De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 5 juli pagina 9

5 juli 1919 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

5 Juli '19, No. 2193 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND NATURALISME OP HET TOONEEL De hoogste lof, die een tooneelkunstenaar kan oogsten is de volgende uitspraak aan het publiek: Je vergat dat het tooneel was". Inderdaad is dit het mooiste wat er op dit gebied valt te bereiken. Het kunst matige omzetten in werkelijkheid, het zoo inleven, zoo natuurlijk reageeren dat het de indruk van spontaan gevoel en hande ling wekt. Tooneelkunst is alzoo de meest volmaakte weergave van het leven, de natuur. Langs welken weg kan men nu die indruk van realiteit te weeg brengen? Het ant woord, dat In dezen het meest voor de hand ligt is: een zoo nauwkeurig mogelijk nabootsen van de natuur. Gedeeltelfjk is dit juist, een nabootsen moet het zijn. Het tooneel is immers nabootsing, naschepping; hetgeen daarop geschiedt moet dus even eens imitatie van de werkelijkheid zijn. Natuur is geen kunst; wanneer men onze dagelijksche gesprekken, onze handelingen, onze conflicten in hun ware gedaante op het tooneel bracht, zouden zij geen schoonheldsontroering geven. Daartoe is nog iets anders noodig, een bewerking, die men het best zou kunnen voorschreven met het woord .condensatie", een samenvatting van de quintessence. Op het tooneel moet alles vermeden worden wat niet rechtstreeks betrekking heeft op het hoofdgebeuren. De groote kunst der regie nu is deze, als het ware compacte, massa zoo op het tooneel te brengen dat zij de werkelijkheid zelve schijnt. De allereerste factor waarop men in dezen heeft te letten is de fantasie van den toeschouwer, hetgeen men zou kunnen noe men de behoefte om zelf mee te werken. Zet men hun alles, tot in details uitgewerkt, voor, dan belet men hem met zij a eigen gedachten verder te werken en dus in In nerlijk contact te komen met hetgeen zich op het tooneel afspeelt. En juist dat contact, die voortdurende wisselwerking tusschen de beide zijden van het voetlicht is het fundament waarop de geheetetooneelkunst rust.Meer dan hij zelf vermoeden maakt het publiek de voorstelling. Het geen de regisseur dus heef t te doen is een aanduiden in een bepaalde richting of met andere woorden, een sfeerschepper. Hij moet trachten de voorstelling geheel in de geest van den auteur te brengen, diens atmofpheer zuiver weer te geven. Alvorens een tooneelwerk tot zijn eerste repetitie komt, heeft de regisseur het voor zich zelf reeds geheel tot klaarheid gebracht. In zijn gedachten ziet hij het als een bouw werk, waarvan hij nauwkeurig de verhou dingen heeft b-paal d, precies de waarde van het eene deel tegenover het andere kent; kortom hij heeft zich in den geest van den auteur Ingewerkt en diens logische gedach ten gang tot zijn eigendom gemaakt. Nu pas begint het werk van den auteur. Hetgeen de regisseur ten opzichte van het ensemble heeft doorgewerkt, hetzelfde heeft de auteur ten opzichte van zijn rol te doen. Bq de eerste opvoering staat hij dus op het zelfde punt als de regisseur bij de eerste repetitie. In scherpe trekken ziet hij de, door hem uit te beelden, figuur voor zich. Elk woord, elk gebaar, heeft hQ vooraf getoetst aan de groote lijn waarlangs zich diens gedachtengang ontwikkelt; elk zijner uitingen heeft hij voor zich zelf volkomen verantwoord, hQ weet welke indruk hq in de zaal wekt. Want dit is het groote in de kunst van den tooneelspeler, hij er eert en kijkt tegelijkertijd toe. Een wezenlijke ont?iitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiimiiiiiiiililiiliiiiiiiiiiimiiillliliiiiiiimiiiiiliili H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOQRAAF ZEESTRAAT 65, naast Panorama Maidag, DEN HAAG. Tel. 1538. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIIIII SCHILDERKUNST-KRONIEK HET MUSEUM II Het museum, zooals wij het zien, is ofte groot of een dood ding. Jaren geleden heb ik betoogd dat een complex van kleine musea het gewenschte is, een krans van gebouwen om een directiegebouw heen. Want zoover ik kan zien, is het museum de plaats ten genot van den gevoelige voor plastische waarden. Hij moet dus gediend worden in dit geval; om hem gaat het. Hfj geniet het zuiverst, zoo hij niet overmatig wordt vermoeid. Hij wordt dat door d'elndelooze gangen met schilderijen, die de meeste musea zijn; deze zijn dus te ver werpen, de krans van de kleine musea is aangewezen. In deze kleine musea moet niets zijn dan het werkelijk schoone, en moet niets komen dan het werklijk-schoone. Er moet in zoo'n krans altijd n gebouw zijn, waar een tentoonstelling gehouden kan worden, van iemand, die belooft (zooals dat heet) of van iemand, die juist er is. De museumdirectie komt zoo goed als over de heele linie steeds te Iaat. Er gaat geen wensch, geen kracht van haar uit. Het is een euvel, dat ontstaat door de leiding van kunsthistorici. Deze kunnen gemakkelijk discoureeren over de verdienste van meesters, wier verdienste vast staat, maar zend ze eens in de wei der wordende kunst; ze plukken gemakkelijk, en, instinctief, bij voorkeur, de verkeerde bloem. Ze kunnen het niet helpen; ze zfln de katers in het vreemde pakhuis; dood-ongewis, moeten zij zich ten eenenmale zeker gedragen. Dit is een waarheid. De verzamelingen in Holland bewijzen het; wat er aan goeds is, komt er of niet in door den kunsthistoricus of het is er in gekomen door ten geschenke geven van verzamelingen (van nieuwe kunst, en zich ontwikkelende kunst). De gevoelige is dus als leider aangewezen en niet een die eenzijdig verdoemt, maar een die veelzijdig bemint. Hij zal leven brengen. In het steeds beschikbare museum kan hij ook een tentoonstelling organiseeren, van meesters, in zijn verzameling vertegen woordigd. Hij kan hun waarde opnieuw naar voren brengen, ze opnieuw doen ont dekken; ze opnieuw betitelen; hq maakt het museum levend, levendig; hij maakt het voor de kenners een plaats, waar ze zien kunnen, genieten, genietend zich ont wikkelen. Hij handelt nooit als in het stede lijk museum te Amsterdam gebeurt; hq stelt geen willekeurigen ten toon, of geeft hun daartoe de gelegenheid; hq bemoeit zich met n ding, met schoonheid, met schoonheid alleen, niet met politiek, hij is niet een gemaklijk gehanteerde door intri ganten. Hij is geen ambtenaar ten eerste. Hq is een zoeker van schoonheid. De gele roering mag zich op dat oogenblik niet meer van hem meester maken. Zoo gauw zich dit voordoet, is h| de draad van zin rol kwqt en geraakt in een hopelooze verwarring, waarbij hq de controle over zich zelf geheel verliest. Alweer dus moet hij de schijn van ontroering wekken, door een nabootsing van hetgeen hq bij de eerste lezing heeft geopend. BekQken wfl vervolgens het onderdeel, de spreektaal, zooals zij op het tooneel wordt gebezigd. Het spreekt van zelf dat men in de zaal de indruk moet krqgen als er op het tooneel gewoon gesproken wordt. Een ieder weet echter dat, zoo men onze gewone conversatietoon op de planken gebruikte er weinig of niets van over het voetlicht zou komen. Ieder woord moet hier tot z|n volle waarde komen zonder daar door uit het verband van den zin te worden gerukt. Wil men dezen op zijn beurt tot zqn recht doen komen, dan moet aan elk zijner details de noodige zorg worden besteed. In 't kort kan men deels zeggen dat het voetlicht de werkelQkheid dermate verzwakt dat aan alle kanten een aandikken, een steviger en compacter noodig is. Het behoeft nauwelijks gezegd dat men hierbij de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht moet nemen, daar bq een nauw merkbaar te veel alles in het ridicule overslaat. Nu doet zich nog iets zeer opmerkelijks voor aangaande de natuur in haar meer correcte vorm op het tooneel, hetgeen ik met eenige voorbeelden wil trachten aan te toonen. Ziehier het eerste, een onder vinding die de bekende Duitsche regisseur Reinhardt in zqn practijk heeft opgedaan. Op het tooneel ligt een jongeman stervende. Om de indruk, die dit te weeg brengt te versterken, hoort men achter het tooneel een geluld, dat aan het slijpen van een zeis doet denken. De dood bereidt zich voor om het jonge leven af te maaien. Een geweldige ontroering bracht dit in de zaal te weeg. Bq een volgende opvoering meende de re gisseur dit effect te volmaken door een land bouwer met een echte zeis achter de cou lissen te plaatsen. Dit had het onverwachte gevolg dat de goede man werd uitgefloten. Een volgend voorbeeld: De beroemde Fransche acteur Coquelin moest in l' Averturiere" tegen het eind van een acte in slaap vallen. Eens na een vermoeienden dag, kon hq de verleiding niet weerstaan dit in reëele vorm op het tooneel toe te passen, met dit gevolg dat hq op zeer luidruchtige wijze begon te snorken. Den volgenden dag kon hq in alle bladen lezen, dat hq deze slaapscène zeer onnatuurlijk en met grof effect begrip had gespeeld. Waar ligt nu de oorzaak van deze schijn bare ongerijmdheid? Wel, zeer eenvoudig in de botsing van de twee elementen wer kelijkheid en nabootsing. Waar in een omgeving van gekunsteld heid een natuurlijk element wordt Ingescha keld, doet dit aan als onnatuur. Voor alles zij dus de harmonie, het inner lijk evenwicht in een tooneelvoorstelling gehandhaafd. G. BRUGMANS iiiliiiiiillll iiiiiiimiiiiiiimumimiiiiiiiiiimiimimiiHiiiim ECHNISCHE R.UBR.I ENGELSCHE STEENKOLEN Vór den oorlog hadden we hier te lande per jaar ongeveer 10 OCO.OOO t on steenkolen noodig en deze hoeveelheid werd in hoofdzaak ge dekt door aanvoer uit Duitschland. De eigen genheid moet hem gegeven worden tot reizen en trekken; royaal moet hq daartoe worden in staat gesteld. Hq is toch de jachthond uit op alle schoonheid. Maar een man met een zekerheid is hij tevens om dat hij de waarden, de werkelijke waarden erkent. HQ zal niet den eenen dag, onkri tisch, iemand als Van der Hem heffen tot aan de sterren van zijn gedachten, een, den volgenden dag, hem verwerpen, als oud vuil ('dat gebeurt door wie zich kritici dur ven noemen!) hq is van nature en gave, door karakter, gewis. Hq is niet onontroerbaar! de gewisse kan zeer wel de ontroerde zqn, maar hq harmoniseert zijn ontroering, en dat doet de schilder- kritikus, dien ik hietboven citeerde, niet; die is een danser op het koord der ongewisheid... Zulke gewisse, ontroerde, harmoniseerende is dus aangewezen; hQ maakt levend en leven is winnen voor iedereen. ALBERT A. PLASSCHAERT We zien tegenwoordig een meer gezien verschijnsel. Bij verschuivingen in de oekonomische orde; wanneer dus de leidende klasse niet meer de zekerheid van haar plaats onder zich voelt, begint zij in hare onzekerheid, in hare (soms onbewuste) angst te tasten naar toovenaars, naar zeker soort mystici, naar godsdienstlg-overtuigden. Maar op een ongewone wijs overtuigd, naar vreemde samenstellingen, combinaties: zij zoekt een nieuwen stut voor hare wanke lingen. Zq zoekt dien stut in het geestelijke, omdat zij weet, dat zij hem in het oekonomische verloor. Dit is niets nieuws, wat ik hier neerschrijf; het zal telkens op nieuw in de toekomst eveneens voorkomen... Zulke tijd is de tijd voor de ge llumineerden, voor hen, die god zien, of meenen te zien. Zulke tijd is de tijd voor een soort godsdienstige kunst, voor extatische uitin gen zonder voldoenden grond, voor bizarre verschijningen te goeder en te kwader trouw, voor psychische expressionisten. Alb. A. Plasschaert is een psychisch ex pressionist, en een te goeder trouw. Hq is een bizarre verschijning; hq is dat opmer kenswaardig mengsel van godsdienst en kunst, dat we in zulke perioden vinden, en dat een uitdrukking is van de zielen in angst, in onzekerheid. Hq is meer een gedrevene, dan een die drijft; zijn deemoed is niet zonder hoogmoed zooals van alle geloovlgen. Deze psychische expressionist teekent, schildert. Hq is de leider van het Huis 202 in den Haag, dat een middenpunt is van een aantal zoekenden. Hq is, ik wil hem hier definieeren, geen onkundige. Hq is een goed wlskunstenaar, dat komt meer voor bq deze geïllumineerden. Hq is een karakter natuurlijk, maar hq is ten slotte een onzekere, een gedrevene. Hij kristalliNAAMLOOZE VENNOOTSCHAP Motordienstvanïetenburg DAGELIJKSCHE MOTOROIENST UTRECHT LEIDEN DEN HAAG DELFT Vliotiniriiiffig. RrichttchivHrZS. Fjnjtfkidtl. Rairttiiiiiil VICE. VERSA iiiiiiiiiiiiiiiiii productie beteekende toen minder en ging, wegens de soort kolen en wegens de ver keersmiddelen, voor een groot gedeelte naar Duitschland. De Nederlandsche productie is naar verhouding gedurende den oorlog sterk gestegen, maar vertegenwoordigt toch nog slechts ongeveer 3.500.000 ton, zoodat we nog voor een zeer groot gedeelte van aanvoer uit het buitenland afhankelijk zqn en dit zal nog wel jaren duren, daar het in orde maken van goed produceerende mijnen, die bovendien nog alle noodige kwaliteiten zullen moeten leveren, een zaak is van langen duur. We hebben dus het grootste belang om na te gaan hoe het met de kolenkwestle bq onze leveranciers gesteld is, waartoe naar alle waarschijnlijkheid ook Engeland zal blijven behooren, dat vooral voor gasen bunkerkolen een leidende positie innam en kan blijven innemen. Een bloeiende steenkolenhandel is voor Engeland een levenskwestie. Vór 1914 ver kocht Engeland zqn steenkolen over de geheele wereld. Zijn schepen waren zeker een lading steenkolen te kunnen krijgen voor bijna alle streken der aarde en konden dan weer grondstoffen voor de industrie mee terugnemen. Door de groote waarschq^lijkheid van met volle lading heen en terug *e kunnen varen, konden de vrachten betrekkelijk laag gesteld worden en kostten de grondstoffen vcor de Engelsche industrie weer minder. Een officieele commissie in Frankrqk gaf b.v. dit als reden op, waarom de esparto uit de Fransche koloniën onge veer geheel naar Engeland geëxporteerd werd, zoodat nergens anders de espartopapieriadustrie kon opbloeien dan in Enge land, dat de schepen met steenkool naar Algiers en Tunis zond en weer met het volumineuse gras terugkreeg. De ongekende uitbreiding van de Amerikaansche vloot heeft voor Engeland een concurrentie mogelyk gemaakt, die de Engel sche steenkolen ernstig bedreigt. Reeds vór den oorlog werden in Amerika plannen uitgevoerd om tegen de Engelsche steen kolen te gaan concurreeren en een der programpunten voor het Panamakanaal bestond daarin, dat de inrichtingen voor het bunkeren van schepen de beste der wereld gemaakt werden, terwijl de prijzen der steenkolen zoo laag gesteld werden, dat voor vele schepen een aanzienlijk voor deel ontstond, als ze den weg via het Suezkanaal Nu kan N. Amerika steenkolen betrekkelijk goedkoop leveren, ondanks de enorme loonen der arbeiders, omdat de productie per hoofd die van Engeland (en van de rest van de wereld) belangrqk over treft. Terwqi de Engelsche productie der mijnwerker in de steenkolenmijnen van 1887 tot onzen tqd terugliep van 350 tot 230 ton, steeg die van de Amerikaansche mqnen van 400 tot 600 a 700 ton. Door den samenloop van verschillende omstan digheden kan dit verschijnsel verklaard worden. Eerstens liggen de Amerikaansche kolenmijnen gunstiger dan de Engelsche, omdat ze minder diep zqn en de lagen minder hellen en veelal een grootere dikte hebben. Verder heeft het gebrek aan werk lieden, en vooral aan geoefende mijnwerkers, in Amerika den noodzaak geschapen om zooveel mogelijk alles machinaal te doen en wel met machines van groote capaciteit, IIIIIIItlflIlllllllllllllllllMlllllllllllllluliiiiiiiiillllllllliiilliigilllllllllllllll seert niet zuiver. Hq is een der velen, die het wordende, het ware gelooven, zie zijn teekenwerk; hq is een teekenaar van het verspreide". Als zoodanig kan hij zich alleen realiseeren. De kleur vindt.ge dus soms bij hem, niet den vorm. Voor den vorm wordt een zekere densiteit in het gevoel geëischt, een durende densiteit, waaruit kristatliseeren kan; dat missen zulke mystlci-bizarren dikwijls. Zijn uitingen hebben voor hem iets van een uiting van Godienst Godsdienstige kunst is het niet; de ku st ontbreekt zoo goed ais altijd. Laatst heb ik op Iets moeten wijzen. Ik schreef, dat in alle staten van het Heelal de zucht tot kristallisatie bestaat, dat is de zucht tot een rustigen ttestand. Een kunstwerk is bq de begaafden niets anders. Deze zucht moest zich dus bij den leider van het Huis 202 eveneens ontwik kelen. Zq doet dat, ge vindt haar in het nauwkeuriger bepalen van sommige vormen. Daarom ontstaat hier nog geen kunstwerk; een gevoel voor rythmen, realiseerbaar in stof is daarvoor noodig. Is dat hier? De vormen, die ge nu en dan bij Albeit A. Plasschaert vindt, zijn niet zoo als zijn kleur (o. i. het wordende van het werk) te waardeeren. Ik herinner aan iets als een huis, nu en dan de pogingen tot een figuur... Ik zie dezen leider dus als een expressie der oekonomische onzekerheid van een leidende klasse; in werkelijkheid als een gedrevene; ik vind in hem een bizar-mysticus, een telkens zich wijzigende; een meer ge zien type, ik zie in hem niets van een vol ledig kunstenaar; hq kristalliseert niet zuiver. Hq is niet aestetlsch al gedraagt hq zich zoo; hq is religieus al verwart hq zich zelven wel, ; ANNA ABRAHAMS IN PULCHRI STUDIO Het is een mijner genoegens een schilder, een schilderes te verdedigen, die ik minder geschat zie, geacht, geëerd dan hun toekomt; het is een mijner noodzakelijkheden hem aan te vallen, wier reputatie niet overeenkomt rnet de werkelijke verdienste van het gele verde werk. Daarom heb ik Anna Abrahams steeds verdedigd. Haverman heeft gemeend, waarom weet ik niet, te moeten schrijven, dat de confrères dezer schilderes haar meer achtten dan ik meende; het tegendeel van deze bewering is mij te veel, te duidelijk gebleken. Ik neem z|n waarheid dan ook niet aan. Maar hierover gaat het nu niet; het gaat over de schilderes Anna Abra hams, de opgewekte zeventigjarige, de schilderes van bloemen, van vruchten, van stillevens, die vroeger wel eens een overeen komst vertoonde met het werk van mevrouw Mesdag-Van Houten. Zij is een schilderes van de dingen, die zij schildert, op een eigen wijze. Haar bloemen worden niet voluit gedie door vrqwel ongeschoold personeel bediend kunnen worden. Het is dan ook zeer merkwaardig, dat Europa een speciaal soort deskundige mijnwerkers heeft moeten kweeken, terwijl in N. Amerika voor een groot deel gebruik gemaakt wordt van immigranten, die vroeger nog nooit een mijn gezien hadden. In de eerste plaats is het vervoer in de mqnen beter geregeld in de Amerikaansche mqnen dan in de Engelsche. In de laatste gebruikt men wagentjes met smalspoor, terwijl in vele Amerikaansche mqnen spoor wegen van normale breedte (143,5 cM.) aangetroffen worden. Deze maken natuurlijk wagens van veel grootere capaciteit (tot 5 ton toe) mogelijk, waardoor het doode gewicht van de wagens veel minder drukt. Verder zqn die wagens bflna alle voorzien van rolassen, die slechts eenmaal per jaar gesmeerd behoeven te worden, hetgeen veel gemakkelijker vervoer en minder onderhoudkosten met zich brengt. Hierdoor is het b.v. mogelijk geworden 20 geladen wagens in 7,5 minuten een kilometer ver te sleepen (met electrisch bewogen kabels), terwqi dit vroeger en in de Engelsche mijnen ongeveer den dubbelen tijd vereischt. Verder maken de Amerikanen bijna altijd gebruik van electrlsche (of pneumatische) zaagmachines en zelfs van machines, die de steenkolen zagen, losbreken en automa tisch laden (met een capaciteit van 13.500 ton per jaar) zoodat voor de vette kolen verwacht wordt, dat in weinige jaren de handenarbeid geheel verdwenen zal zqn. Deze machines hadden in Engeland weinig succes doordat de werklieden zich tegen de invoering verzetten en bq invoering wel zorgden, dat de productie er niet door vooruitging. In Engeland zit het kwaad dus vooral in sociale kwesties, die niet zoo heel gemakkelijk op te lossen zqn. Er dient nog even aangestipt te worden, dat technische en hygiënische voorschriften, eischen gesteld aan voormannen en inge nieurs, etc. in Amerika heel wat minder streng ztjn dan in Europa, hetgeen natuurlijk weer veel lagere kosten meebrengt. Al de genoemde feiten maken dan ook, dat Virglnische mqnen onkosten hadden van gemiddeld s O 86, terwqi in Engeland mijnen gevonden werden met 15 sh. onkosten per ton. Beide cijfers zijn wel uitersten (gemiddeld was dat bedrag in Engeland 12 sh. maar het is sterk stqgendei, maar dit neemt niet weg dat de verschillen in het algemeen zeer groot zijn. Het rapport van de commissie Sankey heeft Engeland wakker geschud, wat betref t den noodzaak om aan de mijnwerkers een behoorlijken werktijd, een goed loon en hygiënische huisvesting te geven. Volgens de berichten heeft echter de mqnwerkers nog niet zoo wakker gemaakt, dat ook zij inzien, dat alleen behoorlijke»q ver gedurende den werktijd hen een goed loen en betere omstandigheden kan verschaffen. Wat het loon beteekent voor den kostenden prijs der steenkolen, volgt eenlgszins uit onderstaande gegevens (die echter gelden voor een mijn in ongunstige omstandigheden). Per ton steenkool is noodig voor: Loon aan diverse arbeiders 11 sh. 2,7 d. Administratie en beheer. . 2,2 Verkoopagentschap ... 0,9 Materialen 2 11,8 Rente, belastingen, verz. etc. 10,1 Men ziet dus, dat het loon 75 pCt. van alle kosten veroorzaakte (gewoonlijk ligt het tusschen 60 en 70 pCt. en in Amerika bq 60 pCt.) zoodat een vergroote productie per hoofd direct een zeer gunstigen invloed uitoefent op den kostenden prijs, dus ook op de mogelijkheid om met Amerika te concurreeren. Geen wonder dan ook, dat van alle kanten stemmen opgaan om de mijnwerkers te bewegen hun verkeerd inmodelleerd als die van Walter Vaes; deze schilder vecht den voortdurend bitteren strqd om het volledige, het voortreffelijke, dat sommigen ouderwetsch lijkt, maar dat, niettegenstaande alles, klassiek is, in den zin van voor lederen tqd, hoe die ook zij, belangrqk. Zij is niet in het zware gamma zoo muzikaal-melodieus als Kever is; zij is niet zoo hard-uttgeknipt als Witsen's bloe men zijn. Zq is niet decoratief in den zin der allermodernsten; ze maakt geen orna ment; zij is modern en vrouwelijk. Zij is dat moderne zonder moedwil. Er is geen partlpris; geen overdrijving; er is een bewogen na tuurlijkheid, die de gammata gemakkelijk van elkaar verschillend maakt. De bloemen zqn bq haar wat overblijft aan vorm en aan kleur van zulke bloemen in de herinnering. Ge kunt u herinneren; zoo lagen de rozen en zówas de witte vaas ; zówas het geel van het kannetje, het fijne geel. tegen den lichten blauwen achtergrond. Ge kunt u voorstellen, dat de bloemen In de schaal teeder zóverwelkten tegen dat aan, wat ge vervaagd ziet door de open ramen Dit alles bepaalt onmiddellijk hoe het werk gegeven moet zijn, wil het op zqn best zqn. Het moet niet en kan niet insisteeren, het moet suggereeren. Het moet niet geschilderd zqn vol vastheid, maar vol zwevenden zwier; het bepaalt niet, het duidt aan. Het beste werk van Anna Abrahams doet dat. Het is, ik zei het u, vrouwelijk (er is een sterk verschil tusschen de bloemenschilderqen van mannen en vrouwen. Er is een groot ver schil in den omgang van mannen en vrouwen rnet bloemen.) Het beste werk van Anna Abrahams heeft de vrouwelyke teederheid; het mist het mannelijke, dat meer bezit, terwqi het vrouwelijke in zulke dingen meer erkent, en aanziet. Het werk van Anna Abrahams, waarin de zware lijnen modelleeren, en de kleuren helder toch luchtig leven, het moet gezegd worden, behoort niet tot het meest verbazende van dezen tqd. Het reikt niet zoover; het is daarvoor noch groot genoeg, noch in zijn liefelJjkhcid be korend genoeg. Het is een bloemstuk van een vrouw, maar er is in dat bloemstuk van tijd tot tqd iets van een fijne bekentenis. Laat ik niet zeggen van een ziel (wie toch heeft het recht anders dan in de liefde aan een andere ziel te raken) er is in haar bloem stuk van tqd tot tqd de f ij n e bekente nis van een beschaafden geest. MANKES TE UTRECHT, BIJ CARAMELLI EN TESSARO Een overzicht van het werk van Mankes kon weer eens geveeld worden. Er is bq Caramelli en Tessaro een overzicht... Ons treffen de stille en de hartstochtelijke dingen. Vincent van Gogh ligt niet, en lag nooit, buiten onze waardeering; het werk zicht op te geven en flink aan het werk te gaan, opdat niet de geheele Engelsche n q verheid gevaar zal loopen hetgeen ook tot hun eigen ruïne moet leiden. Ook de Engelsche regeering ziet het ge vaar in en poogt vooral de omstandigheden zoo maken, dat de concurrentie met Amerika toch volgehouden zal kunnen worden. Hier voor zal dan noodig zijn, dat de Engelschman veel meer voor zqn kolen betaalt, dan eigeniqk noodig was, maar dat het hierdoor verkregen «verschot dient om de kolen aan het buitenland tegen lageren prqs te kunnen verkoopen, waardoor concurrentie mogelijk blijft en de scheepvaart sterk gebaat wordt. In deze verwarde tqden is het natuurlijk niet mogelijk om te voorspellen, wat de toekomst ons op dit gebied zal brengen. Veel hoogere kolenprijzen dan vór 1914 zullen zonder eenigen twijfel door allen betaald moeten wórden, maar het streven van de Engelsche regeering om de Ameri kaansche concurrentie het hoofd te biqven bieden, zal ze tenminste eenigermate be perken. In elk geval zal het ook voor onze industrie van het hoogste belang zqn, dat alles gedaan wordt om zoo zuinig mogelijk om te gaan met de brandstof. Het bestudeeren van de bezuinigingen, die te ver krijgen zqn door betere wijze van stoken, door gebruik van stookolie, van vermalen steenkolen en gruis, van de zoogenaamde colloidale brandstof" etc., is ook hier een dringende eisch, waarvan misschien de wel vaart van geheel ons land afhangt. v. O. iiMiiiiiiMiiiiimmmi Alle Menschen werden Brüder aan Willem Mengelberg God wil, dat wij blijmoedig zijn, dat alle landen Zich baden in zij n gulle zon; met toegewijde handen Reikt hij aan u en mij, aan elk 't rechtmatig deel. Hij leidt ons zelf de cathedraal der menschheid binnen; Zqn hoogepriesterswoord zal ons de wereld winnen, Waar elk zich voegt naar 't eeuwig, wijs en schoon geheel. God spreekt tot ons in harmonie van klanken En als wij, sprakeloos, Hem voor zqn wonder .danken Groeit stilte tot gebed. Nu wordt in ons het eeuwig nieuw geloof herboren, Dat allen, allen toch tezaam behooren, In kern en wezen buigen voor eenzelfde wet. Wq, die moedwillig ied're schoonheid schonden, Belijden God van onzen geest de zeer vermeet'le zonden, Die streden met zqn zuivr'en vadergeest: En van Zijn matelooze ontferming zeker, Omvatten, vreugdedronken, wij den vollen beker En vieren, schreiensblijde, 't weidsch verzoeningsfeest. ABEL CROON IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1I1II H. STINIS Haarlem - Kruisweg 23 TELEFOON 15O6 EXPORT IN TABAKSARTIKELEN NAAR DE GEALLIEERDE STATEN iiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiniii van Mankes is naar zijnen aard ons niet vreemd. Wat Mankes schildert is eigenlijk altijd het stilleven; in ieder geval is het openbaar passioneerende drama hem vreemd. Hq leeft vol van een curieuse, eigenaardige en eigenzinnige beschouwing: Ik heb het meer geschreven: hq is daardoor een der weinigen in Holland, die een sprookje zouden kunnen illustreeren; zqn nauwkeurigheid, zqn realisme is, zonder dwang, eigenaardig. En dat is het sprookje, die licht-lronische werkeiqkheid van een ander plan. Mankes is, met deze eigenschappen, de schilder van dieren, van vogels, enz. Ge vindt hem daar, als elders, op twee manieren zich gevend. D'eene manier, begrijpelijk in hem, was de toen gevaarlijke. Hq wou de stof ontkennen, alsof hq daardoor den Droom, zijn Droom, het zuiverst zou kunnen bereiken. Het gevaar van zulk pogen is vervluchtiging, gansene onwezenlijkheid ... Iedereen herinnert zich dezer zijner pogingen ; de dieren, de beesten tegen wit uitgeschilderd, phantomen m-er en meer wordend met een invloed van Mathqs Maris. Mankes is echter gekeerd van dit gevaar. Hij heeft zqn kleur weer vol en voller gemaakt; hq is (ge ziet dit in Utrecht in de achterzaal) krachtiger, vol lediger, forscher soms dan ge verwacht. Niet dat hij daardoor, dx>r dit keeren, den droom verstiet; dat kon niet, deze was te inhaerent in hem. Maar hq realiseerde hem zekerder, vaster, gaver... De houtgraveur en houtsnijder Mankes is een logisch verbonden wezen met den schilder. Zqn wensch is dezelfde als in het schilderen: nauwkeurig zfln, en toch eigen aardig. Ge ziet dat in het Piepkuiken, en in den jongen vogel met dïsluipwesp; in den egel meer dan in den kalkoen; ge ziet de realiteit alleen meer in zqn pikkende kip. In sommige der etsen is het Sprookje: in de muizen, in het Herfsttuintje met al de fijne, rechtopstqgende lijnen. Een medeiq is in zqn voorstelling van het Paard. Mankes, die ook het landschap schilderde, portretten, een zelfportret (de portretten eer oud-duitsch dan iets anders) is een schilder voor de stillen. De kleinste dingen, wat fleschjes met water, wat licht er door, een witte muur er achter worden hem belangrijk. Hq heeft het geduld der innigheid; dat is zijn bekoring. PLASSCHAERT Levensverzekering Maatschappij HAARLEM" Wilsonsplein 11 DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl