Historisch Archief 1877-1940
5 Juli '19, No. 2193
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
NATURALISME OP HET TOONEEL
De hoogste lof, die een
tooneelkunstenaar kan oogsten is de volgende uitspraak
aan het publiek: Je vergat dat het tooneel
was". Inderdaad is dit het mooiste wat er
op dit gebied valt te bereiken. Het kunst
matige omzetten in werkelijkheid, het zoo
inleven, zoo natuurlijk reageeren dat het
de indruk van spontaan gevoel en hande
ling wekt.
Tooneelkunst is alzoo de meest volmaakte
weergave van het leven, de natuur.
Langs welken weg kan men nu die indruk
van realiteit te weeg brengen? Het ant
woord, dat In dezen het meest voor de
hand ligt is: een zoo nauwkeurig mogelijk
nabootsen van de natuur. Gedeeltelfjk is
dit juist, een nabootsen moet het zijn. Het
tooneel is immers nabootsing, naschepping;
hetgeen daarop geschiedt moet dus even
eens imitatie van de werkelijkheid zijn.
Natuur is geen kunst; wanneer men onze
dagelijksche gesprekken, onze handelingen,
onze conflicten in hun ware gedaante op het
tooneel bracht, zouden zij geen
schoonheldsontroering geven. Daartoe is nog iets anders
noodig, een bewerking, die men het best
zou kunnen voorschreven met het woord
.condensatie", een samenvatting van de
quintessence. Op het tooneel moet alles
vermeden worden wat niet rechtstreeks
betrekking heeft op het hoofdgebeuren.
De groote kunst der regie nu is deze, als
het ware compacte, massa zoo op het tooneel
te brengen dat zij de werkelijkheid zelve
schijnt. De allereerste factor waarop men in
dezen heeft te letten is de fantasie van den
toeschouwer, hetgeen men zou kunnen noe
men de behoefte om zelf mee te werken.
Zet men hun alles, tot in details uitgewerkt,
voor, dan belet men hem met zij a eigen
gedachten verder te werken en dus in In
nerlijk contact te komen met hetgeen zich
op het tooneel afspeelt. En juist dat contact,
die voortdurende wisselwerking tusschen de
beide zijden van het voetlicht is het fundament
waarop de geheetetooneelkunst rust.Meer dan
hij zelf vermoeden maakt het publiek de
voorstelling. Het geen de regisseur dus heef t te doen
is een aanduiden in een bepaalde richting of
met andere woorden, een sfeerschepper. Hij
moet trachten de voorstelling geheel in de
geest van den auteur te brengen, diens
atmofpheer zuiver weer te geven.
Alvorens een tooneelwerk tot zijn eerste
repetitie komt, heeft de regisseur het voor
zich zelf reeds geheel tot klaarheid gebracht.
In zijn gedachten ziet hij het als een bouw
werk, waarvan hij nauwkeurig de verhou
dingen heeft b-paal d, precies de waarde van
het eene deel tegenover het andere kent;
kortom hij heeft zich in den geest van den
auteur Ingewerkt en diens logische gedach
ten gang tot zijn eigendom gemaakt.
Nu pas begint het werk van den auteur.
Hetgeen de regisseur ten opzichte van het
ensemble heeft doorgewerkt, hetzelfde heeft
de auteur ten opzichte van zijn rol te
doen. Bq de eerste opvoering staat hij
dus op het zelfde punt als de regisseur bij
de eerste repetitie. In scherpe trekken ziet
hij de, door hem uit te beelden, figuur voor
zich. Elk woord, elk gebaar, heeft hQ vooraf
getoetst aan de groote lijn waarlangs zich
diens gedachtengang ontwikkelt; elk zijner
uitingen heeft hij voor zich zelf volkomen
verantwoord, hQ weet welke indruk hq in
de zaal wekt. Want dit is het groote in de
kunst van den tooneelspeler, hij er eert en
kijkt tegelijkertijd toe. Een wezenlijke
ont?iitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiimiiiiiiiililiiliiiiiiiiiiimiiillliliiiiiiimiiiiiliili
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOQRAAF
ZEESTRAAT 65, naast Panorama Maidag,
DEN HAAG. Tel. 1538.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIIIII
SCHILDERKUNST-KRONIEK
HET MUSEUM II
Het museum, zooals wij het zien, is ofte
groot of een dood ding. Jaren geleden heb
ik betoogd dat een complex van kleine
musea het gewenschte is, een krans van
gebouwen om een directiegebouw heen.
Want zoover ik kan zien, is het museum
de plaats ten genot van den gevoelige voor
plastische waarden. Hij moet dus gediend
worden in dit geval; om hem gaat het. Hfj
geniet het zuiverst, zoo hij niet overmatig
wordt vermoeid. Hij wordt dat door
d'elndelooze gangen met schilderijen, die de
meeste musea zijn; deze zijn dus te ver
werpen, de krans van de kleine musea is
aangewezen. In deze kleine musea moet
niets zijn dan het werkelijk schoone, en
moet niets komen dan het werklijk-schoone.
Er moet in zoo'n krans altijd n gebouw
zijn, waar een tentoonstelling gehouden kan
worden, van iemand, die belooft (zooals dat
heet) of van iemand, die juist er is. De
museumdirectie komt zoo goed als over de
heele linie steeds te Iaat. Er gaat geen
wensch, geen kracht van haar uit. Het is
een euvel, dat ontstaat door de leiding van
kunsthistorici. Deze kunnen gemakkelijk
discoureeren over de verdienste van meesters,
wier verdienste vast staat, maar zend ze eens
in de wei der wordende kunst; ze plukken
gemakkelijk, en, instinctief, bij voorkeur, de
verkeerde bloem. Ze kunnen het niet helpen;
ze zfln de katers in het vreemde pakhuis;
dood-ongewis, moeten zij zich ten
eenenmale zeker gedragen. Dit is een waarheid.
De verzamelingen in Holland bewijzen het;
wat er aan goeds is, komt er of niet in door
den kunsthistoricus of het is er in gekomen door
ten geschenke geven van verzamelingen (van
nieuwe kunst, en zich ontwikkelende kunst).
De gevoelige is dus als leider aangewezen
en niet een die eenzijdig verdoemt, maar
een die veelzijdig bemint. Hij zal leven
brengen. In het steeds beschikbare museum
kan hij ook een tentoonstelling organiseeren,
van meesters, in zijn verzameling vertegen
woordigd. Hij kan hun waarde opnieuw
naar voren brengen, ze opnieuw doen ont
dekken; ze opnieuw betitelen; hq maakt
het museum levend, levendig; hij maakt
het voor de kenners een plaats, waar ze
zien kunnen, genieten, genietend zich ont
wikkelen. Hij handelt nooit als in het stede
lijk museum te Amsterdam gebeurt; hq
stelt geen willekeurigen ten toon, of geeft
hun daartoe de gelegenheid; hq bemoeit
zich met n ding, met schoonheid, met
schoonheid alleen, niet met politiek, hij is
niet een gemaklijk gehanteerde door intri
ganten. Hij is geen ambtenaar ten eerste.
Hq is een zoeker van schoonheid. De gele
roering mag zich op dat oogenblik niet meer
van hem meester maken. Zoo gauw zich dit
voordoet, is h| de draad van zin rol kwqt
en geraakt in een hopelooze verwarring,
waarbij hq de controle over zich zelf geheel
verliest. Alweer dus moet hij de schijn van
ontroering wekken, door een nabootsing van
hetgeen hq bij de eerste lezing heeft geopend.
BekQken wfl vervolgens het onderdeel,
de spreektaal, zooals zij op het tooneel
wordt gebezigd. Het spreekt van zelf dat
men in de zaal de indruk moet krqgen
als er op het tooneel gewoon gesproken
wordt. Een ieder weet echter dat, zoo men
onze gewone conversatietoon op de planken
gebruikte er weinig of niets van over het
voetlicht zou komen. Ieder woord moet hier
tot z|n volle waarde komen zonder daar
door uit het verband van den zin te worden
gerukt. Wil men dezen op zijn beurt tot zqn
recht doen komen, dan moet aan elk zijner
details de noodige zorg worden besteed.
In 't kort kan men deels zeggen dat het
voetlicht de werkelQkheid dermate verzwakt
dat aan alle kanten een aandikken, een
steviger en compacter noodig is. Het behoeft
nauwelijks gezegd dat men hierbij de grootst
mogelijke voorzichtigheid in acht moet
nemen, daar bq een nauw merkbaar te veel
alles in het ridicule overslaat.
Nu doet zich nog iets zeer opmerkelijks
voor aangaande de natuur in haar meer
correcte vorm op het tooneel, hetgeen
ik met eenige voorbeelden wil trachten
aan te toonen. Ziehier het eerste, een onder
vinding die de bekende Duitsche regisseur
Reinhardt in zqn practijk heeft opgedaan.
Op het tooneel ligt een jongeman stervende.
Om de indruk, die dit te weeg brengt te
versterken, hoort men achter het tooneel
een geluld, dat aan het slijpen van een zeis
doet denken. De dood bereidt zich voor om
het jonge leven af te maaien. Een geweldige
ontroering bracht dit in de zaal te weeg.
Bq een volgende opvoering meende de re
gisseur dit effect te volmaken door een land
bouwer met een echte zeis achter de cou
lissen te plaatsen. Dit had het onverwachte
gevolg dat de goede man werd uitgefloten.
Een volgend voorbeeld:
De beroemde Fransche acteur Coquelin
moest in l' Averturiere" tegen het eind van
een acte in slaap vallen. Eens na een
vermoeienden dag, kon hq de verleiding niet
weerstaan dit in reëele vorm op het tooneel
toe te passen, met dit gevolg dat hq op zeer
luidruchtige wijze begon te snorken. Den
volgenden dag kon hq in alle bladen lezen,
dat hq deze slaapscène zeer onnatuurlijk en
met grof effect begrip had gespeeld.
Waar ligt nu de oorzaak van deze schijn
bare ongerijmdheid? Wel, zeer eenvoudig
in de botsing van de twee elementen wer
kelijkheid en nabootsing.
Waar in een omgeving van gekunsteld
heid een natuurlijk element wordt Ingescha
keld, doet dit aan als onnatuur.
Voor alles zij dus de harmonie, het inner
lijk evenwicht in een tooneelvoorstelling
gehandhaafd.
G. BRUGMANS
iiiliiiiiillll
iiiiiiimiiiiiiimumimiiiiiiiiiimiimimiiHiiiim
ECHNISCHE R.UBR.I
ENGELSCHE STEENKOLEN
Vór den oorlog hadden we hier te lande per
jaar ongeveer 10 OCO.OOO t on steenkolen noodig
en deze hoeveelheid werd in hoofdzaak ge
dekt door aanvoer uit Duitschland. De eigen
genheid moet hem gegeven worden tot
reizen en trekken; royaal moet hq daartoe
worden in staat gesteld. Hq is toch de
jachthond uit op alle schoonheid. Maar een
man met een zekerheid is hij tevens om
dat hij de waarden, de werkelijke waarden
erkent. HQ zal niet den eenen dag, onkri
tisch, iemand als Van der Hem heffen tot
aan de sterren van zijn gedachten, een, den
volgenden dag, hem verwerpen, als oud
vuil ('dat gebeurt door wie zich kritici dur
ven noemen!) hq is van nature en gave,
door karakter, gewis. Hq is niet
onontroerbaar! de gewisse kan zeer wel de ontroerde
zqn, maar hq harmoniseert zijn ontroering,
en dat doet de schilder- kritikus, dien ik
hietboven citeerde, niet; die is een danser
op het koord der ongewisheid...
Zulke gewisse, ontroerde, harmoniseerende
is dus aangewezen; hQ maakt levend en
leven is winnen voor iedereen.
ALBERT A. PLASSCHAERT
We zien tegenwoordig een meer gezien
verschijnsel. Bij verschuivingen in de
oekonomische orde; wanneer dus de leidende
klasse niet meer de zekerheid van haar
plaats onder zich voelt, begint zij in hare
onzekerheid, in hare (soms onbewuste) angst
te tasten naar toovenaars, naar zeker soort
mystici, naar godsdienstlg-overtuigden. Maar
op een ongewone wijs overtuigd, naar
vreemde samenstellingen, combinaties: zij
zoekt een nieuwen stut voor hare wanke
lingen. Zq zoekt dien stut in het geestelijke,
omdat zij weet, dat zij hem in het
oekonomische verloor. Dit is niets nieuws, wat ik
hier neerschrijf; het zal telkens op nieuw in
de toekomst eveneens voorkomen...
Zulke tijd is de tijd voor de ge
llumineerden, voor hen, die god zien, of meenen
te zien. Zulke tijd is de tijd voor een soort
godsdienstige kunst, voor extatische uitin
gen zonder voldoenden grond, voor bizarre
verschijningen te goeder en te kwader trouw,
voor psychische expressionisten.
Alb. A. Plasschaert is een psychisch ex
pressionist, en een te goeder trouw. Hq is
een bizarre verschijning; hq is dat opmer
kenswaardig mengsel van godsdienst en kunst,
dat we in zulke perioden vinden, en dat een
uitdrukking is van de zielen in angst, in
onzekerheid. Hq is meer een gedrevene, dan
een die drijft; zijn deemoed is niet zonder
hoogmoed zooals van alle geloovlgen.
Deze psychische expressionist teekent,
schildert. Hq is de leider van het Huis 202
in den Haag, dat een middenpunt is van
een aantal zoekenden. Hq is, ik wil hem
hier definieeren, geen onkundige. Hq is een
goed wlskunstenaar, dat komt meer voor
bq deze geïllumineerden. Hq is een
karakter natuurlijk, maar hq is ten slotte
een onzekere, een gedrevene. Hij
kristalliNAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
Motordienstvanïetenburg
DAGELIJKSCHE MOTOROIENST
UTRECHT LEIDEN DEN HAAG DELFT
Vliotiniriiiffig. RrichttchivHrZS. Fjnjtfkidtl. Rairttiiiiiil
VICE. VERSA
iiiiiiiiiiiiiiiiii
productie beteekende toen minder en ging,
wegens de soort kolen en wegens de ver
keersmiddelen, voor een groot gedeelte naar
Duitschland. De Nederlandsche productie is
naar verhouding gedurende den oorlog sterk
gestegen, maar vertegenwoordigt toch nog
slechts ongeveer 3.500.000 ton, zoodat we
nog voor een zeer groot gedeelte van aanvoer
uit het buitenland afhankelijk zqn en dit
zal nog wel jaren duren, daar het in orde
maken van goed produceerende mijnen, die
bovendien nog alle noodige kwaliteiten
zullen moeten leveren, een zaak is van langen
duur. We hebben dus het grootste belang
om na te gaan hoe het met de kolenkwestle
bq onze leveranciers gesteld is, waartoe
naar alle waarschijnlijkheid ook Engeland
zal blijven behooren, dat vooral voor
gasen bunkerkolen een leidende positie innam
en kan blijven innemen.
Een bloeiende steenkolenhandel is voor
Engeland een levenskwestie. Vór 1914 ver
kocht Engeland zqn steenkolen over de
geheele wereld. Zijn schepen waren zeker
een lading steenkolen te kunnen krijgen
voor bijna alle streken der aarde en konden
dan weer grondstoffen voor de industrie
mee terugnemen. Door de groote
waarschq^lijkheid van met volle lading heen en
terug *e kunnen varen, konden de vrachten
betrekkelijk laag gesteld worden en kostten
de grondstoffen vcor de Engelsche industrie
weer minder. Een officieele commissie in
Frankrqk gaf b.v. dit als reden op, waarom
de esparto uit de Fransche koloniën onge
veer geheel naar Engeland geëxporteerd
werd, zoodat nergens anders de
espartopapieriadustrie kon opbloeien dan in Enge
land, dat de schepen met steenkool naar
Algiers en Tunis zond en weer met het
volumineuse gras terugkreeg.
De ongekende uitbreiding van de
Amerikaansche vloot heeft voor Engeland een
concurrentie mogelyk gemaakt, die de Engel
sche steenkolen ernstig bedreigt. Reeds
vór den oorlog werden in Amerika plannen
uitgevoerd om tegen de Engelsche steen
kolen te gaan concurreeren en een der
programpunten voor het Panamakanaal
bestond daarin, dat de inrichtingen voor
het bunkeren van schepen de beste der
wereld gemaakt werden, terwijl de prijzen
der steenkolen zoo laag gesteld werden,
dat voor vele schepen een aanzienlijk voor
deel ontstond, als ze den weg via het
Suezkanaal Nu kan N. Amerika steenkolen
betrekkelijk goedkoop leveren, ondanks de
enorme loonen der arbeiders, omdat de
productie per hoofd die van Engeland (en
van de rest van de wereld) belangrqk over
treft. Terwqi de Engelsche productie der
mijnwerker in de steenkolenmijnen van
1887 tot onzen tqd terugliep van 350 tot
230 ton, steeg die van de Amerikaansche
mqnen van 400 tot 600 a 700 ton. Door
den samenloop van verschillende omstan
digheden kan dit verschijnsel verklaard
worden. Eerstens liggen de Amerikaansche
kolenmijnen gunstiger dan de Engelsche,
omdat ze minder diep zqn en de lagen
minder hellen en veelal een grootere dikte
hebben. Verder heeft het gebrek aan werk
lieden, en vooral aan geoefende mijnwerkers,
in Amerika den noodzaak geschapen om
zooveel mogelijk alles machinaal te doen
en wel met machines van groote capaciteit,
IIIIIIItlflIlllllllllllllllllMlllllllllllllluliiiiiiiiillllllllliiilliigilllllllllllllll
seert niet zuiver. Hq is een der velen, die
het wordende, het ware gelooven, zie zijn
teekenwerk; hq is een teekenaar van het
verspreide". Als zoodanig kan hij zich alleen
realiseeren. De kleur vindt.ge dus soms bij
hem, niet den vorm. Voor den vorm wordt
een zekere densiteit in het gevoel geëischt,
een durende densiteit, waaruit kristatliseeren
kan; dat missen zulke mystlci-bizarren
dikwijls. Zijn uitingen hebben voor hem iets
van een uiting van Godienst Godsdienstige
kunst is het niet; de ku st ontbreekt zoo
goed ais altijd. Laatst heb ik op Iets moeten
wijzen. Ik schreef, dat in alle staten van
het Heelal de zucht tot kristallisatie bestaat,
dat is de zucht tot een rustigen ttestand.
Een kunstwerk is bq de begaafden niets
anders. Deze zucht moest zich dus bij den
leider van het Huis 202 eveneens ontwik
kelen. Zq doet dat, ge vindt haar in het
nauwkeuriger bepalen van sommige vormen.
Daarom ontstaat hier nog geen kunstwerk;
een gevoel voor rythmen, realiseerbaar in
stof is daarvoor noodig.
Is dat hier?
De vormen, die ge nu en dan bij Albeit
A. Plasschaert vindt, zijn niet zoo als zijn
kleur (o. i. het wordende van het werk) te
waardeeren. Ik herinner aan iets als een huis,
nu en dan de pogingen tot een figuur...
Ik zie dezen leider dus als een expressie
der oekonomische onzekerheid van een
leidende klasse; in werkelijkheid als een
gedrevene; ik vind in hem een bizar-mysticus,
een telkens zich wijzigende; een meer ge
zien type, ik zie in hem niets van een vol
ledig kunstenaar; hq kristalliseert niet zuiver.
Hq is niet aestetlsch al gedraagt hq zich
zoo; hq is religieus al verwart hq zich
zelven wel, ;
ANNA ABRAHAMS IN PULCHRI STUDIO
Het is een mijner genoegens een schilder,
een schilderes te verdedigen, die ik minder
geschat zie, geacht, geëerd dan hun toekomt;
het is een mijner noodzakelijkheden hem aan
te vallen, wier reputatie niet overeenkomt
rnet de werkelijke verdienste van het gele
verde werk. Daarom heb ik Anna Abrahams
steeds verdedigd. Haverman heeft gemeend,
waarom weet ik niet, te moeten schrijven,
dat de confrères dezer schilderes haar meer
achtten dan ik meende; het tegendeel van
deze bewering is mij te veel, te duidelijk
gebleken. Ik neem z|n waarheid dan ook
niet aan. Maar hierover gaat het nu niet;
het gaat over de schilderes Anna Abra
hams, de opgewekte zeventigjarige, de
schilderes van bloemen, van vruchten, van
stillevens, die vroeger wel eens een overeen
komst vertoonde met het werk van mevrouw
Mesdag-Van Houten. Zij is een schilderes
van de dingen, die zij schildert, op een eigen
wijze. Haar bloemen worden niet voluit
gedie door vrqwel ongeschoold personeel
bediend kunnen worden. Het is dan ook
zeer merkwaardig, dat Europa een speciaal
soort deskundige mijnwerkers heeft moeten
kweeken, terwijl in N. Amerika voor een
groot deel gebruik gemaakt wordt van
immigranten, die vroeger nog nooit een
mijn gezien hadden.
In de eerste plaats is het vervoer in de
mqnen beter geregeld in de Amerikaansche
mqnen dan in de Engelsche. In de laatste
gebruikt men wagentjes met smalspoor,
terwijl in vele Amerikaansche mqnen spoor
wegen van normale breedte (143,5 cM.)
aangetroffen worden. Deze maken natuurlijk
wagens van veel grootere capaciteit (tot
5 ton toe) mogelijk, waardoor het doode
gewicht van de wagens veel minder drukt.
Verder zqn die wagens bflna alle voorzien
van rolassen, die slechts eenmaal per jaar
gesmeerd behoeven te worden, hetgeen veel
gemakkelijker vervoer en minder
onderhoudkosten met zich brengt. Hierdoor is het b.v.
mogelijk geworden 20 geladen wagens in
7,5 minuten een kilometer ver te sleepen
(met electrisch bewogen kabels), terwqi
dit vroeger en in de Engelsche mijnen
ongeveer den dubbelen tijd vereischt.
Verder maken de Amerikanen bijna altijd
gebruik van electrlsche (of pneumatische)
zaagmachines en zelfs van machines, die
de steenkolen zagen, losbreken en automa
tisch laden (met een capaciteit van 13.500
ton per jaar) zoodat voor de vette kolen
verwacht wordt, dat in weinige jaren de
handenarbeid geheel verdwenen zal zqn.
Deze machines hadden in Engeland weinig
succes doordat de werklieden zich tegen de
invoering verzetten en bq invoering wel
zorgden, dat de productie er niet door
vooruitging. In Engeland zit het kwaad dus
vooral in sociale kwesties, die niet zoo
heel gemakkelijk op te lossen zqn.
Er dient nog even aangestipt te worden,
dat technische en hygiënische voorschriften,
eischen gesteld aan voormannen en inge
nieurs, etc. in Amerika heel wat minder
streng ztjn dan in Europa, hetgeen natuurlijk
weer veel lagere kosten meebrengt. Al de
genoemde feiten maken dan ook, dat
Virglnische mqnen onkosten hadden van gemiddeld
s O 86, terwqi in Engeland mijnen gevonden
werden met 15 sh. onkosten per ton. Beide
cijfers zijn wel uitersten (gemiddeld was
dat bedrag in Engeland 12 sh. maar het is
sterk stqgendei, maar dit neemt niet weg
dat de verschillen in het algemeen zeer
groot zijn.
Het rapport van de commissie Sankey
heeft Engeland wakker geschud, wat betref t
den noodzaak om aan de mijnwerkers een
behoorlijken werktijd, een goed loon en
hygiënische huisvesting te geven. Volgens
de berichten heeft echter de mqnwerkers
nog niet zoo wakker gemaakt, dat ook zij
inzien, dat alleen behoorlijke»q ver gedurende
den werktijd hen een goed loen en betere
omstandigheden kan verschaffen.
Wat het loon beteekent voor den kostenden
prijs der steenkolen, volgt eenlgszins uit
onderstaande gegevens (die echter gelden
voor een mijn in ongunstige omstandigheden).
Per ton steenkool is noodig voor:
Loon aan diverse arbeiders 11 sh. 2,7 d.
Administratie en beheer. . 2,2
Verkoopagentschap ... 0,9
Materialen 2 11,8
Rente, belastingen, verz. etc. 10,1
Men ziet dus, dat het loon 75 pCt. van
alle kosten veroorzaakte (gewoonlijk ligt
het tusschen 60 en 70 pCt. en in Amerika
bq 60 pCt.) zoodat een vergroote productie
per hoofd direct een zeer gunstigen invloed
uitoefent op den kostenden prijs, dus ook
op de mogelijkheid om met Amerika te
concurreeren. Geen wonder dan ook, dat
van alle kanten stemmen opgaan om de
mijnwerkers te bewegen hun verkeerd
inmodelleerd als die van Walter Vaes; deze
schilder vecht den voortdurend bitteren
strqd om het volledige, het voortreffelijke,
dat sommigen ouderwetsch lijkt, maar dat,
niettegenstaande alles, klassiek is, in den
zin van voor lederen tqd, hoe die ook zij,
belangrqk. Zij is niet in het zware gamma
zoo muzikaal-melodieus als Kever is; zij is
niet zoo hard-uttgeknipt als Witsen's bloe
men zijn. Zq is niet decoratief in den zin
der allermodernsten; ze maakt geen orna
ment; zij is modern en vrouwelijk. Zij is
dat moderne zonder moedwil. Er is geen
partlpris; geen overdrijving; er is een bewogen na
tuurlijkheid, die de gammata gemakkelijk van
elkaar verschillend maakt. De bloemen zqn bq
haar wat overblijft aan vorm en aan kleur
van zulke bloemen in de herinnering.
Ge kunt u herinneren; zoo lagen de rozen
en zówas de witte vaas ; zówas het geel
van het kannetje, het fijne geel. tegen den
lichten blauwen achtergrond. Ge kunt u
voorstellen, dat de bloemen In de schaal
teeder zóverwelkten tegen dat aan, wat
ge vervaagd ziet door de open ramen
Dit alles bepaalt onmiddellijk hoe het werk
gegeven moet zijn, wil het op zqn best zqn.
Het moet niet en kan niet insisteeren, het
moet suggereeren. Het moet niet geschilderd
zqn vol vastheid, maar vol zwevenden zwier;
het bepaalt niet, het duidt aan. Het beste
werk van Anna Abrahams doet dat. Het is,
ik zei het u, vrouwelijk (er is een sterk
verschil tusschen de bloemenschilderqen van
mannen en vrouwen. Er is een groot ver
schil in den omgang van mannen en
vrouwen rnet bloemen.) Het beste werk van
Anna Abrahams heeft de vrouwelyke
teederheid; het mist het mannelijke, dat meer bezit,
terwqi het vrouwelijke in zulke dingen meer
erkent, en aanziet. Het werk van Anna
Abrahams, waarin de zware lijnen
modelleeren, en de kleuren helder toch luchtig
leven, het moet gezegd worden, behoort niet
tot het meest verbazende van dezen tqd.
Het reikt niet zoover; het is daarvoor noch
groot genoeg, noch in zijn liefelJjkhcid be
korend genoeg. Het is een bloemstuk van
een vrouw, maar er is in dat bloemstuk van
tijd tot tqd iets van een fijne bekentenis.
Laat ik niet zeggen van een ziel (wie toch
heeft het recht anders dan in de liefde aan
een andere ziel te raken) er is in haar bloem
stuk van tqd tot tqd de f ij n e bekente
nis van een beschaafden geest.
MANKES TE UTRECHT, BIJ CARAMELLI EN
TESSARO
Een overzicht van het werk van Mankes
kon weer eens geveeld worden. Er is bq
Caramelli en Tessaro een overzicht...
Ons treffen de stille en de hartstochtelijke
dingen. Vincent van Gogh ligt niet, en lag
nooit, buiten onze waardeering; het werk
zicht op te geven en flink aan het werk te
gaan, opdat niet de geheele Engelsche
n q verheid gevaar zal loopen hetgeen ook
tot hun eigen ruïne moet leiden.
Ook de Engelsche regeering ziet het ge
vaar in en poogt vooral de omstandigheden
zoo maken, dat de concurrentie met Amerika
toch volgehouden zal kunnen worden. Hier
voor zal dan noodig zijn, dat de
Engelschman veel meer voor zqn kolen betaalt, dan
eigeniqk noodig was, maar dat het hierdoor
verkregen «verschot dient om de kolen aan
het buitenland tegen lageren prqs te kunnen
verkoopen, waardoor concurrentie mogelijk
blijft en de scheepvaart sterk gebaat wordt.
In deze verwarde tqden is het natuurlijk
niet mogelijk om te voorspellen, wat de
toekomst ons op dit gebied zal brengen.
Veel hoogere kolenprijzen dan vór 1914
zullen zonder eenigen twijfel door allen
betaald moeten wórden, maar het streven
van de Engelsche regeering om de Ameri
kaansche concurrentie het hoofd te biqven
bieden, zal ze tenminste eenigermate be
perken. In elk geval zal het ook voor onze
industrie van het hoogste belang zqn, dat
alles gedaan wordt om zoo zuinig mogelijk
om te gaan met de brandstof. Het
bestudeeren van de bezuinigingen, die te ver
krijgen zqn door betere wijze van stoken,
door gebruik van stookolie, van vermalen
steenkolen en gruis, van de zoogenaamde
colloidale brandstof" etc., is ook hier een
dringende eisch, waarvan misschien de wel
vaart van geheel ons land afhangt.
v. O.
iiMiiiiiiMiiiiimmmi
Alle Menschen werden Brüder
aan Willem Mengelberg
God wil, dat wij blijmoedig zijn, dat alle landen
Zich baden in zij n gulle zon; met toegewijde
handen
Reikt hij aan u en mij, aan elk 't rechtmatig deel.
Hij leidt ons zelf de cathedraal der
menschheid binnen;
Zqn hoogepriesterswoord zal ons de wereld
winnen,
Waar elk zich voegt naar 't eeuwig, wijs
en schoon geheel.
God spreekt tot ons in harmonie van klanken
En als wij, sprakeloos, Hem voor zqn wonder
.danken
Groeit stilte tot gebed.
Nu wordt in ons het eeuwig nieuw geloof
herboren,
Dat allen, allen toch tezaam behooren,
In kern en wezen buigen voor eenzelfde wet.
Wq, die moedwillig ied're schoonheid
schonden,
Belijden God van onzen geest de zeer
vermeet'le zonden,
Die streden met zqn zuivr'en vadergeest:
En van Zijn matelooze ontferming zeker,
Omvatten, vreugdedronken, wij den vollen
beker
En vieren, schreiensblijde, 't weidsch
verzoeningsfeest.
ABEL CROON
IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1I1II
H. STINIS
Haarlem - Kruisweg 23
TELEFOON 15O6
EXPORT IN TABAKSARTIKELEN NAAR
DE GEALLIEERDE STATEN
iiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiniii
van Mankes is naar zijnen aard ons niet
vreemd. Wat Mankes schildert is eigenlijk
altijd het stilleven; in ieder geval is het
openbaar passioneerende drama hem vreemd.
Hq leeft vol van een curieuse, eigenaardige
en eigenzinnige beschouwing: Ik heb het
meer geschreven: hq is daardoor een der
weinigen in Holland, die een sprookje zouden
kunnen illustreeren; zqn nauwkeurigheid,
zqn realisme is, zonder dwang, eigenaardig.
En dat is het sprookje, die licht-lronische
werkeiqkheid van een ander plan. Mankes
is, met deze eigenschappen, de schilder van
dieren, van vogels, enz. Ge vindt hem daar,
als elders, op twee manieren zich gevend.
D'eene manier, begrijpelijk in hem, was de
toen gevaarlijke. Hq wou de stof ontkennen,
alsof hq daardoor den Droom, zijn Droom,
het zuiverst zou kunnen bereiken. Het gevaar
van zulk pogen is vervluchtiging, gansene
onwezenlijkheid ... Iedereen herinnert zich
dezer zijner pogingen ; de dieren, de beesten
tegen wit uitgeschilderd, phantomen m-er
en meer wordend met een invloed van
Mathqs Maris. Mankes is echter gekeerd
van dit gevaar. Hij heeft zqn kleur weer
vol en voller gemaakt; hq is (ge ziet dit
in Utrecht in de achterzaal) krachtiger, vol
lediger, forscher soms dan ge verwacht.
Niet dat hij daardoor, dx>r dit keeren, den
droom verstiet; dat kon niet, deze was te
inhaerent in hem. Maar hq realiseerde hem
zekerder, vaster, gaver...
De houtgraveur en houtsnijder Mankes
is een logisch verbonden wezen met den
schilder. Zqn wensch is dezelfde als in het
schilderen: nauwkeurig zfln, en toch eigen
aardig. Ge ziet dat in het Piepkuiken, en
in den jongen vogel met dïsluipwesp; in
den egel meer dan in den kalkoen; ge ziet
de realiteit alleen meer in zqn pikkende kip.
In sommige der etsen is het Sprookje:
in de muizen, in het Herfsttuintje met al de
fijne, rechtopstqgende lijnen. Een medeiq
is in zqn voorstelling van het Paard.
Mankes, die ook het landschap schilderde,
portretten, een zelfportret (de portretten eer
oud-duitsch dan iets anders) is een schilder
voor de stillen. De kleinste dingen, wat
fleschjes met water, wat licht er door, een
witte muur er achter worden hem belangrijk.
Hq heeft het geduld der innigheid;
dat is zijn bekoring.
PLASSCHAERT
Levensverzekering Maatschappij
HAARLEM"
Wilsonsplein 11
DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN