Historisch Archief 1877-1940
fff
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19 Juli '19. No. 2195
N.V. PAERELS
Meubileering Mu.
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin128 Telef. 4541 N
mag niet zonder geldige reden uit zijn dienst
betrekking worden ontslagen. Dit kan ook
niet geschieden, voordat de werknemer, die
korteren tQd dan hQ bij denzelfden werk
gever in dienstbetrekking is, is ontslagen.
De geschillen tusschen werkgevers en werk
nemers betreffende de billijkheid van een
ontslag en alle andere worden uitsluitend
berecht door colleges, die bestaan uit ge
lijke getallen werkgevers en werknemers. De
organisatlën der werknemers worden door
de organlsatlën der werkgevers geraadpleegd
ten aanzien van de prflsregeling en de overige
prijspolitiek in verband met de arbeidsvoor
waarden. Het minimumloon van de volslagen
gezellen, en in vergelijking hiermede dat der
niet-volslagen gezellen, wordt vastgesteld.
De Centrale Raad tracht een algemeen
minimumloon te bepalen, rekening houdende
mei de economische toestanden in de ver
schillende gemeenten des lands, en maakt
uit, wie als volslagen werknemers dienen
te worden aangemerkt. Van dezen wordt,
waar mogelijk, een billijke arbeidspraestatie
gevorderd. Werknemers van den 25-jarigen
leeftijd, die hieraan voldoen, worden tot de
volslagen werknemers gerekend. Van de
vrijheid in de Wet op het Arbeidscontract
gekten om af te wijken van de bepaling
van art. 1639 p, wordt niet ten nadeele van
den werknemer gebruik gemaakt. Aan groote
gezinnen wordt een toeslag gegeven op het
minimumloon. Arbeid van de gehuwde vrouw
in fabrieken en werkplaatsen wordt verboden.
Het lidmaatschap van de wederzQdsche
vakvereenigingen wordt verplicht gesteld.
Gezorgd wordt in de vakken, die er voor in
aanmerking komen, voor een goede vak
opleiding, door een leerlingen-regeling.
In het Congres zQn deze stellingen inge
leid en verdedigd achtereenvolgens door den
ondervoorzitter, den algemeenen secretaris
en den stichter-eere-voorzitter der Alg.
R.-K. Werkgeversver." en door den secretaris
van het Bureau der R.-K. Vakorganisatie";
door mp, Mr. L G. Kortenhotst, Prof. L.
van Aken, en door den werkman-leider, A.
C. de Brufjn; door ieder voor een gedeelte.
Na de toelichtingen, die de twaalf stel
lingen in haar korten, krachtlgen,
categorischen vorm nader verklaarden, en na de
debatten, welke ook over de talrijke, door
de bedrijfsraden ingediende amendementen
gehouden zijn, hebben de 71 reeds gevormde
bedrijfsraden, bestaande uit patroons en
werklieden, de conclusiën alle aangenomen.
1 Van de ruim driehonderd schriftelijk uitge
brachte stemmen hebben niet eenmaal de
tegenstanders het getal veertig bereikt. Dit
beteekent, dat 165.000 vertegenwoordigde
katholieke georganiseerde werkgevers en
werknemers de stellingen van het
Paaschmanifect der R. K. Vakbeweging hebben
onderschreven.
De bedoeling van de tot mij gerichte
uitnoodlging kan niet geweest zfln, verslag
te geven van hetgeen door het Congres in
twee dagen is verhandeld, maar het zij mQ
geoorloofd, ter kenschetsing van de
beIIIIEIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII
ADWAïTA (Dr. J. A. DER MOUW t)
Hoe kort maar gingen wfj samen op aarde,
en hoe weldadig was mQ zfjn vriendschap.
Het kost mfj moeite mQ tot schrQven te
dwingen, dit is een smart die mQ tQdelQk
verlamt. Ik moet oover hem schrQven, de
actualiteit van een weekblad verlangt het
maar ik loop liever oover hem te mijmeren
in 't bosch. De wonde is nog rauw ik
beroer haar liever niet.
Heeden wordt zQn lichaam verbrand. Dan
bestaat er niets meer van de vorm waarin
ik hem gekend en lief gehad heb. En wat
er blijft is ontastbaar, ik moet het vinden
in brieven, in herinneringen, totdat... En
dan het groote vraagteeken. Niet of hQ nog
bestaat, want dat is geen vraag meer. Zoo
min als de stof, de Hulè" vergaat, maar
alleen in samenhang verandert, zoo min kan
het weezen vergaan dat die Hulè" regeerde
en tot zangen en daden dwong. Maar zal
ik hem wér-vinden? en hoe?
Laat ik iets vertellen van onze ontmoeting.
De digte magische sluyer van den oover
gang", beschermt hem teegen alle pQnlQke
aandoeningen die het oopenlQk bespreeken
van een leevend persoon anders meebrengt.
Het leeven van een Dichter is gemeengoed,
ook al tijdens zijn werkzaamheid op
aarde. De schroom die hem beklemt door
zQn groote gevoeligheid wordt minder met
den ouderdom, al wordt de gevoeligheid
grooter en de last van het leeven zwaarder.
Maar wat de menschen van hem zeggenen
denken dat hindert hem zoo niet meer. Ik kan
nu oopenlijk spreeken oover wat
vertrouwelQk gezegd en geschreeven is tusschen
ons. Het zal hem niet meer kwetsen en het
kan nog voor anderen leerrQk en belangrijk
zQn. En het zal doen begrijpen welk een
slag dit voor mQ is, en welk verlies Holland
door het heengaan van deezen man gelee
den heeft.
Ik zal blQven spreeken van Adwaïta, want
dat beteekent de Dichter in der Mouw. Het
woord is Sankrlt en wil zeggen als ik
het wel heb Eenheid, of liever:
niettweeheid. Der Mouw was de geleerde en
de wQsgeer, zooats hfj algemeen bekend is.
Adwaïta was de Dichter, die onbekend bleef
tot zQn vier-en-vQftigste jaar, toen ik zQn
machtige verzen in handen kreeg. Dr. der
Mouw is gewaardeerd tQdens zijn leeven,
om zQn kennis, z(n geleerdheid, zQn be
scheidenheid, zQn goedheid, zQn wQsheid.
Adwaïta is nog grootendeels onbekend,
maar deze ster, nog maar voor korten tijd
opgegaan, kan eeuwen blQven schitteren
boven Holland en het is goed dat nu op
den dag van Der Mouw's uitvaart te zeggen.
Ik geloof dat het niet onverschillig is
voor den heengegane, dat men veel en
waardeerend oover hem spreekt na zQn
verschelden. Het de mortuïs nil nisl bene"
is een groot en goed voorschrift, vol
beStrand
-artikelen
iiiiiimiiHiiiimiiiiii
iiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiitiiiii
iiiiiimiimiiii
teekeeis dezer grootsche onderneming, eenige
aanhalingen te doen uit een paar redevoeringen
waarin het karakter van het Congres wordt
uitgesproken en de toon, die er geklonken
heeft, duidelijk wordt gehoord.
Na de openingsrede van den voorzitter,
den Delftschen hoogleeraar, mr. j. A. Veraart,
zette de onder-voorzitter, tevens onder
voorzitter der organisatie van grootere
werkgevers, het Congres in met een betoog,
dat de mensch op aarde, als schepsel God»,
de roeping heeft te arbeiden en dat hij, die
arbelds-gelegenheid te geven heeft, den
arbeider in staat stelt aan zijn bestemming
te beantwoorden; dat de arbeider recht
heeft op zijn plaats in de nijverheid, recht
op arbeid; en verder zeide hij o.a.:
D« werkgever moet gevoelen, dat hetgeen hij wint
in zijn bedrijf, hooge waarde heeft als middel om wel
vaart en levensgeluk te verspreiden. De arbeiders
bebben levensbehoeften als wij en recht op voldoening
daaraan; die behoeften moeten, zooveel als mogelijk is,
uit het bedrijf worden bevredigd. Zij koesteren ver
langen naar een gevoel van veiligheid en van levens
vreugde voor zich en hun gezinnen en deze moeten
hun uit het bedrijf, waarin zij met den werkgever
samenwerken, in gepaste mate worden geschonken".
En verder: De Sociale Rechtvaardigheid moet worden
betracht zó, dat niet meer de ne klasse eischt en
dreigt en dwingt en de andere zich verzet en nauw
keurig berekent, hoe weinig precies zij aan die eischen
moej tegemoet komen, maar zó, dat de arbeider broe
derlijk zijn wenschen te kennen geeft en de patroon
broederlijk afstaat.
Uit den nood van den arbeider is de arbeiders-orga
nisatie geboren als machtsmiddel. Later ontstond de
organisatie van werkgevers als middel van verweer.
Wij moeten thans zoover komen, dat de organisatiën
van patroons en van werklieden elkander aanvullen,
samenwerken om aan ieder de plaats te geven, die hem
werkelijk toekomt in de verhoudingen van het
productieproces.om den economischen vrede te bewerken,welvaart
en geluk te brengen aan allen".
En de laatste der vier inleiders, de secre
taris van het Vakbureau van werklieden,
heeft o.a. gezegd:
Ik bedoel niet alleen te waardeeren het werk, dat
door de arbeiders-organisatiën is verricht. Er hebben
mannen in dit Congres het woord gevoerd, door wier
zwaren arbeid in woord en geschrift, door wier tactisch
optreden in de rijen onzer Roomsche werkgevers het
mogelijk is geworden, dat wij thans samenwerken met
een Katholieke werkgevers-organisatie, die aan den spits
staat van de werkgevers-vereenigingen in Nederland.
Ook zij zullen dit Congres beschouwen als de eerste
vrucht yan hun arbeid.", en aan het slot:
In den aanvang zeide ik reeds, dat beide partijen in het
productie-proces elkander niet altijd begrepen hebben.
Doch, nu het overleg het betere inzicht, van beide kanten
er is, is het geboden, dat er van beide zijden eerlijk,
openhartig en zonder voorbehoud wordt samengewerkt.
De koude, harde woorden werkgever" en werk
nemer" gaan, Goddank bij ons overleg hun huidige
beteekenis verliezen. Wanneer wij ons kunnen op
werken tot het standpunt, dat allen, die in het bedrijf
werkzaam zijn, evenveel belang hebben bij een goeden
gang van zaken in zulk een bedrijf, dan zullen geen
bijzondere prikkels meernoodig zijn om te bewerken, dat
elk zijn piicht doet. Dan hebben wij Taylor niet noodig.
Dan zullen onze mannen weten, welke plaats zij
behooren in te nemen in het productie-proces. Dan zullen
zij weten te waardeeren den stap, die nu gezet is. Het
zal dan niet meer tot de uitzonderingen behopren, dat
onze mannen zelf aangeven, hoe de werkwijze moet
worden verbeterd om de productie op te voeren. Zij
hebben dan hart voor hun werk, zij weten dan waar
voor zij arbeiden.
Zoo bezien, is het dus goed verklaarbaar, dat door
onze arbeiders-vertegenwoordigers in de bedrijfsraden
geen amendementen zijn ingediend op Conclusie IX.
waarin verlangd wordt een billijke arbeids-praestatie".
Eenerzijds is openlijk toegegeven, dat
veel van hetgeen de werkgevers zullen
hebben prijs te geven, voorrechten zijn, die
zij zich hebben aangematigd; rechten, die
aan de arbeiders veel te lang reeds ont
houden zijn. Anderzijds is uitgesproken, dat
door de werklieden niet met kracht van
geweld, maar met verstand, met besef van
de werkelijkheid, met een gevoel van
samenhoorigheid, moet worden gestreefd naar de
hervormingen, die hun levenstoestand zullen
verbeteren. Beiderzijds is verklaard, dat
tusschen kapitaal en arbeid niet van nature
een tegenstelling bestaat, dat overeenstem
ming van beide mogelijk is, dat de theorie
van dr n klassenstrijd, in strijd met het
Goddelijke gebod der liefde, de maatschappij
niet kan vooruit brengen; dat de
menschelijke samenleving n organisch en harmo
nisch geheel moet worden.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii
iiiiiiimiiiiiiMiu miimmiiiMtmiiiliiiiiiiMMHiii
OELOF f|ITROEN
Kalverstraat 1 I Paarlen, Brillanten
- Opgericht 1850 - ?_? Goud, Zilver en Horloges
TELEFOON 658 N
Uitsluitend eerste kwaliteit
teekenis. Gelukkig! als men het opvolgen
kan zonder onoprechtheid, voorzien van een
rijken schat aan goede herinneringen. Het
zal hem rust geeven en voldoening. Zoeken
niet alle menschen hun aandenken te ver
lengen? Dat moet een goeden, praktischen
grond hebben. En hier vooral komt het te
pas, omdat hier gegeevens waren voor
grooten roem en duurzame waardeering.
Deeze Dichter kreeg ze niet tijdens zijn
leeven. Hij was er niet onverschillig voor, dat is
heen enkel Dichter, maar het zuivere werk
ging hem booven alles, en de praktische
daadkracht, de militante eerzucht ontbrak
hem. Nu, in de oovertulglng van zijn voort
bestaan, moeten wij hem alle lof en eer
geeven die hem rechtens toekomt. Het kan
hem niet misleiden, maar enkel troosten.
Het was in 't jaar 1917 dat ik, bQ mQn
vriend Jacob Israël de Haan zijnde, een dik
pak verzen in handen kreeg. Ze waren van
een nieuwen dichter, als dichter onbekend
en de Haan had ze gekreegen om aan mij
ter leezing te geeven. Hij zelf had ze nog maar
vluchtig doorbladerd. Het eigenaardige hand
schrift trof mij, alle letters stonden los van
elkaar. Zulk een handschrift had ik nooit
meer gezien, maar het verraadde m3 den
artistieken, ernstigen, geduldigen, wijzen
aard van den schrijver. Zoo kon alleen
iemand schrijven, die niet jong meer is, maar
met vollen aandacht zich concentreert op
het dichtwerk. Wie zóschrijft, doet het
als met een teekenstift, iedere letter afzon
derlijk afbeeldend, met gelflkmatig tempo,
nooit ooverhaast, en zich zelven volkoomen
beheerschend. Ik nam het pak verzen mee
en las het in den spoortrein, en voor ik
dien verliet, wist ik dat ik dichtwerk in
handen had van een groot Dichter, dat
klassiek zal worden in de Nederlandsche
literatuur.
Terstond voelde ik het raadselachtige van
't geval. Want ik zag dat ik hier te doen
had met het werk van een rijpen geest,
geen jongenswerk, geen werk van een be
ginneling. En hoe zou het moegelijk
zijndat zulk een groot talent tot nog toe geheel
vei borgen was gebleeven? Ik heb veel werk
van beginners in handen gekreegen, en ik
meende vrij wel te weeten wat er belang
rijks verscheenen was in de laatste decen
niën. Hoe kon Ik dan nooit van dit genie
gehoord hebben, e i hoe was dit handschrift
mij volkoomen onbekend?
Ik kan wel zeggen dat ik veele dagen
heb rondgeloopen, zoo totaal van deeze
verzen vervuld, dat ik bijna aan niets anders
denken kon, en ongeschikt was tot mijn
eigen werk. Ik wist den naam van den
schrijver niet, en wilde dien ook niet weeten,
eer ik geheel mijn oordeel had gevormd
Dat kwam oovereen met zijn bedoeling.
Ik las toen eenige van zijn verzen voor, bij
mijn vrienden en deed hen de schoonheid
ervan waardeeren. Maar niemand kon gissen
wie de schrijver was. Toen schreef ik mijn
oordeel op en gaf het aan de Haan om het
den Dichter te laten zien, en ik heb hem
met dit zuivere oordeel zeer verheugd,
zooals uit zfjn brieven blijkt.
Toen ik eindelijk den naam hoorde, kende
ik die wel, uit enkele filosofische geschriften,
maar het wonder van deeze verzen bleef
voor mij eeven groot. Want het bleek dat
de schrijver niet jong meer was, oover de
vijftig, dat zQn dichtwerk ontstaan was in
de laatste vijf jaren, en dat niemand
behalve Victor van Vriesland er Iets van
onder de oogen had gekreegen.
Nu is het een algemeen begrip onder
literatoren dat lyrische dichters hun beste
werk maken vór hun dertigste, hoogstens
vór hun veertigste jaar, en dat de
nazoomerbloei van een lyricus wel vruchtbaar kan
zijn, in ernst en wijsheid, maar nooit de
prachtglans kan vertoonen van een jong
genie.
Hier was een lyricus en welk een l
die strikt gezweegen had tot bijna zijn
vijftigste jaar en toen plotseling een
stroom van verzen in de waereld bracht,
die hij angstvallig verborgen hield, om eerst
de zuivere, geheel vrije uitspraak te hooren
van iemand op wiens oordeel hij vertrouwde,
of liever: in wiens meening hij belang
stelde. Dit schijnt mij een Unicum.
Men versta dit wel, hij wist zelve zeer
goed wat zijn werk waard was. Maar hij
vreesde toch het zelfbedrog dat moogelijk
is door 't herinneren van de emotie bfj 't
neerschrijven.
Oover den brief vol bewondering dien ik
aan de Haan schreef, zonder nog te weeten
wie de dichter was, schrijft hQ in een
van zijn latere brieven:
Ja ik herinner me nog dat ik dien brief
las. Dat was een van de heerlijkste
oogenblikken van mijn leven. Ik heb dien nacht
bijna niet geslapen van geluk. Mi/u leven lang
heb ik als menschen me kranig vonden, ge
dacht: Er is iets heel anders in me, dat
fulli niet zien."
Bij onze eerste ontmoeting was Ik vol
spanning wat ik zien zou. Ik wist toen wel
zijn naam, maar meer ook niet. En ik zat
bij het spoorstation te wachten en uit te
kijken naar Iemand die er uitzag als de
maker van deeze wonderbare verzen. Eerst
sprak ik de verkeerde aan, een jong mensch.
En toen kwam een kleine, bejaarde man
met een pet rp en een lange grijze baard.
Een dultsch professor leek hq. Maar het
was Adwaïta. En met geen mensch van
mijn leeftijd ben ik zoo snel en zoo innig
bevriend geraakt. Wij waren van n bloed,
dat voelde hij ook, en ik zal hem zeer
missen, arm als ik ben aan literaire vrienden.
Een in Palaestina en de ander... in Brahman.
Maar ik ben dankbaar en trotsch dat ik hem
heb mogen bijstaan met van Vriesland
aan het uit geeven van zijn werk. De avond
van zijn ziek-worden, zijn laatste gezonde
avond, voltooide hij het laatste vers van
zQn tweeden bundel. Hij wist dat hfj weinig
tijd te verliezen had. En hfl wou zoo graag
Het Congres heeft de leer verkondigd van
het Katholieke beginsel van het solidarisme.
De congresslsten hebben bij dat hun
geestelijk bouwwerk zeer goed geweten,
dat niet zij alleen het kunnen volvoeren.
In het Manifest der R. K. Vakbeweging"
van April j. 1. is reeds gezegd, dat samen
werking zal worden gezocht met anderen,
die in gelijken geest als de Katholieken de
goede economische organisatie willen ver
breiden over het geheele bedrijfsleven" en,
toen de Minister van Binnenlandsche Zaken
in het Congres gewezen had op de groote
beteekenis van eendrachtige samenwerking
in den dienst van de geheele gemeenschap,
en de overtuiging had uitgesproken, dat het
Congres een weldaad beloofde te zullen zijn
voor het geheele Nederlandsche volk, heeft
de voorzitter getuigd, dat het algemeen
belang in het oog zal worden gehouden,
gegrondvest op een gelukkige verhouding
tusschen werkgevers en werklieden.
Het Congres van den R. K. Centrale Raad
van Bedrijven" kan, inderdaad, ook voor
tal van anderen dan de rechtstreeks be
trokkenen groot nut hebben. Dwaasheid zou
het zijn, heb ik daar gezegd, niet te erkennen,
dat wij bfj de ontwikkeling onzer denk
beelden den invloed hebben ondergaan van
onze omgeving, van wat wij zien en hooren,
van wat anderen doen, van de gebeurte
nissen, die wij beleven. Hervormers van
andere politieke en economische richting
hebben tot ons gesproken."
Zoo spreekt, wat w(, Katholieken, ver
kondigen, tot anderen; ook wat wij doen.
Onmiddellijk na het Congres heeft het Bestuur
van den Centralen Raad vergaderd en het
voorbereidende werk verdeeld, opdat in
October a.s., in een huishoudelijke verga
dering van de bedrijfsraden, reeds vaste
vorm zal kunnen gegeven worden aan veel
van hetgeen als conclusiën van het Congres
is uitgesproken en beloofd. Met de vrucht
van dien arbeid zullen de Katholieke be
drijfsraden niet eenkennig wezen.
Ik heb ergens gelezen, in een orgaan, dat
den Katholieken verre van goed gezind is,
dat de S. D. A. P. zich moet gevoelen als
bestolen door het Congres. Het Volk schrijft
dan ook, dat er getoost" is. Maar er zijn
in Nederland zeer vele anderen, die zullen
willen erkennen, dat door het Katholieke
Congres de ware weg is ingeslagen om te
kunnen komen tot een gezonde reformatie
van de maatschappij. Hun welwillende en
eerlijke medewerking wordt door ons niet
alleen aanvaard, wordt gezocht.
Amsterdam, 12 Juli 1919
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
H. BERSSENBRUGGE,
PORTRETFOTOGRAAF
ZEESTRAAT 65, eaast Panorama Mssdaj,
DEN HAAG. Tel. 1538.
er bij zijn" zooals hQ herhaaldelijk zeide.
HQ zal er bij zijn" maar niet zooals hQ
wenschte.
In het volgend sonnet uit den eersten
bundel beschrijft hQ zijn leeven, van rups,
kokon, tot vlinder:
Onwillig willig blind voor wereldglans
Kroop 'k rups, door 't filosofisch
oerwoud graag
door wyd, mefltisch duister woei
geen vlaag
Boorde geen schoonheid, scheef, haar
zonnelans
Dradig, soms-geurig Duiisch,
steedskleurig Fransch
vulde met vezels mijn begeer'ge maag
afschrikkend vaak, vaak lokkend mijn
geknaag
Baumgarten, Fichte, Strauss en
Rosenkrans.
Toen kwam, stormend, mijn najaar
en ik spon
uit etndelooze vaalheid van Verdriet
me een wereld-buitensluitende kokon;
en wachtte stil. Tot ik de pop verliet,
Nu vlinder 'k door natuur en eigen lied,
uw Konlnginnepage. o Brahman's Zon!
FREDERIK VAN EEDEN
Dr. J. A. DER MOUW f
1863-1919
In den morgen van 8 Juli overleed te
Den Haag na korte ongesteldheid dr. J. A.
der Mouw, privaatdocent in klassieke talen,
in Indische en moderne wQsbegeerte en in
Sanskrit.
Dr. der Mouw was een der grondigste
beoefenaars der abstrakte wQsbegeerte, die
ons land ooit gekend heeft. ZQn geschriften
over filosophie hebben een idealiseerend
opbouwende kracht. ZQ zijn, zooals alle
abstrakte literatuur, die eenige diepte heeft,
niet heel gemakkelQk in korten tijd te ver
werken, maar ten slotte veel verstaanbaarder
dan de hoofdwerken van Hegel of Kant. Bij
groote diepte bevatten der Mouw's ge
schriften bQna overal een ruime mate van
geest en vernuft. HQ blQft nergens bQ de
dorre theorie alleen, maar weet overal voor
beelden uit het leven te vinden, die hQ aan
praktische wetenschappen en ook aanschoone
kunsten, bepaaldelijk muziek, en verder aan
de meest alledaagsche zaken ontleent.
Bihalve leerrijk is hQ doorloopend treffend en
vaak boelend.
Dr. der Mouw was in vroeger jaren
leeraar in oude talen aan 't gymnasium te
Doetinchem, maar ernstig meeningverschll
met de autoriteiten noopte hem zijn ontslag
te nemen. Zonder aan materieele belangen
al te veel te denken trok hQ zich uit de
gymnasiale wereld terug en ging te
'sGraWAAR HEEN?
Volgens buitenlandsche bladen
Was de kroonprins ons ontsnapt,
Maar er werd niet bij geschreven
Hoe hij dat wel heeft gelapt.
Ging 't met een vliegmachine
Deed hij 't per motorboot,
Op een fiets, of in een auto
Of misschien als Huig de Groot?
Vluchtte hij naar Kopenhagen
Naar den Haag of naar Berlijn ?
Zou hij in de buurt van Weenen
Of misschien op IJsland zijn?
Om maar nieuwtjes te verzinnen
Maken ons de kranten wijs,
Dat men hem heeft waargenomen
In een taxi te Parijs.
Weldra krijgen we te lezen
Dat hij in de Elzas zit,
Dat hij Keizer is van Lapland
Of Minister te Madrid.
Overal kwam men hem tegen
Zelfs te midden der woestijn,
En ten slotte gaan we vreezen
Dat er twintig prinsen zijn.
Hield hij zich misschien verborgen
Ergens achter in het Gooi?
Sliep hij in de buurt van Laren
Bij de boeren in het hooi?
Alles kan in deze tijden
In de wereld-republiek,
Morgen heet het in de kranten
Hij is vurig Bolsjewiekt"
En de oorzaak van het praatje
Is misschien wat onverwacht,
Onze prins vertrok naar Vlleland
En ging op de robbenjacht.
In de buitenlandsche bladen
Waar men weinig van ons weet,
Kan 'f ze zooveel niet schelen
Of hij Wim of Hendrik heet.
J. H. SPEENHOFF
DEVO
Gourlge Sigaar
FABR l KANTE
N.V. DIEVENBACH't
HolL SlaarnafabrUk UTRECHT
IIIIIIMIIIIIIIIIIIIII
iiiiiiiiiiiiiiiiiimii
venhage met Dr. Edward B. Koster een
cursus openen tot voorbereiding voor het
staatsexamen. Een zeer groot idealist toonde
hij zich in alles. Nimmer vreesde hij de
wereld of het groote publiek. HQ bleef zich
zelf altijd gelijk. Ztjn meening drong hQ
aan niemand op, maar wie er hem naar
vroeg kreeg ze dan ook In geheel
onverdunden staat te hooren. ZQn leerlingen
vereerden en beminden hem niet alleen als
hun leeraar, maar bovenal als hun
waarachtigen vriend.
Behalve aan wQsgeerige onderwerpen
wijdde dr. Der Mouw een omvangrflk werk
aan dr. Hoogvliet's opvatting van taal
wetenschap. Dit werk is in buitengewone
mate grondig en leerrQk. Hij behandelt het
onderwerp niet van n maar van vele ver
schillende standpunten, uit een natuur
wetenschappelijk, uit een wfjsgeerig, uit een
zuiver taalkundig en uit een opvoedkundig
oogpunt. Er is uit dit boek veel te leeren
wat niet onmiddellflk met dr. Hoogvliet's
taalsysteem samenhangt.
Te 's Oravenhage was der Mouw een
ijverig bestuurslid der Vereeniging voor
Wijsbegeerte, In wier schoot hij menige door
wrochte verhandeling ten beste gaf. In zeer
verschillende wijsgeerige stelsels was hQ
volledig te huls. HQ was kenner van Kant
en Fichte, maar vereerde in de eerste plaats
Schopenhauer en Hartmann. Vooral
Schopenhautr, wiens buste boven een boekenkast
op zijn studeerkamer prijkte, was voor hem
een leidende geest bij de studie en ieder
die opgemerkt heeft hoe veel eenvoudiger
en duidelijker de s t f) l en zinbouw is van
Schoperhauer dan die van verreweg de
meeste Duitsche wQsgeeren, zal hier den
goeden smaak van dr. der Mouw moeten
prQzen. Van het Tijdschrift voor Wijsbegeerte
was hij mede een zeer gewaardeerd redactielid.
Grondig vertrouwd met Grieksche philosofen
strekte hij zijn onderzoekingen ook over 't
gebied der Oud-Indische wQsheid uit. HQ
was n.l. een zeer goed kenner van het Sanskrit
en las de Sanskrit-teksten met groot gemak.
Wat in blzondere mate opmerking ver
dient in dezen classicus-Sanscrittst is zijn
(bij zijn vakgenooten stellig niet algemeen
voorkomende) zeer uitgebreide kennis van
de wiskunde, waarin hQ zich voortdurend
bleef oefenen.
De geleerde Der Mouw was geen man
van geleerdheidsvertooning. Betrekkelijk ge
ring is het aantal van zQn in druk ver
schenen werken, maar wat hQ leverde
was In vele opzichten buitengewoon. Ook
op andere wijze dan door het schrijven voor
't publiek drong hQ zich nimmer (te weinig
misschien) op den voorgrond. HQ was een
voudig in zQn hart, hQ beminde de vrQe
natuur en dikwQls zag men hem in het
Haagsche bosch of elders op zQn fiets,
terwQl de wind met zQn ongedekte haren
speelde.
Dr. J. M. HoooviiET
_J