De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 28 juni pagina 8

28 juni 1919 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 28 Juni 19. Ne. A92 VAN EEN JONG-GESTORVEN DICHTER *) J. VAN 'T L1NDENHOUT Wanneer en waar ik J. van 't Llndenhout in de drukke doening van het Amsterdamsen studentenleven voor het eerst ontmoet heb, heugt me niet meer. Wel staat me helder voor den geest, dat ik, toen op een goeden Woensdagavond in de pflpenla van waaruit wij het A'damsch Studentenweekblad redigeerden, zijn eerste producten onze redactioneele vierschaar be reikten, voelde in contact te komen met werk dat boven mijn toenmalig critisch appreciatie-vermogen geheel en al uitging. Kort daarop kwam ik ook met hem in aan raking in het gezelligheldsleven", meer speciaal en studentikozer" gezegd het kroegleven" en we hebben daarna te zamen heel wat pottekens bier en leute genoten. Er was een weelderige drang in hem die er hem toe bracht zich ook in dit soort leven te laten gaan en zich te geven, een weelderige drang die zoo direct en spontaan bij hem voorzat, dat, sloeg zQ om naar zijn poëtisch productievermogen, son netten en quatrijnen, liedjes en oden ver schenen op marmeren tafeltjes tusschen biertjes en aschbakjes, op enveloppen en vodjes krant, haastig gekrabbeld met een stukje potlood. En misschien zijn enkele van zQn beste verzen zóontstaan. Maar naast dien weelderigen drang stond de ver doorgevoerde twijfel van den modernen intellectueel, de zelfkritiek en het schuldbesef van den hypersentieve zoodat hfl tijden had waarin hij grif en spontaanweg evenveel en het was veel verscheurde als hij geschreven had, waarin hij, kort na de uitbundigheid van ongeremde festijnen, even volledig oversloeg naar de andere zijde: drukkend besef van eigen nietswaardigheid. Een slingering, een Hlmmél hochjauchzend zum Tode betrii bt zijn, zooals dat, in meer of mindere mate, optreedt bQ alle gevoelige en artistieke naturen. Albert Verwey stak hem in dien tijd een hand toe maar ook die hand mocht hem, helaas, niet in evenwicht houden... ? .* 12 Juli 1916 bereikte ons, zijn vrienden, de droeve tijding van zijn heengaan. In het stille Zeeuwsche plaatsje, waar hij als ge mobiliseerde, naast den doem der schoon heid ook nog de druk der militaire ellende te dragen had, maakte de dood een einde aan dit leven. Het is ons, na dien tijd, dik wijls een behoefte geweest van hem en zijn werk te getuigen. Een nadere aanleiding daartoe vinden we thans in een bundel Nagelaten Verzen", die door de zorgen van zijn familie werd uitgegeven. De heer Jac. v. 't L. zegt in het Voorbe richt: .Deze verzameling van deels reeds in druk verschenen, f) deels als manuscript aanwezige verzen van Joh. van 't Lindenhout jr., wordt als een blijvende herinnering aangeboden aan zijn vrienden en aan hen, die hem genegen waren." Dit bundeltje werd ons dus als een sou venir aangeboden. Waar men gemeend heeft dit werk op zoo een intieme wijze te moe ten uitgeven, past geen gedetailleerde analyse van de dichterziel die hier tot uiting kwam. Hier past alleen het toonen van enkele schoonheden die den, in alle jonge zelfstrQden gewikkelden poëet tot bestaan vermocht te brengen. De verzameling opent met eenaantal jeugdverzen, dateerende uit de jaren 1910-1911. In de laatste terzine van een sonnet, op gedragen aan Jacques Perk, uit het v. 't L. de wensch: O! Mocht ik sterren in mijn jonge jeugd Als heel mijn zoete zang, uit mijne ziele vloeiend Gezongen is van Hefde leed en vreugd.! De wensch ging o l weemoed voor een deel in vervulling. Voor een deel! Want *) Dit artikel was geschreven voordat het voortreffelijk stuk in de Beweging" van M. Nijhoff, aan den overleden vriend gewijd, verscheen. Wie zich, naar aanleiding van deze, uit den aard der zaak, vluchtige woorden, die door toevallige omstandig heden een al te langen tijd onder weg bleven naar de drukpers, voor den figuur van van 't L. interesseert, verwijs ik dan ook naar De Beweging" van Jan. j.l. f) In De Beweging," in enkele jaar gangen van de Amst. Stud. Almanak en In het A'damsch Stud. Wkbl. Propria Cures." V. D. T Sport Toestellooze lichaams oefening Toestelgymnastiek In sport- en in gymnastiekkrlngen, bij 't onderwijs en in 't leger, woedt strijd tusschen Sport en Zweedsche gymnastiek eener en Duitsche (toestel) gymnastiek anderzijds. BQ sport en bQ spelen is 't oogenblikkelijk doel van den beoefenaar te winnen. Ook al is hij b.v. de volwassene, die vrij willig gaat de sport bewust begonnen om lichaamsverbetering (betere beheersching, ontvetting, spiervorming, verbetering adem), tijdens het werken denkt hij alleen aan het PADOX HOUTBOUW levert desverlangd in zeer korten termyn alle houtconstructies als: Fabrieksgebouwen Schuren Barakken Lighallen Catalogus op aanvrage dat heel zqn zoete zang gezongen was, hebben wij nooit geloofd. Misschien ge loofde hq het zelf. Hoe gaarne hadden wij hem dat geloof ontnomen! Zulke veelzfl* dige mogelijkheden immers schenen er nog open te liggen voor een dichter die n kon geven een vers als: AAN MIJN MOEDER. Zoo ben ik dan een Kind en Moeder is de Aards Mijn hoofd is vocht van dauw en dronken van haar licht; En eiken dag weerom, dat zij de schoonheid baarde, Hield 'k nimmer te vergeefs mijn handen opgericht. Geen lente en geen herfst, die niet mijn bloed door waarde, Geen wind, die niet z'a woord woei langs mijn aan gezicht; Mijn hart wies zwaar van al beur gaven, die ik gaêrde, Een boom, die voor den last der vruchten bijcazwich''. Ik ben een volle boom en Gij de milde Zaaier, En door mijn blaören vaart in sidderend gewaaier Bij lachen of geschrei de adem van uw mond. Heb dank, o Moeder, die de onwillige takken bondt Ten leven, en uw licht steeds meer zondt en steeds laaier Opdat mijn rijpend hart te schooner wasdom vond. * * * en, haast In denzelfden adem: STILLE GETIJDEN. II De deur is toe, de disch bereid Met de avondlijke spugen. Weer neeg een dag an vreugde en nijd En rees een stille schemertijd Van zwijgen en van pelzen. Een koele dronk, een snede brood, Dan mijm'rend neergezeten, Blij met wat 't oogenblik mij bood, Nu ver verlang en oude nood Verreisd zgn en vergeten; Na alle vreugd en alle spijt Niet wijzer en niet dommer, Sta ik verlange:iloos bereid Te beuren wat de'oi.zeekre tijd Mij baart aan heil en kommer. Wat zal ik neg van af mijn geest Den druk der loomheid weren? Ik ben van wensch en hoop verweesd, En is deez' dag wel schoon geweest, Er moest geen nieuwe keeren. De deur is toe, de disch bereid Met de avondlijke spijzen. Ben ik, die leef bij uur noch tijd, Verloren in deez' eenzaamheid Een dwaze of een wijze ? Toch was er nog een geweldige broeiing een diepe roering in dezen geest een wijde bloeming, die de mogelijkheden in zich scheen te dragen van, na zomerdoorgang, te rijpen tot een gezonde vrucht in den herfst. Hoe heeft v. 't L. gekend de heilige waan der Droomers, die hém nooit tot gewis bezit" geworden is: AAN DE DRCÜMERS. Die 't gistend Leven nimmer leven leeren En nimmer rijpen tot de sterke daad, Maar niet een glimlach hun licht-schuw gelaat Niar 't stil gemijmer van den schemer keeren: Wier voeten nooit op 't levensrhythine veeren, Maar reize' en dalen naar een verre maat, Waarvan alleen hun hart de wijs verstaat, Ka maar de stilte voor een droom begeeren; Dat zijn de krannen, die den zoeten logen Verkoren boven een vergeefsch bestaan; Heett in bun handen van gewisse daèn Noch trouwe i strijd het zeker loon gewogen: Kr licht geloken vreugde in hun oogen, Gewis bezit en loon van heil'gen waan. En dat er in hem ook krachten lagen die, redden kunnen uit den te strak-gespannen zelfbeschouwing van den lyricus-zondermeer blijkt o.m. uit een gedicht als: MADAME LA MARQUISE. Ken lied ruischt ijl en rank ; een vrouw speelt aan 't spinet En neurt heel zacht de wijf; de blanke toetsen schreien Hun zoet en simpel leed door 't schemerend salet. Maar wie haar gratie won nijgt aarz'lend haar bezijën En zoekt haar need'ren blik. Een stille geur yerbloeit Van onvervulde droome' en teedre specerijen. .. Ze heft 't gedüft gelaat; het zoet geneur vervloeit Tot lage fluistering; haar smalle vingers roeren Het laatst akkoord. Dan schauwen, bleek en teer gegroeid, Op 't matte gobe'ijn, de levenrfe koutonren Van een versmolten beeld... Een schucht're hand bewoog Een toets; de snaar vertrilt.. . Reeds welkt de peerlemoeren T t bleeker avondlucht. Zij talmen aan den toog Van 't open ve ter, waar de donk're olmen lijnen. Zij schertsen, maar een weemoed schemert in hun oog; Krank van verteerden lust en delicate pijnen l'.iren de woordjes zich aan heusch eu lucht gebaar, En de mimosa kwijnt, roerloos in 't porceleinen geraud, v-'ur 't spiegelglas van 't duisterend boudoir. In Herfst-herlnnerlng" zingt de dichter: ns zag 'k met bveede slagen roeien Een vogel, die de heem'len won, ' 'k Zag hem de grauwe wieken doopen t n 't wa/ig licht der morgenzon. En toen hij eind'lijk keerde, dropen I ie vleugels van den gulden danw, Toen wist ik. dat 'k door daag'raads open Poort met bewustheid treden zou, inmiiiiiiiimiii iiiiiiimiiiiiinm iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii tijdeiqk doel, het winnen van het spel of van de partq. Hij zal daartoe scherp letten op de steeds veranderende omstandigheden, snel kans zien, snel overleggen wat te doen en de beweging, waartoe hq besluit, snel uitvoeren. Om vlug, vaak en (of) met zoo groot mogelqk effect te werken, zal hq 't zuinig" doen, waaronder ik versta op zoodanige wijze, dat hij met de minste inspanning, dus langs de kortste baan be weegt. Bq lichte athletiek (werpen, springen, loopen) geldt alleen de eisch van goedkoop werken. Vlug oog en dito besluiten als bij spel is hier niet noodig. Behalve dat zijn lichaam sterker en schooner wordt, oefent de sportsman zich in en gewent zich dus aan allerlei, dat in 't dagelijksch leven van groot nut is, n.t. snelle kijk, snel denken en zuinig werken. Wat dit laatste aangaat, was 't treffend, dat in den Haag, tijdens het verbiqf der geïnterneerde Britten, 't ook niet-sportlui opviel hoe gemakkelijk en doelmatig zich deze in sport geoefende menschen bewogen. Bij de toestellooze lichaamsoefeningen, waartoe de Zweedsche gymnastiek behoort, die slechts sobere, niet afleidende werktuigen gebruikt, biqft men zich steeds bewust van 't doel: het verbeteren van het lichaam. Doordat men door niets afgeleid, de volle aandacht spant op 't werken van bepaalde spiergroepen, ontwikkelt men die, naar ik meen in de practijk te hebben bevestigd gezien, sneller en meer overeenkomstig 't verlangen dan wanneer men de aandacht bij spel of bq werktuig heeft. Wie achterover ligt en b.v. de beenen beurtelings gestrekt omhoog brengt, weet, dat hij dit met geen ander doel doet dan o.m 't lichaam te oefenen en dat het 'n ver moeiende wijze van liggen Is. Straks in bed, als hq rusten wil, zal hq wel liggen zonder de beenen te bewegen. . Wie voorover ligt, met de voeten ge- j stoken onder divan, ledikant of kast en in ' Dat niet voor mij meer lag bevangen Het vaag begeer in mistig grauw, Ik kende LU mijn klaar verlangen, Ik was mijn y.uiv're wensch bewust: Gelijk die vogel 't licht te vangen, Dat straalt van achoouheids gouden kust .. Dat die zulv're wensch" hem niet door dit leven vermocht heen te dragen, wq hebben het, als zoovele andere dingen van het Mysterie deemoedig te aanvaarden. Mogelqk, dat die zuiv're wensch hem nu draagt in een vrijer bestaan... A. E. VAN DEN TOL KWATRIJNEN door Mr. JACOB ISRAËL DE HAAN Es Ist nicht wahr... Ik moest onwillekeurig aan deze formule van het intellectueeleanclen-regime-Duitschland denken, toen ik thans eerst onder de oogen kreeg het artikel in .De Amsterdam mer" van 17 Mei, van dr. Frederik van Eeden, over zQn te München gedooden vriend Gustav Landauer, waarin de heer Van Eeden de beschrq ving, die ik van dezen revolutionair in het Handelsblad gegeven had, voor leelijk karikatuur" uitmaakte en o.a. getuigde, dat zijn edele vriend Gustav Landauer was niet de malloot met Papoea-haar", die de heer Nypels in hem gezien heeft. Dat hq, de echtgenoot van de fijnge voelige dichteres Hedwig Lachman die onlangs gestorven is, de socialiseering van de vrouw zou hebben willen door drijven, in de grove beteekenis, die daaraan in ons land wordt gehecht, dat acht ik ondenkbaar." De heer Van Eeden heeft natuuriqk het volste recht van een betreurden vriend alle mogelijke goeds te vertellen en zelfs, klaarblijkelijk om te laten zien, dat ik toch wel een karikatuur gaf om een, waar schijnlijk ook reeds toen het gemaakt werd geflatteerd, want geschilderd, portret te publiceeren. Ik daarentegen heb niet meer het recht en in ieder geval niet meer den lust om o'er een gevallen strijder met dezelfde openhartigheid critiek uit te oefenen als ik dat doen mocht toen deze nog in het strfjdgewoel stond en van zich af kon bijten. Over Landauer zal de geschiedenis oordeelen: het oordeel van degenen, die hem gekend hebben als een fqne wqsgeer, zal opgewogen worden tegen dat van hen, die hem sedert de revolutie gekend hebben als den revolutionair, die ten slotte absoluut nutteloos een mooie stad mee hielp bloot stellen aan wat het arme München door moest maken, die mee schuld was dat gru welen gebeurden als de terechtstelling der gqzelaars, waaronder een zachte, lieve vrouw als de jeugdige gravin Heila von Westarp. Gtistav Landauer is dood en over zqn geestestoestand en uiterlijk wil ik het dus niet meer hebben. Maar met klem wil ik protesteeren tegen twee dingen. Ten eerste, dat men, wanneer men om politieke of persooniqke redenen het vertrouwen in een journalist wil onder graven, hem dingen in de schoenen schuift, die hij nooit beweerde. Want ik meen ge rust te mogen aannemen, dat het vrijwel allen, bq het lezen van het boven door mij aangehaalde gedeelte van dr. Van Eeden's artikel, gegaan zal zijn als hen, bij wien ik de proef nam en die allen verklaarden daar uit opgemaakt te hebben, dat ook ik van Landauer gezegd had: dat hij de sociali seering van de vrouw zou hebben willen doordreven." En dit is nu eens werkeiqk niet waar; het werd, eerst gerulmen tijd nadat ik uit München vertrokken was, door Duitsche bladen gemeld. En ik, die, zoodra ik in Hongarqe geconstateerd had, dat er van deze socialisatie geen sprake was, Béla Kun de gelegenheid bood om tegen deze verdachtmaking der sovjet republieken tele grafisch en daarna in een inte'view nog eens geargumenteerd op te doen komen, mocht dus al allerminst verwachten, dat me zoo iets op mijn dak geschoven werd. Doch heeft dr. Van Eeden deze bedoeling niet gehad en is het een ongelukje, wel dan doet dat een dagbladsch ijver, die, helaas, dikwqis gedwongen is om aan scherpe cride lendenen de romp omhoog trekt met het hoofd achterover en de armen zijwaarts gestrekt, zal toch niet wanneer hq in 't dagelijks leven voorover ligt en wil opkqken 't zoo moeielijk doen, maar zich op richten op de ellebogen. Het toestelioos oefenen verbetert dus alleen het lichaam (het is bq vele spelen en sporten als aanvulling noodlg en bij alle nuttig) en 't doet dit door duur" te werken, maar op zoo duidelijke, opzettelijke wijze, het geen verkeerde gewoonte in 't dagelijksch Ie yen worden zal. De toestel- of Duitsche gymnastiek, of turnen, gebruikt tal van toestellen, aan elk waarvan 'n groot aantal oefeningen worden uitgevoerd, meerendeels zeer samengesteld. De gymnast denkt onder 't turnen aan 't keurig uitvoeren der oefening. Everals de sportman vergeet hq tijdens het werken 't doel waartoe hq gymnastiseert. Maar de stichters van 't stelsel dachten er wél aan en eisenen, dat de bewegingen niet zoo maar en ook niet zoo zuinig mogelijk worden uitgevoerd, maar zó, dat zq 't meeste nut hebben voor het lichaam (naar hun meening wel te begrijpen). Dit geeft het turnen 't hinken op twee gedachten, 't Onderscheid in oorsprong tusschen sport en gymnastiek wreekt zich hier: sport, spel is ontstaan uit 't verlangen der spelers naar lichaamsbe weging en door hen zelf bedacht. Toestel gymnastiek is uitgevonden en gereedgemaakt voor anderen en bedoelt hun lichaam te ontwikkelen. Het verschil tusschen de zuinige sport en athletlek en 't dure turnen komt teekenend uit In den hoogtesprong, uitgevoerd door 'n athleet en door 'n turner. De eerste, uit sluitend er op bedacht zoo hoog mogelijk te springen, doet 't zó, dat zqn zwaarte punt zoo laag mogeiqk blfift (Schotsche en Amerikaansche sprong, bij den laatste blijf t, theoretisch althans, 't zwaartepunt beneden 't touw). De gymnast springt voor alles mooi. De Dienaar Ik vraag zQn naam, een mooie naam: Renato. En waar hij woont? Hq lacht en zegt: Sorrento. Wq schelden. Mijn stoomer ligt op de ree, Niets dan wat klank van namen neem ik mee. Napels Men zal u, Napels nooit vergeten, Uw leven is een lachend Feest. En u gedenkend zal men immer weten, Dat ik uw Dichter ben geweest. Verleiding Ik sluit mijn raam. Laat mij niet hooren, O, Zee van Napels, uwe stem, Want luisterend ben ik verloren Voor mijne Stad, Jerusalem. Ziel- Zinnen Het Oogenblik zoeken mijn zinnen, En mijne Ziel zoekt de Eeuwigheid. Van dat mijne dagen beginnen Martelt mq deze strijd. Bezinning Dit: dat ik overal heb liefgehad En nergens kan vergeten, Dat ik ter vreugden neergezeten Slechts wroeging had .... Zonnedag Is dit misschien mqn laatste zpnnedag? Laat het getroost uw laatste zijn. Geniet Te feller dan, wat gq heden nog ziet Aan liefde en lach. Aan Sidney Topham O, pluk de donkre rozen vór zij dorren. En kus den lentewind, hij waait wel over. Geen tweemaal wandelt ge onder 'tzelfde loover, Machtloos als al uw vreugde is al uw morren. Dood Als het vandaag niet is, dan is het morgen, Wat baat ontvluchten, als gq zeker weet, Dat zqn handen uw keel verworgen, worm uw hart vervreet? Doodsstrijd Geen dag, geen uur, geen minuut, geen seconde, Dat mqn leven niet tegen zijn Dood strijdt 'k Heb veel gezocht en zalig veel gevonden, Tot dit: alles is niets bq de Eeuwigheid. IMMIIIIIIIIIIIIIHIHI tiek blootstaande artikelen zoo maar in een minimum van trjd af te pennen (door vertrek van een koerier moest ik in Weenen eens binnen de 36 uren al de uit Hongarqe mee gebrachte stof, zes lange artikelen, achter elkaar schrijven) goed te constateeren, dat zelfs de oude geroutineerde schrijvers, die op hun dooje gemak voor een weekblad kunnen schrijven, nog wel eens een anderen indruk verwekken bq hun lezers dan ze be doel jen. Maar absoluut ontoelaatbaar acht ik het, dat iemand, afgaande slechts op een vijf jaar oude herinnering, voor leugen uitmaakt de waarneming van een ander, die er pas vandaan komt. Vooral wanneer die andere toch niet met algemeenheden aankomt, doch, waar maar eenigszins mogelijk, steeds den naam, den dag en het uur van de geïnter viewden en de interviews mededeelt. Ik weet, dat de toestanden en de menschen, die deze dolle revoluties opgeleverd hebben, voor ons ongelooflijk lijken moeten en daar om juist tracht ik het controleeren van wat ik mededeel steeds zoo gemakkelijk moge lijk te maken. München bijvoorbeeld is toch geen Midden-Afrika; een brief heen en weer doet geen tien dag'n en behalve de dulzende Duitschers, in staat een Hollandser) artikel te lezen, wonen er o.a. een honderdtal Nederlandsche intellectueelen, wier oordeel had geplaatst kunnen worden, tegenover het mijne en die in ieder geval hadden kunnen zeggen, niet wat in 1914 was doch wat in j 1919 is. \ Overigens ben ik van meening, dat het j niet de taak is van den journalist, die nieuw- ' bakken staatslieden en volksleiders gaat be oordetien, om rekening te houden met wat deze op ander gebied gepraesteerd hebben of praesteeren: waar ik kom, tracht ik naar beste kunnen een oordeel te vormen over i Hq komt niet dwars of ach terstevoren over 't touw, hq gaat er over zooals 'n kind 't doet, rechtuit, rechtop en zeer duur. Werktuig n oefening zqn oorzaak, dat de turner niét als bq 't toestelioos oefenen, , zich bewust is, dat hij omslachtig werkt. Daardoor en doordat de werktuigen min of meer als hindernissen door hem worden beschouwd, die hq duur neemt, gewent hij zich aan omslachtigheid en neemtdie mee ook buiten de gymnastiekuren. De gymnast maakt van elke beweging, ook in 't dagelijksch ? leven 'n oefening, die vooral schneidig", | breed, met overdadig bewegen, kortom duur wordt uitgevoerd. Degymnastiekman bestijgt of bespringt zijn fiets, de sportsman gaat er op zitten met of zonder goedkoopen, kleinen sprong De gymnast ergert zich aan 't onafgewerkt fietsrqden van den sportsman, terwqi deze zegt, dat de turner souplesse" mist, dat zqn bewegingen niet in elkaar overgaan, dat hq rukt". Ook toestellengymnastiek versterkt dus 't lichaam, doch zij maakt den beoefenaar minder geschikt voor 't dageiqksch leven. Ik heb wel eens gezegd, dat de onge lukken bij toestel- of werktuigoefening de meest leerzame momenten verschaffen, daar zij althans ontwikkelen de snelle waarneming 't snel besluiten en 't snel uitvoeren in onvoorziene gevallen, waartoe intusschen 't onschuldigste spel k opvoedt. Zelfs bq gevaariqke, reeds acrobatische oefeningen weet de gymnast zoolang alles goed gaat waa'r hij weer steun, hou vast zal vinden. Vader Jahn had 't hem 'n eeuw geleden reeds kunnen zeggen, 't Spel, de sport kent geen doodsche standvastigheid, nooit is men zeker, steeds wisselen de om standigheden, sleur faalt. Het is juist als in 't leven. Alle drie systemen verbeteren dus 't lichaam. In de vak-, zelfs in de groote pers wordt er over gestreden, welk dit 't best . doet, de vereenigde sport en toestellooze ( of 't turnen. De verdedigers der eerste partq j Machteloos Aan wal, aan boord, 't is alles, alles n. Eén wind, een eindelijk getq. Wat de dagen gul geven, dat neemt mq De Eeuwigheid machtloos heen. Eeuwig Eeuwig: ik heb van 't Eeuwig lied gesproken, Als Dichters doen, tot ik de Eeuwigheid zag, En wist: tot eeuwig vaagsel wordt gebroken De bouw van eiken dag. Zeemeeuw En als ik dan die zeemeeuw was, Die wiekt zoo mij langs de ongebonden baan, Op vleugels spits, den snellen wind te ras, Zoude ik dan den Dood ontgaan? Eenheid En kon het water van de zee verhalen Van zijne tochten doordeEeuwigheid heen, Door wolken, menschen, bloemen, duizend malen 't Bleek achter alle wisseling toch Eén. E'uwigheid-Zelf Ik kan wel de Eeuwigheid winnen Als ik mij zelf verlies. Maar mijn ziel en mijn gretige zinnen Schreien, dat ik mq zelven kies. Leo V... Nu gaande tot een rijker leven, Hoe kan ik u vergeten, vrome Vriend, Gq stierft te vroeg, maar mq hebt gq gegeven Meer dan ik heb verdiend. Op Zee Hier luwt de lucht zoo zuiver en het water Verdiept onder de hooge lucht. De uren gaan, het wordt later, later, Zonder n goed of kwaad gerucht. Zon op Zee En wordt mqn oog van de zon zalig blind, En drink ik mij dronken van vollen wind, Dwaas, dat ik dan door drift en droeve nood Een wereld wijder zoek dan deze boot. Eeuwige Zee Wq zien geen land: alleen de waterkolken. Wij zien geen schip: alleen zeilende wolken Maar schooner dan al steden, die ik zag Is de Eeuwige Zee, nacht en dag. Jerusalem, April 1919. de menschen, zooals ik ze meemaak en aan het werk zie. En als ik morgen naar Polen ga en ik vind er bij voor deeld Paderewski en die mocht nu eens, in mqn oogen, vol gens wat Ik dan zie en hoor, een karikatuur van een Staatsman blijken, dan zal ik zoo vrq zqn bij mqn schildering van hem geen rekening te houden met zqn talenten als pianist of componist, zoo min als ik een goed staatsman zou belachelijk maken in dien hq bijvoorbeeld een ellendig pianist ware of zelfs pianisten-hoogmoedswaanzln had. En wat liefhebbert er tegenwoordig al niet in regeeren? En als een litterator een lancet nam en menschen ging opereeren, zou iedereen hrm voor stapelgek verklaren en kreeg hq zóeen dwangbuis aan: maar als hq tegenwoordig het mes in een heel staatslichaam gaat zetten, omdat de vorige chirurgen een groote operatie totaal ver knoeid hebben, dan mag je vooral niet aan zijn verstandelijke vermogens twijfelen. De menschen zijn sedert de revolutie in sommige landen sterker verandert dan men hier nog gelooven kan. Dr. van Eeden zelf erkent in zqn artikel, dat hq eerst, toen hij Landauer uit mqn leelijk karikatuur" her kend had, gelooven kon dat het zqn vriend en niet een andere Landauer was, die op trad als Spartakist (zoover ik weet was Lan dauer overigens nooit Spartakist; toen ik München verliet, bevochten de Spartakisten de regeering Landauer-Niekisch-Lipp zelfs nog heftig). Doch waar men zooveel ongelooflqks toch gelooven moet, zou men daar niet eerlijker doen als men nu het verdere orgclooflqke voorloopig ook maar niet voor laster of dwaling uitmaakte totdat men daarvoor ge grondere redenen had? G. NYPELS voeren aan,dat turnen onevenredig ontwikkelt, zware schouders en te weinig spieren op middenlqf en beenen. De gymnasten spreken van ongezonde houdingen bq de sport. Het is duidelijk, dat waar gymnastiek zelden snelle bewegingen vereischt, wel krachtige, de turner zich dienovereenkomstig ontwikkelt en wel sterk (welke klacht door zqn dure wijze van werken betrekkelijk gering nuttig effect heeft maar niet vlug wordt. In de acht jaren, dat IK boksles geef, zag ik honderden lichamen aan 't zelfde werk. Hoe meer gymnastiek, hoe stij/er bleek me uit die groote practijk. Waar men voor zichzelf en voor de jeugd niet 't verkrqgen van 'n goed lichaam-zonder meer wenscht van den aan die ontwikkeling besteden tijd, maar groote bruikbaarheid in 't practisch leven, is de combinatie sport-toestellooze wat onze tijd behoeft en dus verkrijgen zal. Gelukkig steift de toestelgymnastiek af. Zij roert zich heftig daartegen als al wat verdwqnt. P. M. C. TOEPOEL IIIIIIIIIIIIIIIIII'MIIIIIIIIIIIIIIIMIIIII Firma GE. KREB Filiaal AMSTERDAM Jacob Obrechtstraat 26. - Telefoon Z. 2507 Vraagt onze Voorraad i ijst

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl