Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Aug. '19. No. 2198
zoekers gewagen met droefheid en veront
waardiging over de tegen Joden gepleegde
gruwelen, getuigen van de tooneelen in Lem
berg en in Wilna noemen eene lange lijst van
plaatsen, waarin pogroms, ernstiger en minder
.ernstig hebben plaats gegrepen, spreken van
barbaarschheden, die aan lang terugliggende
tijden herinneren. Ik heb de ter mijner be
schikking staande literatuur nagegaan en ik
aarzel niet de overtuiging uit te spreken,
dat, helaas, in hoofdzaak aan de waatheld
van de feiten niet te twijfelen valt. Laat er
overdrijving zijn in vele berichten, ook wan
neer men aftrekt hetgeen voor rekening van
die overdrijving moet komen, blQft er meer
dan genoeg over. De feiten spreken te duidelijk.
Natuurlijk, niet voor alle uitspattingen van
de volkswoede is de regeering aansprakelijk,
vooral niet in tijden waarin wQ thans leven
en bij toestanden als in het Oosten heer
senen. Maar wanneer men de berichten van
ooggetuigen en van onpartijdige onderzoekers
leest, dan kan men de overtuiging niet van zich
afzetten.dat de overheid tenminste met groote
slapheid is opgetreden. In hoeverre de cen
trale regeering zou mogen worden aanspra
kelijk gehouden, zou ik niet durven beslissen;
wel zeker is, dat vele ambtenaren hun plicht
niet hebben gedaan. Meermalen zelfs rQst
het vermoeden, dat niet alleen nalaten tot
hun last komt, maar zelfs dat zij hebben
bevorderd, dat zij het volksfanatisme hebben
opgewekt, veeleer dan het te beteugelen.
De beschuldigingen tegen de Joden voor
gebracht, zij o, zooals altQd, velerlei. Ik acht
het onnoodlg die na te gaan. Immers, wat
waar kan zijn is nooit meer dan dat enkele
Joden zich aan de feiten hebben schuldig
gemaakt. Er zijn Joodsche Boisjewlsten, er
zijn Joden die zich aan woeker, aan uit
zuigen van de andere bevolking, aan
spionnage ten voordeele van den vijand hebben
schuldig gemaakt. Natuurlijk zijn zij er,
even goed als er van al deze categorieën zijn
onder de niet-Joodsche bevolking. In tijden
en toestanden van demoralisatie zullen wel
niet alle (oden rein en smetteloos zijn ge
bleven. Doch rechtvaardigen ooit misdrijven
van Joden moorden, mishandelingen,
beleedigingen begaan tegen de Joden, tegen
?onschuldige vrouwen en kinderen, tegen
mannen, die misschien al het hunne gedaan
hebben om het misdadige bij hunne
stamgenooten te keeren? Het is de groote gruwel
bij alle Jodenvervolgingen, dat men aan de
Joden wil wreken, wat enkelen, laat het zelfs
zijn wat meerderen onder hen hebben begaan.
Het is het groote onrecht, dat men ten
laste brengt van allen, wat de enkeling
misdeed en het is geweest de droeve tra
gedie van het Joodsche volk in zoo menig
land, dat de overheid, om de woede van
het volk af te leiden, niet beter wist te doen
dan al het kwaad te schuiven op de schou
ders van de Joodsche bevolking, op haar
rekening te brengen al het ongeluk, dat de
regeering niet had weten te keeren. Zoo
was het zoo vaak, zoo schijnt het thans
weer te moeten gaan in de landen van het
Oosten. Is het niet een eisch van recht, dat
daartegen alle weldenkenden zich keeren,
is het niet plicht dat de Joden in de
westersche landen daartegen hun stem ver
heffen, kan er voor iemand reden tot aar
zeling zijn om het rechtmatige, het nood
zakelijke van een protest te erkennen, dat
zich richt tegen barbaarschheden en
gruwelen ten aanzien van onschuldigen,
een protest dat vraagt om rechtsbescher
ming, om bescherming van leven, lijf en
goed, dat verontwaardiging uitspreekt over
onderdrukking, over zedelijke en lichame
lijke mishandeling?
Het nieuw gevormde Polen heeft de inter
nationale overeenkomst aanvaard door de
entent e-mogendheden opgesteld, waarbij
aan de Joden gelijkheid van rechten is ver
zekerd. Alle deelen van de bevolking zullen
gelijk zQn voor de wet, alle minderheden
zullen geëerbiedigd worden in hun taal en
in hun godsdienst, voor de Joden zijn nog
afzonderlijke regelen gesteld ter verzekering
van de vrije waarneming van hun godsdienst
plichten. Al die bepalingen zijn erkend als
te zijn van internationale strekking en zijn
gesteld onder de hoede van den Volkeren
bond. Tot dien Bond heeft dan ook de
Amsterdamsche vergadering van Joden zich
gericht en de verwachting uitgesproken,
dat door strikte tenuitvoerlegging van de
bepalingen van het vredesverdrag de
rechten der Joden zullen worden ge
handhaafd en met alle te dienste staande
middelen aan de uitspattingen een einde
gemaakt. Wil de nieuwe Poolsche staat
zich een plaats veroveren in de rij der
staten, dan zal hij de hem bij het tractaat
opgelegde verplichtingen met nauwkeurigheid
hebben na te leven en dan zal aan
de Joden in het herstelde Polen eene toe
komst kunnen zijn verzekerd, die
eenlgermate kan vergoeden de maanden van jammer
en ellende, thans weer over hen heengegaan.
Utrecht, 4 Augustus 1919.
IIIIIIIIIIIIIIIII1IIMIMIIIIIIIIIMIIIIIIIII
Neder l. Munt
Holland* tneemt gewilde Sigaar
iiiitiiiimiuiiiiiirmiiM
IIIIIIIIIIIIIIIIIIHillllllllltllIlllllllllllIflIlllllllltlllllllllllIlllllillllllllHtlll
DE JODENVERVOLGING IN
HET OOSTEN.
door Opperrabijn A. S. ONDERWIJZER.
Wie teveel bew|st, bewijst niets.
Wat overbekend is, vereischt geen bewijs,
zegt een Joodsche sententie.
Dat het zonnelicht bQ dag schijnt, is een
gewaagde theorie tegenover iemand, die de
begrippen: zon, licht en dag vooraf aaneen
physische analyse onderwerpt, en er mis
schien nog metaphysica en significa bij haalt.
Toch zoudt gij het meer dan dwaas vinden,
als iemand aan het feit twijfelde, dat de zon
bQ dag de aarde verlicht. Niettegenstaande
de scherpzinnige dialektlek van Socrates en
Plato, zQn er zekere vaststaande begrippen
iiimiuiiiiiimi
iiuttiiiiiiiiiiiiiiiiiti
DE
SCHEPENREQUIREERING
door G. S. VLIEGER
Inspecteur voor de Binnenschipper^
en
Secretaris der schippersver. Schuttevaer
De binnenschipper!] kwam in het eerste
en tweede oorlogsjaar in zeer penibele om
standigheden te verkeeren. De aanvoeren
van overzee in onze zeehavens kwamen nage
noeg geheel stil te staan; de vaait naar en
van Dultschland en België was
onbeteekenend geworden; bouwwerken van eenlge
beteekenis werden niet ondernomen. Een
gevolg van een en ander was dat er,
in verhouding van de vloot, een groot te
kort aan transport kwam en dat de binnen
vaartuigen herhaaldelijk weken en maanden
onbevracht aan den wal lagen.
De scheepsvrachten werden door dezen
toestand ten zeerste gedrukt. Te Groningen
werden vaartuigen van 10 a 12 mille waarde,
als drijvend pakhuis verhuurd a ? 1.50 per
dag, te Amsterdam was dit liggeld" voor
een schip van 200-250 ton f 6.?, zelf s lag
daar een schip van 1256 ton voor een dag
geld van ? 8 50.
Hierbij kwam dat de schippers die
relatien met verzenders of scheepsbevrach
ters bezaten geregeld emplooi vonden
men sprak ook van omkooperij terwijl
anderen maanden en maanden werkeloos
bleven.
Tengevolge van dezen toestand kwam
gisting en ontevredenheid bQ de schip
perij; vooral in Amsterdam werden door
de schippers bijna dagelijks vergaderingen
belegd en kwam op die bijeenkomsten den
wensch naar voren dat het weinigje werk"
dat er nog was, meer verdeeld zoude wor
den, dat de schepen naar beurt van aankomst
zouden worden bevracht.
Die wensch vond bQ twee Amsterdam
sche scheepsbevrachters gehoor. In April
1915 werd door die heeren een IQst aange
legd van de te Amsterdam aankomende
schepen en werd van boven af van de IQst
bevracht.
Van toen af aan is feitelijk de ellende,
de ellende waaronder Nederland nu nog
IQdt, begonnen.
De overige scheepsbevrachters en ver
zenders te Amsterdam wenschten aan de
beurtregeling niet mede te doen; de schippers
wenschten haar algemeen ingevoerd en de
strijd begon.
Te Groningen was, eenige jaren vór den
oorlog, door zekeren J F. Vos een
schippersbond opgericht, de later zoo dikwerf ge
noemde A. S. B. Veel leden telde deze or
ganisatie niet. De heer Vos, van de onte
vredenheid der schippers te Amsterdam
gebruik makende, wist echter daar eene
afderling op te richten die spoedig vrij
veel leden telde.
De beurtlQst werd uit de handen van de
twee genoemde scheepsbevrachters in die
van de afdeellng A. S. B. gebracht; het
gemeentebestuur van Amsterdam gaf aan
de afdeeling vergunning om een man op de
Schippersbeurs te stellen die de transporten
welke kwamen, volgens de beurtlQst liet
af nummeren; de beurtbevrachting kwam dus
vaster in het zadel.
Verplichtend was de beurtbevrachting
echter geenszins en, wQl de schippers door
het afaummer-systeem de macht in handen
kregen om de vrachten op te drijven naar
willekeur en daarvan een buitensporig ge
bruik maakten, trachten dan ook nog vele
scheepsbevrachters en verzenders buiten de
beurtlQst om, ruim te bemachtigen.
De A. S. B. trachtte intusschen overal
af deelingen op te richten en de beurtregeling
in te voeren; bQna overal, te Rotterdam in
bijzondere mate, stuitte zij op ernstig ver
zet van den handel; in Maart 1916 leidde
dit te Rotterdam tot een schippersstaking
waarbQ ernstige conflicten voorvielen.
Hoewel te Amsterdam de
vrachtopdrQverQ door de schippers eenlgermate werd
gecoupeerd doordat tusschen de A. S. B.
en den handel vrachttarieven waren vast
gelegd, bleef de toestand niettemin zeer
gespannen en werd door de schippers zoo
danig met willekeur en terreur gewerkt dat
de handel te Amsterdam zich, begin 1917,
van de beurtregeling meende te moeten
terugtrekken. Een schippersstaking was hier
van het gevolg; de handel liet ledige ruimte
van Rotterdam komen en dit leidde tot den
bekenden slag van Zeeburg", op 15 Ja
nuari 1917.
Geleidelijk nam de A. S. B. in ledental
toe, meer dan 7000 schippers waren tot de
organisatie toegetreden; overal in den lande
was zij vertegenwoordigd; een 90-tal
schippersbeursen waren door haar opgericht en
overal dwong zij, of trachtte zij te dwingen,
tot invoering van beurtbevrachting.
Intusschen breidde het vervoer te water
zich sterk uit. De kolennood noopte de
regeering het goederen vervoer per wagon
zoo veel mogelijk stop te zetten;
demotorbooten konden niet meer varen wegens ge
mis aan brandstof; turf en bruinkool werd
de brandstof; massa's hout kwamen te
Delfzijl binnen, massa's steenkolen en coces,
met rijnschepsn te Amsterdam en Rotterdam
aangebracht, werden daar in kleinere sche
pen overgeladen om via Delfzijl naar Scan
dinavië te worden verscheept.
Het binnenschip werd het vervoermiddel
en kon emplooi vinden zooveel het wilde.
De schippers maakten van dien toestand
misbruik; sterk door hun beurtlijsten dreven
zij niet alleen de vrachten tot in het
bespottelQke op doch terroriseerden bovendien in
zoo ergerlijke mate, besloten zoo dikwijls
tot staking, dat het vervoer totaal in het
honderd liep.
Dit noopte de Regeering tot ingrijpen;
aan Crisiszaken werd een Bureau Vervoer
verbonden en hieraan werd de niet gemak
kelijke taak opgedragen eenlge orde in den
chaos te brengen.
Bureau Vervoer stelde zich in verbinding
met de A. S. B. en kwam overeen dat van
Regeeringszijde zoude worden gelast dat
zooveel mogelijk alle vervoer over de
beurtN.V. PAERELS
Meubileering M".
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokin 128 Telef. 4541 N
omtrent deugd, moed, waarheid enz., die
door ieder gehuldigd worden.
Men heeft van zekere zijde getracht, of
in 't algemeen het feit van de in Polen
plaats gehad hebbende pogroms te looche
nen, althans tot een belachelijk minimum te
reduceeren, f ze te vergoelijken, zoo niet
te rechtvaardigen door opsomming van een
reeks van ondeugden, waarmede de Joodsche
slachtoffers behept geweest zouden zijn.
Het een zoowel als het ander is gebleken
een onmogelijke tour de force te z|n, die
noodzakelijk mislukken moest.
Wil men zich een aanschouwelijk beeld
vormen niet slechts van de materieele ellende,
maar ook van het schrijnend leed, de wan
hopige smart, die de pogroms den Joden
veroorzaakt hebben, men leze de brieven,
waarin zij vór bloedverwanten en kennissen
hier ter stede hun gemoed uitstorten.
Hartverscheurend is de beschrijving van
het barbaarsche schrikbewind, dat zijn
slachtoflers op de meest cynische wijze doodge
marteld of leeggeplunderd heeft.
De gruwelen van het Lemberger pogrom
hebben de stof geleverd voor het werkje
van Bendow, die tot in bizonderheden hel
der en duidelijk de afgrQslQke wreedheden,
den driesten overmoed en het moorddadig
geweld beschrijft, die daar op 22 en 23
November 1918, de dagen, die voor dit
pogrom vooraf aangewezen waren, tegen
de Joden gepleegd zijn. Geen algemeen
heden, maar details. Huis voor huls, per
soon voor persoon passeert daarin met zijn
treurige ervaringen de revue. Alle
mededeelingen door protocolistische verklaringen
gedocumenteerd. Bij de overweldigende
massa van bewijsmateriaal zou men gerust,
met het oog op het herhaaldelijk aange
voerd verweer van overdrijving, de helft
van hetgeen daar verhaald wordt aan
phantasle kunnen toeschrijven, om toch in
zijn rechts- en menschelQkheldsgevoel diep
gekrenkt te zijn door de woeste uitspat
tingen van de dierlijke elementen, die daar
hoogtij gevierd hebben.
Maar Joodsche objectiviteit wraakt het
getuigenis van nabestaanden.
Wij zijn dus verplicht nlet-Joden als ge
tuigen op te roepen.
in de eerste plaats lezen wij dan een
verweer van de Poolsche missie te
's-Gravenhage.
Een bekentenis, zegt een Joodsche rechts
regel, staat gelijk met de verklaringen van
honderd getuigen.
Welnu in het bedoelde stuk luidt het o.a.:
is het den onderteekenaars van het protest
wel bekend, dat de Poolsche regeering zich
wel degelijk beijverd heeft om de
uitspatIQst moest worden bevracht terwijl de A.
S. B. tegen vaste tarieven de transporten
zoude bevorderen. Inspecteurs werden aan
gesteld om een en ander te regelen.
Het vervoer liep van toen af werkelijk
beter; echter: de Inspecteurs hadden zeer
weinig te vertellen. Want: de schippers
beurzen en de beursmeesters waren in eigen
dom en onder beheer van de A. S. B.
gebleven; de inspecteurs waren op de
beurzen, waar zQ handelend op moesten
treden, weinig meer dan toegelaten gast.
Den 15tn April 1918 werden de beurzen
onder Rijksbeheer gesteld ; de beursmeesters
werden Rijksambtenaren en de Inspecteurs
konden dus gezaghebbend optreden; zij
konden van hunne bevoegdheid om schepen
voor een transport aan te wijzen, gebruik
maken.
Werd een schip aangewezen dan kwam
echter de geheele A. S. B. in opstand; de
Inspecteur kwam op de schippersbturs in
levensgevaar te verkeeren, het terrorisme
van de schippers vierde nog steeJs hoogtij.
Door den handel, vertegenwoordigd door
de Binnenscheepvaart Unie, werd dit terro
risme sterk aangevallen en het gesanctio
neerde beurtregellngsysteem sterk veroor
deeld. Niet zonder overdrijving legde de
Binnenscheepvaart Unie op alle slakken
zout
De gesanctioneerde regeling lokte een
proces uit. En de Groninger rechtbank
concludeerde dat eigenlijk de geheele sanctie
van de beurtregellng, het aanwijzen van
schepen enz., geen recht van bestaan had;
dat de Minister van Landbouw zich iets
had aangematigd waartoe hij, als 't puntje
bij 't paaltje kwam, onbevoegd was.
De Minister leidde het er toen heen dat
een Binnenscheepvaartwet werd aangenomen;
een Binnenscheepvaartwet waarbij aan den
Minister de bevoegdheid werd verleend
binnen-scheepvaartmaatregelingen uit te
vaardigen naar hij dat goed vond en schepen
te vorderen wanneer zulks noodlg mocht
zQn. Eerst hiermede verkreeg de
Rijksinmenging in het binncnvaartbedrijf een
wettelijk karakter.
De handel bleef lulde hare bezwaren tegen
de beurtregeling naar voren brengen. Niet
ten onrechte, ook niet geheel zonder over
drijving, gaf de handel te kennen dat het
baurt regelingsysteem den schippers een macht
gaf die zQ op alle mogelijke manieren mis
bruikten. Het verkeer te water, zoo werd
beweerd, werd door de beurtregeling vaak
aan volkomen ondoelmatige schepen en
schippers toevertrouwd. Onverschilligheid
en belangeloosheid ten opzichte der lading
was schering en inslag, kortom: de beurt
regeling was een onding.
D;ze klachten leidden er toe dat eene
commissie, de commissie Jollens, werd be
noemd die den Minister had te adviseeren
of de regeling van de Binnenschipper!]
wijziging behotfde en zoo ji welke.
De coromissie, bestaande uit zeven leden
waaronder vier vertegenwoordigers der
schipperij, stemde met 5 tegen 2 de beurt
regeling af.
De Minister besloot nu om, met ingang
van 7 Juli de beurtregeling te doen ver
dwijnen en daarvoor in de plaats te stellen
een mijn systeem. De vracht zou door den
tingen (curs. van mQ) tegen te gaan ? ZIJ,
die daaraan schuldig werden bevonden,
zijn streng gestraft; te Lemberg alleen
werden b.v. 45 plunderaars gefusileerd. In
Gallicie, waar de krijgsraden deze zaken
berechtigen, zijn verschillende
doodvonnissen voltrokken, wegens deelneming aan die
uitspattingen. Naar Rzeszow en
Kolbuszowa werden militaire expedities gezonden
om de wanordelijkheden te doen eindigen."
Wie na dit verweer twijfelt aan den
ontzettenden omvang der pogroms moet wel
ziende blind zijn, of geestelijk verwant aan
de bedrijvers dier onmenschelQkheden.
Dat Generaal Halier zelf het sein gegeven
zou hebben tot het ontketenen der pogroms,
en dat hoogere en lagere officieren en min
deren in het Poolsche leger daaraan over
eenkomstig het commando van hooger hand
met hartstochtelijken ijver hebben deelge
nomen, staat volgens Bendow onomstootelijk
vast. Ik herinner mij niet dit door
nietJoodsche schrijvers met evenveel stelligheid
bevestigd te hebben gezien. Wel is het
teekenend, dat gedurende de twee dagen,
waarin de Joodsche huizen en synagogen
aan het vuur werden prijsgegeven, juist de
inrichting van de brandweer defect was,
zoodat er geen hulp kon geboden worden;
of dat er geen papier voorradig was (I),
waarop een afkondiging van den comman
dant tot beteugeling van het pogrom kon
gedrukt worden.
Ergerlijk misselijke uitvlucht l
Max BlokzQl, de bekende correspondent
van het Alg. Handelsblad, zegt dan ook in
zijn werkje over Polen, Gallicie en de Joden
vervolgingen te Lemberg, dat de Poolsche
autoriteiten niet voldoende deze
afschuwe1 ij kneden zijn tegengegaan, eerder den indruk
maken ze te hebben bevorderd (curs. van
mij). In dit werkje komt een facsimile voor
van een verklaring, onderteekend door den
Poolschen Kolonel Wybranowski van den
volgenden inhoud:
De heer Tinkelstein heeft als brand
schatting de som van 1000 Kr. betaald.
Andere divisies moeten het huis
Sonnengasse 47 met rust laten".
Deze verklaring laat aan duidelijkheid
niets te wenschen. Er wordt niet veel scherp
zinnigheid toe vereischt, om hieruit de
noodige consequenties te trekken.
Met betrekking tot het Pinsker pogrom
van 5 April j.l., waarbij weder op beest
achtige wijze werd huisgehouden, Joden bfj
massa's werden neergeschoten, en natuur
lijk in het groot geroofd en geplunderd werd,
verklaart de heer Bruilsford in de Times,
DEVO
Gouriff o Sigaar
FABRIKANTE
N,V. DIEVENBACH't
HelL Slgaranfabrfok OTKECMT
Illlllllllllllll
beursmeester worden ingezet en mocht niet
minder dan 60 pCt. van het tarief zijn
een grens naar boven werd niet genoemd.
De schipper welke het eerst mijn riep was
de gelukkige. Transporten door bemiddeling
van scheepsbevrachters aangeboden mochten
niet bulten de beurs worden bevracht; trans
porten rechtstreeks tusschen verzender en
schipper afgesloten konden elders plaats
vinden mits op de beurs daarvan het zegel
recht, >i pCt. der bruto vracht, werd betaald.
De A. S. B. bedacht dat door dezen maat
regel zijn alles beheerschende macht gebroken
zoudeworden,gelastteeenealgemeenestaking.
Hoewel geenszins alle schippers met dit bevel
accoord gingen, was de intimidatie en de
dreigementen van de A. S. B.ers zoo groot
dat ongeveer 70 a 80 pCt. er vrachtschippers
weigerden te laden.
Toevallig kwam in de stakingsdagen te
Amsterdam zeer veel graan binnen en moest
dit In binnenvaartuigen worden overgeladen
wilden de zeestoomers weder nieuwen voor
raad uit Amerika kunnen halen.
Amsterdam bleek',tengevolge van het optre
den van het afdeelingsbestuur A. S. B. aldaar,
een der brandpunten van staking te zijnen
de schippers weigerden als n man hunne
schepen te laten bevrachten. Dit noopte den
Minister van zijn recht tot schepen vorde
ring gebruik te maken.
Op 17 Juli kwam voor dit doel de heer
M, C. Dekkers, algemeen inspicleur voor
de Binnenschipperij, uit Rotterdam over.
Aan boord van het stoomboot j e der haven
dienst en onder begeleiding van marechaus
see en politie, werd aan 20 schippers den
schriftelijken last uitgereikt dat zij 18 Juli,
's morgens 7 uur, met hunne schepen
laadklaar langszflde van diverse graan booten
moesten liggen. Verzet van de zijde der
schippers kwam hierbij niet voor.
De schippers voldeden niet aan de vor
dering; daarom kwam de heer Dekkers
den volgenden middag terug en werden
onder zijn leiding door de sleepbooten
Barendsz en Amoer, aan boord waarvan
politie en marechaussee aanwezig waren, zes
schepen van hunne ligplaatsen gehaald.
Aan boord van de te verhalen vaartuigen
waren mede marechaussee's.
Aanvankelijk was geen verzet bij de be
trokken schippers, doch werden zij, trots
de aanmaning van het A. S. B. bestuur dat
met twee sleepbootjes in de nabijheid was,
om zich rustig te houden, door hun colle
ga's zoodanig opgeruid, dat af en toe door
de marechaussee moest worden opgetreden.
Zij weigerden elke medewetking, wilden ook
het roer niet bedienen, zoodat achter
zoowel als voor een sleepboot werd ge
spannen en de vaartuigen op deze wijze
naar de bestemming werden gebracht.
Daar aangekomen weigerden de schippers
de luiken van hunne vaartuigen open te
leggen. Maandag 21 Juli werden 15
manschippen en 2 sergeants van het legerdeta
chement aan boord gebracht; door deze is
de scheepsarbeid verricht geworden en kon
de lading in ontvangst worden genomen.
Meerdere scheepsruimte was evenwel
noodig. De schippers, bevroedende dat op
nieuw de vordering zou worden doorge
zet en dit willende verijdelen, hadden met
ankerkettingen en staaldraden hunne
scheHET BANKBILJET
Een oude, a/getobde schooier
Kreeg eens van een zonderling
Een bankbiljet van duizend gulden
Voor hij zich verdrinken ging.
De stamper keek naar 't papiertje,
Nooit had hij zoo iets gezien,
Hij dacht: het is bepaald 'n grap f e
Of het is wel valsch misschien.
Hij ging, om zich te vergewissen,
Naar de zaak van een bankier,
Daar toonde hij voor 't loket j e
Zijn verdachte stuk papier.
De achterdochtige bediende
Belde om een rechercheur,
Die bracht dien afgetobden schooier
Bij meneer den inspecteur.
De arme stakker riep wanhopig
Toen hij het bureau inging:
Ik wil dat bankbiljet niet hebben"
Hou' 't maar, dat valsche ding!"
De inspecteur zei onverschillig:
Hier geen dmktemakerij",
Wat of 't is kan ons niet schelen"
Valsch of echt, je bent er bijl"
De drenkeling werd na 'n poosje
Ergens buiten opgevischt
En uit zijn dikke portefeuille
Werd het bankbiljet gemist.
Het nummer klopt met 't briefje
Dat bij de biljetten zat,
De erfgenamen waren zeker
Dat men 't gestolen had.
Verdacht van diefstal en nog erger
Werd de bedelaar verhoord,
De rechters gingen zelfs nog verder
En betichtten hem van moord.
En hoe de man zich ook verweerde
Negen jaren kreeg hij straf,
En hij vervloekte dat biljetje
En den gek die 't hem gaf.
Als iedereen eens moest bewijzen
Dat zijn geld het zijne is,
Dan zaten heel wat nette menschen
In de straf gevangenis.
En de moraal van de historie
Is en blijft voor altijd waar
Een arme sul met duizend gulden
Is een dief en moordenaar.
J. H. SPEENHOFF
H. BERSSENBRUGGE,
POHTH6TFOTOORAAF
ZEESTRAAT 65, naatt Paiwima
DEN HAAG. Tel. 1538.
iiitimmiiiiiim
pen op alle mogelijke wijzen aan elkaar
verbonden. Bovendien waren door hun de
ankerswinches onbruikbaar gemaakt.
Daar zulks bij de Inspectie der
BinnenschepperQ bekend was, werd de RQks sleep
boot Torpedodienst II, uit Dordrecht, bemand
met torpedisten, ontboden. Luitenant Lorens,
bevelvoerder op genoemde sleepboot, meende
trots elke tegenstand, de vaartuigen wel los
te kunnen maken en toog 23 Juli aan het werk.
Het bleek evenwel dat de ankers niet in
te winden waren evenmin als de staaldraad
kabels konden worden losgemaakt. Van de
Amsterdamsche Droogdok Maatschappij
werd nu een zuurstofapparaat gehaald om
daarmede, met een snQvlam, de kettingen
door te branden.
Of het aan gemis van deskundige bedie
ning lag ofwel dat het Instrument defect
was is onopgehelderd gebleven doch, welke
moeite men ook aanwendde, de snij vlam
liet op zich wachten en men moest
onverrichter zake den strijd opgeven. Van uit de
schippers, welke door politie op bescheiden
afstand werden gehouden, ging een woest
overwinningsgehuil op en het ontbrak daar
bij niet aan scheldwoorden aan de adressen
van hen welke het fiasco mede maakten.
Dinsdag 29 Juli werd een nieuwe proef
ondernomen. Onder leiding van luitenant
Polis en met medewerking van den haven
meester Kotting, den commissaris van politie
van Soest en den Binnenschipper!!-inspecteur
werd des morgens 4Vj uur begonnen. Het
vroege uur was gekozen om op minder
verzet te stuiten en eventueel hardhandig
optreden te voorkomen.
Aan boord van de Torpedodienst II waren
geniesoldaten, voorzien van alle mogelijk
materieel om ketting- en draad olokkade te
breken.
Zonder veel moeite werden eenlge anker
kabels en staaltrossen doorgezaagd en gekapt
en drie schepen langs zijde gebracht.
Dat men zich tot drie vaartuigen bepaalde,
was omdat men wist dat van Rotterdam
voldoende ledige ruimte te verkrijgen was.
Het gold hier meer het vellen van een voor
beeld, het leveren van het bewijs dat de
regeering niet met zich kan laten sollen, dan
wel het gebrek aan ruimte. Op 't oogenblik ligt
ruim 12000 ton langs zijde van de Almelo
en de Hector en is rekwlreeren van schepen
dus niet noodig.
De staking duurt Inmiddels voort. Door
de bestuurders der A. S. B. wordt den
schippers ingepompt dat de Minister 40 pCt.
van het vrachttarief heeft getrokken. Zulks
is volkomen onjuist; de Minister garandeert
dat niet minder dan 60 pCt. wordt geboden,
doch laten den schippeis het recht om,
naar boven de vrachten tot een onbegrensd
cijfer op te voeren.
't Gaat echter alleen om de macht. De
A. S. B. wenscht alle vervoer aan zich te
hebben en dit naar beurtregeling te vergeven;
hij wenscht eigen handel door schippers te
beletten.reederij vaartuigen en kantoorschepen
aan zich te koppelen, biurtdiensten onmo
gelijk te maken.
Zulks mag m. i. in ons vrije Nederland
nimmer worden toegelaten.