De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 12 juli pagina 7

12 juli 1919 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

12Jnli '19. No. 2194 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND PAEDAOOOISCHE WAPENSCHOUW Congres en Tentoonstelling Opvoeding van de Jeugd boven den Leerplichtigen Leeftffd", Juli?Augustus 1919 door Dr. A. DE VLETTER Contradictio in terminis? Verbindt de lezer per se aan wapenschouw de gedachte aan het paraat-zijn tot levensvernietiging en beschavingsvernieling ? Dat IQkt me onjuist. Het laatste overzien van het optrekkend leger In den geestelijken strijd kan zijn de beantwoording van tallooze vragen van getalsterkte en getalverhouding, van samen werking der verschillende wapens en vol doende toegerustheid voor den komenden kamp; het kan zijn de overweging van talrijk»vragen van taktiek, wQze van strijden, van terreinsverkenning, van troepenorgani satie, ambulance- en Intendanceinrichting enz. enz. enz. De groote revue vór den veldtocht is ook wel als de apotheose, als de praling met wederzljdsche machtige krachten, of de hulplnroeping, de belfldenis van machteloosheid, van onderlinge afhan kelijkheid. In den geest van al het bovenstaande zie Ik de tentoonstelling en het congres van dezen zomer in Den Haag. Elders (In twee feuilletons der N R. Ct. getiteld Levensbeeld") heb ik getracht te doen zien den achtergrond dezer nationale expositie, te wijzen op het echte paedagoglsch-didactische leven", dat achter al het dorre tentoon stellingsmateriaal oprQst.enkele perspectieven te openen naar toekomstige toestanden en verhoudingen, Op verzoek der redactie van De Amsterdammer" wil ik probeeren het zelfde te doen meer in 't bijzonder voor het congres. Dat aan de tentoonstelling een congres en lezingen verbonden moesten zijn, heeft de Regellngscommissie, gedachtig aan het succes daarvan in 1908 (Tentoonstelling Opvoeding van het Kind", Juli?Aug. 1908, Den Haag), als vaststaande beschouwd. Ter plaatse, waar het papieren- en listen en leermiddelen- en platenmateriaal voor de(n) door zijn vak deskundige of de(n) door liefde en belangstelling ingewijde bezoeker een beeld van het volle leven in opvoeding en onderwijs zal geven, moest ook het levende 'woord bijdragen tot het stellen der groote problemen, het wakker schudden der zelfvoldanen en tragen, het matigen der al te voortvarenden, het wegwijs maken dereenzrjdigen. het prikkelen der onverschilligen. Een paedagogisch congres zou en zal (22, 23, 24 Juli) de publieke generale-stafsvergadering zijn bij den wapenschouw vór den strijd onzer dagen". Het is mijn stellige overtuiging, dat wQ staan voor den strijd onzer dagen", dat het W. G. C. BYVANCK, Literarische en Historische Studiën. Zutphen, W. J. Thieme & Co., 1918. JOH. DE MEESTER, Goethe's Liefdeleven. E. M. Qaerldo, Amsterdam, 1919. P. H. VAN MOERKERKEN, De Verwilde ring. Amsterdam, P. N. van Kampen en Zoon, z.j. Misschien vergis ik me, maar ik krijg den indruk, dat het werk van Byvanck over het algemeen te weinig wordt gewaardeerd, dat hQ te weinig gevoeld wordt als een der mannen, die hun tijd hebben begrepen en hem voor nu en later hier in Holland ver tegenwoordigen. ZQn werk doet ons allerminst denben aan het rustig jaren lang verzamelen van feiten en gegevens over een of ander onderwerp, die eindelijk, als het veld wel afgejaagd leek, klaar en systematisch werden geordend Het is of hQ zoo frisch met u op stap gaat door uitgestrekte terreinen, die hfj door en door kent en waarvan hij dan al maar aan het vertellen gaat; hij boeit u w aandacht, brengt u voor wijde vergezichten, staat telkens stil om u van dingen, die u zouden ontgaan in hun schijnbare nietigheid, de volle betee kenis te doen beseffen; hij dringt diep door in de waarde der verschijnselen, in alles speurend naar het leven en den geest. Ik herinner wij nog levendig, hoe ik ge noten heb jaren her, bij het eerste verschij nen van zijn Fruin-opstellen in De Gids, hoe ze mQ een geheel nieuwen kijk gaven op Fruin's aard en dien van zijn tijd, hoe ze toen bij sommigen wrevel wekten, die in Fruin niet dan de volmaakte gaafheid kon den zien, Fruin grooter dan Ranke, Cobet grooter dan Bentley. Ook ik, een zijner laatste leerlingen, had een diepen eerbied voor mijn leermeester, voor zijn rijke, correcte kennis, zijn onpartijdigheid, zfln beminnelijke natuur, zijn eenvoud, zijn soberheid, zfjn rustig speuren naar de simpele waarheid. Hoe zag ik in Byvanck's werk dien Fruin, dien ik liefhad, daar voor me in levendige teekening, maar hoe werd me tevens helder al wat ik vaag gevoeld had als een gemis, hoe zag ik wat hem en zijn tijd ontbrak. uit is met de rustige rust onzer onderwijs wereld, dat in de althans uiterlijk zoo kalme schoolwereld van voor tien, twintig jaar de stormen opgerezen zijn, de dpbreuken en overstroomingen talrQk, de noodkreten luide, de strijdkreten veelvoudig en hef tier, de organlsatievragen ingewikkeld (U. L. O., M. U. L. O., Lyceum, Kleine-Groote school, Bizonder-Openbaar onderwijs, Ambachts-, Meisjesonderwqs enz. enz.), de problemen veelal lastig, sommige voorloopig onoplos baar l Het congres en de tijdens de tentoon stelling nog afzonderlijk te houden lezingen zullen moeten bijdragen tot het stellen der problemen, het van gedachten wisselen er over, het zoeken naar oplossingen in ver schillende richting. En ik herhaal, wat ik boven reeds even en elders uitvoerig als mijn meening zeide: wij zijn en komen in dagen van strijd"; de vraag komt ons op de lippen in de donkere angst der tijds omstandigheden, echter in de tegelijk opkomende kordate wil om die te boven te komen en voorwaarts en opwaarts te gaan, de oude vraag aan den waker op de tinnen der stad, den ver-uitzienden torenman: wat is er van den nacht, o, wachter, welk een dag wordt aan de kim verwacht ?" De tijd dringt l De oorlog moge, in sommlg opzicht helaas, aan het geestesleven van ons volk zijn voorbijgegaan, velen, scherpziende en dieperzoekende, beseffen, dat ook voor onze opvoeding en ons onderwijs de vragen groot zijn. Wat bleek in den oorlog het vernis van beschaving, van opvoeding dus, bedroevend dun en nietig; watoverheerschten de instincten, de volkshartstochten; waar was het zelfstandig oordeel, het althans eenigermate gereserveerd-zQn tegenover de wereldvragen; waar was het zelf bed wang, de gemeenschapszin, de burgerplicht? Bij' ons volk en bQ anderen l (men hoore de Duitsche opvoedkundige schrijvers slechts.) Hoe toonde de West-Europeesche volkerengemeenschap een algeheel gemis aan staatsbürgerliche Erziehung", zooals de Duitschers en met hen, Engelschen en Amerikanen, vór den oorlog die al misten en wenschten l Is het algemeen kiesrecht van mannen en vrouwen, zonder opvoeding tot klezerplicht (ik bedoel niet kiesplicht, maar kiezerplicht, besef van deze en gewenning aan deze), niet een aanfluiting.een bespottelfjk-making van democratische gedachten en democra tische staatsregeling' Zal de school in die opvoeding tot burgerplicht niet iets kunnen bereiken; niet door het tot heden zoo alge meen overschatte onderwijs, maar door versterking der sociale nelgingen in de leerlingen door doen, door handelen, door actief-zQn, in schoolclub of schoolparlement, in schoolwerk of gemeenschappelijke schooltaak, door de gewenning aan verantwoorde lijkheid, aan altruïstisch streven en werken, en misschien daarna door lessen in staats inrichting, staathuishoudkunde en dgl. *) Ook ten opzichte van deze overschatting der intellectueele ontwikkeling verkeeren wij met ons onderwijs in een interessant overgangsstadium; na de 18e eeuwsche intellectualische beschouwing dringt zich in het eind der 19e en het begin der 20e eeuw de andere meening naar voren, die de opvoeding van den geheelen mensch vraagt, die zoeken wil naar de harmonie in de jeugdvorming, die aan de huidige boekenschool verwijt, dat al die hoogge roemde kennis slechts zwelbeinige Konversatlonslexica" vormt, geen menschen; die de aangebrachte, vaak alleen van buiten opgeplakte kennis vergelijkt met eine oberflachliche Politur", a superficial pollsh", om een Duitscher en een Amerikaan in *) Ik mag hier verwijzen naar de ge noemde feuilletons der N. Rott. Ct." Onze wetenschappelijke herleving gaat aan de litteraire tientallen van jaren vooraf. In het midden der negentiende eeuw is er in de letter kundige kunst, behalve in de kritiek, die zoo na aan de wetenschap verwant is, over het algemeen matheid en tamheid; in de weten schap is de wederopstanding lang voor '80 begonnen. Er is kracht, bewuste vastheid van streven, fiere opbouw naar nieuwe ideeën, waar mannen als Cobet, Groen, Bak huizen, De Vries, Fruin, Scholte, Kuenen kunnen genoemd worden om enkel maar bij de humanoria te blijven. En toch Byvanck heeft het zoo scherp geformuleerd voor Fruin en de meeste van heel die schare stoere, krachtige werkers hij was een man van het louterste zedelijk gezag, met een geleerd, door en door verstandig hoofd en een teeder hart. Wat ontbrak er aan die vereeniging van eigenschappen dat zij ook den stempel van natuurlijke grootheid zou dragen? Eén ding mankeerde: de bezieling; en nog iets anders: de goddelijke vreugde van het ruime, vrije leven, de beste gaaf van den mensch." Men mag Fruin daar allerminst een ver wijt van maken. HQ was een man van zijn tijd, niet voorbestemd om er heerschend boven te staan en te zijn voor alle tijden. Er is in hem en de meeste zijner strijd makkers forsch, krachtig leven, maar het kan zich niet los maken van den grond waaruit het is gegroeid. Eerst langzaam zou onder den stadigen groei van het mannenwerk dier velen, ook hier het besef ontstaan, dat het voor den historicus niet genoeg is een goed philoloog te zQn, enkel tevreden met wat hij over houdt na zorgvol wikken en wegen, na ziften en distileeren, het besef, dat er ook leven en schoonheid moet zijn in het beeld, 't welk hij ontwerpt, dat zfjn werk moet samengroeien met het leven, dat er in trillen moet de ziel der tijden en menschen, zooals hQ die heeft gevoeld onder zijn arbeid, zooals hij er als min of meer bewust kunstenaar door is aangegrepen. Dit alles heeft Byvanck ons voortreffelijk geschilderd in zijn Fruin-studle, die thans een groot deel van zijn nieuwen bundel inneemt. Hoe uitstekend heeft hij ons het ontwaken van dit besef bQ Fruin zelf laten zien, waar hij tegenover elkaar stelt de rectorsrede van 1878 en het afscheidswoord van den hoogleeraar in 1894, ons aangetoond hoe hier in die jaren eerst, klaar bewust wordt, wat reeds elders aan het einde der 18de eeuw door dichters en wQsgeeren PADOX HOUTBOUW levert des verlangd in zeer korten termijn alle houtconstructies als: Vliegtuighallen Tentoonstellingsbouw Kantoorgebouwen Vereenigingsgebouwen Catalogus op aanvrage volkomen gelijkluidende beeldspraak te citeeren. Het congresprogramma is aldus: Dinsdag 22 Juli: Lic hamel ij ke Ontwikke ling. (Opvoeding en Hygiëne). Oehtandzitting: 1. 91/, 10:'/v Wat kan er gedaan worden voor de licbamoiijke outwikkeling in verband met de intellectueele en geestelijke vorming ? Inleider: Prof. H. Zwaardemaker Cin., Utrecht. 2. 11?12'/j. De lichamelijke ontwikkeling in en door middel van de school. (M. . L. O., Gymn. Kweeksch. en dergelijke, Ambachtscholen en Vakscholen). Inleider: Prof. «. Casimir, Den Haag. Middagzitting: 3. 2?31/, De lichamelijke opvoeding van de schoolvrije jeugd, inleider... 4. 3'/]-4'/t. Spel, sport, padvinderij, tourisme en kampeeren. luleider; Jhr. Jan Feith, lid van het H. B. vaa den A. N W. B. Hilversum. Woensdag23 Juli: Intellectueele Opvoedi ng. Oehtendzittiug: 5. 91/,?101/, Over de plaats van de intellectueele opvoeding in de vorming van den jeug digen mensch. Inleider: Dr. J. H. Gunning Wzn., l'nvaat Docent in de Paedagogiek, Hilversum. 6. ll-12i/v Welke ve beteringen kunnen worden aangebracht in de intellectueele op oeding in en door midJel vaa het algemeen ontwikkelend onderwijs in de scholen. Inleider: Dr. A. de Vletter, leeraar aan het Ned. Lyceum. Den Haag. Middagzitting: Welke verbeteringen kunnen worden aangebracht in de algemeene ontwikkeling buiten de in 6 bedoelde scholen: 7. 2?3'/ï«? in vak-, ambachts- en kunstscholen: Inleidster: Mej M. Wittop Koning, Amsterdam. g. S'/j?4:'/4 'l>. in werkplaatsen, fabrieken, in allerlei betrekkingen, door middel van cursussen, clubs, lees zalen, e,d. Inleider... Donderdag 24 Juli: Opvoeding tot gemeen schapsleven. II, 9'/j?10-1/.,. Geestelijke opvoeding en karaktervor ming. Ineider: Prol', dr. H Bavinck, Amsterdam. 10, 11?12'/,. In hoeverre kan de S''hool-opvoeding voorbereiding voor het leven geven. Inleider: Prof. dr. Ph. Kohnstamm, Amsterdam. Middagzitting: 11. 2-3'^ Degeestelijkeen moreele opvoeding van de arbeidande jeugd buiten de school. Inleidster: Mej. K. Knappert, dirc-trice der School voor Maatschappelijk werk. Amsterdam. 12. 3'/j?43;,,. De opvoeding in 't gezin. Inleider: P. Ojsterlee. Directeur van de Klokkenberg," Nijmegen. Mij dunkt, de Regelingscommissie is in de programma-vaststelling niet ongelukkig geweest: de drie groote vragen der licha melijke, geestelijke en . zedelijk-sociale opvoeding zullen onder de oogen worden gezien door personen van verschillende richting en uit verschillend milieu. Men bedenke, dat allerlei onderwerpen van paedagogisch-didactisch-hygienisch-psychologlschen aard in de talrijke afzonderlijke lezingen aan de beurt komen. Op den eersten congresdag dus de licha melijke ontwikkeling in verband met de geestelijke vorming; in verband met de school; in verband met spel, sport, pad vinderij, tourisme, kampeeren. Wat al vragen van groote beteekenis. Het verband tusschen school en sport! De moeilijkheden van kampeeren! Als voorzitter van een toegewijde, zeer deskundige commissie van padvindersleiders en turners, benoemd door de Haagsche Turnbond, had ik het voorrecht de diep gaande besprekingen te volgen en te leiden, ook dit probleem in zijn volle moeilijkheid en gewichtigheid te overzien en te beseffen, wat er aan een en ander, vaak zoo lichtvaar dig ondernomen, vastzit. De lichamelijke opvoeding van de schoolvrije jeugd, wat een vraag van sociale zorg! Dr. J. H. Gunning Wzn. stelt zich voor het goed recht der al te zeer teruggedrongen was betoogd. Had Herder niet reeds het plan der menschen geschiedenis tot een op voeding der menschen tot menschelijkheid verklaard, Hegel haar niet aangewezen als een ontwikkeling van het bewustzijn der menschen? Hadden dichters als Goethe en Schiller niet aan de formuleering der nieuwe ideeën meegewerkt? Deze mooie bundel van Byvanck zal zijn blijvende waarde voor de geschiedenis onzer wetenschap en van ons volksleven in de eerste plaats danken aan deze diepgaande Fruin-studie. Verder vinden we er een fragment over Ra- ke, een aangenaam, leerzaam opstel over Shelley en een boeiende causerie over wat Goethe voor den schrijver geweest is, zijn stemmingen, zijn zielsbewegingen in zijn leven met den grooten dichter. Hij volgt hem in de liefdesavonturen van zijn jeugd, in zijn wildheid en oneindigheid van begeeren, zijn trots en zijn zwakheid, zQn gejaagdheid en lichaamsleed, zijn wroeging en zelfmoordplannen na den jagenden drift van zijn hartstocht. Hij haalt hem een oogenblik neer van zijn hoogheid, om dan van uit de diepte weer met hem te stijgen door de Faust, door heel zijn werk tot in den West-östlichen Divan tot het vrije ruime inzicht in den dichter, in wlen de zee ruischt, die gelooft in de verwezenlijking van zQn menschheids- en schoonheidsideaal, die hoopt dat het leven aan de tucht van de godsdienstige oefeningen ontwassen, zou opbloeien tot de hoogste natuurlijke be schaving, onder het teeken der schoonheid". Het aardige boekje van De Meester is in een geheel anderen toon geschreven dan Byvanck's overdenkingen. Het is een vlotte, gezellige, geestige causerie over het liefdeleven van den dichter naar aanleiding van een paar duitsche boeken, o.a. van Bode, Etta Federn en Gundolf. Het laat eenige lichtstralen flikkeren over het eeuwige mysterie der liefde in het hart, in den geest, in het werk van den kunstenaar, in het bQzonder over het moeilijk probleem, dat Gundolf stelt: de oorsprong van het gedicht is niet de ongelukkige liefde op zich zelf, maar het lijden van Goethe an seiner eignen Exlstenz, hervorgegangen aus dem Widerstreit einer kosmisch expansiven Lebensfülle mit den Beschrankungen des Augenblicks," en dit: Der Künstler existiert nur in sofern er sich im Kunstwerk ausdriickt." Aardig belicht De Meester de g'ebrokenDE COMMUNISTEN IN DE TWEEDE KAMER Teekenlng voor ,de Amsterdammer" van fordaan iiiiiminiiiiiiiiiiiimiimiMiiiMiiiiimiiiiiinmii Weg met het Parlementarisme iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiMiiiiiii minimin iiiiiiimimiiiiiiiii intellectueele opvoeding naast de lichaams oefening en de karaktervorming te bepleiten; wie dr. Gunning kent, beseft, dat de morgen van den tweeden dag goed zal zijn. Welke verbeteringen aangebracht zouden kunnen worden in de verschillende soorten van scholen (embarras du choix, in zienswijze en middelen) is stellig de moeite van ernstige samenspreking waard. Op den derden dag zal wel het hoogte punt zijn de inleiding van den voorzitter van den Nederlandschen Onderwijsraad. Op het gewicht der vraag, die prof. Kohnstamm daarna behandelen zal, wees ik reeds in het voorgaande, in verband met de kiesrechtkwestie en het breede vraagstuk der staats-bürgerliche Erziehung". Na het onderwerp van mej. Knappert wordt dan het congres besloten met de inleiding van een internaatsdirecteur over gezinsopvoeding, aardige en wellicht slechts schijnbare toe valligheid ! Strijdvragen van school- of gezinsopvoeding, moederliefde en oudersverwenning, oudersontvoogding (in Duitschland wel voorgestaan) en staatsonthouding, wat al punten, wat al perspectieven! De wapenschouw! Inspectie der moreele, geestelijke wapenen tegen den gemeenH. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOaRAAF ZEESTRAAT 65, naait Panorama Mesdag, DEN HAAG. Tel. 1538. iiiiiiimiiiinmiiiiiiiiiimniiiiiiiiiiimiiniiiiiininniiiiiiiiiiiniiiinniiii held, de verdeeldheid in Goethe's liefdeleven, zijn heroïsche eenzaamheid in zijn zoeken naar geestelijke eenheid bij Charlotte von Stein, die zijn zinnen niet bevredigde, en zijn zuivere zinnelijke voldaanheid in den omgang met Christiane Vulpius. Merkwaardig zijn enkele raakpunten met de studie van Byvanck. Ook deze verdiept zich in den verterenden brand, laaiend in den Leipziger student reeds (1767), in zijn liefde voor Annette, dat ineengrijpen van zielsen lichaamsleed, dieses heftige Begehren und dieses eben so heftige Verabscheun, dieses Rasen und diese Wollust." Het avon tuur eindigt met de bekende zware ziekte. Zoo is het ook met Charlotte von Stein. Mon amourpourtoin'est plus une passion, c'est une maladie qui m'est plus chère que la santéla plus paifaite et dont je neveux pas guérir" (1785). Charlotte heeft hem ge marteld elf jaren lang. Unbefriedigte Lust welkt nie in den Busen des Mannes." Italië heeft hem vrQ gemaakt, heeft hem genezen. Dan ziet hij op zijn negenender tigste jaar in '88 in den stralenden zomer de 23-jarige Christiane, de zuster van Vul pius, den auteur van Rinaldo Rinaldini, de eenvoudige, natuurlijke, hartelijke zinnen weelde, en Goethe heeft er rust, heeft er berusting in gevonden. Van Lennep schreef zijn Voorouders om de trapsgewijze ontwikkeling te vertoonen, welke de invloed der verschillende volkeren, die ons land bewoonden, en der maatschap pelijke stelsels, die het beheerschten, daarin hebben te weeg gebracht." Een streven, dat op het eerste gezicht niet zoo heel ver af ligt van Moerkerken's de Gedachte der tijden, waarvan De Verwildering een deel uitmaakt. Toch zou ook aan deze beide series aardig het verschil tusschen den ouden en den nieuwen hlstorischen roman te demonstreeren zijn. Van Lennep heeft bfl die ontwikkeling" meer gedacht aan wat van boven afkwam, Van Moerkerken schildert ons wat leefde en groeide in de groote massa, wat de menschheid uit eigen drang voortdroeg naar vrijheid en hooger evenwichtig levensinzicht, naar economische rechtvaardigheid In dit deel is het de periode des verwil dering, der felle opeenbotsing van tyrannie en vrijheidszucht. De grond waarop de samenleving was gebouwd schokte en dreunde. Het was de ketterij niet alleen, die de wereld met ondergang bedreigde; de begeerte naar macht scheen alle standen schappelijken vijand, onverschilligheid en opvoedlngsverzuim; wel in groot meeningsverschil, maar ook in eendracht tot heil van het kind, van volk en vaderland, van maat schappij en menschheld. llllllllllliiillll HET VACANTIE-KINDERFEEST opgericht door Bond van Ned. Onderw. Afd. A'dam, j Am. Gymn. Onderw. Vereeniging. Kindervrienden, Ge laat ons toch niet in den steek. Ook dit jaar hebben onze arme stadgenootjes n heerlij ken dag buiten zoo erg noodig. De volgende week moet ons feest beginnen: wij zijn met de regeling klaar, maar het geld is er nog niet. ; Stelt U eens de duizenden blijde kinder gezichtjes voor, en ge kunt niet laten om : in den zak te tasten. Gij zult die popelende i hartjes toch niet teleurstellen? We zitten in * spanning! We hebben op U gerekend. Zendt uw bijdrage aan onzen penningmeester W. H. Grönloh, Ie Helmersstr. 68. Gem. Giro V 6589. Voor de Commissie: P. LUB, Voorzitter. W. B. NOTEBOOM, Secretaris. W.H. GRÖNLOH, Penningmeester. Ie Helmerstraat 68, Tel. Z. 3201. los te rukken uit de Goddelijke orde der maatschappij. De lagere adel verbond zich oproerlg tegen den Landsheer; de hogere adel, afgunstig op de hovelingen des Konings, steunde zijne minderen in het verzet; Hollandse kooplieden, naijverig op de groejende macht van Antwerpen, schonken groote geldsommen aan de samen zweerders; de handwerkers der steden, de arbeiders van het land joegen al ver woestende door kloosters en kerken". En daartegen woedt in wanhopige krachts inspanning de macht van het oude gezag om zich te handhaven, de felle brand, het schikwekkend noodweer der sociale revolute. Door die beroerlijke tijden van woest ge weld en ontzetting voert Van Meerkerken den eenvoudigen poorter, den drukker Paulus Jorisz., die de beide partijen vertegenwoor digd ziet in twee vrouwen op zijn weg de strenge, vrome Ursel en de franke, vrfle geuzendochter van adelijke bloede Josine, die Paulus onweerstaanbaar meerukt in den strijd. Het gaat in deze boeken om de gedachte der tijden. Is daarmee te verantwoorden, dat de dragers dier gedachten wat schimachtig blijven, soms dingen zeggen, die we moei lijk bij hen kunnen verwachten, al heeft de gedachte ook vaag door de tijden rond ge waard? Ik bid nooit, Paulus Jorisz. De goden gaan toch hun eigen gang. De wereld groeit en geen vorstelijke of priesterlijke tirannen kunnen haar bedwingen, al smeken zij hun God en al hun Heiligen op stralende hoogtijden!" De wervelkolk zal je niet meevoeren! Het volk is blind en onrecht vaardig tegenover de enkelen. Maar het houdt gericht en voltrekt vonnis van de tijden naar hogere wetten die wij niet lezen kunnen." Zijn dit niet sententies, die we veel eer verwachten zouden in den mond eener moderne studente dan in dien van een vrij wel in het wild opgegroeide freule der zestiende eeuw? Ik mis in de Verwildering, dat overigens toch wel een pittig en pakkend boekje is, die vaste zuivere plastiek, dat volkomen meester zijn van den geest des tQds, waar door De Bevrijders uitmunt. Davld van Wtjck is daar een pracht-type, die zal blijven leven, zoo volkomen zuiver reëel geteekend, zoo geheel de levende man van zijn tijd. Tot die hoogte komt Van Meerkerken niet in dit nieuwe boek. J. PRINSEN J.LZ.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl