De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 19 juli pagina 2

19 juli 1919 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

fff DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Juli '19. No. 2195 N.V. PAERELS Meubileering Mu. COMPLETE MEUBILEERING -: BETIMMERINGEN : Rokin128 Telef. 4541 N mag niet zonder geldige reden uit zijn dienst betrekking worden ontslagen. Dit kan ook niet geschieden, voordat de werknemer, die korteren tQd dan hQ bij denzelfden werk gever in dienstbetrekking is, is ontslagen. De geschillen tusschen werkgevers en werk nemers betreffende de billijkheid van een ontslag en alle andere worden uitsluitend berecht door colleges, die bestaan uit ge lijke getallen werkgevers en werknemers. De organisatlën der werknemers worden door de organlsatlën der werkgevers geraadpleegd ten aanzien van de prflsregeling en de overige prijspolitiek in verband met de arbeidsvoor waarden. Het minimumloon van de volslagen gezellen, en in vergelijking hiermede dat der niet-volslagen gezellen, wordt vastgesteld. De Centrale Raad tracht een algemeen minimumloon te bepalen, rekening houdende mei de economische toestanden in de ver schillende gemeenten des lands, en maakt uit, wie als volslagen werknemers dienen te worden aangemerkt. Van dezen wordt, waar mogelijk, een billijke arbeidspraestatie gevorderd. Werknemers van den 25-jarigen leeftijd, die hieraan voldoen, worden tot de volslagen werknemers gerekend. Van de vrijheid in de Wet op het Arbeidscontract gekten om af te wijken van de bepaling van art. 1639 p, wordt niet ten nadeele van den werknemer gebruik gemaakt. Aan groote gezinnen wordt een toeslag gegeven op het minimumloon. Arbeid van de gehuwde vrouw in fabrieken en werkplaatsen wordt verboden. Het lidmaatschap van de wederzQdsche vakvereenigingen wordt verplicht gesteld. Gezorgd wordt in de vakken, die er voor in aanmerking komen, voor een goede vak opleiding, door een leerlingen-regeling. In het Congres zQn deze stellingen inge leid en verdedigd achtereenvolgens door den ondervoorzitter, den algemeenen secretaris en den stichter-eere-voorzitter der Alg. R.-K. Werkgeversver." en door den secretaris van het Bureau der R.-K. Vakorganisatie"; door mp, Mr. L G. Kortenhotst, Prof. L. van Aken, en door den werkman-leider, A. C. de Brufjn; door ieder voor een gedeelte. Na de toelichtingen, die de twaalf stel lingen in haar korten, krachtlgen, categorischen vorm nader verklaarden, en na de debatten, welke ook over de talrijke, door de bedrijfsraden ingediende amendementen gehouden zijn, hebben de 71 reeds gevormde bedrijfsraden, bestaande uit patroons en werklieden, de conclusiën alle aangenomen. 1 Van de ruim driehonderd schriftelijk uitge brachte stemmen hebben niet eenmaal de tegenstanders het getal veertig bereikt. Dit beteekent, dat 165.000 vertegenwoordigde katholieke georganiseerde werkgevers en werknemers de stellingen van het Paaschmanifect der R. K. Vakbeweging hebben onderschreven. De bedoeling van de tot mij gerichte uitnoodlging kan niet geweest zfln, verslag te geven van hetgeen door het Congres in twee dagen is verhandeld, maar het zij mQ geoorloofd, ter kenschetsing van de beIIIIEIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII ADWAïTA (Dr. J. A. DER MOUW t) Hoe kort maar gingen wfj samen op aarde, en hoe weldadig was mQ zfjn vriendschap. Het kost mfj moeite mQ tot schrQven te dwingen, dit is een smart die mQ tQdelQk verlamt. Ik moet oover hem schrQven, de actualiteit van een weekblad verlangt het maar ik loop liever oover hem te mijmeren in 't bosch. De wonde is nog rauw ik beroer haar liever niet. Heeden wordt zQn lichaam verbrand. Dan bestaat er niets meer van de vorm waarin ik hem gekend en lief gehad heb. En wat er blijft is ontastbaar, ik moet het vinden in brieven, in herinneringen, totdat... En dan het groote vraagteeken. Niet of hQ nog bestaat, want dat is geen vraag meer. Zoo min als de stof, de Hulè" vergaat, maar alleen in samenhang verandert, zoo min kan het weezen vergaan dat die Hulè" regeerde en tot zangen en daden dwong. Maar zal ik hem wér-vinden? en hoe? Laat ik iets vertellen van onze ontmoeting. De digte magische sluyer van den oover gang", beschermt hem teegen alle pQnlQke aandoeningen die het oopenlQk bespreeken van een leevend persoon anders meebrengt. Het leeven van een Dichter is gemeengoed, ook al tijdens zijn werkzaamheid op aarde. De schroom die hem beklemt door zQn groote gevoeligheid wordt minder met den ouderdom, al wordt de gevoeligheid grooter en de last van het leeven zwaarder. Maar wat de menschen van hem zeggenen denken dat hindert hem zoo niet meer. Ik kan nu oopenlijk spreeken oover wat vertrouwelQk gezegd en geschreeven is tusschen ons. Het zal hem niet meer kwetsen en het kan nog voor anderen leerrQk en belangrijk zQn. En het zal doen begrijpen welk een slag dit voor mQ is, en welk verlies Holland door het heengaan van deezen man gelee den heeft. Ik zal blQven spreeken van Adwaïta, want dat beteekent de Dichter in der Mouw. Het woord is Sankrlt en wil zeggen als ik het wel heb Eenheid, of liever: niettweeheid. Der Mouw was de geleerde en de wQsgeer, zooats hfj algemeen bekend is. Adwaïta was de Dichter, die onbekend bleef tot zQn vier-en-vQftigste jaar, toen ik zQn machtige verzen in handen kreeg. Dr. der Mouw is gewaardeerd tQdens zijn leeven, om zQn kennis, z(n geleerdheid, zQn be scheidenheid, zQn goedheid, zQn wQsheid. Adwaïta is nog grootendeels onbekend, maar deze ster, nog maar voor korten tijd opgegaan, kan eeuwen blQven schitteren boven Holland en het is goed dat nu op den dag van Der Mouw's uitvaart te zeggen. Ik geloof dat het niet onverschillig is voor den heengegane, dat men veel en waardeerend oover hem spreekt na zQn verschelden. Het de mortuïs nil nisl bene" is een groot en goed voorschrift, vol beStrand -artikelen iiiiiimiiHiiiimiiiiii iiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiitiiiii iiiiiimiimiiii teekeeis dezer grootsche onderneming, eenige aanhalingen te doen uit een paar redevoeringen waarin het karakter van het Congres wordt uitgesproken en de toon, die er geklonken heeft, duidelijk wordt gehoord. Na de openingsrede van den voorzitter, den Delftschen hoogleeraar, mr. j. A. Veraart, zette de onder-voorzitter, tevens onder voorzitter der organisatie van grootere werkgevers, het Congres in met een betoog, dat de mensch op aarde, als schepsel God», de roeping heeft te arbeiden en dat hij, die arbelds-gelegenheid te geven heeft, den arbeider in staat stelt aan zijn bestemming te beantwoorden; dat de arbeider recht heeft op zijn plaats in de nijverheid, recht op arbeid; en verder zeide hij o.a.: D« werkgever moet gevoelen, dat hetgeen hij wint in zijn bedrijf, hooge waarde heeft als middel om wel vaart en levensgeluk te verspreiden. De arbeiders bebben levensbehoeften als wij en recht op voldoening daaraan; die behoeften moeten, zooveel als mogelijk is, uit het bedrijf worden bevredigd. Zij koesteren ver langen naar een gevoel van veiligheid en van levens vreugde voor zich en hun gezinnen en deze moeten hun uit het bedrijf, waarin zij met den werkgever samenwerken, in gepaste mate worden geschonken". En verder: De Sociale Rechtvaardigheid moet worden betracht zó, dat niet meer de ne klasse eischt en dreigt en dwingt en de andere zich verzet en nauw keurig berekent, hoe weinig precies zij aan die eischen moej tegemoet komen, maar zó, dat de arbeider broe derlijk zijn wenschen te kennen geeft en de patroon broederlijk afstaat. Uit den nood van den arbeider is de arbeiders-orga nisatie geboren als machtsmiddel. Later ontstond de organisatie van werkgevers als middel van verweer. Wij moeten thans zoover komen, dat de organisatiën van patroons en van werklieden elkander aanvullen, samenwerken om aan ieder de plaats te geven, die hem werkelijk toekomt in de verhoudingen van het productieproces.om den economischen vrede te bewerken,welvaart en geluk te brengen aan allen". En de laatste der vier inleiders, de secre taris van het Vakbureau van werklieden, heeft o.a. gezegd: Ik bedoel niet alleen te waardeeren het werk, dat door de arbeiders-organisatiën is verricht. Er hebben mannen in dit Congres het woord gevoerd, door wier zwaren arbeid in woord en geschrift, door wier tactisch optreden in de rijen onzer Roomsche werkgevers het mogelijk is geworden, dat wij thans samenwerken met een Katholieke werkgevers-organisatie, die aan den spits staat van de werkgevers-vereenigingen in Nederland. Ook zij zullen dit Congres beschouwen als de eerste vrucht yan hun arbeid.", en aan het slot: In den aanvang zeide ik reeds, dat beide partijen in het productie-proces elkander niet altijd begrepen hebben. Doch, nu het overleg het betere inzicht, van beide kanten er is, is het geboden, dat er van beide zijden eerlijk, openhartig en zonder voorbehoud wordt samengewerkt. De koude, harde woorden werkgever" en werk nemer" gaan, Goddank bij ons overleg hun huidige beteekenis verliezen. Wanneer wij ons kunnen op werken tot het standpunt, dat allen, die in het bedrijf werkzaam zijn, evenveel belang hebben bij een goeden gang van zaken in zulk een bedrijf, dan zullen geen bijzondere prikkels meernoodig zijn om te bewerken, dat elk zijn piicht doet. Dan hebben wij Taylor niet noodig. Dan zullen onze mannen weten, welke plaats zij behooren in te nemen in het productie-proces. Dan zullen zij weten te waardeeren den stap, die nu gezet is. Het zal dan niet meer tot de uitzonderingen behopren, dat onze mannen zelf aangeven, hoe de werkwijze moet worden verbeterd om de productie op te voeren. Zij hebben dan hart voor hun werk, zij weten dan waar voor zij arbeiden. Zoo bezien, is het dus goed verklaarbaar, dat door onze arbeiders-vertegenwoordigers in de bedrijfsraden geen amendementen zijn ingediend op Conclusie IX. waarin verlangd wordt een billijke arbeids-praestatie". Eenerzijds is openlijk toegegeven, dat veel van hetgeen de werkgevers zullen hebben prijs te geven, voorrechten zijn, die zij zich hebben aangematigd; rechten, die aan de arbeiders veel te lang reeds ont houden zijn. Anderzijds is uitgesproken, dat door de werklieden niet met kracht van geweld, maar met verstand, met besef van de werkelijkheid, met een gevoel van samenhoorigheid, moet worden gestreefd naar de hervormingen, die hun levenstoestand zullen verbeteren. Beiderzijds is verklaard, dat tusschen kapitaal en arbeid niet van nature een tegenstelling bestaat, dat overeenstem ming van beide mogelijk is, dat de theorie van dr n klassenstrijd, in strijd met het Goddelijke gebod der liefde, de maatschappij niet kan vooruit brengen; dat de menschelijke samenleving n organisch en harmo nisch geheel moet worden. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii iiiiiiimiiiiiiMiu miimmiiiMtmiiiliiiiiiiMMHiii OELOF f|ITROEN Kalverstraat 1 I Paarlen, Brillanten - Opgericht 1850 - ?_? Goud, Zilver en Horloges TELEFOON 658 N Uitsluitend eerste kwaliteit teekenis. Gelukkig! als men het opvolgen kan zonder onoprechtheid, voorzien van een rijken schat aan goede herinneringen. Het zal hem rust geeven en voldoening. Zoeken niet alle menschen hun aandenken te ver lengen? Dat moet een goeden, praktischen grond hebben. En hier vooral komt het te pas, omdat hier gegeevens waren voor grooten roem en duurzame waardeering. Deeze Dichter kreeg ze niet tijdens zijn leeven. Hij was er niet onverschillig voor, dat is heen enkel Dichter, maar het zuivere werk ging hem booven alles, en de praktische daadkracht, de militante eerzucht ontbrak hem. Nu, in de oovertulglng van zijn voort bestaan, moeten wij hem alle lof en eer geeven die hem rechtens toekomt. Het kan hem niet misleiden, maar enkel troosten. Het was in 't jaar 1917 dat ik, bQ mQn vriend Jacob Israël de Haan zijnde, een dik pak verzen in handen kreeg. Ze waren van een nieuwen dichter, als dichter onbekend en de Haan had ze gekreegen om aan mij ter leezing te geeven. Hij zelf had ze nog maar vluchtig doorbladerd. Het eigenaardige hand schrift trof mij, alle letters stonden los van elkaar. Zulk een handschrift had ik nooit meer gezien, maar het verraadde m3 den artistieken, ernstigen, geduldigen, wijzen aard van den schrijver. Zoo kon alleen iemand schrijven, die niet jong meer is, maar met vollen aandacht zich concentreert op het dichtwerk. Wie zóschrijft, doet het als met een teekenstift, iedere letter afzon derlijk afbeeldend, met gelflkmatig tempo, nooit ooverhaast, en zich zelven volkoomen beheerschend. Ik nam het pak verzen mee en las het in den spoortrein, en voor ik dien verliet, wist ik dat ik dichtwerk in handen had van een groot Dichter, dat klassiek zal worden in de Nederlandsche literatuur. Terstond voelde ik het raadselachtige van 't geval. Want ik zag dat ik hier te doen had met het werk van een rijpen geest, geen jongenswerk, geen werk van een be ginneling. En hoe zou het moegelijk zijndat zulk een groot talent tot nog toe geheel vei borgen was gebleeven? Ik heb veel werk van beginners in handen gekreegen, en ik meende vrij wel te weeten wat er belang rijks verscheenen was in de laatste decen niën. Hoe kon Ik dan nooit van dit genie gehoord hebben, e i hoe was dit handschrift mij volkoomen onbekend? Ik kan wel zeggen dat ik veele dagen heb rondgeloopen, zoo totaal van deeze verzen vervuld, dat ik bijna aan niets anders denken kon, en ongeschikt was tot mijn eigen werk. Ik wist den naam van den schrijver niet, en wilde dien ook niet weeten, eer ik geheel mijn oordeel had gevormd Dat kwam oovereen met zijn bedoeling. Ik las toen eenige van zijn verzen voor, bij mijn vrienden en deed hen de schoonheid ervan waardeeren. Maar niemand kon gissen wie de schrijver was. Toen schreef ik mijn oordeel op en gaf het aan de Haan om het den Dichter te laten zien, en ik heb hem met dit zuivere oordeel zeer verheugd, zooals uit zfjn brieven blijkt. Toen ik eindelijk den naam hoorde, kende ik die wel, uit enkele filosofische geschriften, maar het wonder van deeze verzen bleef voor mij eeven groot. Want het bleek dat de schrijver niet jong meer was, oover de vijftig, dat zQn dichtwerk ontstaan was in de laatste vijf jaren, en dat niemand behalve Victor van Vriesland er Iets van onder de oogen had gekreegen. Nu is het een algemeen begrip onder literatoren dat lyrische dichters hun beste werk maken vór hun dertigste, hoogstens vór hun veertigste jaar, en dat de nazoomerbloei van een lyricus wel vruchtbaar kan zijn, in ernst en wijsheid, maar nooit de prachtglans kan vertoonen van een jong genie. Hier was een lyricus en welk een l die strikt gezweegen had tot bijna zijn vijftigste jaar en toen plotseling een stroom van verzen in de waereld bracht, die hij angstvallig verborgen hield, om eerst de zuivere, geheel vrije uitspraak te hooren van iemand op wiens oordeel hij vertrouwde, of liever: in wiens meening hij belang stelde. Dit schijnt mij een Unicum. Men versta dit wel, hij wist zelve zeer goed wat zijn werk waard was. Maar hij vreesde toch het zelfbedrog dat moogelijk is door 't herinneren van de emotie bfj 't neerschrijven. Oover den brief vol bewondering dien ik aan de Haan schreef, zonder nog te weeten wie de dichter was, schrijft hQ in een van zijn latere brieven: Ja ik herinner me nog dat ik dien brief las. Dat was een van de heerlijkste oogenblikken van mijn leven. Ik heb dien nacht bijna niet geslapen van geluk. Mi/u leven lang heb ik als menschen me kranig vonden, ge dacht: Er is iets heel anders in me, dat fulli niet zien." Bij onze eerste ontmoeting was Ik vol spanning wat ik zien zou. Ik wist toen wel zijn naam, maar meer ook niet. En ik zat bij het spoorstation te wachten en uit te kijken naar Iemand die er uitzag als de maker van deeze wonderbare verzen. Eerst sprak ik de verkeerde aan, een jong mensch. En toen kwam een kleine, bejaarde man met een pet rp en een lange grijze baard. Een dultsch professor leek hq. Maar het was Adwaïta. En met geen mensch van mijn leeftijd ben ik zoo snel en zoo innig bevriend geraakt. Wij waren van n bloed, dat voelde hij ook, en ik zal hem zeer missen, arm als ik ben aan literaire vrienden. Een in Palaestina en de ander... in Brahman. Maar ik ben dankbaar en trotsch dat ik hem heb mogen bijstaan met van Vriesland aan het uit geeven van zijn werk. De avond van zijn ziek-worden, zijn laatste gezonde avond, voltooide hij het laatste vers van zQn tweeden bundel. Hij wist dat hfj weinig tijd te verliezen had. En hfl wou zoo graag Het Congres heeft de leer verkondigd van het Katholieke beginsel van het solidarisme. De congresslsten hebben bij dat hun geestelijk bouwwerk zeer goed geweten, dat niet zij alleen het kunnen volvoeren. In het Manifest der R. K. Vakbeweging" van April j. 1. is reeds gezegd, dat samen werking zal worden gezocht met anderen, die in gelijken geest als de Katholieken de goede economische organisatie willen ver breiden over het geheele bedrijfsleven" en, toen de Minister van Binnenlandsche Zaken in het Congres gewezen had op de groote beteekenis van eendrachtige samenwerking in den dienst van de geheele gemeenschap, en de overtuiging had uitgesproken, dat het Congres een weldaad beloofde te zullen zijn voor het geheele Nederlandsche volk, heeft de voorzitter getuigd, dat het algemeen belang in het oog zal worden gehouden, gegrondvest op een gelukkige verhouding tusschen werkgevers en werklieden. Het Congres van den R. K. Centrale Raad van Bedrijven" kan, inderdaad, ook voor tal van anderen dan de rechtstreeks be trokkenen groot nut hebben. Dwaasheid zou het zijn, heb ik daar gezegd, niet te erkennen, dat wij bfj de ontwikkeling onzer denk beelden den invloed hebben ondergaan van onze omgeving, van wat wij zien en hooren, van wat anderen doen, van de gebeurte nissen, die wij beleven. Hervormers van andere politieke en economische richting hebben tot ons gesproken." Zoo spreekt, wat w(, Katholieken, ver kondigen, tot anderen; ook wat wij doen. Onmiddellijk na het Congres heeft het Bestuur van den Centralen Raad vergaderd en het voorbereidende werk verdeeld, opdat in October a.s., in een huishoudelijke verga dering van de bedrijfsraden, reeds vaste vorm zal kunnen gegeven worden aan veel van hetgeen als conclusiën van het Congres is uitgesproken en beloofd. Met de vrucht van dien arbeid zullen de Katholieke be drijfsraden niet eenkennig wezen. Ik heb ergens gelezen, in een orgaan, dat den Katholieken verre van goed gezind is, dat de S. D. A. P. zich moet gevoelen als bestolen door het Congres. Het Volk schrijft dan ook, dat er getoost" is. Maar er zijn in Nederland zeer vele anderen, die zullen willen erkennen, dat door het Katholieke Congres de ware weg is ingeslagen om te kunnen komen tot een gezonde reformatie van de maatschappij. Hun welwillende en eerlijke medewerking wordt door ons niet alleen aanvaard, wordt gezocht. Amsterdam, 12 Juli 1919 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii H. BERSSENBRUGGE, PORTRETFOTOGRAAF ZEESTRAAT 65, eaast Panorama Mssdaj, DEN HAAG. Tel. 1538. er bij zijn" zooals hQ herhaaldelijk zeide. HQ zal er bij zijn" maar niet zooals hQ wenschte. In het volgend sonnet uit den eersten bundel beschrijft hQ zijn leeven, van rups, kokon, tot vlinder: Onwillig willig blind voor wereldglans Kroop 'k rups, door 't filosofisch oerwoud graag door wyd, mefltisch duister woei geen vlaag Boorde geen schoonheid, scheef, haar zonnelans Dradig, soms-geurig Duiisch, steedskleurig Fransch vulde met vezels mijn begeer'ge maag afschrikkend vaak, vaak lokkend mijn geknaag Baumgarten, Fichte, Strauss en Rosenkrans. Toen kwam, stormend, mijn najaar en ik spon uit etndelooze vaalheid van Verdriet me een wereld-buitensluitende kokon; en wachtte stil. Tot ik de pop verliet, Nu vlinder 'k door natuur en eigen lied, uw Konlnginnepage. o Brahman's Zon! FREDERIK VAN EEDEN Dr. J. A. DER MOUW f 1863-1919 In den morgen van 8 Juli overleed te Den Haag na korte ongesteldheid dr. J. A. der Mouw, privaatdocent in klassieke talen, in Indische en moderne wQsbegeerte en in Sanskrit. Dr. der Mouw was een der grondigste beoefenaars der abstrakte wQsbegeerte, die ons land ooit gekend heeft. ZQn geschriften over filosophie hebben een idealiseerend opbouwende kracht. ZQ zijn, zooals alle abstrakte literatuur, die eenige diepte heeft, niet heel gemakkelQk in korten tijd te ver werken, maar ten slotte veel verstaanbaarder dan de hoofdwerken van Hegel of Kant. Bij groote diepte bevatten der Mouw's ge schriften bQna overal een ruime mate van geest en vernuft. HQ blQft nergens bQ de dorre theorie alleen, maar weet overal voor beelden uit het leven te vinden, die hQ aan praktische wetenschappen en ook aanschoone kunsten, bepaaldelijk muziek, en verder aan de meest alledaagsche zaken ontleent. Bihalve leerrijk is hQ doorloopend treffend en vaak boelend. Dr. der Mouw was in vroeger jaren leeraar in oude talen aan 't gymnasium te Doetinchem, maar ernstig meeningverschll met de autoriteiten noopte hem zijn ontslag te nemen. Zonder aan materieele belangen al te veel te denken trok hQ zich uit de gymnasiale wereld terug en ging te 'sGraWAAR HEEN? Volgens buitenlandsche bladen Was de kroonprins ons ontsnapt, Maar er werd niet bij geschreven Hoe hij dat wel heeft gelapt. Ging 't met een vliegmachine Deed hij 't per motorboot, Op een fiets, of in een auto Of misschien als Huig de Groot? Vluchtte hij naar Kopenhagen Naar den Haag of naar Berlijn ? Zou hij in de buurt van Weenen Of misschien op IJsland zijn? Om maar nieuwtjes te verzinnen Maken ons de kranten wijs, Dat men hem heeft waargenomen In een taxi te Parijs. Weldra krijgen we te lezen Dat hij in de Elzas zit, Dat hij Keizer is van Lapland Of Minister te Madrid. Overal kwam men hem tegen Zelfs te midden der woestijn, En ten slotte gaan we vreezen Dat er twintig prinsen zijn. Hield hij zich misschien verborgen Ergens achter in het Gooi? Sliep hij in de buurt van Laren Bij de boeren in het hooi? Alles kan in deze tijden In de wereld-republiek, Morgen heet het in de kranten Hij is vurig Bolsjewiekt" En de oorzaak van het praatje Is misschien wat onverwacht, Onze prins vertrok naar Vlleland En ging op de robbenjacht. In de buitenlandsche bladen Waar men weinig van ons weet, Kan 'f ze zooveel niet schelen Of hij Wim of Hendrik heet. J. H. SPEENHOFF DEVO Gourlge Sigaar FABR l KANTE N.V. DIEVENBACH't HolL SlaarnafabrUk UTRECHT IIIIIIMIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiimii venhage met Dr. Edward B. Koster een cursus openen tot voorbereiding voor het staatsexamen. Een zeer groot idealist toonde hij zich in alles. Nimmer vreesde hij de wereld of het groote publiek. HQ bleef zich zelf altijd gelijk. Ztjn meening drong hQ aan niemand op, maar wie er hem naar vroeg kreeg ze dan ook In geheel onverdunden staat te hooren. ZQn leerlingen vereerden en beminden hem niet alleen als hun leeraar, maar bovenal als hun waarachtigen vriend. Behalve aan wQsgeerige onderwerpen wijdde dr. Der Mouw een omvangrflk werk aan dr. Hoogvliet's opvatting van taal wetenschap. Dit werk is in buitengewone mate grondig en leerrQk. Hij behandelt het onderwerp niet van n maar van vele ver schillende standpunten, uit een natuur wetenschappelijk, uit een wfjsgeerig, uit een zuiver taalkundig en uit een opvoedkundig oogpunt. Er is uit dit boek veel te leeren wat niet onmiddellflk met dr. Hoogvliet's taalsysteem samenhangt. Te 's Oravenhage was der Mouw een ijverig bestuurslid der Vereeniging voor Wijsbegeerte, In wier schoot hij menige door wrochte verhandeling ten beste gaf. In zeer verschillende wijsgeerige stelsels was hQ volledig te huls. HQ was kenner van Kant en Fichte, maar vereerde in de eerste plaats Schopenhauer en Hartmann. Vooral Schopenhautr, wiens buste boven een boekenkast op zijn studeerkamer prijkte, was voor hem een leidende geest bij de studie en ieder die opgemerkt heeft hoe veel eenvoudiger en duidelijker de s t f) l en zinbouw is van Schoperhauer dan die van verreweg de meeste Duitsche wQsgeeren, zal hier den goeden smaak van dr. der Mouw moeten prQzen. Van het Tijdschrift voor Wijsbegeerte was hij mede een zeer gewaardeerd redactielid. Grondig vertrouwd met Grieksche philosofen strekte hij zijn onderzoekingen ook over 't gebied der Oud-Indische wQsheid uit. HQ was n.l. een zeer goed kenner van het Sanskrit en las de Sanskrit-teksten met groot gemak. Wat in blzondere mate opmerking ver dient in dezen classicus-Sanscrittst is zijn (bij zijn vakgenooten stellig niet algemeen voorkomende) zeer uitgebreide kennis van de wiskunde, waarin hQ zich voortdurend bleef oefenen. De geleerde Der Mouw was geen man van geleerdheidsvertooning. Betrekkelijk ge ring is het aantal van zQn in druk ver schenen werken, maar wat hQ leverde was In vele opzichten buitengewoon. Ook op andere wijze dan door het schrijven voor 't publiek drong hQ zich nimmer (te weinig misschien) op den voorgrond. HQ was een voudig in zQn hart, hQ beminde de vrQe natuur en dikwQls zag men hem in het Haagsche bosch of elders op zQn fiets, terwQl de wind met zQn ongedekte haren speelde. Dr. J. M. HoooviiET _J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl