Historisch Archief 1877-1940
12Jnli '19. No. 2194
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
PAEDAOOOISCHE WAPENSCHOUW
Congres en Tentoonstelling Opvoeding van de Jeugd boven den Leerplichtigen Leeftffd",
Juli?Augustus 1919
door Dr. A. DE VLETTER
Contradictio in terminis? Verbindt de
lezer per se aan wapenschouw de gedachte
aan het paraat-zijn tot levensvernietiging en
beschavingsvernieling ? Dat IQkt me onjuist.
Het laatste overzien van het optrekkend
leger In den geestelijken strijd kan zijn de
beantwoording van tallooze vragen van
getalsterkte en getalverhouding, van samen
werking der verschillende wapens en vol
doende toegerustheid voor den komenden
kamp; het kan zijn de overweging van
talrijk»vragen van taktiek, wQze van strijden,
van terreinsverkenning, van troepenorgani
satie, ambulance- en Intendanceinrichting
enz. enz. enz. De groote revue vór den
veldtocht is ook wel als de apotheose, als
de praling met wederzljdsche machtige
krachten, of de hulplnroeping, de belfldenis
van machteloosheid, van onderlinge afhan
kelijkheid.
In den geest van al het bovenstaande zie
Ik de tentoonstelling en het congres van
dezen zomer in Den Haag. Elders (In twee
feuilletons der N R. Ct. getiteld
Levensbeeld") heb ik getracht te doen zien den
achtergrond dezer nationale expositie, te
wijzen op het echte paedagoglsch-didactische
leven", dat achter al het dorre tentoon
stellingsmateriaal oprQst.enkele perspectieven
te openen naar toekomstige toestanden en
verhoudingen, Op verzoek der redactie van
De Amsterdammer" wil ik probeeren het
zelfde te doen meer in 't bijzonder voor
het congres.
Dat aan de tentoonstelling een congres
en lezingen verbonden moesten zijn, heeft
de Regellngscommissie, gedachtig aan het
succes daarvan in 1908 (Tentoonstelling
Opvoeding van het Kind", Juli?Aug. 1908,
Den Haag), als vaststaande beschouwd.
Ter plaatse, waar het papieren- en listen
en leermiddelen- en platenmateriaal voor
de(n) door zijn vak deskundige of de(n) door
liefde en belangstelling ingewijde bezoeker
een beeld van het volle leven in opvoeding
en onderwijs zal geven, moest ook het levende
'woord bijdragen tot het stellen der groote
problemen, het wakker schudden der
zelfvoldanen en tragen, het matigen der al te
voortvarenden, het wegwijs maken
dereenzrjdigen. het prikkelen der onverschilligen.
Een paedagogisch congres zou en zal (22,
23, 24 Juli) de publieke
generale-stafsvergadering zijn bij den wapenschouw vór
den strijd onzer dagen".
Het is mijn stellige overtuiging, dat wQ
staan voor den strijd onzer dagen", dat het
W. G. C. BYVANCK, Literarische en
Historische Studiën. Zutphen, W. J.
Thieme & Co., 1918.
JOH. DE MEESTER, Goethe's Liefdeleven.
E. M. Qaerldo, Amsterdam, 1919.
P. H. VAN MOERKERKEN, De Verwilde
ring. Amsterdam, P. N. van Kampen
en Zoon, z.j.
Misschien vergis ik me, maar ik krijg den
indruk, dat het werk van Byvanck over het
algemeen te weinig wordt gewaardeerd, dat
hQ te weinig gevoeld wordt als een der
mannen, die hun tijd hebben begrepen en
hem voor nu en later hier in Holland ver
tegenwoordigen.
ZQn werk doet ons allerminst denben aan
het rustig jaren lang verzamelen van feiten
en gegevens over een of ander onderwerp,
die eindelijk, als het veld wel afgejaagd leek,
klaar en systematisch werden geordend Het
is of hQ zoo frisch met u op stap gaat door
uitgestrekte terreinen, die hfj door en door
kent en waarvan hij dan al maar aan het
vertellen gaat; hij boeit u w aandacht, brengt
u voor wijde vergezichten, staat telkens stil
om u van dingen, die u zouden ontgaan in
hun schijnbare nietigheid, de volle betee
kenis te doen beseffen; hij dringt diep door
in de waarde der verschijnselen, in alles
speurend naar het leven en den geest.
Ik herinner wij nog levendig, hoe ik ge
noten heb jaren her, bij het eerste verschij
nen van zijn Fruin-opstellen in De Gids, hoe
ze mQ een geheel nieuwen kijk gaven op
Fruin's aard en dien van zijn tijd, hoe ze
toen bij sommigen wrevel wekten, die in
Fruin niet dan de volmaakte gaafheid kon
den zien, Fruin grooter dan Ranke, Cobet
grooter dan Bentley. Ook ik, een zijner laatste
leerlingen, had een diepen eerbied voor mijn
leermeester, voor zijn rijke, correcte kennis,
zijn onpartijdigheid, zfln beminnelijke natuur,
zijn eenvoud, zijn soberheid, zfjn rustig
speuren naar de simpele waarheid.
Hoe zag ik in Byvanck's werk dien Fruin,
dien ik liefhad, daar voor me in levendige
teekening, maar hoe werd me tevens helder al
wat ik vaag gevoeld had als een gemis, hoe
zag ik wat hem en zijn tijd ontbrak.
uit is met de rustige rust onzer onderwijs
wereld, dat in de althans uiterlijk zoo kalme
schoolwereld van voor tien, twintig jaar de
stormen opgerezen zijn, de dpbreuken en
overstroomingen talrQk, de noodkreten luide,
de strijdkreten veelvoudig en hef tier, de
organlsatievragen ingewikkeld (U. L. O.,
M. U. L. O., Lyceum, Kleine-Groote school,
Bizonder-Openbaar onderwijs, Ambachts-,
Meisjesonderwqs enz. enz.), de problemen
veelal lastig, sommige voorloopig onoplos
baar l Het congres en de tijdens de tentoon
stelling nog afzonderlijk te houden lezingen
zullen moeten bijdragen tot het stellen der
problemen, het van gedachten wisselen er
over, het zoeken naar oplossingen in ver
schillende richting. En ik herhaal, wat ik
boven reeds even en elders uitvoerig als
mijn meening zeide: wij zijn en komen in
dagen van strijd"; de vraag komt ons op
de lippen in de donkere angst der tijds
omstandigheden, echter in de tegelijk
opkomende kordate wil om die te boven te
komen en voorwaarts en opwaarts te gaan,
de oude vraag aan den waker op de tinnen
der stad, den ver-uitzienden torenman: wat
is er van den nacht, o, wachter, welk een
dag wordt aan de kim verwacht ?"
De tijd dringt l De oorlog moge, in sommlg
opzicht helaas, aan het geestesleven van ons
volk zijn voorbijgegaan, velen, scherpziende
en dieperzoekende, beseffen, dat ook voor
onze opvoeding en ons onderwijs de vragen
groot zijn. Wat bleek in den oorlog het
vernis van beschaving, van opvoeding dus,
bedroevend dun en nietig;
watoverheerschten de instincten, de volkshartstochten;
waar was het zelfstandig oordeel, het althans
eenigermate gereserveerd-zQn tegenover de
wereldvragen; waar was het zelf bed wang,
de gemeenschapszin, de burgerplicht? Bij'
ons volk en bQ anderen l (men hoore de
Duitsche opvoedkundige schrijvers slechts.)
Hoe toonde de West-Europeesche
volkerengemeenschap een algeheel gemis aan
staatsbürgerliche Erziehung", zooals de
Duitschers en met hen, Engelschen en
Amerikanen, vór den oorlog die al misten
en wenschten l
Is het algemeen kiesrecht van mannen en
vrouwen, zonder opvoeding tot klezerplicht
(ik bedoel niet kiesplicht, maar kiezerplicht,
besef van deze en gewenning aan deze),
niet een aanfluiting.een bespottelfjk-making
van democratische gedachten en democra
tische staatsregeling' Zal de school in die
opvoeding tot burgerplicht niet iets kunnen
bereiken; niet door het tot heden zoo alge
meen overschatte onderwijs, maar door
versterking der sociale nelgingen in de
leerlingen door doen, door handelen, door
actief-zQn, in schoolclub of schoolparlement,
in schoolwerk of gemeenschappelijke
schooltaak, door de gewenning aan verantwoorde
lijkheid, aan altruïstisch streven en werken,
en misschien daarna door lessen in staats
inrichting, staathuishoudkunde en dgl. *)
Ook ten opzichte van deze overschatting
der intellectueele ontwikkeling verkeeren
wij met ons onderwijs in een interessant
overgangsstadium; na de 18e eeuwsche
intellectualische beschouwing dringt zich
in het eind der 19e en het begin der 20e
eeuw de andere meening naar voren, die
de opvoeding van den geheelen mensch
vraagt, die zoeken wil naar de harmonie
in de jeugdvorming, die aan de huidige
boekenschool verwijt, dat al die hoogge
roemde kennis slechts zwelbeinige
Konversatlonslexica" vormt, geen menschen;
die de aangebrachte, vaak alleen van buiten
opgeplakte kennis vergelijkt met eine
oberflachliche Politur", a superficial pollsh",
om een Duitscher en een Amerikaan in
*) Ik mag hier verwijzen naar de ge
noemde feuilletons der N. Rott. Ct."
Onze wetenschappelijke herleving gaat aan
de litteraire tientallen van jaren vooraf. In het
midden der negentiende eeuw is er in de letter
kundige kunst, behalve in de kritiek, die zoo
na aan de wetenschap verwant is, over het
algemeen matheid en tamheid; in de weten
schap is de wederopstanding lang voor '80
begonnen. Er is kracht, bewuste vastheid
van streven, fiere opbouw naar nieuwe
ideeën, waar mannen als Cobet, Groen, Bak
huizen, De Vries, Fruin, Scholte, Kuenen
kunnen genoemd worden om enkel maar bij de
humanoria te blijven. En toch Byvanck
heeft het zoo scherp geformuleerd voor
Fruin en de meeste van heel die schare
stoere, krachtige werkers hij was een man
van het louterste zedelijk gezag, met een
geleerd, door en door verstandig hoofd en
een teeder hart. Wat ontbrak er aan die
vereeniging van eigenschappen dat zij ook
den stempel van natuurlijke grootheid zou
dragen? Eén ding mankeerde: de bezieling;
en nog iets anders: de goddelijke vreugde
van het ruime, vrije leven, de beste gaaf
van den mensch."
Men mag Fruin daar allerminst een ver
wijt van maken. HQ was een man van zijn
tijd, niet voorbestemd om er heerschend
boven te staan en te zijn voor alle tijden.
Er is in hem en de meeste zijner strijd
makkers forsch, krachtig leven, maar het
kan zich niet los maken van den grond
waaruit het is gegroeid.
Eerst langzaam zou onder den stadigen
groei van het mannenwerk dier velen, ook
hier het besef ontstaan, dat het voor den
historicus niet genoeg is een goed philoloog
te zQn, enkel tevreden met wat hij over
houdt na zorgvol wikken en wegen, na
ziften en distileeren, het besef, dat er ook
leven en schoonheid moet zijn in het beeld,
't welk hij ontwerpt, dat zfjn werk moet
samengroeien met het leven, dat er in trillen
moet de ziel der tijden en menschen, zooals
hQ die heeft gevoeld onder zijn arbeid,
zooals hij er als min of meer bewust
kunstenaar door is aangegrepen.
Dit alles heeft Byvanck ons voortreffelijk
geschilderd in zijn Fruin-studle, die thans
een groot deel van zijn nieuwen bundel
inneemt. Hoe uitstekend heeft hij ons het
ontwaken van dit besef bQ Fruin zelf laten
zien, waar hij tegenover elkaar stelt de
rectorsrede van 1878 en het afscheidswoord
van den hoogleeraar in 1894, ons aangetoond
hoe hier in die jaren eerst, klaar bewust
wordt, wat reeds elders aan het einde der
18de eeuw door dichters en wQsgeeren
PADOX
HOUTBOUW
levert des verlangd in zeer korten
termijn alle houtconstructies als:
Vliegtuighallen
Tentoonstellingsbouw
Kantoorgebouwen
Vereenigingsgebouwen
Catalogus op aanvrage
volkomen gelijkluidende beeldspraak te
citeeren.
Het congresprogramma is aldus:
Dinsdag 22 Juli: Lic hamel ij ke Ontwikke
ling. (Opvoeding en Hygiëne).
Oehtandzitting: 1. 91/, 10:'/v Wat kan er gedaan
worden voor de licbamoiijke outwikkeling in verband
met de intellectueele en geestelijke vorming ? Inleider:
Prof. H. Zwaardemaker Cin., Utrecht.
2. 11?12'/j. De lichamelijke ontwikkeling in en door
middel van de school. (M. . L. O., Gymn. Kweeksch.
en dergelijke, Ambachtscholen en Vakscholen). Inleider:
Prof. «. Casimir, Den Haag.
Middagzitting: 3. 2?31/, De lichamelijke opvoeding
van de schoolvrije jeugd, inleider...
4. 3'/]-4'/t. Spel, sport, padvinderij, tourisme en
kampeeren. luleider; Jhr. Jan Feith, lid van het H. B.
vaa den A. N W. B. Hilversum.
Woensdag23 Juli: Intellectueele Opvoedi ng.
Oehtendzittiug: 5. 91/,?101/, Over de plaats van de
intellectueele opvoeding in de vorming van den jeug
digen mensch. Inleider: Dr. J. H. Gunning Wzn.,
l'nvaat Docent in de Paedagogiek, Hilversum.
6. ll-12i/v Welke ve beteringen kunnen worden
aangebracht in de intellectueele op oeding in en door
midJel vaa het algemeen ontwikkelend onderwijs in de
scholen. Inleider: Dr. A. de Vletter, leeraar aan het
Ned. Lyceum. Den Haag.
Middagzitting: Welke verbeteringen kunnen worden
aangebracht in de algemeene ontwikkeling buiten de in
6 bedoelde scholen:
7. 2?3'/ï«? in vak-, ambachts- en kunstscholen:
Inleidster: Mej M. Wittop Koning, Amsterdam.
g. S'/j?4:'/4 'l>. in werkplaatsen, fabrieken, in allerlei
betrekkingen, door middel van cursussen, clubs, lees
zalen, e,d. Inleider...
Donderdag 24 Juli: Opvoeding tot gemeen
schapsleven.
II, 9'/j?10-1/.,. Geestelijke opvoeding en karaktervor
ming. Ineider: Prol', dr. H Bavinck, Amsterdam.
10, 11?12'/,. In hoeverre kan de S''hool-opvoeding
voorbereiding voor het leven geven. Inleider: Prof. dr.
Ph. Kohnstamm, Amsterdam.
Middagzitting: 11. 2-3'^ Degeestelijkeen moreele
opvoeding van de arbeidande jeugd buiten de school.
Inleidster: Mej. K. Knappert, dirc-trice der School voor
Maatschappelijk werk. Amsterdam.
12. 3'/j?43;,,. De opvoeding in 't gezin. Inleider: P.
Ojsterlee. Directeur van de Klokkenberg," Nijmegen.
Mij dunkt, de Regelingscommissie is in
de programma-vaststelling niet ongelukkig
geweest: de drie groote vragen der licha
melijke, geestelijke en . zedelijk-sociale
opvoeding zullen onder de oogen worden
gezien door personen van verschillende
richting en uit verschillend milieu. Men
bedenke, dat allerlei onderwerpen van
paedagogisch-didactisch-hygienisch-psychologlschen aard in de talrijke afzonderlijke
lezingen aan de beurt komen.
Op den eersten congresdag dus de licha
melijke ontwikkeling in verband met de
geestelijke vorming; in verband met de
school; in verband met spel, sport, pad
vinderij, tourisme, kampeeren. Wat al vragen
van groote beteekenis. Het verband tusschen
school en sport! De moeilijkheden van
kampeeren! Als voorzitter van een toegewijde,
zeer deskundige commissie van
padvindersleiders en turners, benoemd door de Haagsche
Turnbond, had ik het voorrecht de diep
gaande besprekingen te volgen en te leiden,
ook dit probleem in zijn volle moeilijkheid
en gewichtigheid te overzien en te beseffen,
wat er aan een en ander, vaak zoo lichtvaar
dig ondernomen, vastzit. De lichamelijke
opvoeding van de schoolvrije jeugd, wat
een vraag van sociale zorg!
Dr. J. H. Gunning Wzn. stelt zich voor
het goed recht der al te zeer teruggedrongen
was betoogd. Had Herder niet reeds het
plan der menschen geschiedenis tot een op
voeding der menschen tot menschelijkheid
verklaard, Hegel haar niet aangewezen als
een ontwikkeling van het bewustzijn der
menschen? Hadden dichters als Goethe en
Schiller niet aan de formuleering der nieuwe
ideeën meegewerkt?
Deze mooie bundel van Byvanck zal zijn
blijvende waarde voor de geschiedenis onzer
wetenschap en van ons volksleven in de
eerste plaats danken aan deze diepgaande
Fruin-studie.
Verder vinden we er een fragment over
Ra- ke, een aangenaam, leerzaam opstel over
Shelley en een boeiende causerie over wat
Goethe voor den schrijver geweest is, zijn
stemmingen, zijn zielsbewegingen in zijn
leven met den grooten dichter. Hij volgt
hem in de liefdesavonturen van zijn jeugd,
in zijn wildheid en oneindigheid van
begeeren, zijn trots en zijn zwakheid, zQn
gejaagdheid en lichaamsleed, zijn wroeging
en zelfmoordplannen na den jagenden drift
van zijn hartstocht. Hij haalt hem een
oogenblik neer van zijn hoogheid, om dan
van uit de diepte weer met hem te stijgen
door de Faust, door heel zijn werk tot in
den West-östlichen Divan tot het vrije ruime
inzicht in den dichter, in wlen de zee
ruischt, die gelooft in de verwezenlijking
van zQn menschheids- en schoonheidsideaal,
die hoopt dat het leven aan de tucht van
de godsdienstige oefeningen ontwassen, zou
opbloeien tot de hoogste natuurlijke be
schaving, onder het teeken der schoonheid".
Het aardige boekje van De Meester is in
een geheel anderen toon geschreven dan
Byvanck's overdenkingen. Het is een vlotte,
gezellige, geestige causerie over het
liefdeleven van den dichter naar aanleiding van
een paar duitsche boeken, o.a. van Bode,
Etta Federn en Gundolf. Het laat eenige
lichtstralen flikkeren over het eeuwige
mysterie der liefde in het hart, in den
geest, in het werk van den kunstenaar, in
het bQzonder over het moeilijk probleem,
dat Gundolf stelt: de oorsprong van het
gedicht is niet de ongelukkige liefde op
zich zelf, maar het lijden van Goethe an
seiner eignen Exlstenz, hervorgegangen aus
dem Widerstreit einer kosmisch expansiven
Lebensfülle mit den Beschrankungen des
Augenblicks," en dit: Der Künstler
existiert nur in sofern er sich im Kunstwerk
ausdriickt."
Aardig belicht De Meester de
g'ebrokenDE COMMUNISTEN IN DE TWEEDE KAMER
Teekenlng voor ,de Amsterdammer" van fordaan
iiiiiminiiiiiiiiiiiimiimiMiiiMiiiiimiiiiiinmii
Weg met het Parlementarisme
iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiMiiiiiii minimin
iiiiiiimimiiiiiiiii
intellectueele opvoeding naast de lichaams
oefening en de karaktervorming te bepleiten;
wie dr. Gunning kent, beseft, dat de morgen
van den tweeden dag goed zal zijn. Welke
verbeteringen aangebracht zouden kunnen
worden in de verschillende soorten van
scholen (embarras du choix, in zienswijze en
middelen) is stellig de moeite van ernstige
samenspreking waard.
Op den derden dag zal wel het hoogte
punt zijn de inleiding van den voorzitter
van den Nederlandschen Onderwijsraad. Op
het gewicht der vraag, die prof. Kohnstamm
daarna behandelen zal, wees ik reeds in het
voorgaande, in verband met de
kiesrechtkwestie en het breede vraagstuk der
staats-bürgerliche Erziehung". Na het
onderwerp van mej. Knappert wordt dan
het congres besloten met de inleiding van
een internaatsdirecteur over gezinsopvoeding,
aardige en wellicht slechts schijnbare toe
valligheid ! Strijdvragen van school- of
gezinsopvoeding, moederliefde en
oudersverwenning, oudersontvoogding (in
Duitschland wel voorgestaan) en staatsonthouding,
wat al punten, wat al perspectieven!
De wapenschouw! Inspectie der moreele,
geestelijke wapenen tegen den
gemeenH. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOaRAAF
ZEESTRAAT 65, naait Panorama Mesdag,
DEN HAAG. Tel. 1538.
iiiiiiimiiiinmiiiiiiiiiimniiiiiiiiiiimiiniiiiiininniiiiiiiiiiiniiiinniiii
held, de verdeeldheid in Goethe's liefdeleven,
zijn heroïsche eenzaamheid in zijn zoeken
naar geestelijke eenheid bij Charlotte von
Stein, die zijn zinnen niet bevredigde, en
zijn zuivere zinnelijke voldaanheid in den
omgang met Christiane Vulpius.
Merkwaardig zijn enkele raakpunten met
de studie van Byvanck. Ook deze verdiept
zich in den verterenden brand, laaiend in den
Leipziger student reeds (1767), in zijn liefde
voor Annette, dat ineengrijpen van
zielsen lichaamsleed, dieses heftige Begehren
und dieses eben so heftige Verabscheun,
dieses Rasen und diese Wollust." Het avon
tuur eindigt met de bekende zware ziekte.
Zoo is het ook met Charlotte von Stein.
Mon amourpourtoin'est plus une passion,
c'est une maladie qui m'est plus chère que
la santéla plus paifaite et dont je neveux
pas guérir" (1785). Charlotte heeft hem ge
marteld elf jaren lang. Unbefriedigte Lust
welkt nie in den Busen des Mannes."
Italië heeft hem vrQ gemaakt, heeft hem
genezen. Dan ziet hij op zijn negenender
tigste jaar in '88 in den stralenden zomer
de 23-jarige Christiane, de zuster van Vul
pius, den auteur van Rinaldo Rinaldini, de
eenvoudige, natuurlijke, hartelijke zinnen
weelde, en Goethe heeft er rust, heeft er
berusting in gevonden.
Van Lennep schreef zijn Voorouders om
de trapsgewijze ontwikkeling te vertoonen,
welke de invloed der verschillende volkeren,
die ons land bewoonden, en der maatschap
pelijke stelsels, die het beheerschten, daarin
hebben te weeg gebracht." Een streven, dat
op het eerste gezicht niet zoo heel ver af
ligt van Moerkerken's de Gedachte der tijden,
waarvan De Verwildering een deel uitmaakt.
Toch zou ook aan deze beide series aardig
het verschil tusschen den ouden en den
nieuwen hlstorischen roman te
demonstreeren zijn.
Van Lennep heeft bfl die ontwikkeling"
meer gedacht aan wat van boven afkwam,
Van Moerkerken schildert ons wat leefde en
groeide in de groote massa, wat de
menschheid uit eigen drang voortdroeg naar vrijheid
en hooger evenwichtig levensinzicht, naar
economische rechtvaardigheid
In dit deel is het de periode des verwil
dering, der felle opeenbotsing van tyrannie
en vrijheidszucht. De grond waarop de
samenleving was gebouwd schokte en
dreunde. Het was de ketterij niet alleen,
die de wereld met ondergang bedreigde;
de begeerte naar macht scheen alle standen
schappelijken vijand, onverschilligheid en
opvoedlngsverzuim; wel in groot
meeningsverschil, maar ook in eendracht tot heil van
het kind, van volk en vaderland, van maat
schappij en menschheld.
llllllllllliiillll
HET VACANTIE-KINDERFEEST
opgericht door
Bond van Ned. Onderw. Afd. A'dam,
j Am. Gymn. Onderw. Vereeniging.
Kindervrienden,
Ge laat ons toch niet in den steek. Ook
dit jaar hebben onze arme stadgenootjes
n heerlij ken dag buiten zoo erg noodig.
De volgende week moet ons feest beginnen:
wij zijn met de regeling klaar, maar het
geld is er nog niet.
; Stelt U eens de duizenden blijde kinder
gezichtjes voor, en ge kunt niet laten om
: in den zak te tasten. Gij zult die popelende
i hartjes toch niet teleurstellen? We zitten in
* spanning! We hebben op U gerekend. Zendt
uw bijdrage aan onzen penningmeester
W. H. Grönloh, Ie Helmersstr. 68. Gem.
Giro V 6589.
Voor de Commissie:
P. LUB, Voorzitter.
W. B. NOTEBOOM, Secretaris.
W.H. GRÖNLOH, Penningmeester.
Ie Helmerstraat 68, Tel. Z. 3201.
los te rukken uit de Goddelijke orde der
maatschappij. De lagere adel verbond
zich oproerlg tegen den Landsheer; de
hogere adel, afgunstig op de hovelingen
des Konings, steunde zijne minderen in het
verzet; Hollandse kooplieden, naijverig
op de groejende macht van Antwerpen,
schonken groote geldsommen aan de samen
zweerders; de handwerkers der steden, de
arbeiders van het land joegen al ver
woestende door kloosters en kerken".
En daartegen woedt in wanhopige krachts
inspanning de macht van het oude gezag om
zich te handhaven, de felle brand, het
schikwekkend noodweer der sociale revolute.
Door die beroerlijke tijden van woest ge
weld en ontzetting voert Van Meerkerken
den eenvoudigen poorter, den drukker Paulus
Jorisz., die de beide partijen vertegenwoor
digd ziet in twee vrouwen op zijn weg de
strenge, vrome Ursel en de franke, vrfle
geuzendochter van adelijke bloede Josine,
die Paulus onweerstaanbaar meerukt in den
strijd.
Het gaat in deze boeken om de gedachte
der tijden. Is daarmee te verantwoorden, dat
de dragers dier gedachten wat schimachtig
blijven, soms dingen zeggen, die we moei
lijk bij hen kunnen verwachten, al heeft de
gedachte ook vaag door de tijden rond ge
waard? Ik bid nooit, Paulus Jorisz. De
goden gaan toch hun eigen gang. De wereld
groeit en geen vorstelijke of priesterlijke
tirannen kunnen haar bedwingen, al smeken
zij hun God en al hun Heiligen op stralende
hoogtijden!" De wervelkolk zal je niet
meevoeren! Het volk is blind en onrecht
vaardig tegenover de enkelen. Maar het
houdt gericht en voltrekt vonnis van de
tijden naar hogere wetten die wij niet lezen
kunnen." Zijn dit niet sententies, die we
veel eer verwachten zouden in den mond
eener moderne studente dan in dien van
een vrij wel in het wild opgegroeide freule
der zestiende eeuw?
Ik mis in de Verwildering, dat overigens
toch wel een pittig en pakkend boekje is,
die vaste zuivere plastiek, dat volkomen
meester zijn van den geest des tQds, waar
door De Bevrijders uitmunt. Davld van Wtjck
is daar een pracht-type, die zal blijven
leven, zoo volkomen zuiver reëel geteekend,
zoo geheel de levende man van zijn tijd.
Tot die hoogte komt Van Meerkerken niet
in dit nieuwe boek.
J. PRINSEN J.LZ.