De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 2 augustus pagina 7

2 augustus 1919 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

2 Aug. '19. No. 2197 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND MUURSCHILDERINGEN IN DE AANGEBRACHT DOOR ORANJE NASSAU KAZERNE H. PAULIDES 1014-1018 DE OPOFFERING -TEÏ? HERINNELPING. AAN HET DEPOTBATAMON DEJ? VU INFANTERIE BP1G\ DE Op 30 Juli 1919, heeft in de Oranje Nassaukazerne te Amsterdam de onthulling plaats gehad van een wandschildering door den schilder H. Paulides aangebracht op een der groote wanden van de cantine. De wand werd reeds Ingenomen door een schoorsteen mantel, een zér hooge lambrizeering en twee deuren. Ter bovenzijde werd de wandvlakte begrensd door de twee schuine vlakken van de bekapping. Het vlak was door een en ander van een zeer ongunstige verdeeling en maakte de oplossing niet gemakkelijk. De heer Paulides heeft zich echter loflljk van zijn taak gekweten. De schildering is uitgevoerd in was-ollecasëus verf op een grijzen getamponeerden grond van olieverf. Het middelste tafereel draagt het onder schrift .Nederland 1914-1918" en is onder verdeeld in 3 deelen, samengevat in een architectonische omlijsting. In het midden van dit tafereel troont de Nederlandschc maagd, met scepter (voorstellende Nederland's houding gedurende de oorlogsjaren) gewapend met zwaard en harnas. Rechts is uitgebeeld: het paraat zijn der weermacht" door twee mannenfiguren, waarvan de eene, steunend op 't zwaard, de trouw, de andere, turend met de hand boven de oogen, de waakzaamheid weer geeft. Links is de munitie aanmaak", voor gesteld door een wapensmid, die in zijn zware taak wordt gesteund door vrouw en kind. Deze drie paneelen, samen vormende het middenstuk, zijn geflankeerd ter linkerzijde door de toewijding" en ter rechterzijde door de opoffering". Het eerstgenoemde geval is voorgesteld door een aandachtig bezigzfjnde mannenfiguur (de wetenschap) 1IIIIIIIIIIMIIIIIIIHIIII1IIIIIIIIIIUHII Nieuwe Fransche Boeken CAMILLE MAYRAN. Hlstoire de Gotton Connlxloo, suivie de l'Oubliét. Paris, Pion, 1918. Voor mejuffrouw Camille Mayran is de liefde een gevoel van overgave, een nederige teerheid. Zj weet ook dat dit gevoel soms onweerstaanbaar zQn kan en dan alles ver ontschuldigt: inbreuk op iedere wet. En toch schijnt zl| daarb| nog een hei melijke voorkeur te voeden voor de regel maat, zelfs in dat meest vrije aller gevoelens, de liefde. Een huweiqk, mits uit liefde ge sloten, is haar toch beter dan elke lossere band. Zij blijft belangstellen in de vraag of ongeheiligde verhoudingen geen straf verdienen; en de soms gehoorde meening, dat deze kunnen en moeten worden goed gemaakt door boete, is voor haar niet geheel zonder zin. Gemengd met dit alles leeft in haar het besef der noodlotsmacht die altijd over ons hangt en ieder liefdesgeluk verstoren kan, zelfs het toch bescheiden geluk der mees ten, waaraan om te beginnen reeds zooveel ontbreekt. Zoo ziet Camille Mayran de menschen als machteloos tegen, maar somtijds mach tig door de liefde; daarbij steeds bedreigd. En zQ heeft medelijden met hen en voelt zich weemoedig. Uit een Innerlijk leven dat zoo beweegt en aldus gekleurd is, kwamen de twee zuivere verhalen voort, die hier worden aangekondigd. Qotton Connlxloo is een eenvoudig dorps meisje in Vlaanderen. In vrije liefde, uit een onweerstaanbaren drang, is zij gaan leven met een stillen, hartstochtelQken man, die zfln vrouw en kinderen om haar heeft verlaten. En ofschoon zij dus zondigt zouden wQ zeggen in onschuld, gelooft zQ zich tot boetedoening verplicht. Haar boete Is dan, dat zij zichzelf, in strijd met de waarheid, bij de bezettende Duitsche over heid aanklaagt, een in het dorp doodgevonden vfjandelijken soldaat te hebben ver moord: daardoor redt zQ haar dorp van een collectieve wraakoefening. Zij wordt neergeschoten en verwerft de posthume absolutie van haar vader en van den pastoor. Haar rekening is vereffend in den hemelen op aarde ... De donkere gemoedsdiepte van dit simpel meisje is overigens goed gegeven; en niet minder duidelijk staat ons voor oogen haar vrome zonderling van een vader. Maar oneindig veel mooier is de tweede novelle, L'Oubliée. Deze vergetene" is een jong rijk meisje, wier verloofde, een lyceumleeraar, als reserve-officier In den oorlog is, terwijl zij, achtergebleven in het bezette gebied en daardoor verhinderd met hem te correspondeeren, slechts leeft van de hoop op hereeniging. Over Zwitserland eindelijk naar Parijs gekomen, nog tijdens den oorlog, vindt zfj haar geliefde... getrouwd met een H. BERSSENBRUGGE, POMTRCTFOTOORAAF ZEESTRAAT 65, naai! Pinwiina Meidag, DEN HAAG. - Tel. 1538. andere. Deze vertelling Is sober, waar en op twee of drie plaatsen tot tranen toe ontroerend. De oorlog is hier geenszins de hoofdzaak: het verhaal is algemeen mensche lijk. De verteltrant is discreet en beschaafd; er is stemming. Het begin alleen is een weinig langzaam van gang. Camille Mayran is een pseudoniem. De ware naam van deze debuteerende schrijfster is Mlle Saint-Rere Taillandier. Ze is een achternicht van Taine. Het eerste optreden van mejuffrouw Saint-RenéTaillandier maakt een sympathieken indruk; ofschoon haar richting m. i. zonder toekomst is. * * * PIERRE MILLE, Nasr'Eddine et son pouse, roman. Paris, Calmann-Lévy, 19.9. Stel u een vlugloopend verhaal voor, waarin een Turksche minlstre de la septlème police" optreedt, benevens een spion, eenige eunuken en een ongeloovigpriester; waarin een goedaardig man allerlei ongeluk te dragen heeft, van een veelvoudige cocuage af tot gevangenzetting in de kerkers van den Padisja toe; waarvan de conclusie ten slotte luidt: ,11 faut rentrer chez sol" en" gij hebt een begin van voorstelling gekregen aangaande Pierre Mille's vertelling welker titel hierboven gemeld is; maar ook hebt gij u onwillekeurig de romans van Voltaire herinnerd, zoowel als de stelling van diens Candide, qu'il faut cultiver son jardin." Stel u vervolgens voor een reeks van korte verhalen, minder politiek-satirisch dan die van Voltalre, maar overigens daarop ge lijkend ; met meer imbroglio echter en meer verteld om het pleizier van het vertellen; vol aangename zinnelijkheid, onbehoorlijk maar bekoorlijk: een reeks van vertelsels welke, aaneengeregen met een lossen draad, niettemin dit ne gemeen hebben dat alle vrouwtjes er verliefd van aard en de meeste mannen maar sullen zijn en dit geeft een denkbeeld van Boccaccio's Decamerone. Maar ook van sommige gedeelten uit Nasr' Eddlne door Pierre Mille. Herinner u ook de Duizend en Een Nacht uwer kindsheid en hoe in dat boek onder de boeken" het heele Oosten voor u leefde met zijn fatalistisch opzien tot Allah ge loofd zij zijn naam" en tot Mohamed zijn profeet. Herinner u die listen der vrouwen, die kaliefen en hunne onderdanige viziers, die onverwachte armoede, dat plotselinge rijk worden, dien gezelligen... onzin eigen lijk, maar zógoed verteld, zoo sprookjes achtig en toch geloofwaardig. Herinner u dat en gij kent reeds een weinig Pierre Mille's jongste verhaal. En bedenk daarbij nog eens, wat de on volprezen Anatole France ons laat zien in zijn volmaakte werken: dat de wellust schoon is; dat de echte liefde n zinnelijk n gees telijk is; dat er meer dellcieuse vrouwen zijn dan betrouwbare en edele; dat de moderne mensch over het geheel niet veel zaaks is, evenmin als die van vroeger; dat hij echter meer zwak en belachelijk is, dan slecht; dat voorzorgen zelden helpen en regeeringsvoorzieningen zoo goed alsïnooit; en een vrouwenfiguur die een korenschoof torst (de landbouw), welke beiden hun beste krachten in dienst stellen van hun land. De opoffering wordt voorgesteld door een oude en een jonge mannenfiguur, die hun stoffe lijke zaken komen opofferen. De onderste reeks afbeeldingen draagt tot onderschrift: ter herinnering aan het Depot Bataljon der Vlle Infanterie Brigade". Het laat zien het uitrukken der recruten onder het bevel van den Bataljons-Com mandant voorafgegaan door 't MobillsatieMuziekkorps"; daarvór de nooit ontbre kende Amsterdamsche jeugd. Het langwerpige veld waarop deze voor stellingen zijn aangebracht is in 6 deelen verdeeld door boompjes, waarbij uitgegaan is van het denkbeeld, dat den in overeen stemming met de voorstelling, aan het geheel een levendig, vroolflk karakter behooren te geven. Het overblijvende deel is vaksgewijze behandeld met meer prozaïsche gegevens en bevat o. a. de volgende rijmpjes: Heil deez' soep Beroemde snert Gij ligt ons allen Nae aan 't hert, en verder het volgende rijmpje, toepasselijk geïllustreerd: De kug hq blijv' Alom bekend bij Jan Koetsier en Kees Student. Onze Indruk van de wandschildering in haar geheel is zeer gunstig. De schilder heeft zeer mooie kleuren weten te kiezen en'bfj de niet zeer gunstige dubbele belichtlnh een zeer goed effect weten te bereiken. De allegorische figuren zijn strak en kloek geteekend en staan min of meer onder den invloed van den wandschilder prof. Derkinderen, van wien de schilder een leerling Is. Het mooist n van teekening n van kleur, doet het gedeelte met de soldatengroepen. Het grijs der kaki Is heel mooi getoneerd tegen den paarschen achtergrond en maakt een zér voornamen Indruk. Deze indruk wordt belangrijk geschaad door de minder gelukkig gekleurde lambrl, die door deze slechte keurverhouding ut den toon valt. Dit is evenwel door een donker gekleurde warme toon er op aan te brengen alsnog gemakkelQk te verhelpen. LAMBERTUS ZWIERS BATENBURG S F LMER iiiiiiilllliliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiltiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiüiii dat alles gedetermineerd is en het wondergeloof op waan berust; dat iemand die gelijk zijn Jéróme Colgnard, abt en wijsgeer verkondigt dat het geloof" niet aannemelijk is maar toch moet worden aangenomen, omdat het in het Boek staat, dat zoo iemand het" geloof daarmee onwillekeurig in den grond boort; dat al onze voorstellingen van oneindig heid en hemel onvermijdelijk eindig, aardsch en menschelijk zijn; en dat niets zoo aanbiddenswaard Is als de schoonheid; bedenk dat alles eens te meer en Nasr' Eddlne zal u bevallen. Want door zulke goede, zuivere, opgeruimde, bevrijdende, heidensche, lachende, spottende en zege pralende gedachten is ook aan Pierre Mille dit werkje Ingegeven. En lees dan dit pleizierig boek. Het zal u een genot zijn, een zoete prikkeling, een verkwikking. Het zal u ook een litterair verschflnsel blijken dat er zijn mag. Want ofschoon het doet denken aan Sjrherazade, aan de vrouwtjes en kooplui van Boccaccio, aan Candide en aan Jétöme Colgnard, is het toch du Pierre Mille". Het heeft, ondanks alles, een eigen toon, den toon van Pierre Mille; doordat nl. Pierre Mille dieper van menschelQke wijsheid is dan de makers der 1001 Nacht en dan Boccaccio; doordat hij artistiek nog sterker is dan Voltalre, immers de realiteit forscher, genuanceerder ook, ziet en weergeeft; doordat hij vroolijker en geestdriftiger is dan France, die in zijn sereniteit een enkele maal toch wat pedant aandoet; doordat Pierre Mille bovendien iemand is met een eigen scheppende ver beeldingskracht en met een wonderlijk-zeker mikkende, sierlijk lijnende pen: een man met een eigen stijl. Soms begint hQ plotse ling te rijmen, of schrijft een gezegde twee keer, achter elkaar: het lijkt kinderachtig, maar het geschiedt alt g d op een bijzonder zot moment in zijn verhaal en het is daarom altijd aardig en goed. Men denkt erbij aan een vroolijken wandelaar, die op eens een danspas uitvoert, zijn wandelstok omhoog gooit en weer opvangt, en die dan de veer krachtige regelmaat van zijn tred herneemt. ANATOLE FRANCE, Le petit Pierre. Paris, Calmann-Levy, 1919. Na het lezen van dit boek gevoelt men zich In zachte stemming en men glimlacht vredig. Welk een rustige, gelijkmatige kunstvaardigheid; welk een toegeeflijke wijsheid; welk een verukkelijkehumor!Het is toch nog de oude Anatole France. Daar hooren wQ hem weer, op de oude manier van Le livre de mon aml en van Pierre Nozière, vertellen over zijn eerste kin der jaren: hoe hQ stuk voor stuk het leven en zijn beloop ontdekte; hoe droomerig en wild tegelijk hij was, hoe (woelig, onredelijk, driftig, altijd verlangend; wat een aardige streken hij heeft uitgehaald en hoe hij op een goeden dag bij 't soldaatjes-teekenen een genialen inval kreeg, die echter door zijn moeder miskend werd; hoe hij beuzelde, flaneerde, zich van alles voor kon stellen, en ofschoon een echte kleine jongen, petit gargon gargonnant", toch aan veel reeds twijfelde en voor Iets moois in staat was alles te vergeten..., Daar zien wij weer dat lieve, grappige, fijne ventje, verkleinde, maar complete af beelding van den lateren mensch. En daar leven wfl weer in dat zoo sypathieke Fransche gezin van 1850, 't gezin van dien zwaarmoedigen dokter Nozière, van zijn hartelijke maar llchtontdane vrouw, zuinig met haar geld omdat haar man 't zoo moeilijk verdiende; van de brave, eenvoudige dienst bode Mélanie, die niet lezen of schrijven kon, maar zoo zuiver haar taal sprak omdat zij tot een natie behoorde waar ook het volk van adel is Daar hernieuwen wij de kennis met die genereuse revolutiedroomen van 1830 en 1848, e»met die ex-officieren van Napoleon, die rpgeworden burgerlui van Louls-Phlllppe, die gekke onderwij zerslypen. Ja, ofschoon rustiger geworden dan ooit, is het nog de oude Anatole France, de man die, mij althans, meer innig litterair ge not heeft geschonken dan eenlg schrijver van nu of vroeger, van hier of elders, 't Is nog de oude twijfelaar, die imaginaire waar heid even mooi vindt als echte en die, we tende dat niets zoo gelukkig maakt als zich zelf te vergeten in arbeid en vermaak, toch ook beseft dat men in waarheid nooit zichzelf kan verlaten... 't Is de oude, heer lijke humorlst, die spottend liefheeft en lacht zonder haat. Ziehier een voorbeeld van zijn humor (p- 251 e.v.) ..Vous m'entendez bien : je ne veux pae dire par la que cette simple pays:inne (een nieuwe dienstbode, die nogal ruw is) eüt "re>-u d'une marraine fee Ie don de revêtir de porphyre, d'or et de pierreries les muis des appartements qu'elle nettoyait. Non, mi,is depuis son entree en charge, notre logis résonnait sans cesse de bruits inouïs, de chocs formidables, de cris d'épouvante, de grincements de dents et de rires stridents; il s'v répandait - es odeurs horribles de graisse bouillante et de chairs grillèes; lts eaux mènagrres coulaient inopinément dans les chambres, une fumée soudame y cacbait Ie jour etoppressaitlespoitrines,les parquetscraquaient, les portes claquaient, les fenêt'es s'entrechoquaient, les rideaux se goi. flaient, Ie vent soufïlait en-tempête, des signes funestes appiraissaieutqui troublaientmon père: son encrier se renversait sur sa table, ses plumes perdaient leur bec, Ie verre de sa lampe clatait chaque soir N'óiait-ce pas proprement fèerique?. cependant Justine n tait pas maladroite.. Mais elle tait sauvage, violente et prompte au combat.. Elle s'attaquait aux mètaux les plus durs. Les espagnolettes des fenêtres et les robinets des fontaines luirestaient dans la main.. Te suivais Justine dans ses travaux quotidiens avec une curiositéqui ne se lassait jamais. Ma chére maman me reprochait ce qu'elle appelait ma sotte musardise. Elle n'en jugeait pas bien: Justine m'intéressait par ses farons guerrières et parce que toutes ses entreprises domestiques prenaient Ie caractèred'une lutte iccertame et terrible. Lorsque, armee de son balai et de son plumeau, elle disait avec force: Faut que j'aille faire Ie salon", je l'accompagn&is attentif." (Het verdere is even aardig). En hier volgt nog iets waaruit zijn oude scepticisme blijkt (p. 303-4): M. Grépinet (een onderwijzer) me fit plusieurs quesüons auxquelles je ne pus répondre, et il me traita o";ine, ce qui me fut d'-utant plus pénible que, n'ayant pas lu la Métamorphose, je ne savais pas encore qu'il me pul'fisait de manger des roses pour redevenir homme L'ayant appris a la fleur de mes ans, j'ai promenéindoiemment mon 'inerie dans les jardins de la Sagesse et l'ai nourrie des roses de la science et de la méditation. Elle en a déyorédes buissons entiers avec leurs parfums et leurs pines; maïs sur sa töte humanisée |il a toujours percéun petit bout d'oreille pointue." Is er een bevalliger wijze denkbaar om te kennen te geven dat men veel gedacht en veel gewerkt heeft in een lang en vrucht baar leven, maar dat men al het verkregene dubieus blijft achten? Voorwaar, Anatole France Is een charmante grijsaard, een superieure geest en een kunstenaar van den eersten rang. HQ is helaas al 75 jaar; wanneer hfl, wie weet hoe spoedig, sterft, zal een intellect van onvergelijkelijke en onvervangbare bekoorlijkheid deze aarde verlaten en velen, zeer velen in alle deelen der wereld zullen een persoonlijk en ge voelig verlies moeten dragen. JOHANNES TlELROOY ONTVANGEN BOKKEN: Van Calmann-Lèvy: M. Berger, Jean Darboise roman, 1918. Van Chapeht: Lettres d'un soldat, 191"/ (mooi). Van Charpentier: M. - A. Leblond, Le miraole de la rafe, roman, 1914. V. Margueritte, La terre natale, roman, 1917. Van (,ï«s: E. Faure. La sainte Face, 1918. P. van der Meer de Walcheren, Journal d'un converti, 1917. Van Emile-Paul: L. Artus, La maison du fou, 1918. J. Beslirre, Franzili, 1917. P. Benoit, Koeuigsnnrk, 1918 (romanesk) J.- E. Blanche, Cahiers d'un artiste, 4dln, 1916?18. J. Giraudoux, Lectures pour une ombrp, 1918. I iderot, Le ne eu de Rameau (keurige herdruk) 1918. Suarès, Les bourdons sont en lleur. 1917 (zie over Suarès. de Amsterdammer, 11 Mei 1918). Van Figuière: J. Pomié, Albert. 1918 (gedichten). Van Flammarion : H. Barbusse. Clarté, roman. 1918 (in dit blad besproken door dr. By vanck). P. Margueritte, Jouir, roman, 2 dln, 1918. Van Hachette: M. Etevó, Lettres d'imcombattant. 1917. Van den Mercure de Franee: L Bloy. Page choisies, 1916. G. Dunamel, Civilisation 1914?1917 (ie s als Vie des Martyrs. zie De Amstr. 22 Juni 19181. Idem, La pofsession du Monde (opstellen] 1919. K. Verhaeren, Les Hammes hautes. poèmes, 1917. Van de Nouvelle Revue fran<;aise: Suarès, Remarques, 9, 10 en 11 (zie boven). Van Ollendorff: R. Rollard, Colas Breugnon, 1919 (in dit blad besproken door dr. F. van Eeden). Van Payot: A. Kribourg Croire, 1918. J. Vic, La litterature de guerre (bibliograün) 2 dln, 1918. Van Perrin: C. - A. Cantacuzrne, Hypotyposes (gedich'ea) 1916. J. Hénouard, Ci'iirs franrais, consciences anglaises, roman, 1918. Van La Renaissance du livre: J. Germain, Notre guerre (voorrede van Barbusse) 1918. Ch. Perrot, La printemp" sanssoleil, roman, 1918. C. Mauclair, Auguste Rodin, 1918 (studie). Van SijthofT te Leiden: l'. Valkhoff, Leron d'ouverture i 1'Universitéd'Utrecht, 1918. UlIIIIMMIIIIIIllllHIIIIIIIIIIIIMIIIIIlllllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllIllll NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotcrdienstvanTetenburg DAGELUKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LflDEK DEN HUG 1ELFT g. ItrichtichirwZi. Fyijikiéil. HtittiiMtl WICf - VERS*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl