Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
12 Juli '19. No. 2194
SCHIJN EN WEEZEN - 3e Boek, Zang VIII
Als lente-zon doet 't bijenvolk ontwaken
op de eerste lauwe dag, dan tracht het rein
han warm en duister woonpaleis te maken,
onder bedrijvig gonzen, druk en blij.
Dat is tocjt de eerste van hun leevens-taken
reinheid en orde-stichten, eer de Mei
hun stuifmeel biedt voor brood en zoete hooning
en 't witte larf je los komt uit het ei.
In 't werk zelf ligt hun vreugd en de belooning
voor hun geduld in lange winternacht.
Zoomoeten ook wij menschen onze wooning
op aarde zindlijk maken, steeds bedacht
op 't heil van onze kindren, en zoo leeven
als het hier past aan 't heerschende geslacht.
In al wat leeft ontdek ik dubbel streeven
in plant, in dier, in mensch. De creatuur
wil oover heel het rijk der Aarde weeven
een web van 't eigen ras, en op den duur
allé~*andren ooverheerschen en verdringen.
Maar uit die dwaasheid bouwt het Albestuur
het schoon verband en eevenwigt der dingen,
met goddelijke wijsheid, Dier en plant
weeten dit niet en kunnen niet bedwingen
hun dwaze drift, teegen Gods wil gekant,
maar 't menschenhart voelt in zich 't eeuwig strijden
van Oods beleid met menschlijk onverstand.
De mensch merkt hoe zich in hem lijnen snijden
van kreatuurlijk dwaas en godlyk wijs,
en hij ervaart hoe angst en bitter lijden
is aller eigen-machtigheeden prijs.
Als hij eenmaal het Wonder heeft gevonden
der zwaartekracht, waardoor het groeyend rijs
terwijl het opstreeft naar de heemel-gronden
uit eigen macht, schijnbaar naar eigen wil,
toch vast en onverbreekbaar blijft gebonden
dan voelt hij, hoe in elke menschen-gril
die zwaarte-kracht, die Liefde heet, blijft woonen
en vast beheerscht 't ondenkbaar snel getril
van cellen, moleculen, electronen
waaruit het lijf gebouwd is, zoo blijft God
in elk beweegen zijn aanweezen toonen.
Geen daad, geen denking kan zich aan 't gebod
dier eeuw'ge liefdes-graviteit onttrekken.
Zij houdt ons vast en ooverheerscht ons lot
ook waar we in eigenzin onzé^armen strekken
naar de ongebonden vrijheid van het niet.
Daar doet zij ons, door gloeyend leed, ontdekken
dat onbestaanbaar is, wat chaos hiet,
dat Haat en Hoogmoed voeren tot die randen
waar ijdle waan wellust en schoonheid ziet.
maar de Engel neerstort in het helsche branden
van schuld en wroeging, om eerst door berouw
weer veilig in Gods armen te belanden.
Verdraagt die pijn, blijft uuwen Vader trouw
dooft het opstandig vuur, en tracht te stichten
tot zijn verheerlijking een grootsch Gebouw
dat eeuwen lang op aard zal blijven lichten
met zuivren glans, als 't veilige Tehuis
voor ieder menschenkind, dat zich zijn plichten
herinnert, dat wil hooren 't schoon geruisch
van zangen en ootmoedige gebeeden
en dankend mee wil dragen 't harde kruis.
Ik heb wel onuitspreekelijk geleeden,
en blijf dat doen, zoolang mijn polsslag gaat
Maar 't is mij wél zoo, want ik heb gestreeden
teegen den god van leugen en van haat
en 'k mocht van 't koomende geluk getuigen
en van der menschen goddelijken staat.
ik heb geleeden, maar niet willen buigen
voor valsche glans en vooze majesteit
en 'k weet, dat eenmaal mijn gekerm tot juichen
verkeeren zal, want mijn ziel blijft gewijd
aan 't eeuwig Licht. Al smacht ik nu in duister
ik twijfel nooit aan Gods barmhartigheid.
Hoort mij gefolterde, die spreekt van luister,
die zijn ellende ootmoedig voor U draagt.
Hij kan niet liegen en spreekt des te juister
naarmaat een wreeder pijn zijn ziel doorknaagt.
Bouwt naar zijn woordeenheerlijkHuisvan vreugde,
Sticht U een stad, waar 't heiligst Licht in daagt.
Schoonerdan'tschoonst,watmenschenoogverheugde,
van blanken steen en fonkelend metaal.
Zoekt in dit werk uw zuiverste geneuchte
en laat het dienen tot een voorportaal
voor 't heemelsch rijk van onzen goeden Vader
waar wij Hem looven in een hoog choraal.
Dat daar zich dan heel 't menschdom blij vergader
en pleege broederschap in woord en daad.
Zoo komt ge elkander, en Gods Weezen nader
en vindt voor al uw kommer troost en raad.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiinnii:
MUI IIIIMIIIMIIIII
uren over de klassen te verdeelen) en de
effectus civilis van het B-diploma ook voor
de faculteit der rechten.
Het laatste is billijk en praktisch. Waarom
zouden er ook niet juristen zQn, die een meer
natuurwetenschappelijke opleiding hebben
gehad dan de met zuiver-classieke honing ge
voede ? Er is geen enkel bezwaar tegen zulk
een regeling, die een ieder de'vrijheid laat
om nach seiner Fagon"... jur. stud. zu
werden.
Ziezoo, er is weer een groote stap gedaan
op den weg van onderwijsverbetering. En
een, die onmiddellijk van kracht wordt, die
niet op een moeizame behandeling in de
Kamers behoeft te wachten. Wij mogen
Minister De Visser wel dankbaar zijn, die
in zijn kort bewind al heel wat goeds heeft
verricht.
Dr. J. A. S c H R E D E R
iMiiilllililinmiilHii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
DE DIDACTIEK IN DE
DAGBLADPERS
door W. N. VAN DER HOUT
De inhoud van de Nederlandsche dag
bladen is sedert het uitbreken van den
oorlog gestadig achteruitgegaan, zoowel wat
hoeveelheid als hoedanigheid betreft. Ver
schillende omstandigheden hebben daaraan
schuld. De papier-rantsoeneering dwong tot
inkrimping van het bedrukte oppervlak; de
lllllllllllllltltlllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllililiiiliiiiillllliiiiiiiiiiiiii
- .
iiiiMUi^^
DE VROUW VAN BEERINK
DOOR
Jhr. E. VAN LIDTH DE JEUDE
Het was een herfstmiddag in het begin
van de mobilisatie. Versomberd hokten we
bij elkaar, eenige jonge tweede luitenant j es,
een enkele eers'e en n kapitein.
We zaten in ons stamcaféaan de rivier.
We hadden onze kompetente portie genever
gedronken uit dikke dorpsglazen, die meer
ziel hadden dan wij zelf in dien tijd; we
hadden vlug en zwijgend ons dagelijksch
biefstukje met doperwten of kalfsoestertje
met sperzieboonen naar binnen gepropt en
daarna waren we weer aan het" tafeltje
bij het" raam aan de" rivier gaan zitten
en staarden loom en pruttelig naar de dalende
zon bo'/en het mieserige kerktorentje, waarop
we lederen dag bij de oefening weerspannige
recruten voor de zooveelste maal een
onbruikbaten vuurmond lieten richten.
We wilden uit luiheid en apathie geen
van allen een gesprek beginnen en toch
hing er tusschen ons die zwam-zwangeren
tafelstemming, die tijdelijke of eeuwige vrij
gezellen pleegt te bevangen, als ze met een
volle maag en een leeg hoofd in een kleine
stad aan een groote afterdiner zitten te
trekken.
In einer kleinen Garnison," mompelde
de Baby.
De'Biby was onze jongste taf elgenoot,
nog vol dienstijver en idealen en heel sterk
in dergelijke aanhalingen.
En geen wijf in den omtrek, dat de
zonde waard is," gromde de Schrik meer
oprecht dan moreel. (De Schrik had er te
veel in zijn leven gekend, en was daarom
in der kleinen Garnison" beland).
berichtgeving over de oorlogsgebeurtenissen
en den toestand in de belligerente landen
werd steeds uitvoeriger en niet-belangrfjker
van inhoud; de binnenlandsche reportage
werd door de uitbreiding der
levensmiddelenmisère steeds omvangrijker en langdradiger.
Het onmiddellijk en onvermijdelijk gevolg
van deze drie omstandigheden is geweest,
dat de overige rubrieken voortdurend in
gekrompen werden, ja zelfs geheel werden
verwaarloosd. In normale tijden werd aan
vele voorname maatschappelijke gebeurte
nissen al niet veel aandacht gewijd; in deze
abnormale tijden werden zij al heel stief
moederlijk bedeeld. Slechts enkele van deze
rubrieken bleven als kind in huls; vele
kwamen slechts nu en dan eens gastvrijheid
inroepen, doch later werden zij niet meer
te logeeren gevraagd. Groote gebieden van
maatschappelijk leven werden niet dan in
korte berichten en extracten uit brochures
en tijdschrift-artikelen aangeroerd. Wij noe
men er eenige in bonte rij: onderwijs,
kerknieuws, landsverdediging, posterijen en
telegrafie, stedenbouw, wijsbegeerte, vak
beweging, sociale aangelegenheden, vrouwen
beweging, wetenschap in alle vertakkingen.
Hier en daar werd deze of gene rubriek
van deze groep wel eens iets beter be
handeld, maar een geregelde verzorging als
de beide gebenedijde rubrieken kunst" en
sport" genoten zij geen van alle.
Kunst en sport, het zijn twee uiterste en
zij zijn ook in de wijze waarop zij
behanOch," doceerde Hermans die onderwijzer
van zrjn vak was, och, bij relaties met het
andere geslacht in een nest van dergelijke
afmetingen is gewoonlijk het schaarsche
genoegen niet in evenredigheid met de
tallooze onaangenaamheden die er mee samen
gaan en die kleine plaatsen eigen schijnen
te zijn.
.Hou op over vrouwen," viel Roorda, die
net van zijn vrouw was gescheiden driftig
uit, klets over alles, wat mij betreft, maar
daar niet over Klets voor mijn part
over de dienst " We lachten.
Alleen de kapitein, onze oude kapitein,
zooals we hem plagend wel noemden, lachte
niet. En wij wilden dat ook hij een meening
zou zeggen, we hielden er van hem zoo'n
beetje te tarten, totdat hrj met zijn ge
bruikelijke oude vrijers-phüosophie voor
den dag kwam.
En we animeerden.
Wel, kapitein, wat denkt u ervan ? Kom
ouwe jongen, zeg ook eens wat. Waarachtig
ik geloof dat'ie zat te maffen, hij heeft al
asch op zrjn broek gemorst ook".
Onze oude kapitein schudde zacht het
hoofd en in den schemer zagen we het
vlammetji»in zijn sigaar een paar maal op
lichten, toen hij nadenkend een paar ferme
halen deed.
Toen zei hij met zijn bezadigde
ouweheeren-stem: Och jongens, wees maar blij,
het bespaart jullie een heelehoop perkara's
en moeilijkheden nu er hier geen meisjes
of vrouwen zijn, die "
Zie je wel, zei Hermans, de oude kapitein
is het met mij eens".
Nonsens, bromde de Schrik, oudewijven
praat
Oudemannerspraat, piepte Baby's hooge
stem, da's nog veel erger".
De kapitein zweeg weer.
We vonden hem suf dien avond en porden
hem nog wat op.
Kom oude heer, niet zoo van die vage
en lasterlijke opmerkingen maken. Vertel
eens op van je avonturen. Voor den dag
er mee...."
Maar hij bleef zwijgen.
We zaten nog een uurtje bij elkaar en
deld worden, uiterste. Terwijl voor de Kunst
overal deskundigen zijn aangesteld, wier
taak zich weliswaar voornamelijk tot het
leveren van kritiek bepaalt, bestaat de
Sportrubriek grootendeels uit wedstrijd-verslagen
met opgedirkte verhaaltjes, die met school
jongens-talent in elkaar zijn gedraald," ge
lijk het technisch-journalistiek zeer
karakteïistiek wordt uitgedrukt. En alleen deze
beide rubrieken keeren geregeld terug in de
dagbladen.
Van hetgeen er op ander gebied voorvalt,
wordt hoogstens in zeer compacten vorm
kond gedaan. Van den feilen strijd die er
herhaaldelijk in de vakbeweging plaats heeft,
wordt meestal niet meer vermeld dan de
moties die op vergaderingen zijn aangeno
men, en deze staan nog dikwijls verscholen,
zelfs in de rubriek gemengd nieuws. Van
stroomingen op onderwijs en theologisch ge
bied bespeuren wij in de dagbladen zoo
goed als niets. Enkele van de groote bladen
hebben een medewerker voor Kerk-nieuws,
maar deze plegen hun medewerking meer
te benutten als een gelegenheid om te pr
cher pour leur paroisse dan wél om het
publiek omstandig in te lichten.
Van al hetgeen er op wijsgeerig gebied
wordt gepresteerd bespeuren wij in de dag
bladen zoo goed als niets. Nu en dan slechts
een verslag van een lezing en deze verslagen
hebben merkwaardigerwijze dit altijd met
elkaar gemeen, dat zij wel de stellingen en
de conclusies van den spreker geven, maar
i
stapten toen op, om ieder naar zrjn eigen
kamer te gaan. De kapitein en ik moesten
denzelfden kant uit, en we wandelden samen
langs de rivier. Er was een flinke wind
tegen den avond opgekomen; zware wolken
joegen langs den hemel en het breede water
golfde fel bewogen met kleine, venijnige
kopjes van wittig schuim. A\s gloeiende
spijkers stonden hier en daar machtelooze
lantaarns langs den dijk- Het was geen
avond die tot alleen zijn aanlokte en bij
den winkel waar kapitein Reeder boven
woonde, aarzelde ik voor ik alleen verder
ging.
Wil je nog even boven komen, mijn
kachel brandt lekker, dan drinken we een
grocje, alleen is ook niks gedaan "
Ik ging mee en hij schoof me een diepen
stoel bij den haard toe.
Daarna brouwde hij twee voortreffelijke
cognacgrocjes en kwam ook voor het vuur
zitten.
In een hoek van de kamer brandde als
eenige verlichting een petroleumlamp.
Ik zat juist te soezen dat de kapitein de
kunst om het zich gezellig te maken best
vsratond en dat htj misschen wel geknipt
voor* den huwelijkschen staat was, toen
ineens zijn kalme stem opklonk naast me,
en zoo merkwaardig zijn woorden zich aan
sloten bij mrjn gedachten, dat ik er een
oogenblik aan twijfelde of ik niet hardop
had zitten denken. Hij zei:
Ja, vrouwen zrjn wel een vreemd ver
schijnsel, maar de schuld van alle decepties
is steeds aan den man. Wij begrijpen hen
niet, we begrijpen hsn nooit. We weten
honden af te richten, we begrijpen onze
paarden, we doorzien elkaar, maar tegen
over een vrouwenziel blijven we altijd on
handig, stumperig en eigenwijs. Het was
vandaag de verjaardag van Beerink zijn
vrouw, daarom was ik wat droomerig van
avond. Nogal seniel van me. Heb jij Beerink
nog gekend"?
Dat was immers die, die toen zoo plot
seling uit dienst is gegaan"?
Ja, hij ging over in den dienst van een
der Zuid-Amerikaansche Staten als
legerorganisator. Een rare vent, we kenden elkaar
N.V. PAERELS
Meubileering Mu.
COMPLETE MEUBILEERING
BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
de argumenteering achterwege laten. Veel
wijzer worden wij in onze begeerte naar
wijsheid door dit soort wijsbegeerte niet.
Alle andere onderwerpen, waarvan wij zoo
eren er eenige opsomden, worden slechts
nu en dan eens besproken, voornamelijk als
er een directe aanleiding voor bestaat. Uiterst
belangrijk is het vraagstuk van den steden
bouw en het stedenschoon. Slechts dan
wanneer deze onderwerpen in de gemeente
raden aan de orde zijn, wordt er in de dag
bladen eenige aandacht aan gewijd, maar
vaneen geregelde voorlichting is geen sprake.
De algemeene fout is deze dat de dag
bladen in hun voorlichting veel te kritisch
en te weinig didactisch zijn.
Men zou mQ kunnen toevoegen dat de
meeste der opgesomde onderwerpen eer
thuis behooren in de vak-bladen. Dit is
slechts gedeeltelijk juist. Ieder onderwerp
heeft een technische zijde maar ook een
publiek belang. Dit laatste voelt men in de
vakkringen zelf heel goed en herhaaldelijk
wordt getracht dat belang te doen uitkomen.
De over het algemeen weinig toeschietelijke
houding der dagblad-redacties verhindert
maar al te vaak de voorlichting van het
publiek.
Voor een groot deel ligt de oorzaak van
dit alles bij de journalisten. Hun aantal is
klein, een deel van hen is bureau-ambtenaar
geworden. Zij ontvangen de berichten en
verslagen en verwerken deze min of meer
om ze pasklaar te maken voor de krant;
zelfstandig scheppend-journalistiek werk
doen zij meest niet. Een ander deel is be
stemd voor de reportage: zij gaan vlijtig
naar vergaderingen, feestelijke bijeenkom
sten, opening van nieuwe gebouwen, ont
hulling van monumenten, begrafenissen en
jubilea. Uiterst klein is de groep van jour
nalisten, die zich geregeld op de hoogte
stellen van het maatschappelijk leven en die
na een grondige studie van belangrijke
vraagstukken daarover artikelen schrijven.
Herhaaldelijk zien wij hoe outsiders worden
geroepen om in de dagbladen te schrijven
zoodra een belangrijk onderwerp aan de
orde is, dat buiten de gewone kranten-ru
brieken valt. Men vergeet dat deze outsiders
bijna altijd belanghebbenden zijn, wier ar
tikelen meestal een zeer tendentleuse strek
king krijgen. Zoolang deze artikelen een
volledige onderteekening drageii, is het pu
bliek althans in de gelegenheid te
beoordeelen welke waarde aan objectiviteit er aan
toe te kennen valt. Het komt echter voor
dat deze artikelen kant en klaar worden
ontvangen en als hoofdartikelen worden
geplaatst. Een dergelijke
confectie-journalistiek is zeer stellig uit den booze.
Nu en dan blijkt het dat de leiders van
de dagbladen zelf wel gevoelen hoe weinig
belangrijke leesstof hun bladen, buiten de
nieuwsberichten, bevatten. Men beseft dan
dat de lectuur over het algemeen zeer saai
is en dit leidt tot het verlangen om het
publiek wat opwekkends voor te zetten. Dit
verlangen is uiterst gevaarlijk aangezien het
er altijd toe geleid heeft dat men naar iets
grappigs, iets moppigs heeft gezocht. Het
eind was dan meestal dat iemand werd aan
gesteld om op gezette tijden voor harlekijn
te spelen. Niets is echter meer onuitstaan
baar dan opzettelijke grappigheid. Humor
is een specerij, die iets degelijks kan ver
aangenamen, maar als afzonderlijke spijs is
het niet te genieten. Altijd is die opzettelijke
grappigheid een ondeugdelijke Ersatz van
humor, een soort oubolligheid, die het pu
bliek zeer spoedig den keel uithangt. Men
kan een ernstig onderwerp ernstig behan
delen en toch daar door heen humoristisch
zijn. Dat leest ieder graag, maar van liflafjes
is iedereen afkeerlg. Deze poging tot kunst
matige opvroolijking van de dagbladen is
goed, zaten voor zijn huwelijk dag in dag
uit samen in net zoo'n afgelegen pleister
plaats als hier
Hij leefde niet erg onsolide en ook niet
altijd al te braaf, hij deed alles zoo'n beetje
mee, dronk wel eens te veel, was nog al
gevoelig voor vrouwelijk schoon, enfin
wijntje en trijntje op zijn tijd.
Op een dag kwam ie 's morgens al bij
me om ine te vertellen, dat hij ging trouwen,
of ik een van zijn getuigen wilde zijn.
Ik stemde ton, ik was blij voor hem. Hij
was waarachtig een kerel die leed onder
zijn periodieke fuiverijen
Hij voelde het minderwaardige, maar kon
het niet laten. Dat huwelijk was een mooie
oplossing. Ik maakte kennis met zijn aan
staande vrouw, ze overtrof verre mijn ver
wachtingen. Ik had een oogenblik gevreesd,
dat het van hem een wanhoopsdaad was,
dat huwelijk, zooiets als een schip, dat je
in Godsnaam maar op een rare plaats voor
anker legt om het niet heelemaal te laten
kelderen; maar niets daarvan, ik ontmoette
hen samen en het was bijna een idylle,
lach er niet om, ik kon mijn oogen ook niet
gelooven, maar het was zoo.
Ik ontmoette hen nog al veel samen, ik
was werkelijk verrukt.
Zij kwam nog eenige tijd in het hotel van
onze gainizoensplaats logeeren, ze was een
wees, bJJ een oom en tante opgevoed, had
nogal fortuin, dus kon ze in die opzichten
doen en laten wat ze wilde, en we waren
het er allemaal over eens: Beerink had een
lot uit de loterij getrokken.
En daarvan was hij zelf ook overtuigd.
Dien laatsten tijd voor zijn engaeement had
ie zich ten beetje verwaarloosd, maar zoodra
hij haar fceade werd hij weer geheel de
keurige, fburige kerel, die we als jong
luitenanije hadden zien arriveeren. Hij kon
heel geestig, heel charmant zijn en hij was
dat aliemaa! in dien t$jd, toen hq haar pas
kende.
Er ging zoo'n, ho: moet ik 't noemen,
zoo'n sf?er van vroolijk geluk, van gezonde
natuurlijke liefde van hen uit, dat we er
allemaal van genoten. We waren bijna
jaioersch op elkaar om in hun gezelschap
VAN EEN DUITSCHE MOEDER
Ik schrüf voor al die honderden van moeders'
Wier lieve klnders gij hebt opgefleurd;
Die gy uw teere zorgen hebt gegeven,
Wier bleeke kaantjes gy weer hebt gekleurd.
At mag de heele wereld ons misprijzen,
Al mag ons Volk nog steeds geminacht zijn,
Het leed wat arme Fransche moeders dragen,
Doet Dultsche moeders net dezelfde pi/n.
Mijn man en jongens heb Ik al verloren,
Ik las hun doodsberichten in de krant;
Ze zijn begraven, ergens In den vreemde,
Ze zijn gesneuveld voor ons Vaderland.
Het eenig kind wat ik heb mo?en houden
Is juist die arme, lieve, kleine schat,
Die gy' uw eigen eten hebt gegeven,
Die 't zoo goed in Holland heeft gehad.
Wat was hij zwak, vermagerd en ellendig,
Toen hij alleen naar u is toegegaan;
Wat is hy' sterk en vroolyk thuisgekomen,
Wat kwam hy weldoorvoed by' u vandaan.
Hoe kunnen wij u eenmaal ooit vergelden,
Voor al die troost bij ons ontzettend leed.
Wij Dultsche moeders zullen nooit vergeten,
Wat gij voor onze lievelingen deedt.
Gezegend zij uw kleine, fiere natie;
Gezegend zij uw vrije, fiere land.
Ik bid dat gij voor goed gespaard zult blijven
Voor oorlogswee, voor oproer, moord en brand
Al noemt men ons ook Hunnen en Barbaren,
Al zijn wy'Duitschers soms niet meer bemind.
Toch ben ik moeder en ik moet u danken,
Voor de gezondheid van mijn lieve kind.
En als na lange, lange, mooie laren,
Het menschdom niet meer weet van haat en nijd
Dan doen hier vele oude, grijze moeders.
Verhalen over uw barmhartigheid.
J. H. SPEENHOFF
DEVO
Sigaar
FABRIKANTE
N. V. DIEVENBACH't
Rott. Slgarecfabrfsk UTRECHT
iiiiiiiiiillltlllMigiiiiii
het beste bewijs, dat de inhoud daarvan
niet deugt. Wanneer deze inhoud een ge
trouwe en volledige afspiegeling was van
het maatschappelijk leven in zijn vollen
omvang, zou hij belangrijk, belangwekkend
aantrekkelijk en op zijn tijd ook humoristisch
zijn. De inhoud in de bladen is thans droog,
eentonig, en onvolledig en bepaalt zich tot
dat deel van het levensgebeuren dat niet
op wekkend.meest niet belangrp.allesbehalve
aantrekkelijk en nimmer humoristisch is
Wat er in de maatschappij leeft en woelt
en bruist, vindt geen weerklank in de dag
bladpers: de strijd op de gevechtsfronten
werd minitieus beschreven, de vreedzame
strijd in het dagelijksch leven wordt geheel
genegeerd. Behalve de artisten, de voetbal
lers en sporadisch een enkele andere groep
vindt niemand in zijn krant hetgeen hem
en zyn beroep interesseert.
Dat alles is afgevoerd naar week- en
maandblad, naar vak- en algemeen tijdschrift.
Wel stelt men aan de dagbladen iemand
aan, die pietluttige primeurs zal opsnorren
te zijn.
Na enkele maanden trouwden ze. En
korten tijd na hun huwelijk merkte ik, dat
er een verandering was, naar den slechten
kant.
Anderen viel het in dien eersten tijd niet
op, mQ wel omdat ik heel intiem met hen
was. Dat bracht mijn positie van oudere,
ongetrouwde en vooral bezadigde man (de
kapitein glimlachte droevig) zoo moe.
Waarschijnlijk is het zoo gegaan. Beerink
heeft, rooals ieder fatsoenlijk man dat noodig
schijnt te vinden, langzamerhand wel het
een en ander uit zijn vroeger leven opge
biecht. Hoe dat gaat, weet ik natuurlijk niet.
Ik denk dat ze dan wat kletsen over gebeurde
geschiedenissen waar ze nu met afschuw
op terug zien en dat de vrouw in kwestie
dan de eenige ware is, waar ze altijd al
vergeefs naar gezocht hebben, en meer van
die leugens. Goeie God, waarom spelen
mannen geen open kaart, en zeggen ze niet:
het is gebeurd, spijt heb ik er niet van het
jonggeiellen leven is nu eenmaal een vieze
tijdpasseering of zoo iets oprechts. En dan
vf rder: nu ben ik het moe en daarom trouw
ik. Ik zal net zooveel van je trachten te
houden als van de overigen, waar ik mee
in de knoop gezeten heb, en bovendien wil
ik huiselijk zijn".
Strindberg heeft terecht gezegd: Een
man trouwt om rustig thuis te zitten en een
vrouw om uit te gaan".
Het eerste is meestal waar, het tweede
soms. L'.ne Beerink was in ieder geval niet
getrouwd om utt te kunnen gasn. Ik weet
niet hoe zij Beerink's bekentenissen opge
nomen heeft, ik denk nogal licht: ze had
de goede gewoonte om alles zoo zonnig
mogelijk te willen zien, ze hield er niet van
om te tobben wat eenmaal gebeurd was.
En hQ ontpopte zich in z^n huwelijk juist
als een zwaartillende tobber, en dan nog een
lobber over gefingeerde dingen. HQ had een
verleden, dat gaf hrm schijnbaar een rustig
gevoel, zij had geen verleden, en dat kon
hij maar niet gelooven. Ik maakte in dien
tijd voor mezelf zoo'n beetje psychologische
studies, iets wat trouwens voor iedereen
verboden metst zijn, maar ik deed het om