Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Aug. '19. No. 2198
MEDl
HET GEVAAR VOOR DE OOGEN
BIJ HET LIGGEN IN DE FELLE ZON
Wanneer het waar is, wat de Latijnen
beweren, dat de schippers meest over hunne
schuit spreken en de boeren over hunne
beesten, moet U dan aan mij, mijnheer de
Redacteur, die uit mijn zomerverbIQf keer
op keer met een nat pak van de fiets kom,
vragen om Iets te schrijven over de felle
zon? Die zon, waarnaar wfj allen zoo ver
langen, en die wij bij het aanschouwen van
de zomertoiletjes op htt druilige strand
zoo dikwijls toeroepen:
Dat Zomersche japonnetje,
Vraagt ook een Zomersch zonnetje;
O Zon, wil ons toch gunstig zijn
En, schQn, schijn, schijn.
Maar de zon houdt zich schuil, en het Is
niet gepast een afwezige aan te tijgen.
Toch doet zij ons oog bij hare af wezigheid
wel kwaad, gelijk nog de laatste maal ge
bleken is, toen zQ totaal verduisterd was en
toen menigeen het aanschouwen van dit
verschQnsel met een blijvend slecht gezicht
heeft moeten bekoopen ondanks alle waar
schuwingen, die de dag- en weekbladen
daaromtrent herhaaldelijk hadden doen
hooren. Maar het is niet tegen dat gevaar dat
U mij wilt doen waarschuwen, noch tegen
het spelle je om iemand met een spiegeltje
de zon in het oog te weerkaatsen, wat wel
eens een heel, heel enkele maal iemand het
gezicht heeft gekost evenals het volle zon
licht, dat toevallig bij het baden het oog
treffen kan.
Neen laat zij nu eens schijnen en laat
ons niet dadelijk voor de gevelgen beducht
zijn. Laten wQ ons in onzen korten zomer
koesteren in haar schijn, waarvan wij voelen,
dat hij ons goed doet. De meeste menschen
ondervinden niet den minsten last van de
zomerzon, noch aan het strand, noch op
de hei. O zeker, ik zal niet beweren dat
het goed is om lang te lezen met het boek
in de zon, maar een onaangenaam gevoel
in de oogen waarschuwt ons dan wel en
zoo wfj de schaduw niet opzoeken gaat het
lezen weldra over in een rustlgen sluimer!
Ik geef toe, dat een aantal menschen de
zon op het strand onaangenaam vinden,
maar dit wil nog niet zeggen, dat er geva
ren aan verborden zijn; voor het
meerendeel zijn dit menschen met overgevoelige
oogen ten gevolge van een lichte ontsteking
der oogleden. Die zijn zelf slim genorgom
een strandbril te baat te nemen als het hun
te kras wordt. En dat menschen, die wel
eens aan de oogen gesuKkeld hebben, zich
niet zonder medische' voorkennis aan de
felle zon moeten blootstellen, spreekt wel
van zelf.
Om bepaald van gevaren te spreken van
de felle zon is er meer noodlg dan een
eenvoudig zitje aan het strand; dan moeten
wij eens denken aan degenen, die meenen
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMHltllllllllllllll 1111 lllllllllllllllllllllmlll
DE TYPISTE
(Vertolg van pag. 7)
TWEEDE TOONEEL
De vorlgen Mevrouw
Mevrouw (by de deur) Ik kwam even
vragen.. (Schrik. Pijnlijke, stilte. Hij laat
haar los. Verward gaan ze zitten. Mevrouw
blijft staan).
Mijnheer (verward) Ik ben zoo klaar.
(Dicteert. De typiste schrijft).. Lees u eens
even, juffrouw..
Typiste (nerveus).. dat wij uw order
kunnen uitvoeren tegen f 140.75 per 100
stuks, mits uw bestelling definitief voorden
len der volgende maar d in ons bezit komt."
M 8 n h e e r Precies,precies. Wij kunnen..
wij kunnen u anders de spoedige zending
niet garandeeren, terwijl na genoemden
datum.. de prijs wordt verhoogd tot f 150.20.
Gaarne uw antwoord tegemoet ziend.."
Typiste (zacht) Zal ik den brief maar
even beneden gaan tikken, mQnheer?
M fj n heer Best, juffrouw.
Typiste (terwijl zij heengaat, na haar
papieren van de schrijfmachine te hebben
gen >men tot mevrouw, half schreiend) Ik
bezweer u mevrouw, den k u er niets kwaads
van, ik was de schuld. Mijnheer zei tegen
me, dat ik hier toch maar een goede be
trekking had, en dat wilde ik afkloppen, en
dat wou mQnheer niet hebben omdat hij het
mal vond, en toen hield hij mijn hand vast.
Dat was alles mevrouw.. waarachtig.
Mevrouw (zachtjes) Ik dank u juffrouw.
Laat u nu maar..
DERDE TOONEEL
Mijnheer Mevrouw
Hij zit in z'n bureau-stoel. Zij neemt in
de stoel van de typiste plaats.
Menheer (aarzelend) Wat kwam je doen?
Mevrouw (voortdurend zachtjes en
langzaam sprekend) Ik wilde de jongens
uit school gaan halen, Herman. Toen dacht
ik, laat ik even op kantoor aanloopen, het
is nog vroeg, ik heb nog een half uurtje
(stilte).
M Q n h e e r (ietwat beschaamd) Zij heeft
je de waarheid gezegd.
Mevrouw Dat wist ik.
M Q n h e e r Wist je dat ?
Mevrouw Ja, Hrrman. Ik vertrouw
dat meisje. Je weet dat het niet de eerste
maal is, dat ik haar hier ontmoet. Ik houd
van haar, en ik voel dat ze waarheid spreekt,
dat zij mQ geen pijn en geen onrecht doet..
Mijnheer Zij niet?
Mevrouw Neen. Ik heb veel aan haar
gedacht in den laatsten tijd., heel veel..
MQnheer (hard) Wat zeg je ?
Mevrouw (met een verdrietlgen glimlach)
O ja, ik heb veel aan haar gedacht, door jou.
En ik heb geprobeerd.. haar te haten. (Zij
staat op, heftig) Versta je dat, Herman?
Ik probeerde haar te haten. Misschien., zou
het mfl een vreugde geweest zijn als ik het
had gekund. Een vrouw haat graag een
ander, die haar een stuk van haar liefde..
en van haar leven afneemt.. Die haat is
merschelQk. Het is haar Instinct van zelf
behoud.
MQnheer (luid) Marie..
Mevrouw (gaat weer zitten) Stil, Her
man. Laat mfl het nu even zeggen. Het is
dat zij urenlange zonnebaden noodig hebben
of wien het door hun dokter werkelQk is
voorgeschreven. Menigeen, die veronder
stelde dat een verbrande teint wel goed
zou staan, heeft reeds bij de eerste proeve
heel wat pijn in de oogen moeten lijden.
De gevaren die ons bij zulk een langdurige
bestraling ook bij gesloten oogleden be
dreigen zijn in hoofdzaak vierderlei: l, Staar,
2, ontsteking van de gezichtszenuw, 3, ont
steking der oogleden, 4, Uitputting van het
netvlies. De oogleden zijn zoo dun, dat die
ons niet tegen de felle zonnestralen vol
doende kunnen beschutten.
Dat staar (verduistering van de ooglens)
en ontsteking van de gezichtszenuw (een
hoogst ernstige oogziekte) door fel licht
kunnen ontstaan, weten wij door gevallen
die veroorzaakt zijn door 't aanschouwen
van den bliksem en door de sterke vonken,
die in de moderne techniek voorkomen, b.v.
het electrische lassen. Heel licht zullen deze
aandoeningen nu door een zonnebad niet
ontstaan, maar de genoemde voorbeelden
mogen een waarschuwing zQn voor hen, die
aanleg voor staarvorming hebben of die
behept zijn met een zwak gezicht, om zich
niet zonder beschutte oogen urenlang aan
het felle zonlicht bloot te stellen. Anders is
het met de ontstoken oogleden; deze aan
doening kan zeker wel door een enkel zon
nebad, ja zelfs door een gewoon verblijf
aan het strand op een zonnigen middag
worden opgewekt. En al heeft dit dan meest
al geen blijvende schadelijke gevolgen, het
is toch hoogst onaangenaam als men de
zucht naar zonnewarmte moet bekoopen met
roode, pijnlijke, gezwollen oogleden, die men
niet meer kan openhouden, zoodat men
eenige dagen nauwelijks iets kan zien. En
dat terwijl dit door het dragen van een
goeden schutbril voorkomen had kunnen
worden. Waarover straks meer. Nu over de
uitputting van het netvlies: Het netvlies is
in ons oog wat in de photographletoestellen
de gevoelige plaat is, wordt het netvlies
overbelicht dan raakt zijn gevoeligheid uit
geput en het oog kan dus niet meer
zien. Nu doet zich dat geval in ons oog op
een eigenaardige manier voor: Wanneer het
netvlies door al te overvloedige belichting
minder en minder gevoelig wordt, bemerkt
de patiënt daar overdag nog niets van; hij
kan even goed zien als voorheen. Maar
zoodra de schemer invalt, wordt hij, terwijl
normale menschen nog duidelijk kunnen zien,
zoo goed als blind; hQ moet onbeholpen,
tastende rondgaan. Dat is de zoogenaamde
nachtbllndheid. In denpasafgeloopen wereld
oorlog is daar ook zeer veel over te doen
geweest. In vroegere oorlogen had men reeds
waargenomen, dat soms geheele regimenten
na lange marschen op zonnige dagen
's avonds hun weg niet meer konden vinden
doordat alle soldaten nachtbllnd waren ge
worden. Ook nu weer kwam dat telkens
voor, maar terwijl men vroeger de schuld
daarvan hoofdzakelijk op het felle licht
schoof, is het nu wel gebleken dat andere
factoren zooals lichamelijke uitputting daar bij
eigenlijk den hoofdrol spelen.
Wanneer men die nachtbtindheid eenmaal
te pakken heeft kan het lang duren voor
men ze weer kwijt is. Er is nog een andere
manier om iets van de uitputting van het
netvlies gewaar te worden: wanneer men
beter zoo. Je weet dat ik je nog nooit over
haar gesproken heb. Ik heb gezwegen, tot
dusver. Toch voelde ik dat er,, door haar,
wat wegging uit m'n leven. En toch; ik heb
haar niet kunnen haten. Die paar keer dat
ik haar ontmoette, hier, en ook een enkele
maal thuis, als ze de brieven brengen kwam
toen je ziek was.. toen heb ik vriendschap
voor haar gevoeld. En ik voel dat nog. Gek
hè? Dat vindt je misschien., vreemd
in me. Misschien ook wel nobel. Maar het
is heelemaal niet nobel. Ik voel het eigenlijk
zoo, zonder dat ik het wil. En in romannetjes
gaat dat anders. Daar staan vrouwen., in
deze omstandigheden.. als wilde diereu
tegenover elkander. Ik heb niet eens een
hekel aan haar. Eigenlijk komt het, omdat
ik voel dat het kind zelf mij niets afneemt.
Ik ben overtuigd, dat zij er tegen in worstelt.
Jij, jij neemt me iets af.. Herman.
M Q n h e e r (He tig) Dus.. haat je mQ..?
Mevrouw O neen..!
MQnheer Waarom dan niet ?
Mevrouw Omdat ik nog evenveel van
je houd, als torn ik een jong meisje was..
Stilte. (Zij bedwingt een snik). Misschien
begrijp je dit ook niet, Herman. Je ziet nu
dat ik het wel weet, wat er met jou is ge
beurd. En je vindt nu misschien, dat ik
moest wegloopen. Dat ik tegen je moest
opstaan ? Ik kan het niet. Ik houd nog van
je. Het is of ik tegenwoordig nog meer ver
lang dat je thuis komt, 's middags dan
vroeger..
MQnheer (ontroerd) Je gaat te ver,
Marie, je beoordeelt mij verkeerd.
Mevrouw O neen, o neen! Zij heeft
me daarstraks de waarheid gezegd. Dat voel
ik. Nu moet jij het ook doen. Dat wil ik.
Dat is m'n recht als eerlijke en fatsoen
lijke vrouw.
Dat jQ, hier, de handen van je typiste
vast houdt, als ze., iets wil af doppen, och,
dat is zoo'n zonde niet, al moest..een pa
troon dat niet doen. Maar.. het is niet het
eenige, van jou kant.
MQnheer (opspringend) Wat bedoel je?
Mevrouw (zachtjes) Heb je El niet
naar haar toe gestnurd, met een doos bon
bons, toen ze jarig was? (hartstochtelijk).
Gebruikte je je dochter niet, Herman,
als.. als..
MQnheer (do/) Als wat ?
Mevrouw (bitter-lachend) Als postlljon
d'amour ?
MQnheer Zij.. de juffrouw .. wist niet
dat ik de doos had gekocht.
Mevrouw Je behoeft haar niet te ver
dedigen, Herman. Ik heb je al gezegd, dat
ik haar vertrouw, en ik voel, dat ik zuiver
voel. Ze heeft het aangenomen, als een ge
schenk van het kind. Maar van Jou kant,
en in jou ziel.. Toen ik het hoorde van El,
die het argeloos vertelde, was het of Ik een
steek kreeg, met een mes.. Ik moest er na
tuurlijk blQ om zijn.. Ik heb het kind er
nog een zoen voor gegeven..
MQnheer El is er toch feitelijk over
begonnen.. Over dat cadeautje.
Mevrouw Maar het was van jou. Een
prachtige doos. El was er verrukt over, zoo
mooi, en zoo duur. JQ deed het voor.. de
juffrouw. En ik heb het verdragen al maan
den lang, Herman. Nooit heb ik je er over
gesproken. Maar ik wist dat je hier was
met je gedachten,Herman,hier., (zijschreit
eenige uren over een sneeuwvlakte loopt
of liever nog in de hooge lucht over een
gletscher en men treedt dan op eens een
donkere ruimte binnen b.v. een Alphenhut,
dan neemt men een zeer fraai schouwspel
waar: het geheele vertrek is overgoten met
een fraai purperen gloed. Men kan dat in
ons land ook wel waarnemen na het aan
schouwen van den helderen hemel, wanneer
men van te voren de pupil groot maakt
door een indruppeling zoodat er een over
vloed van licht in het oog kan vallen.
Het verschijnsel houdt na eenlgen tijd
weer op, het netvlies heeft zich daar weer
hersteld, en het kan dus wel onschadelijk
genoemd worden, maar het is toch een
teeken, dat er wat al te veel van het net
vlies gevergd is.
Moeten wQ nu om al die schadelijke
mogelijkheden ons de weldadige werking
van het zonlicht ontzeggen, het strand mijden,
de hel ontvlieden? Geenszins! De natuur
komt ons te hulp door in het felle licht de
pupil zeer klein te maken, zoodat er door
dit nauwe diaphragma slechts weinig licht
in onze levende camera kan binnendringen
en als dat nog te veel is, maakt de natuur
onze oogleden zwaar en weldra klappen
deze sluiters" over het diaphragma dicht.
Maar een voldoende beschutting is dit nog
niet! Wanneer de mensch zich nu eenmaal
aan overmaat wil blootstellen zQn er ook
bijzondere voorzorgen noodig. En die vindt
men in een goeden schutbril. Mrer dan
honderd jaar heeft men daarvoor blauwe
glazen genomen, later ook zwarte. Men
leefde in de meening dat men het brst met
blauwe glazen het licht kon verzachten,
want men zocht de schadelijke werking in
de roode en gele stralen. Men spreekt immers
zoo redeneerde men, van schreeuwend rood
en fel geel, maar niemand spreekt van
schreeuwend blauw; en de stier en de
kalkoen worden toch immers ook boos door
een rooden lap en niet door een blauwen.
zachtjes, ik heb al in maanden niet kunnen
zingen.. thuis.
MQnheer Houd op, Marie. Hij springt
diep bewogen op, en loopt heen en weer.
M e v ro u w (smartelyk) En nu Herman,
ik zit hier op haar plaats, in je kantoor, en
zQ zit op de mijne, in je hart en in je ge
dachten.
M ij n h e e r (woest) Marie !
Mevrouw Zeg dat het niet waar is.
Ik weet het. Dat voelt een vrouw, Her. Ik
ben overtuigd, dat je eigenlijk, in je han
delingen nog niets verkeerds hebt gedaan.
Dat je, uiterlijk, nog correct bent gebleven.
Behalve dan.. dat cadeau en dat van daar
straks. Want zQ zou Iets anders, iets ergers,
niet verdragen hebben. ZQ heeft mQ
eigenlijk nog beschermd.. Maar ik heb
wel gemerkt, Her, hoe ze jou in beslag
nam.. ik heb dat beluisterd in den toon,
waarop je over haar sprak.. En als Ik
's nachts wakker lag, dan was het of ik
je gedachten zag.. als armen, die je naar
haar uitstrekte,. Misschien zou ik er nog
niets van gezegd hebben, misschien zou ik
m'n verdriet hebben meegedragen, maar nu,
van middag, moest het er uit. Het is beter.
Want vroeg of laat zou het toch gebeurd
zQn. (Stilte.) Ze is mooi, Herman ..! Heb
je haar.. al eens gezegd.. dat ze .. mooi
18?
MQnheer (ontroerd) Och kom nou..
Mevrouw (gaat naar hem toe, slaat
haar armen om zijn hals) Dat mag ik toch
nog wel, hè? En zeg het me nu .. dat wil
ik., en wees nou eerlQk, Her., hebjshaar
al eens gezegd, dat ze mooi is?
M ij n h e e r (zacht) Ik kan nu geen on
waarheid tegen je spreken. Ik heb het ge
zegd, van middag voor het eerst. (Zij laat
hem los, wankelt even, gaat naar haar stoel.)
ja, ik wil eerlijk zijn nu, hél eerlijk, Marie..
Ik heb het haar gezegd, onwillekeurig haast.
We hadden het over tevredenheid en geluk.
Ze zei: misschien komt voor mQ het groote
geluk ook nog wel, want ik ben nog jong,
en toen zei ik : en mooi..
Mevrouw (fluisterend) en toen..
M ij n h e e r Toen schrok ze, van die
woorden. Het deed haar pijn, geloof ik.
Mevrouw (zenuwachtig-lachend) Schrok
ze er van ? Toen jij dat vroeger tegen mij
zei was ik er zoo gelukkig mee. Weet je
nog wel ? 't Was, voor 't eerst in Mei. Op
16 Mei. Ik vergeet het nooit. We liepen
's avonds op straat, verlegen bijna als kin
deren, en toen heb je m'n hand genomen
en je hebt gezegd: je bent zoo mooi. En
je gfcf me een zoen. ledere letter van die
drie woorden was me een geluk. Ik hèb ze
ingedronken, gulzig. Als ik in bed lag,
hoorde ik je stem, je bent zoo mooi. Als
ik droomde zag ik jou, en je zei, je bent
mooi. Den heelen, heelen dag had ik je bij
me en je zei, je bent mooi. Ik huilde erom
als Ik alleen was. Ik ging voor m'n spiegel
staan, en dan zei ik tegen het beeld, tegen
jou heeft hQ het gezegd, je bent mooi. Ik
ging de straat door, waar jQ het me op dien
donkeren avond had ingefluisterd, ik wist
de plek, precies, en dan zei ik: hier heeft
hij het gezegd. Je bent mooi l je bent mooi l
Als een heilige schat droeg ik die woorden,
als een talisman, als een bloem die eeuwig
bloeide, en wat er ook gebeurd is, ik heb
die woorden als orgeltonen door m'n ziel
KWATRIJNEN
door Mr. JACOB ISRAËL DE HAAN
Onrust te Jeruzalem.
Ook hier ben ik de diep-gekwelde mensch,
MQ martelt het raadsel en zijn onthulling.
Wat laat mijn rusteloos hart de vervulling?
Altijd, altijd, drijft mij een stouter w ensch.
Achter het Woord.
Maar lees de woorden van mijn liedren niet.
Lees het onleesbare achter woorden.
Dan zult gQ weten, wat mij wreed bekoorde,
Wat mQ verlokte en toen verliet.
Storm. Olijfberg.
Hoor: de eeuwen waaien weg gelijk de
winden,
Die spelen met het licht van mijn lantaren,
De dag van gisteren, wie zal hem vinden?
Als schaduwen verdwijnen onze jaren.
Conttnuumprobleem.
Het leven kan men niet beschrijven, maar
beleven,
Geef uw ziel en zinnen aan 't leven over.
Dan altijd vrij en altijd in zijn toover
Zal 't leven u vol van zijn schatten geven.
Slapende Arabier.
Hij slaapt. De zon spint over zijne leden
De luwte van zijn zacht-gesponnen zij.
De wind komt nieuwsgierig nabijgetreden,
En ziet en gaat dan mijmerend voorbij.
Chaïm Bialtk.
Want toen ik las zijn woorden mild en
machtig,
In maten zwaar, in maten blijde en lichter,
Toen sloeg mijn hart, het Hart van mijn
Volk krachtig.
En ik was trotsch: ook ik was een Joodsch
Dichter.
Toen evenwel het petroleum- en
hetgaslicht, die belde zeer veel roode en gele
stralen bevatten, meer en meer verdrongen
werden door het electrische licht, dat zeer
rQk is aan blauwe en violette stralen, is men
deze vraag meer wetenschappelijk gaan be
handelen en is het gebleken, dat het juist
de violette (en ultra violetta) stralen zijn
waarvan het cog de meeste gevaren heeft
te duchten. En die worden door de blauwe
brillen juist het gemakkelijkst doorgelaten.
Men is toen.aanstonds gele, later geel-groene
schutbrillen gaan fabriceeren, die zeer goed
voldoen en die men tegenwoordig in alle bril
lenwinkels in verschillende tinten kan krijgen.
Wie dus den moed voor dezen zomer nog
niet heeft opgegeven en wie zich heeft voor
genomen alle nattigheid van deze
regenperiode er straks weer eens lekker uit te
braden, die verzulme niet zich van te voren
een goeden geelgroenen schutbril aan te
schaffen. En wie zich, nu de Elta"
geopend is, aan de bekoring van een
luchtrelsje overgeeft, die s'eke ook den
schutbril maar bij zich, want als de
luchtsch-pper ons wat hoog mocht voeren, dan
brengt hij ons in streken waar het licht veel
rijker is aan violette stralen dan op den
beganen grond. Maar met dit eenvoudige
wapen is men, geloof ik, vrijwel beschut
tegen de mogrlQke gevaren, waarmee de
zomerzon ons bedreigt en kan men zich
naar hartelust liggen koesteren in hare
iiiiiiiiitiiMiiiiiiiimiiiMiii
hooren rulschen, altijd. En op stille dagen,
als ik bij de wieg van m'n meisje zat, dacht
ik: lieveling, lieveling, later zal ook jQ mis
schien de zaligheid daarvan voelen, en ik
heb wel eens gebeden, dat God ook haar
later dat geluk mocht geven. (Hartstochtelijk)
O, als een man wist, waarachtig wist hoe
gelukkig hQ een vrouw maakt met die woor
den, hoe die in haar heele leven als een
vrome herinnering biQft glanzen.. hoe dat
oogenblik gebrand blijft staan in haar ge
dachten, onvergankelijk, hQ zou ze nooit
tweemaal in zijn leven zeggen, nooit zou
hQ ze meer zeggen, tegen een andere vrouw
(smartelijk). En jQ hebt het gezegd, tegen
haar. En «ij .. is er van geschrokken.
MQnheer (bedroefd) Marie!
Mevrouw Geschrokken is zij er van.
Wat is dat verschrikkelijk, dat een vrouw
angstig moet zijn, als zQ die woorden hoort.
Nu heb ik medelijden met haar.. Voor mQ
waren ze de stem van het geluk.. En zQ ..
schrok er van.. En wat deed je toen,
Herman? Zeg alles. Ik waardeer het datje
eerlijk bent. En ik kan en ik wil alles hooren.
M ij n h e e r (zachtjes, diep ontroerd) Ze
zei., dat.. El., haar aankeek.
Mevrouw (verbiasd) Dat El. .1
MQnheer (wijzend op het portret) Ze
zag het portret! (mevrouw schreit) En zei:
Uw oudste kijkt naar mij.
Mevrouw En toen?
M ij n h e e r Toen heb ik het portret
omgedraaid en toen., keek El naar mQ.
Mevrouw Zei ze dat ook?
MQnheer Ja...
Mevrouw Ous je hebt haar vanmid
dag. . iets gezegd ? Ze weet nu?
MQnheer (zich oprichtend) Ik had haar
nog nooit iets gezegd, Marie. Alleen van
middag .. die paar woorden. En dan .. dat
cadeautje!
Mevrouw Weet ze dat ook.
MQnheer Ja. (pauze).. Ik zei het
haar.. En ze was er verdrietig om .. En
nu moet je even naar mij lusteren. Dag in
dag uit heb ik hier met haar alleen gezeten,
met., een mooie, jonge vrouw. Ik ben
genegenheid gaan koesteren, Marie, maar
meer niet. Waarachtig niet. Dat voel ik
duidelQk, nu, in dit oogenblik. Ik heb wleens
gesproken met haar, dan hoorde ik hier haar
stille stem, en als ze, lederen dag, hier aan
dit tafeltje zat te stenografeeren, keek ik
naar haar.. 't was misschien verkeerd, Marie
ik erken het, en toen ben ik wat voor haar
gaan voelen. Ik vond haar aardig, en frisch
en mooi.. Is dat nu zoo vreemd ? Liefde ?
Ik geloof het niet, ik weet het niet. Ik heb
toch jou? Ik heb toch m'n kinderen? We
zQn toch gelukkig geweest, altQd? God,
hoe is het toch gekomen, dat gevoel voor
haar.. dat stille verlangen, waarop ik mQ
wel eens betrapte, om haar te zien., Doe
ik je pijn, Marie? Ik zeg het, omdat ik nu
wel voel, dat dit alles geen liefde was..
Mevrouw (droevig) Je bent eerlQk,
Herman. Zeg me alles.
M ij n h e e r Maar nooit heb ik haar een
woord over gezegd. Nooit En ik ben zeker
dat ze ook nooit iets gemerkt heeft. Zoo
sterk ben ik wel geweest. Tot vanmiddag.
Toen heb ik.. neen, ik heb nog niets ge
zegd, of heel weinig., maar Ik heb haar
nu wel., iets laten merken.. Ik ben te ver
gegaan. Maar.. geloof me nu .. ik voel nu
Speceryenstraatje. Jeruzalem.
Droomend gaan door het SpecerQenstraatje,
De hulzen zijn van zoeten geur doorstoofd,
Het wolkt uit doos, uit baal en kast en
laadje.
Eene bedwelming in mQn zalig hoofd.
Maanlicht.
De Maan bloeit zalig als de Zon.
De Nacht ligt open als de Dag,
Dank, dat ik door veel leed dit won,
En dit bezingen mag.
Jeugdgedichten.
In mflne jeugd schreef ik deze gedichten,
Ik lees: daar bloeit mijn jeugd open en teer,
Wat zal meer dan het eigen leed verlichten
De duisternis, waarin ik hier verteer.
Het eigen lied.
Aan het eigen lied heb ik rQk gegeven
Het bloed van mQn hart, de lust van mQn ziel.
Jerusalem: ik ben alleen gebleven
En lees wat mQ in Holland toen geviel.
Sterren.
O, kon ik het boek van de sterren lezen:
Hun eeuwige maat, hun schatrijke rijmen,
Maar ach: hun tucht en hun stoute geheimen
Zullen mQ hier nooit bloot gegeven wezen,
Holland.
Het Lied, dat ik in Holland schreef,
Lees ik in Jerusalem weder.
Holland: houd stand. Zoolang ik leef
Min ik u mild en teder.
Jerusalem, Mei 1919.
stralen zonder te vervallen in de verzuchting
van Lootje's tweede couplet:
O zon wat doe je mij een pijn,
Kom schijn, schijn, schQn!
Dr. G. J. SCHOUTE
iiiiiiMiiiiimiiiiiii i iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiiiii
DEN HAAG ]
WARMOND
HOUTBOUW
KANTOOR! FREDEPIKHENDPIKLAAN 85
BUREAU ARCHITECT: PARKSTRAAT
~LEVERT DE/VERLANGD IN ZEERKORTtW
T'JD ALLE HOUTCONSTRUCTIE/
AL/
-'" PADVINDER/HUIZEN ""
KENNEL/
FABRIEK/BOUW
KIO/KEN-WINKEL/
C ATALOCU/ OP A ANVR A AC
llllltlllllMIIIIIIMIIIIHIItllllllllllllflIllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllll
wel dat het geen liefde is geweest. Geen
chte, groote, liefde. Ik heb even gewan
keld. Marie. Nu sta ik weer.. waarachtig..
Ik ben weer sterk en weer voor jou. En ik
voel nu wel klaar, Marie, dat ik van jou
alleen houd..
Mevrouw (weemoedig) Bedrieg je niet,
Herman. Je behoeft me niet te sparen. Mis
schien zeg je dat nu maar uit medelijden
met mQ.. Misschien bedrieg je je zelf, om
mQ geen pijn te doen.
M Q n h e e r Neen, Marie, ik vergis me
niet. Ik ben te ver gegaan, maar alles kan
nog hersteld worden. Het is nog tijd om
terug te keeren.
Mevrouw (zachtjes en peinzend) Mor
gen .. zie je haar wér. En overmorgen. En
lederen dag. En als je dan hier zit, denk je
weer: wat is ze mooi.. En je vergeet..
dat El.. je aankijkt.. van het portret.. En
als je thuis bent, bij mQ, dan weet je, dat
je haar den volgenden dag, den heelen dag
weer zult zien Dat ze weer bQ je zal zitten.
{ En je gedachten thuis, zullen weer naar
haar toe gaan. Als grijpende armen.. al
wil je het misschien zelf niet.. Ik zal het
voelen...
MQnheer Ik zeg je toch, dat het ver
anderen zal.. Het is een korte dwaasheid
van me geweest, meer niet. Ik zal mijn
plicht doen, Marie, en ook in mQn gedach
ten niets anders meer zijn dan haar patroon.
Geloof me nu.
Mevrouw Je gedachten..! Gedachten
zijn als een vlucht duiven die losgelaten
worden. Je hebt ze niet in je macht.. Je
ziet haar lederen dag terug.. En als je,
thuis zit te peinzen, of te lezen, dan denk
je aan haar., omdat ze den volgenden dag
weer naast je zal zijn.. en lederen volgen
den dag ook.
M d n h e e r (zacht) Dus je hebt, door
dit cc'ie, nu ineens alle vertrouwen in eens
verloren? Je gelooft me niet meer? heele
maal niet meer? Je neemt me niet meer
aan als je goeie kameraad, van jou alleen,
denzelfden, heelemaal denzelfden van vroe
ger ? Van jou en de kinderen ? Je denkt,
omdat ik me even vergist heb, dat ik nu
toch m'n plicht.. en m'n liefde.. niet heel
goed zie? Is dan., jou liefde wel sterk
genoeg, als je me, in dit oogenblik, zoo
weinig vertrouwt ?
Mevrouw (getroffen, gaat naar hem
toe, geeft hem de hand). Hér..! (Er wordt
geklopt. Zij laten elkander los).
MQnheer Ja!
VIERDE TOONEEL
Mijnheer. Mevrouw. Typiste.
Tvpiste (stil) Hier zijn de brieven,
mQnheer.
M ij n h e e r Dank u juffrouw. (Hij leest
en onderteekent. De typiste blijft wachten.
Als ze, schichtig, naar mevrouw ziet, geeft
deze een vriendelijken blik terug. Hier juf
frouw. En direct laten posten! (Zij neemt de
brieven weer aan, en gaat).
Mevrouw (legt de hand op z'n schouder)
Ik ben nu heelemaal rustig. Hér. En ik ga
de kinderen uit school halen.
MQnheer (opstaand) En ik ga mee,
Marie.
Mevrouw (dankbaar) Dat zullen ze
heerlijk vinden, jongen!
(DOEK)