Historisch Archief 1877-1940
28 Juni '19. No. 2192
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
DE MAIDENSPEECH VAN MINISTER BIJLEVELD
Teekenlng voor .de Amsterdammer" van Joh. Braakensiek
Ik zal een vaste lijn volgen, maar de koers zal ik later nog wel bepalen"
Parsifal
De Parsifal is weer eens ten tooneele
gebracht, en het is gegaan als in den regel
bQ de opvoeringen der Wagner-vereeniging:
tiet was interessant, het werd soms boeiend,
er waren zelfs momenten van ontroering,
maar aan teleurstellingen ontbrak het ook niet.
De stof van dit grootsch opgezette Spel
van Medelijden heeft veel vór boven die
van ander werk van Wagner uit zijn lateren
tijd; voor mij ten minste is de keus tusschen
Parsifal en den Ring niet moeilijk: de sfeer
van Lohengrin is me liever dan die van Wotan.
En muzikaal, wat al heerlijkheid! Welk
een prachtige, welk een gevoelige karak
teristiek in de motieven, hoe meesterlijk
zijn ze saamgevlochten, welk een luister
wederom in de steeds wisselende combinatie
der orkest-timbres!
Het heeft geen zin, nog eens weer de
beroemde plaatsen in het werk de revue te
laten passeeren; een enkele opmerking
echter over het voorspel. En wel deze, dat
het den meester toch wel eenige moeite zal
gekost hebben, den lust te weerstaan, om
van deze inleiding door eene meer gecom
pliceerde verwerking van het
motievenmateriaal een meer belangwekkend muziek
stuk te maken. Hij zal er 'ten slotte vór
alles op gesteld zijn geweest, op voor een
leder bevattelijke wijze een kort begrip"
te geven van den hoofd-inhoud van het werk,
en men kan daar vrede mee hebben, al blijft
men betreuren, dat wat nu niet veel meer
is dan eene expositie van muzikale gegevens
niet heeft mogen uitgroeien tot een
rijkdoorwerkt toongedlcht.
Een keurbende van zangers en zangeressen
heeft Viotta ditmaal onder zijn bevelen
gehad. Met den Amfortas" van Heinrich
Schlusnus moet een ieder wel zeer inge
nomen zijn geweest: een voortreffelijke
banton met mooi-licht geluid. De
Titurel"partij is uiteraard weinig dankbaar, maar
men stelde op prijs, dat Anton Sistermans
ze voordroeg met nobelen klank. Richard
Mayr (?Gurnemanz") articuleert zoo goed
als maar heel weinig opera-zangers en zijn
bas-geluid is respectabel, terwijl zijn
mezzavoce veel ver dienstelij ks bezit; tech heeft
zijn manier van zingen als geheel weinig
bekoorlfjks, en dat is in hoofdzaak toe te
schrijven aan de weinig artistieke wijze,
waarop hij zijn stem herhaaldelijk laai
uitschieten. Jacques Urlus, in de titelrol,
was, als steeds, frisch en lenig in zijn zingen
en men stond weer eens versteld over zijn
zekerheid en gemakkelijkheid. Een beteren
Klingsor" dan Eduard Hablch kan men
zich niet wenschen, en Bertha Morena
onderscheidde zich als actr'ce evenzeer als
door haar prachtlg-gaven zang. Bijzonder
opmerkelijk was in het eerste bedrijf haar
reageeren op het verhaal van Gurnemanz.
Haar optreden lokte natuurlijk uit tot ver
gelijkingen, die sterk in haar voordeel
uitDe vele qoede eigen
schappen, die de
FOMGERS
beztt en dit rijwiel bij nor
maal gebruik en behoorlijk
onderhoud een langen
levensduur verzekeren,
maken het goedkoop.
DeGroningerlliiwielenfabriefcA.rOIIGEIS
vielen. De kleine partijen, eerste en tweede
graalsrldder en de schildknapen, waren met
een zestal bekend goede Nederlandsche
krachten, Mlnnie van Velsen en Hendrik
van Oort aan 't hoofd, zorgvuldig bezet,
en het Zaubermadchen"-ensemble, waarin
Jeanne Heeris-von Saher, Anna van
BeekRistjouw, Minnlevan Velsen, AnnieLigthart,
Ellse Ménage Challa en Dina Dlependaal de
kern vormden, kweet zich waarlijk uitmun
tend van zijn zware taak. En Jacoba
DresdenDhont, de Altstitnme", zong haar enkele
frase met edel en ziel vol geluid. Zoodat
wij er ons over mochten verheugen, dat in
vele," zoo niet alle omvangrijke, dan toch
zeker wel belangrijke en verantwoordelijke
partijen begaafde landgenooten uitnemend
op hun plaats bleken.
Teleurstelling bracht in de eerste plaats
het koor, dat schrikkelijk onvast was, ja,
sotns (b. v. aan het slot) grootendeels weg
bleef. En dan het orkest, waarin men door
gaans de zoo dringend noodige spanning
miste. En ten slotte: veel en velerlei op het
tooneel, in de decors, de belichting, het
groepsgewijs bewegen, de dictie, de dialogen
en het samenspel der hoofdpersonen. De
bonte kleuren en het weinig stijlvolle der
schermen, de malligheid der
Wandeldekorationen", het bepaald gemeene paarse licht
(onder meer op Kundry's gelaat!), de mo
notonie, de geringe plastiek in de nu een
maal onvermijdelijke verhalen, en al wat er
in dit verband nog meer opgesomd zou
kunnen worden , men mag deze onbehol
penheid en deze tot nare conventie ver
worden traditie toch niet laten voortduren!
Als men eens wat minder ging letten op
wat Wagner gedecreteerd en..,, voor lief
genomen heeft en wat mér op wat hij in
heiligen kunstijver nastreefde; als men laat
mij een practisch voorstel mogen doen!
ais men Royaards en zijn helpers hier eens
bij haalde
H. J. DEN HERTOG.
iiHiiiiMimieiiiiiimiiii
BILJARTSPORT
UIT DE PRAKTIJK
Vooral bij het biljarten kan een geringe
oorzaak soms groote gevolgen hebben, en
het spreekwoordelijke hoekje waarin? het
ongeluk zich schuil pleegt te houden is hierbij
niet zelden van zoo minieme afmetingen,
dat het overgroote deel der biljarters ge
woonlijk niet eens weet waar die plek na
het mislukken der carambole, waarop zij
ditmaal toch zoo vast gerekend hadden
eigenlijk te vinden is. * _??
o
J
o
De hierbij afgebeelde stoot is een typisch
voorbeeld van bovenstaande bewering. Het
dessin ervan is zeer eenvoudig. In het minst
niet gecompliceerd. Een of ander geheim
zinnig effect of bijzondere afstoot is er ook
al niet voor noodig. 't Is alles doodgewoon.
En toch mislukt deze carambole in 90 van
de 100 gevallen op vrijwel dezelfde wijze.
En dat niet alleen bij zwakke biljarters,
doch ook bij zeer velen dia reeds over heel
wat routine in het spel te beschikken hebben.
In den regel ziet men het volgende ge
beuren : Bal l bereikt bal 2, klotst en loopt
langs den korten band en verder zooals de
teekening dit in de stippellijn weergeeft.
De fout was deze, dat bal 2 te dik getroffen
werd, in welk geval altijd de klots moet
volgen, daar dezen bal vast ligt aan den
band en onmiddellijk na het treffen recht
naar beneden tracht te komen, doch hierin
verhinderd wordt door den stootbal die geen
tijd en ook geen ruimte heeft om zijwaartsch
uit te wijken.
Bal 2 moet dus dunner geraakt worden
dan het geval was bij afb. I. Maar dit is
altijd een moeilijk ding als de afstand tusschen
beide ballen zoo groot is als bij dezen stoot.
Een moeilijkheid die bovendien nog be
duidend vergroot v/ordt door de omstandig
heid dat de meeste biljarters meenen altijd
en in elk geval met effect te moeten spelen.
De eenige manier om den stootbal een
zuiver rechte lijn te doen volgen is: dezen
te raken onder bet midden, met forschen
afstoot en zonder effect. Zooals bQ een
trekstoot dus.
Waarom juist dit de eenige manier is
wordt bQ eenlg nadenken spoedig duidelijk.
De aan den bovenkant geraakte bal heeft
een vooruit-draaiënde beweging en is der
halve onderhevig aan allerlei invloeden als:
eigen onzuiverheid, kale of te wollige plekken
op het laken, stukjes krijt etc. terwijl de
aan den onderkant geraakten bal zich van
al deze dingen geen zier aantrekt, doch,
dank zij de forschen afstoot, lijnrecht door
al deze ongerechtigheden heenwandelt.
Probeert u het maar eens! B.
Een Vleugje Haagsche Wind
HAAGSCHE WINKELWEEK
We hebben een belangrijk feest achter ons.
We weekten zeven dagen winkel met n
dag onderbreeking voor de zondagsrust.
't Was een groots voorbereid feest.
Dagen van te voren lazen we in onze
dagbladen met denzelfden regelmaat en uit
voerigheid, als voor een jaar het Fransche-,
Duitsche- en Engelsche legerbericht, in welke
buurt zich een comitéhad gevormd voor
de Haagsche Winkelweek. Verder werd de
gebeurtenis aangekondigd door affiches
voorstellende een oranje tweeling van
klokken, waarvan de linksche handel en de
rechtsche nijverheid heette.
Tot Woensdag plotseling het feest uitbrak
en de Haagsche middenstand zichzelf de
pluim op den hoed stak voor de energie
waarmede hij de oorlog jaren had door
gemaakt, of om een andere reden, waarover
nog velen in onzekerheid verkeeren.
Woensdag ochtend vond men eensklaps
de stad feestelijk getooold. In allerlei straten
zag men hooge witte palen met
bloemenbakken.en eerepoorten die ons vaag herinner
den aan de kroningsfeesten en andere
vorstelijke gebeurtenissen, die daarop gevolgd
zijn en waarbij ieder voelde dat Oranje en
Nederland n zijn.
De bogen van de trams op alle lijnen
waren versierd met de twee vlaggetjes,
waarmede men gewoon is aan te duiden,
dat ergens een militaire festiviteit plaats
grijpt, zooals een huisvlijttentoonstelling of
een demonstratie op Houtrust of iets anders
georganiseerd door het comitéO. O.
De Nederlandsche driekleur en het vor
stelijk Oranje wapperden veelvuldig uit de
verschillende winkels.
De meeste etalages zagen er uit, als ze
plegen te doen op de dagen waarop men
herdenkt dat voor 25, 40 of 50 jaar de
zaak is opgericht.
Tusschen hoeden, boorden en dassen,
taarten en chocolade, schoenen en laarzen,
aardbeien en sinaasappelen, verbandartikelen,
oogbadjes en ondrrsteken, boeken en post
papier, speelgoederen en galanterieën, tuin
en keukengereedschap, en wat men nog
meer achter spiegelruiten gewoon is te
vinden, zag men groote en kleine bloem
stukken,
Op hoogst origineele wijze werd op som
mige etalages de aandacht gevestigd. In een
winkel van heerenartikelen stond een ge
broken schroef van een vliegmachine tusschen
hoogehoeden, stroohoeden, dassen en bretels.
Een fotograaf had in lijst, ter bevestiging
onzer Haagsche reputatie van niet al te
groote koopkracht, en neiging tot boven zijn
stand leven, een serie onbetaalde kwitanties
met het onderschrift: De stroppen van den
winkelier.
In een andere etalage stond een groote
glazen inmaakpot vol nootjes, terwfll een
keur van prijzen was uitgeloofd, voor wie
het juiste aantal dat de flesch bevatte raadde.
In vlschwinkels stonden groote bruinvisschen
en andere zeemonsters met oranjestrikjes
om den hals, als schoothondjes uit
koningsgezinde families op 31 Augustus. Humo
ristische reclame-artikelen, als bewegende
poppetjes en negerkoppen met ronddraaiende
oogen vond men in de buitenwijken.
Dagelijks reed door de stad een kleine
optocht van versierde en onversierde wagens,
waarvan onder de laatsfen een kolenwagen
met echte steenkolen, de meeste belang
stelling genoot.
Op beminlijke wijze [betoonde de pers
haar adhaesie met den winkeliersjubel. Twee
dagbladen lieten wagens in den optocht mee
rijden, een derde bestelde een reclame
aviateur die met een redacteur reclamebiljetten
boven de stad naar beneden wierp.
Men las 's avonds in de krant iange sym
pathiek gestemde artikelen met loftuigingen
over adverteerende firma's in den
beminlijken stijl, waarmede de provinciale bladen
tegen St. Nicolaas de prima artikelen van
de voornaamste zaken uit de stad aanbe
velen, en het publiek opwekken tot een
kijkje naar de St. Nicolaastafcls.
Op enkele pleinen gaven fanfare corpsen
concerten.
De burgemeester gaf toestemming tot
's avonds half twaalf te winkelweken.
En zoo werd het in de stad echt druk en
gezellig en kwam men bij verlichting van
lampions en vetkaarsjes en bQ veel rood,
wit en blauw en oranje, in den waan dat
het geheele Koninklijke Huis achter elkander
verjaarde.
Proeflokaalhouders tooiden hunne buffetten
met lampions in nationale kleuren en guir
landes, en schonken meer oranjebitter dan
in den gewonen tijd. De bekende zangen
als .Weg met de socialen leve Wilhelmien"
klonken hier en daar door de lucht, en nu
en dan sloot het publiek zich aan tot kleine
hossende troepjes. Men joelde verheugd
langs de winkels, waarvan men nog niet
lang geleden de spiegelrulten verbrijzelde.
De oranjegezindheid nam met den dag toe
en vaderlandslievende ambtenaren konden
niet nalaten een oranje-cocarde op den borst
te steken voor winkelier en vorst.
Begrijpelijkerwijs kon een spontane hulde
voor het Huis ten Bosch niet uitblijven, waar
de winkelwekende menigte het Wilhelmus
zong, dat door H. M. op het terras werd
aangehoord en meegezongen. Zoo demon
streerde men in het vorstelijk's Gravenhage
dat winkelier en Oranje elkander trouw zijn
tot in den dood.
ARI
iiiiimiitmiiitiiiiiiiiiiimiiiii
BOEKETJES SOFISTIEK
xxi
Het misverstand.
Wij, Nederlanders, lijden onder de pijn,
die alle groote zielen kennen: de smart van
niet-begrepen-te-worden. Tijdens den oorlog
begreep niemand onze houding die uit een
zoo doodeenvoudig motief voortkwam
(groote zielen zijn eenvoudig): wij wilden
met rust gelaten worden, en de rest deerde
ons minder. En nu zijn het de Bolsjewiki
en de Belgen die ons weer niet begrijpen,
en toch is onze afkeer van revolutie en van
annexionlsme even simpel en verklaarbaar:
wij willen nog steeds: rust. Geen passieve;
maar actieve: de rust-om-ons-heen, opdat
wij zaken kunnen doen, en vooruitkomen.
Allereerst Individueel, dat komt meteen het
geheel ten goede. Het (eigen) hemd is trou
wens nader dan eens anders rok. Met revo
lutie valt niets te verdienen, Integendeel.
En met kibbelen evenmin.
Wij, Nederlanders van Dollart tot Schelde,
en Texel tot Maastricht, die eerst den
oorlogstijd goedig-sputterend en nu en dan
eens grimmiger-grommend zijn
doorgesukkeld, blijken ook nu, (terwijl de zoowat aan
flarden gevochten aarde nog den staart door
moet der vurige komeet), nog allerminst van
de sokken geraakt. Doen wij niet stichte
lijk voorbeeld voor minder fortuinlijke
naties! braaf ons best om na die lamme
malaise weer flink op dreef te komen?
Want, nietwaar, de narigheid van den
oorlog, en nu de haast even groote narigheid
van den vrede (welken wij, met onzen
oubolligen zin voor teekenende beelden, mits aan
de Catsiaansche alledaagschheid ontleend,
reeds als een fausse- couche bestempelen),
die viel en valt voor ons, bedrijvige zakenlui,
toch vór-al samen met het begrip malaise".
Dou wesDekker schreef daar eens zoo onaardig
over aan zijn lieve beste hart": al de ideeën
(er staat ideen", maar slordig wis hij...) al
de ideeën, deugd, principes etc. etc."(welkeen
cynische depreclatie onzer meest Zondagsche
goederen, in dat nonchalante: etcetera!) van
dat volk" (welzeker, dat volk, kan het
ongemotiveerd-hatelijker, vraag ik u! maar het
ergste komt nog): stuiten terug pp geld" !
V/el, is dat soms geen deugdelijke eigen
schap, dat wij met alle waardeering
natuurlijk van karakter en beginsels en mooie
denkbeelden etcetera etcetera", allereerst
zorgen voor een boterham-met-wat-erop,
voor onszelf en, (als wij ons die weelde
permitteeren konden,) voor ons
lieve-bestehart ? Is dat niet heel wat nobeler dan a la
Multatuli, mooie brieven te schrijven waarvan
de pointe tenslotte ligt in een koelbloedig: Ik
heb geen geld, anders stuurde ik je f 1200, en
ik verlang zoo te komen maar heb het drok"?
Zijn niet de menschen die voor hun zaken
leven" de steunpilaren der maatschappij,
zooals Ibsen ook heeft aangetoond, al geven
wij natuurlijk in abstracto toe, dat eigenlijk
de zaken er voor de menschen moesten zijn,
en niet omgekeerd...
En welk een nationale kracht en practisch
zelf bed wang spreekt er uit die.laten we 't noe
men: commercleele mentaliteit van ons dier
baar volk, nu, in dezen tijd, terwijl de wereld,
die in 1914 (buiten onze schuld immers en
allerminst op ons advies!) op haar hoofd is
gaan staan, nog steeds vergeefsche moeite
doet weer in normaler en meer voegzame
houding te geraken.
Omkeeren is mijn métier" schreef, elders,
Multatuli eens, en hij toonde reeds daar
mede alles-behalve-Nederlander te zijn.
Het schijnt op het oogenblik het métier
van millioenen: om te keeren en omge
keerd te worden, maar het onze is het niet
en zal het niet zijn, zoolang nog een drop
pel Neerlandsch bloed zijn weg weet te vin
den door onze Nederlandsche aderen. Als
we den tijd hadden erop te letten, zouden de
omwentelingen als de Hongaarsche van on
langs, waar zelfs een Graaf Karolyi, een
Prinsenzoon (verbeeld-je-zoo-iets!) alleen de
bolsjewistische bestaansmogelijkheid aan
vaardde, ons kunnen doen schrikken, en mis
schien even doen ontroeren, waar we be
merken dat er bij 90 pCt. onzer mede Euro
peanen, .wezenlijk iets om-gaat . . . Maar,
de Beursberlchten" gaan bij ons vór Bui
tenland", en ook de binnenlandsche stakingen
plegen we nuchtertjes te waardeeren naar
haar invloeden op de zaken" en onze rust.
En mochten we ooit vernemen, dat de
duizenden, die tot nu toe aan den onder
kant leefden, wel eens begeerden naar
boven mgewenteld te worden, en daartoe
aan de maatschappelijke stellage gaan
wrikken, die elders al onderstboven ligt,
maar hier nog vrij stevig schijnt te staan,
vastgeheid'in het fundament eener
min-ofmeer .heilige" maar althans profijtelijke
orde, nu, dan zullen we verstandig doen,
het als een te late of te vroege April-grap te
beschouwen.
Want we zijn een goed en rustbegeerend
volk, en de grootsche moeite van een revo
lutie of van een oorlog is waarlijk niet aan
ons besteed.
GERH. v. D.