De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 19 juli pagina 10

19 juli 1919 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Juli '19. - No. 2195 HET VERHOOGDE POST-TARIEF Op den morgen van dien gedenkwaardlgen dag in de geschiedenis van ons volksleven, waarop in beide deelen der volksvertegen woordiging zoo belangrijke besluiten werden genomen, als die der aanneming van Aalberse's Arbeidswet door de Tweede, en De Visser's Salarisregeling voor het Onderwijs, door de Eerste Kamer, ging onder den hamer van onzen Senaatsvoorzitter nog een wetje door, hetwelk toch eigenlijk eveneens van zeer groote algemeene beteekenis is, al ge noot het niet aanstonds de volle opmerk zaamheid van ons Nederlandsen Publiek. Of is de verhooging van het Posttarief niet in allen deele een zaak van groot algemeen volksbelang? Heeft onze minister Könlg, bij het onderteekenen van dit betrekkelijk eenvoudige wetsvoorstel, wel bedacht hoeveier, hoe zwaar veler, liefde wordt belast? Heeft hij het zich ingedacht, of heeft bij hem het motief dezes 11) ds, bij eiken ministrieelen voordracht van fisculen aard gegolden: Wat geldt voor dezen minister: geld-temin-is-'t er ? Senator van Wichen uit Haar lemmermeer, steunde Zijn Excellentie wel op de meest ingewikkeld ekonomische wrjze door zoo'n briefkaart en brief-port verhooging te vergelijken met het opgeslagen tramtarief. Ook daarover was wel ontstemming bij het publiek, maar ten slotte betaalt men, aldus de heer van Wichen, even gaarne 10 cents, als vroeger 7Vs cent! Het gaf inderdaad een kijkje op het goedmoedig interieur van dezen afgevaardigde. Hoe waren de betoogen der heeren van Embden en Stork, geheel tegen gesteld aan dit aan alle ekonomie gespeend betoog... Professoraal stak de Amsterdamsche hoogleeraar van wal. Zfjn debater, de heer Stork, getuigde ervan, toen hij opmerkte dat des heeren Van Emden's taktiek den minister KÖnig wilde verlokken tot een akademisch betoog... En zulks op een moment in onze geschiedenis, waarop aan de overzijde, de heer Stork gebaarde met een zwier naarde voormalige danszaal onder koning Lodewfjk's bewind, het tegenwoordige Tweede Kamer gebouw, door een anderen professor in de staathuishoudkunde het gebouw van Staat wordt ondermijnd. Menig achtbaar grijs hoofd knikte goed moedig. Hoe voornaam doet b| zoo'n woord heel de Eerste Kamer-atmosfeer aan... Na een dooltocht door allerlei komiek ingerichte ganget jes.portaalt jes met af trapje's, langs hofjes-achtig-aandoendebloemenbakjes, langs zwaarbewapende militairen, zijt gij eindelijk in de vergaderzaal beland. De overgang uit de sfeer der klein-behuisdheid naar het grootsche vergaderzaal-interieur is geweldig. Even staart gij verbaasd rond. Gij herkent gezichten en typen eerst lang zaam. Immers zelfs de ministers zQn hier nog zwaarwlchtiger dan zij in de Tweede plegen te zijn... n ook de redenen der Afgevaardigden. Welk een opbouw in pro fessor van Embden's rede. En dan te denken dat zij slechts repliceert op een ministrieel betoog waarin de Minister zich vermeten had lichtelijk te spotten met de kritiek van den geachten Afgevaardigde. Niet meer of minder dan de vraag van den dag kwam hier in vollen omvang bij te berde. Daar kwam het grimmig aan, het spook der duurte dat ons overal volgt en in dezen tijd een schaduw werpt op elke blijde getinte levensvrede-ver wachting... Wacht, zoo raadde de heer van Embden den minister Könlg... Maar minister de Vries stoere lichaam kwam in beweging. Het wachten zou immers zijn berooiden staatsbuidel millioenen kosten als imiiiimiiimiiiiiiiiiiiiliiii RARE GEVALLEN EN ZONDER LINGE BRIEVEN ui In 't Noorden van ons gezegend Vaderland, waar zal u weinig kunnen schelen, zouden we voor een Ijsclub, die den voorgaanden winter zonder ijs vergaderd had, en dus een dikke kas bezat, eene voorstelling geven. Na een lange, rustige reis kwamen we met de schemering aan en begaven we ons naar het logement waar -we onze liedjes ten beste moesten geven. De vrouw van den hotelhouder wachtte met de groentensoep, de rollade, deprincesseboontjes en de gebakken aardappelen, zoo als gewoonlijk. Na den maaltijd begon de arbeid van zeven tot elf uur, met lange pauzes in het belang van den Roodewijn-omzet. Links van ons zaten in de zaal de jonge dochters en rechts de jonge mannen. Dezen waren zeer forsch en levenslustig, genen waren ongewoon welgevormd, Hef en be vallig. Nog nimmer hadden we zooveel zeer mooie meisjes bij elkaar gezien. 't Was moeielijk om er niet naar te kijken zoodat we ons bij het zingen dikwijls vergisten. Minder standvastige mannen zouden zeker gewenscht hebben om in dat dorp als vrij gezel een keuze te gaan doen en een dezer allerliefste meisjes ernstige en eerbare voor stellen te doen. Toen de koffiepotten geledigd waren kwamen de wfjn en de taartjes, kwamen de advocaat en de anisette. Een half uur lang werd van al deze heerlijkheden bescheiden gesnoept en geproefd. Achter de zaal was de Doorreed" waar de paarden gestald stonden, telkens als daar een deur openging hoorden we eentonig kauwen, getrappel en gerinkel en rooken we de scherpe, aangename stallucht. Terwijl we samen juist een vroolijk liedje ten beste gaven opende zich weer de deur en stapte er heel gemoedelijk en kinderlijk een braaf paard naar binnen en wandelde in het midden pad tot op de helft van de zaal, waar het als 't ware vroolijk bleef staan. Ons gehoor bleef kalm. Een der jonge mannen keek om, zag zijn paard en ging er gedwee voorstaan. Hij wachtte tot ons lied geëindigd was en aangezien het groote dier niet gedraaid kon worden en ook niet achteruit wilde, leidde hij 't door de deur. van de gelagkamer, door het hotel naar bulten. Tot nog toe bleef alles gewoon, maar ongewoon werd 't toen na een half deze posjverhooglng niet werd aangenomen. De loonen stijgen. Een tekort van 4% millioen blijft dreigen op het postbedrfjf budget. En dat ondanks deze verhooging... En als gij dan niet wilt wachten laat dan tenminste het R(k beginnen te betalen. Heft den portvrijdom op, en gij bespaart uw bedrfjfsrekening millioenen... En weer schudde collega De Vries... En minister König, al gevoelde hij in zijn hart misschien ontzaglijk veel voor het gesignaleerde... goede, of kwade denk beeld. Is het goed, of is het kwaad? Is het billijk dat de Staat voor alle mogelijke missives portvrijdom heeft, en ten slotte dien druk zeer ongelijkmatig verdeeld over wat men het publiek noemt ? Is het goed bij een pos/tverregeling deze extra belasting heffing op te leggen? Is het wonder dat, bij den stfjgenden staatsstukkenvloed der sociale wetgeving, het tekort In 1920 nog grooter zal zijn? Ook die staatsstukken vereischen meer personeel. En de heer van Embden wees er terecht op dat goede commercieele boekhouding moest uitsluiten een mogelijkheid als deze; een cliënt die aan post-telegraaf, en tele foon, hooge, zware, soms wel recht van voorrang eisenen stelt, en niets daarvoor betaalt... Het oude moedertje van Speenhof's onsterfelijken brief, aan den zoon in den nor, betaalt straks hetgeen de Staat niet betaalt. Hoe meer de geliefden in Ne derland brief wisselen, des te beter voor den roken cliënt, die voor niets mede mag rijden, in den postkoetswagen... J. N. J. DE BOOY BILJARTSPORT UIT DE OUDE DOOS De heer Leon Goffart werd den Isten Augustus 1842 te Ougree, In de provincie Luik, in België geboren. Op 5-jarigen leef tijd begon hij reeds op het Biljard te spelen bij zijne ouders, welke een koffihuis hielden met 2 biljards, waarop hij zich oefende tot zijn llde jaar. Van zijn 8ste tot zijn llde jaar overwon hij altijd zijne medespelers, en op zijn 11de jaar was hij reeds de sterkste speler uit Luik, terwijl hij zich daarbij nog van een bankje moest bedienen. Op zijn elfde jaar werd het huis zijner ouders door brand vernield, en daardoor hun bestaan geheel ten onder gebracht. Zijne ouders hadden 9 kinderen. Hij besloot werktuigkundige te worden, en begaf zich naar de fabriek der heeren John Cockerill, Dubbelstoot te Seraing. Van dien tijd af tot zijn 21ste jaar speelde hij niet meer op het biljard. Na dien tijd begon hij weder met zijne vrienden te spelen, terwijl hrj op zijn 21ste jaar weder de flinkste speler uit den omtrek was. Op zijn 22ste jaar vertrok hfj naar Parijs, waar hrj als werktuigkundige arbeidde in de werkplaats der Lyonsche SpoorbaanNAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvanTetenburg DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIDEN DEN HAAG DELFT liotiotiiitRig. ItncMichtviirZf. FrnjékuM. Hmrrtutaul WICK- VERS* uur hetzelfde beest nog eenmaal binnen stapte ofschoon het aan de ring van de krib goed was vastgezet. Men ging onderzoeken hoe het nieuws gierige dier los kwam en men ontdekte dat Buitje" de kleermaker, die door zijn bult zoo ieelijk was dat hij niet bij de meisjes in de zaal durfde gaan zitten om niet uit gelachen te worden, zijn plaagzucht en afgunst eens in den donker aan 't toonen was. Hij werd de stal uitgejaagd en even daarna stak hij zijn afzichtelijke kop door een raampje van het gemak en riep: Socia listen". De aanwezigen verbaasden zich al even weinig over zijn gedoe als over het paard. Ze riepen hem eenige dorpsachtige scheldwoorden na. Tot slot smeet Buitje een paar stinkbommetjes naar binnen. Niemand durfde hem, om zijn nietigheid en zijn zwakke lijfje, slaan. Ze verdroegen in dat dorp zeker al jaren lang zijn sarren. Tegen elf uur eindigden we onze bezig heden en gingen naar de hotelkamer om wat te rusten en te avondmalen. Terwijl we daar mee bezig waren kwamen de drie bestuursleden van de Ijsclub ons bezoeken, betalen en bedanken. Ze brachten een twee tal flesschen zeer goede Bordeaux mee en gingen die met ons zitten verschalken. Ik zag dat ze iets op 't hart hadden maar dat 't moeielijk voor ze was om 't ons te zeggen. Eindelijk kwam 't en verzochten ze ons nóg een geheele voorstelling te willen geven voor hetzelfde honorarium. Ze hadden gewed dat we dat wel konden en een geheel ongezongen hoeveelheid liedjes nog in voor raad hadden. Vermoeid als we waren weigerden we beleefdelijk. Ze verdubbelden het loon en we weigerden nog. Ze gingen teleurgesteld heen om de leden schaatsenrrjders te raad plegen. We dachten dat er nu geen pogin gen meer gedaan zouden worden en juist toen we naar onze slaapkamer wilde gaan kwam er een zestal van die lieve meisjes om ons over te halen nog een uurtje op te treden en omdat er met geld niets bereikt was, boden ze mijn vrouw een antieke, zilveren koffiepot en mij een zilveren sigarenpijp aan. Toen lukte 't. Een week voor het Kroningsfeest van onze Koningin ontving ik van Pieter de Moor, den genialen schilder, een telegram uit Parijs meldende dat eenige zijner vrienden en vriendinnen voor hunne dagbladen naar Rotterdam zouden komen om het feest bij te wonen en te beschrijven. Pieter vroeg BATENBURG & FOLMER Den Haag ?:? HuijpsparkZZ.I SPECIALITEIT: VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE-:-?:- ?:? ?:?] BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS Compagnie, tot zijn 24ste jaar. Hij speelde weder dagelijks na afloop zijner werk zaamheden. Op 24 jarigen leeftijd werd hem de titel van professor gegeven. Op 27-jarlgen leeftijd ondernam hij eene reis, welke 7 jaren duurde, en bezocht de grootste steden van Frankrijk, België, Duitschland, Oostenrijk, Rusland, Turkije, Italië en Nederland. Sedert 1876 is hij een der grootste biljartkunstenaars. Hij maakte met de grootste ge makkelij kKopstoot heid de mooiste en zeldzaamste stooten, en speelt 2 achtereenvolgende uren, zonder denzelfden stoot of mispunt, wat men tot nu toe nog nimmer heeft gezien. Hij maakt serleën van 150, 200, 350; in den restaurant Wintergarten" te Bremerhaven maakte hij een serie van 375 caramboles, De grootste verie heeft hij gemaakt te Brussel op den 15den Maart 1880 in het Grand CaféCentral" van 492 caramboles, op het midden van het biljard." Aldus vertelt een oud boekje, waarin 69 kunststooten worden afgebeeld, en dat bij de séances van den heer Goffart door dezen, qua programma, werd verkocht. Was de heer G. al niet de beste biljarter van zijn tijd, ongetwijfeld zal hl wel de meest behaarde zijn geweest. Rijkelijker haardos dan van dezen blljartkunstenaar kan men zich in onzen Europeeschen planeethoek bij mannen bezwaarlijk voorstellen, en dat menigen Australië er, Papoea, violist of Asjanti-neger met niet weinig afgunst naar de weelderige lokken van onzen BelDoorschletstoot glschen carambolist gekeken zouden hebben is alleszins verklaarbaar. De heer Goffart was inderdaad een fameus biljarter. Voor dien tijd, wel te verstaan, en op het gebied van kunstspel. De dubbelstooten waarmede ook Horemans zooveel succes had blijken reeds door Goffart te zijn gemaakt, eveneens de kopstoot piquêen de korte doorschietstoot. Merkwaardig is dat er geen enkele mass onder de 69 stooten voor komt. Wel zijn er eenige, de massé-cirkel beschrijvende ballen in afgebeeld, doch deze werden niet met de queue, doch met de hand gemaakt. Enkele jaren geleden is de heer Goffart overleden. B. lliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiluiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii me of ik hen aan de D. P. wilde ontvangen, onderdak helpen en begeleiden. Het waren Charles Morice, zfjne vrouw de Russische Prlnces, hun dochtertje en Paul Plan. Ze kwamen voor het toen juist opgerichte blad Le Journal" en de Figaro" als buitengewone vei slaggevers. Ik woonde die heerlijke daeen op een atelier op de Honingerdijk. Behalve het atelier beschikte ik nog over een huiskamer, een keukentje, een zijkamertje en een halve zolder met logeergelegenheid. Beneden op de eerste verdieping woonde een diender met een groot gezin en gelijkstraats was een volksherberg. Aangezien ik beste maatjes metallen was ging ik het geval bepraten. Ik kreeg een paar stoelen, dekens, kussens, een oud bed voor de Princes, vorken, glazen, messen en lepels. De vrouw van den dien der hielp een handje en een modelletje bood zich als dienstbode aan. Ik bezocht de lommerd en verpandde er een nargileh, een horloge natuurlijk, een jachtgeweer en een rokpak. De nargileh en het rokpak heb ik helaas nimmer weer gezien Vive la France l" Met het lommerdgeld ging ik naar vriend Linse en samen kochten we van alles zoo wat in, plus eenige anjelieren voor Hare Doorluchtigheid. We oefenden ons in de Fransche taal. Bonjour Madame, enchantéMonsieur, par ici s'il vous plalt, dormez bien, voulez-vous encore du pain, comment trouvez-vous notre pays ?" De trein kwam om half zes binnen. Ik stond met de anjelieren en vrind Jan met de parapluie omdat 't stortregende. Onze schoenen leken gepoetst, onze haren hingen Parijsch. We hadden zelfs hand schoenen aan. Linse twee glaceetjes ver schillend van kleur. Ik twee zwart-katoenen begrafenisdingen. We kregen langzaam aan het gevoel of we zelf twee vreemdelingen waren en of we ons zelf uit de Parijsche trein gingen afhalen. We betrapten elkaar op eenige Fransche zinnetjes als er menschen voorbij liepen: vreemde Rotterdammers. We rookten cigaretten uit de ingeslagen voorraad. Door de vele passagiers zagen we geen enkele passagier. Zou de familie aan de Beurs zijn uitgestapt of in België de trein hebben verlaten ? Eindelijk zagen we een lange man met een mooi gezicht en een mooie baard. Hij Een Vleugje Haagsche Wind STADSUITBREIDING Onze stad breidt zich uit. Onze stad wordt aan alle windstreken ook ver in de duinen en weilanden uitge breid met lange straten en rechte hulzen complexen van platte daklooze woningen met twee verdiepingen, 18000 woningen worden er bij gebouwd, en telkens leest men nog in onze dagbladen van stadsuit breiding, ziet men er projectie's van plan ken die vele H. A. weiland, duinen en bosch beslaan. Door breede ringen van blokken in aanbouw wordt onze stad omgeven, met hier en daar tuinstad wijken van 10 of 12 poppen villatjes, of tuindorpen van twee verdiepingshulzen in nauwe trekken een bescheiden ruimte latend voor een enkel rozenboompje en een smal perkje viooltjes of wat zaaibloemetj's. Nog jaren kan dat zoo doorgaan vele mijlen in iedere richting. Telkens koopt de gemeente bulten- en land goederen in naburige dorpen. Onze grondpolltlek is een zaak van voortdurende zorg voor onzen gemeenteraad, en op het gebied der stadsuitbreiding staan we, hoorde ik in den raad beweren, vooraan in geheel Europa. Steeds wordt er gezorgd, dat ledere nieuw gebouwde wijk zijn parkaanleg krijgt, zijn gras en bloemetje en boomen, en het gaat alles zoo keurig In zijn werk, als in een net burgerhuisje waar elk raam zijn bak met begonia's heeft en elk balkon zfjnklimplanljes en bloemetjes. Maar al bouwende blijkt er toch nog woningnood. Al verrijzen er dagelijks en orme blokken en heele straten van tweeverdleplngs platte hulzenreeksen van etages, elk met een suite en drie kleine kamertjes en een keukentje, toch blijft er een aanmer kelijk te kort. Want tegen iedere etage, die er wordt afgeleverd, worden er een dozijn onderwij zers en hoofdonderwijzers, leeraren aan de H. B. S., stationschefs, hoofdofficieren, ge meenteontvangers en andere rfjks- en ge meenteambtenaren gepensioneerd, in de provincie, doen er in onze provinciestad een dozijn grutters en kruideniers, en manufacturlers, en ijzerhandelaren, en eige naars van galanteriewinkels hun zaken aan kant om stil te gaan leven, leggen een dozijn plattelands doktoren hun praktijk neer, vragen een dozijn dominee's hun eme ritaat aan, dienen een dozijn kosters hui ontslag in, velen eerst nadat ze na 40 ol 50 jarigen trouwe dienst in een geïllustreerd weekblad hebben gestaan, sommigen, nadat ze zfjn gedecoreerd. En al deze menschen hebben de laatste jaren van hun werkzaam leven, gedroomd van het ideaal, om rustig in den Haag te rentenieren of hun pensioen te verteeren En het Ideaal van al deze menschen te vervullen is de taak van onze gemeente Deze menschen verlangen een rustig huis in een niet al te drukks straat, ze willen zonnig wonen met een gemeentelijk bloemenperkje in de nabijheid. Ze moeten een pret tig eenvoudig huisje hebben, niet te duur met bescheiden comfort. Ze moeten prettig 's ochtends kunnen slenteren en een bankje hebben om te rusten na een half uurtje zoo leven ze dan met een krant en een pijpje en al naar hun rang en stand dit mee brengt, worden ze al of niet lid van de Witte. Ze reizen met hun familie naar Scheveningen, gaan op hun tijd naar Scala TH. f RANKEN ?:? R.V «HOED Hofleverancier - Amsterdam ULVERSTUJkT 216 -:- WILLEMSPARKWEG 9 TEL NOS. 2040-1881 TEL. No. 1793 Zuid BISSCHOPWIJN - PUNCH iinmiiiiiiimMiiHiimiultiiliuHMiiiiiiMiiHiiiHitliiui-tiMiHiiiiiiim wrong zich met een zuigeling op den arm uit een derdeklas-deur. Toen kwam er een jongere man, toen een meisje van een jaar of twaalf en toen een dame. Ze hadden doozen en koffers, en pakjes bij zich van allerlei afmetingen en allerlei grappige vormen. Monsieur Charles Morice ?" vroeg ik. C'est ca, mon ami" antwoordde Morice en drukte ons de hand of we al jaren lang samen op de Boulevard bij Succo hadden gegeten. Madame Morice, Monsieur Paul Plan, Fifille et Bébé" stelde Morice ons voor. We bogen en noemden onze namen die ze geen van allen dadelijk konden uit spreken. Mevrouw tilde het kind uit de armen van zijn vader, hield 't recht voor zich uit en liet 't iets verrichten wat men wel zien maar niet schrijven vermag. We schrokken er beiden van. Uit de bagagewagen kwam een kinder wagen waarin een sorpketel, een bidet, een teiltje, beddegoed, een hooge hoed (oningepakt), reclamebiljetten voor Le Journal", een paar pantoffels en nog meer onverwachte voorw-rpen. Bébéging in de wagen en werd voortgeduwd door Morice. Mevrouw Morice nam mijn arm die ik van opwinding vergat gereed te maken. Tifille nam de hand van Linse. Paul Plan liep naast den witkiel Zoo verlieten we het station en we stapten Rotterdam binnen -alsof de heele stad voor en van ons was en niemand ons zag. Toen er reeds eenige straatrommel naar onze druk-babbelende hoofden was ge smeten, wenkte ik een koetsier. Alles werd in en opgeladen om de narigheden van de jeugd te ontgaan, we reden naar mijn atelier. Mevrouw Morice had mijn anjeliers op haar manteltje gestoken. Ik duizelde van ijdelheid en verlegenheid. Mevrouw was niet mooi maar ze had oogen als zoogenaamde slechte-Iieve- schorre-straatmeiden en haar stem klonk van verre, alsof ze me alles ver gaf wat ik nooit had gedaan. Ik werd in enkele minuten zoo verbou wereerd verliefd dat ik onzegbare angsten uitstond als ik haar parfum rook, of als ze gewoon het allergewoonste zei. Ik duizelde en vergat dat ik leefde en verschool me zoo diep in me zelf dat ik als wezenloos naast Mevrouw bleef zitten. Van de Fransche taal wist ik geen vervoegingen van werkwoorden meer en vele mij verof de Residentie Bioscoop, kaarten met een vast clubje, sterven op hun tijd, en maken plaats voor nieuwe renteniertjes. Den Haag is zoo te zeggen, de stapel plaats van gansch Nederland's renteniersitand. Het is een groot welvarend hofje en oude-mannenhuis een geweldig groot rustig dorp zonder onaangenamedrukte van fabrlekswerkvolk of havenbedrijf, zonder rumoerigtieid of herrie, met een kurhaus en een Paviljoen van de Witte op Scheveningen een tent in het bosch, en een groote socië teit op het Plein. Verder hebben we er de Scheveningsche boschjes Klein Zwitserland, de Boschjes van Poot en het Groote Haagsche Bosch, zoodat ieder zijn wandelplaatsje naast de deur heeft en bij elke stadsuitbreiding wordt van het beginsel park" u.tgegaan, wetende wat een rentenier, tusschen zijn ontbijt en zijn kopje koffie vooraf, toekomt. Zoo wordt onze stad groot in het kleine Geen vier-verdiepingshulzen met liften en moeilijke hooge trappen, geen balkons op duizelingwekkende hoogte, maar steeds meer blokken met drie etages, en erkertjes waar juist een bejaard echtpaar in past met een krant en een waschmandje en een klein tafeltje tusschen hen in voor de thee of koffie kopjes. Velen hebben in den duren tijd het pen sioen aanvragen of het opdoeken der zaken moeten uitstellen tot de boel wat goedkooper werd. Tevens was er stagnatie in de bouwvakken. Thans Is alles veranderd. Men vindt de in aanbouw zijnde huizen tot diep in de aangrenzende gemeenten, tot Loosduinen, Rijswijk en Voorburg, en nauwelijks is er van een nieuw blok de kalk droog, of het is bewoond door een oud en gemoedelijk paar parkietjes met of zonder een onge huwde dochter, die de huishouding doet. ARI GEBED Aan de duistere grenzen van mijn leengoed Leven de wilde horden. Aan de uiterste grenzen Van mijn geordend rijk, Dat Ik weet, O mijn Koning, Oiider Uw opperste heerschappij, Zwerven de Nomaden, De wondere Zigeuners. Vreemd klinkt dier zingen in onzen stillen nacht, En hun schaterlach En het luid misbaar hunner bacchanalen Kan soms den bazuin onzer taptoe over stemmen. Zij daar hebben prachtige vrouwen, En welgevormde jeugdige knapen, Koperkleurig, ongetemd, In wier oogen het vuur brandt Van vreemde en geweldige lusten. Het moet wel heerlijk zijn Onder de Zigeuners te leven. Als ik de grenzen van mijn ordelijk rijk overschrijd, Doorsluipend tusschen de stille wachtvuren Van mijn trouwe krijgers, Als Ik vlucht uit den kring dergenen, Die in dienstvaardige bewondering Naar mij opzien, En, voor n nacht maar, De verantwoordelijkheid van mij schuif, Die zwaar rust op de schouders van 's konings eersten Satraap, Dan ... o, dan ... Maar ik zou vreugdeloos terugkeeren En mij schamen voor den minste van mijn Soldaten. Och laat mij, laat mij, Heer, Toch maar op mijn smettelooze troon In mijn ordelijk rijk. Soms weet ik niet waartoe dit alles leidt. Maar het moet goed zijn. Heer, Gelijk het is. JOH. C. P. A L B ERTS trouwelijke bij voegelijk naam woorden zweef den buiten mijn herinnering en vielen er weer binnen als er over iets anders ge sproken werd. We kwamen pp het atelier. Het modelletje Joppie Liegt genaamd en vrouw Musch, de dienderstroost, hadden veel goeds gedaan. Alles was wel raar, wanordelijk en als waardeloos uitziend maar we hadden een lamp, een gedekte taf.-l en eten. We waren in de meening dat de gasten zeer hongerig zouden zijn daarom hadden tien kilogrammen biefstuk doen bakken in eenige kilogrammen boter. Joppie Liegt had op die bakkerij haar best gedaan. (Dit meisje is treurig overleden. Om een winkelier heeft ze zich verdronken nadat ze eerst een armoedig leventje had geleden. Ze had al het goedhartige, vroolijke en zuinige van een meisje dat liegt om 't genoegen van het lieeen.) Ik weet niet of Morice dit verhaal zal lezen maar mocht dit gebeuren dan meen ik dat bij niet andeis dan met een glimlach aan die vele Kronit gsfeesten en zijn ver blijf in Rotterdam zal denken. We gingen aan tafel. Joppie Liegt bediende geholpen door mij en Moeder Musch. Groote flesschen bier, lange witte brooden lappen bief, dopererwten, augurken, kaas en boter. Alles smaakte. Joppie glunderde zorgen, bedisselen, knutselen en kokkerellen was haar liefste werk. Haar grootste dwaas heid was echter die winkelier. We hadden haar genoeg gewaarschuwd. Die man was zoo een ploerterige atelier-schuimer die van niemand een vriend was en van ons allen een kennis. Zijn eenige aantrekkelijkheid was: dat hij in antiquiteiten winkelde en wel eens een rijksdaalder uitleende. Gelukkig kreeg hij die nimmer terug. De slaapgelegenheden werden verdeeld. Plan ging naar de zolder. Morice, Mevrouw en de kleine kregen de hulskamer en het kleine meisje het zij kamertje. De rest schikte zich van zelf. 't Was zomer-weer en de zorgen waren dus niet als te groot. Morice schreef dien tijd zijn boek: L'esprit Beige" een boek dat nu goed van pas komt. We hebben dien avond en die nacht nog lang gesproken en geluisterd. Toen vogels gingen zingen stapten we pas in bed. J. H. S PEEN H O F F.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl