in- en doorzicht, het nuch
tere, het totaal gemis aan geestdrift, het
bfjeenrapen van kleine bezwaren, het kleine
en smalle." Op gevaar af eveneens onder
de peuterigen en kleinen" gerangschikt te
worden, veroorloof ik mij met de meeste
bescheidenheid het volgende den heer S.
in overweging te geven.
Beoordeel nooit de resultaten eener onder
neming naar haar succes in abnormale tijden
behaald en zoek niet uw kracht in voor
beelden waarvan nog uitgemaakt moet worden
of de opzet verstandig was. In Denemarken
is het vaste gebouw gesticht in Lyon is
men bezig.
In Bazel bouwt men ... plannen en Span je
wil niet achterblijven. Zijn dat nu voorbeel
den, die het succes verzekeren moeten ?
Zou het niet meer van een wijs beleid
getuigen wanneer men eerst eens met de
bestaande hulpgebouwen een of twee jaren
afwachtte wat de Jaarbeurzen opleverden
in tijden dat de betrekkingen met het buiten
land niet afgesloten zqn?
Wanneer nu de mannen van Zaken met
hunne ervaring, in den tijd die wq nu door
maken eenigszins nuchter" staan voor een
voorschot door het Rijk te verleenen van
? l 000.000 voor het bouwen van een vast
Jaarbeursgebouw te Utrecht, dan moet de
heer Smissaert dat niet wonderlqk" vinden,
maardan moethem dattot nadenken stemmen.
Het is verkeerd om vergelijkingen te maken
uit het behaalde succes van den l sten. 2 den
of 3den Jaarbeurs.
In de oorlogsjaren waren de bestaande
relaties in het buitenland afgesneden. Om
zaken te doen kocht men ten slotte van een
ieder, die in staat was de ontbrekende
goederen nagenoeg te rem placeeren. De
orders op den 1ste en 2den Beurs gegeven
waren het grootst, maar ook de teleurstel
lingen hielden daarmede gelijken tred. De
exposanten namen orders van wie maar
bestellen wilde, hielden geen rekening met
hun productievermogen en met eventueele
i teleurstellingen hunner nog jonge industrie
en stelden zoodoende vele afnemers teleur.
Het kwam dan ook voor, dat deelnemers
van den 2de Jaarbeurs bezocht werden door
afnemers, wier order van de 1ste aanbieding
nagenoeg niet waren afgeleverd. Met die
ervaringen met de vrede in zicht is het
begrijpelijk, dat het succes van de 3de keer
over het geheel matig was. Nu wil ik vol
strekt niet eene vooruitgang onzer
binnenlandsche industrie in twijfel trekken, of met
kleine" bezwaren het groote doel bestrijden,
maar het is toch verklaarbaar dat men eerst
eens de resultaten van eenigp normale jaren
wil afwachten, alvorens het Rijk er toe aan
te zetten, om een millioen gulden voor een
vast Jaarbeursgebouw beschikbaar te stellen.
Wanneer men een reeks van jaren in de
verschillende landen met de meest
ulteenloopende Industriën en voortdurende aan
raking is en uit ervaring weet, hoeveel
Naast haar staat Clva zelf In zqn avatar
(incarnatie) als goeroe, leeraar en maha yogi
groote asceet . Als attribuut heeft hq
de kendi bij zich, de waterkruik, juist als
die nog heden op Java wordt gebruikt en
die symbool is van occulte leering.
Iets verder staat hij k, maar weer
anders, wonderlijk dlkbuikig met twee leer
lingen bij zich, beiden in Sembah-houding:
dezelfde houding die straks een bedelaar
aannemen zal als hq u om een aalmoes
bidt. Is dit de leeringbrengende Civa,
ginds staat Qiva in zqn incarnatie van
Mahakala, de wreker van kwaad, vreeselijk
met zqn puil nde oogen, gekromde knieën,
zware knots en touw tot binding van weer
span n i gen.
Tusschen de vele Trimöerti-figuren zitten
hier en daar rustige Boeddha's, met de
handen in leer- of in meditatie-attitude of
grqnien boeta"-koppen, die men aan de
ingangen der tempels vond als deurwachters,
of rijzen naïeve lingam's (phalli) metyoni's
die door de vromen van weleer tot verkrij
ging van vruchtbaarheid werden overgoten
met off-rwater, dat wegvloeien kan door
fraai gebeeldhouwde afvoergooten in het
voetstuk.
Alles is hier zoo rustig en koel, zoo
goddelijk-naïef en naï-f-goddelfjk, dat deze
zaak in dit stille museum symbool wordt
van het oude Hindoe Java, toen de oude
thans naar Bali gevluchte goden in hun
majestueuse sereniteit nog heerschten op
Djawa dwlpa, het giersteiland...
Weltevreden H. G. KOSTER
iiiiiiiliiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii,,!
moeilijkheden, studie, teleurstellingen en
tegenspoed elke fabrikant te doorstaan heeft
l alvorens hq zfln bedrijf zoover heeft, dat hij
j in normale tijden den strqd in de
handels| wereld aanduift, dan wil men toch gaarne
nog even. zien wat onze industrie vermag,
naast de buitenlandsche.alsdie weder op gang
is gebracht, alvorens een groote som voor
de jaarlijksche shjw" disponibel te stellen.
Met zulk een proef in de hulpgebouwen af
te leggen, zooals tot heden, voelt hij die
den strijd aandurft, er zich niet minder om.
Het is dan ook niet zoo heel wonderlijk,
wanneer vele leden den Minister van Financien
adviseeren, zijn millioenen voor uitgaven
van directe behoeften te laten voorgaan,
alvorens een som beschikbaar te stellen
voor een vast Jaarbeurs Gebouw te Utrecht.
LOUIS J. CITROEN
De heer Citroen wraakt allereerst mijn
beroep op wat het buitenland in zake
Jaarbeursgebouwen doet en gaat doen, met de
vraag: of deze voorbee Iden succes (ten onzent)
verzekeren motten"? Stelt men de vraag zoo,
dan is het antwoord: neen, natuurlijk niet.
Maar bewijst die dat mijn beroep waardeloos
was? Wanneer men krachtige actie van
andere Rijken in deze richting waarneemt,
is daarin dan niet een duidelijke aanwijzing
gelegen dat krachtige actie van ons in deze
richting geboden is?
Voorts wraakt de heer Citroen
vergeiqkingen uit het behaalde succes van de 1ste,
2 Je of 3Je Jaarbeurs, zulks wegens de ab
normale tijden. De lezer kent mijn oordeel
over het verband tusschen de abnormale
tflden en de Jaubeurs-uitkomsten. Overigens
moge Ik verwqzen naar het in de pers ge
publiceerd adres der K. v. K. te Utrecht,
waarin de toch zeker ervaren leden dier
kamer o.a. de vele orjuis'e en overdreven
geruchten" omtrent de derde Jaarbeurs be
spreken en weerleggen en waarin zq krachtig
op de toekenning van het
hypothecair-voorschot aandringen.
S Al I S S A E R T