De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 9 augustus pagina 8

9 augustus 1919 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Aug. '19. No. 2198 MEDl HET GEVAAR VOOR DE OOGEN BIJ HET LIGGEN IN DE FELLE ZON Wanneer het waar is, wat de Latijnen beweren, dat de schippers meest over hunne schuit spreken en de boeren over hunne beesten, moet U dan aan mij, mijnheer de Redacteur, die uit mijn zomerverbIQf keer op keer met een nat pak van de fiets kom, vragen om Iets te schrijven over de felle zon? Die zon, waarnaar wfj allen zoo ver langen, en die wij bij het aanschouwen van de zomertoiletjes op htt druilige strand zoo dikwijls toeroepen: Dat Zomersche japonnetje, Vraagt ook een Zomersch zonnetje; O Zon, wil ons toch gunstig zijn En, schQn, schijn, schijn. Maar de zon houdt zich schuil, en het Is niet gepast een afwezige aan te tijgen. Toch doet zij ons oog bij hare af wezigheid wel kwaad, gelijk nog de laatste maal ge bleken is, toen zQ totaal verduisterd was en toen menigeen het aanschouwen van dit verschQnsel met een blijvend slecht gezicht heeft moeten bekoopen ondanks alle waar schuwingen, die de dag- en weekbladen daaromtrent herhaaldelijk hadden doen hooren. Maar het is niet tegen dat gevaar dat U mij wilt doen waarschuwen, noch tegen het spelle je om iemand met een spiegeltje de zon in het oog te weerkaatsen, wat wel eens een heel, heel enkele maal iemand het gezicht heeft gekost evenals het volle zon licht, dat toevallig bij het baden het oog treffen kan. Neen laat zij nu eens schijnen en laat ons niet dadelijk voor de gevelgen beducht zijn. Laten wQ ons in onzen korten zomer koesteren in haar schijn, waarvan wij voelen, dat hij ons goed doet. De meeste menschen ondervinden niet den minsten last van de zomerzon, noch aan het strand, noch op de hei. O zeker, ik zal niet beweren dat het goed is om lang te lezen met het boek in de zon, maar een onaangenaam gevoel in de oogen waarschuwt ons dan wel en zoo wfj de schaduw niet opzoeken gaat het lezen weldra over in een rustlgen sluimer! Ik geef toe, dat een aantal menschen de zon op het strand onaangenaam vinden, maar dit wil nog niet zeggen, dat er geva ren aan verborden zijn; voor het meerendeel zijn dit menschen met overgevoelige oogen ten gevolge van een lichte ontsteking der oogleden. Die zijn zelf slim genorgom een strandbril te baat te nemen als het hun te kras wordt. En dat menschen, die wel eens aan de oogen gesuKkeld hebben, zich niet zonder medische' voorkennis aan de felle zon moeten blootstellen, spreekt wel van zelf. Om bepaald van gevaren te spreken van de felle zon is er meer noodlg dan een eenvoudig zitje aan het strand; dan moeten wij eens denken aan degenen, die meenen IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMHltllllllllllllll 1111 lllllllllllllllllllllmlll DE TYPISTE (Vertolg van pag. 7) TWEEDE TOONEEL De vorlgen Mevrouw Mevrouw (by de deur) Ik kwam even vragen.. (Schrik. Pijnlijke, stilte. Hij laat haar los. Verward gaan ze zitten. Mevrouw blijft staan). Mijnheer (verward) Ik ben zoo klaar. (Dicteert. De typiste schrijft).. Lees u eens even, juffrouw.. Typiste (nerveus).. dat wij uw order kunnen uitvoeren tegen f 140.75 per 100 stuks, mits uw bestelling definitief voorden len der volgende maar d in ons bezit komt." M 8 n h e e r Precies,precies. Wij kunnen.. wij kunnen u anders de spoedige zending niet garandeeren, terwijl na genoemden datum.. de prijs wordt verhoogd tot f 150.20. Gaarne uw antwoord tegemoet ziend.." Typiste (zacht) Zal ik den brief maar even beneden gaan tikken, mQnheer? M fj n heer Best, juffrouw. Typiste (terwijl zij heengaat, na haar papieren van de schrijfmachine te hebben gen >men tot mevrouw, half schreiend) Ik bezweer u mevrouw, den k u er niets kwaads van, ik was de schuld. Mijnheer zei tegen me, dat ik hier toch maar een goede be trekking had, en dat wilde ik afkloppen, en dat wou mQnheer niet hebben omdat hij het mal vond, en toen hield hij mijn hand vast. Dat was alles mevrouw.. waarachtig. Mevrouw (zachtjes) Ik dank u juffrouw. Laat u nu maar.. DERDE TOONEEL Mijnheer Mevrouw Hij zit in z'n bureau-stoel. Zij neemt in de stoel van de typiste plaats. Menheer (aarzelend) Wat kwam je doen? Mevrouw (voortdurend zachtjes en langzaam sprekend) Ik wilde de jongens uit school gaan halen, Herman. Toen dacht ik, laat ik even op kantoor aanloopen, het is nog vroeg, ik heb nog een half uurtje (stilte). M Q n h e e r (ietwat beschaamd) Zij heeft je de waarheid gezegd. Mevrouw Dat wist ik. M Q n h e e r Wist je dat ? Mevrouw Ja, Hrrman. Ik vertrouw dat meisje. Je weet dat het niet de eerste maal is, dat ik haar hier ontmoet. Ik houd van haar, en ik voel dat ze waarheid spreekt, dat zij mQ geen pijn en geen onrecht doet.. Mijnheer Zij niet? Mevrouw Neen. Ik heb veel aan haar gedacht in den laatsten tijd., heel veel.. MQnheer (hard) Wat zeg je ? Mevrouw (met een verdrietlgen glimlach) O ja, ik heb veel aan haar gedacht, door jou. En ik heb geprobeerd.. haar te haten. (Zij staat op, heftig) Versta je dat, Herman? Ik probeerde haar te haten. Misschien., zou het mfl een vreugde geweest zijn als ik het had gekund. Een vrouw haat graag een ander, die haar een stuk van haar liefde.. en van haar leven afneemt.. Die haat is merschelQk. Het is haar Instinct van zelf behoud. MQnheer (luid) Marie.. Mevrouw (gaat weer zitten) Stil, Her man. Laat mfl het nu even zeggen. Het is dat zij urenlange zonnebaden noodig hebben of wien het door hun dokter werkelQk is voorgeschreven. Menigeen, die veronder stelde dat een verbrande teint wel goed zou staan, heeft reeds bij de eerste proeve heel wat pijn in de oogen moeten lijden. De gevaren die ons bij zulk een langdurige bestraling ook bij gesloten oogleden be dreigen zijn in hoofdzaak vierderlei: l, Staar, 2, ontsteking van de gezichtszenuw, 3, ont steking der oogleden, 4, Uitputting van het netvlies. De oogleden zijn zoo dun, dat die ons niet tegen de felle zonnestralen vol doende kunnen beschutten. Dat staar (verduistering van de ooglens) en ontsteking van de gezichtszenuw (een hoogst ernstige oogziekte) door fel licht kunnen ontstaan, weten wij door gevallen die veroorzaakt zijn door 't aanschouwen van den bliksem en door de sterke vonken, die in de moderne techniek voorkomen, b.v. het electrische lassen. Heel licht zullen deze aandoeningen nu door een zonnebad niet ontstaan, maar de genoemde voorbeelden mogen een waarschuwing zQn voor hen, die aanleg voor staarvorming hebben of die behept zijn met een zwak gezicht, om zich niet zonder beschutte oogen urenlang aan het felle zonlicht bloot te stellen. Anders is het met de ontstoken oogleden; deze aan doening kan zeker wel door een enkel zon nebad, ja zelfs door een gewoon verblijf aan het strand op een zonnigen middag worden opgewekt. En al heeft dit dan meest al geen blijvende schadelijke gevolgen, het is toch hoogst onaangenaam als men de zucht naar zonnewarmte moet bekoopen met roode, pijnlijke, gezwollen oogleden, die men niet meer kan openhouden, zoodat men eenige dagen nauwelijks iets kan zien. En dat terwijl dit door het dragen van een goeden schutbril voorkomen had kunnen worden. Waarover straks meer. Nu over de uitputting van het netvlies: Het netvlies is in ons oog wat in de photographletoestellen de gevoelige plaat is, wordt het netvlies overbelicht dan raakt zijn gevoeligheid uit geput en het oog kan dus niet meer zien. Nu doet zich dat geval in ons oog op een eigenaardige manier voor: Wanneer het netvlies door al te overvloedige belichting minder en minder gevoelig wordt, bemerkt de patiënt daar overdag nog niets van; hij kan even goed zien als voorheen. Maar zoodra de schemer invalt, wordt hij, terwijl normale menschen nog duidelijk kunnen zien, zoo goed als blind; hQ moet onbeholpen, tastende rondgaan. Dat is de zoogenaamde nachtbllndheid. In denpasafgeloopen wereld oorlog is daar ook zeer veel over te doen geweest. In vroegere oorlogen had men reeds waargenomen, dat soms geheele regimenten na lange marschen op zonnige dagen 's avonds hun weg niet meer konden vinden doordat alle soldaten nachtbllnd waren ge worden. Ook nu weer kwam dat telkens voor, maar terwijl men vroeger de schuld daarvan hoofdzakelijk op het felle licht schoof, is het nu wel gebleken dat andere factoren zooals lichamelijke uitputting daar bij eigenlijk den hoofdrol spelen. Wanneer men die nachtbtindheid eenmaal te pakken heeft kan het lang duren voor men ze weer kwijt is. Er is nog een andere manier om iets van de uitputting van het netvlies gewaar te worden: wanneer men beter zoo. Je weet dat ik je nog nooit over haar gesproken heb. Ik heb gezwegen, tot dusver. Toch voelde ik dat er,, door haar, wat wegging uit m'n leven. En toch; ik heb haar niet kunnen haten. Die paar keer dat ik haar ontmoette, hier, en ook een enkele maal thuis, als ze de brieven brengen kwam toen je ziek was.. toen heb ik vriendschap voor haar gevoeld. En ik voel dat nog. Gek hè? Dat vindt je misschien., vreemd in me. Misschien ook wel nobel. Maar het is heelemaal niet nobel. Ik voel het eigenlijk zoo, zonder dat ik het wil. En in romannetjes gaat dat anders. Daar staan vrouwen., in deze omstandigheden.. als wilde diereu tegenover elkander. Ik heb niet eens een hekel aan haar. Eigenlijk komt het, omdat ik voel dat het kind zelf mij niets afneemt. Ik ben overtuigd, dat zij er tegen in worstelt. Jij, jij neemt me iets af.. Herman. M Q n h e e r (He tig) Dus.. haat je mQ..? Mevrouw O neen..! MQnheer Waarom dan niet ? Mevrouw Omdat ik nog evenveel van je houd, als torn ik een jong meisje was.. Stilte. (Zij bedwingt een snik). Misschien begrijp je dit ook niet, Herman. Je ziet nu dat ik het wel weet, wat er met jou is ge beurd. En je vindt nu misschien, dat ik moest wegloopen. Dat ik tegen je moest opstaan ? Ik kan het niet. Ik houd nog van je. Het is of ik tegenwoordig nog meer ver lang dat je thuis komt, 's middags dan vroeger.. MQnheer (ontroerd) Je gaat te ver, Marie, je beoordeelt mij verkeerd. Mevrouw O neen, o neen! Zij heeft me daarstraks de waarheid gezegd. Dat voel ik. Nu moet jij het ook doen. Dat wil ik. Dat is m'n recht als eerlijke en fatsoen lijke vrouw. Dat jQ, hier, de handen van je typiste vast houdt, als ze., iets wil af doppen, och, dat is zoo'n zonde niet, al moest..een pa troon dat niet doen. Maar.. het is niet het eenige, van jou kant. MQnheer (opspringend) Wat bedoel je? Mevrouw (zachtjes) Heb je El niet naar haar toe gestnurd, met een doos bon bons, toen ze jarig was? (hartstochtelijk). Gebruikte je je dochter niet, Herman, als.. als.. MQnheer (do/) Als wat ? Mevrouw (bitter-lachend) Als postlljon d'amour ? MQnheer Zij.. de juffrouw .. wist niet dat ik de doos had gekocht. Mevrouw Je behoeft haar niet te ver dedigen, Herman. Ik heb je al gezegd, dat ik haar vertrouw, en ik voel, dat ik zuiver voel. Ze heeft het aangenomen, als een ge schenk van het kind. Maar van Jou kant, en in jou ziel.. Toen ik het hoorde van El, die het argeloos vertelde, was het of Ik een steek kreeg, met een mes.. Ik moest er na tuurlijk blQ om zijn.. Ik heb het kind er nog een zoen voor gegeven.. MQnheer El is er toch feitelijk over begonnen.. Over dat cadeautje. Mevrouw Maar het was van jou. Een prachtige doos. El was er verrukt over, zoo mooi, en zoo duur. JQ deed het voor.. de juffrouw. En ik heb het verdragen al maan den lang, Herman. Nooit heb ik je er over gesproken. Maar ik wist dat je hier was met je gedachten,Herman,hier., (zijschreit eenige uren over een sneeuwvlakte loopt of liever nog in de hooge lucht over een gletscher en men treedt dan op eens een donkere ruimte binnen b.v. een Alphenhut, dan neemt men een zeer fraai schouwspel waar: het geheele vertrek is overgoten met een fraai purperen gloed. Men kan dat in ons land ook wel waarnemen na het aan schouwen van den helderen hemel, wanneer men van te voren de pupil groot maakt door een indruppeling zoodat er een over vloed van licht in het oog kan vallen. Het verschijnsel houdt na eenlgen tijd weer op, het netvlies heeft zich daar weer hersteld, en het kan dus wel onschadelijk genoemd worden, maar het is toch een teeken, dat er wat al te veel van het net vlies gevergd is. Moeten wQ nu om al die schadelijke mogelijkheden ons de weldadige werking van het zonlicht ontzeggen, het strand mijden, de hel ontvlieden? Geenszins! De natuur komt ons te hulp door in het felle licht de pupil zeer klein te maken, zoodat er door dit nauwe diaphragma slechts weinig licht in onze levende camera kan binnendringen en als dat nog te veel is, maakt de natuur onze oogleden zwaar en weldra klappen deze sluiters" over het diaphragma dicht. Maar een voldoende beschutting is dit nog niet! Wanneer de mensch zich nu eenmaal aan overmaat wil blootstellen zQn er ook bijzondere voorzorgen noodig. En die vindt men in een goeden schutbril. Mrer dan honderd jaar heeft men daarvoor blauwe glazen genomen, later ook zwarte. Men leefde in de meening dat men het brst met blauwe glazen het licht kon verzachten, want men zocht de schadelijke werking in de roode en gele stralen. Men spreekt immers zoo redeneerde men, van schreeuwend rood en fel geel, maar niemand spreekt van schreeuwend blauw; en de stier en de kalkoen worden toch immers ook boos door een rooden lap en niet door een blauwen. zachtjes, ik heb al in maanden niet kunnen zingen.. thuis. MQnheer Houd op, Marie. Hij springt diep bewogen op, en loopt heen en weer. M e v ro u w (smartelyk) En nu Herman, ik zit hier op haar plaats, in je kantoor, en zQ zit op de mijne, in je hart en in je ge dachten. M ij n h e e r (woest) Marie ! Mevrouw Zeg dat het niet waar is. Ik weet het. Dat voelt een vrouw, Her. Ik ben overtuigd, dat je eigenlijk, in je han delingen nog niets verkeerds hebt gedaan. Dat je, uiterlijk, nog correct bent gebleven. Behalve dan.. dat cadeau en dat van daar straks. Want zQ zou Iets anders, iets ergers, niet verdragen hebben. ZQ heeft mQ eigenlijk nog beschermd.. Maar ik heb wel gemerkt, Her, hoe ze jou in beslag nam.. ik heb dat beluisterd in den toon, waarop je over haar sprak.. En als Ik 's nachts wakker lag, dan was het of ik je gedachten zag.. als armen, die je naar haar uitstrekte,. Misschien zou ik er nog niets van gezegd hebben, misschien zou ik m'n verdriet hebben meegedragen, maar nu, van middag, moest het er uit. Het is beter. Want vroeg of laat zou het toch gebeurd zQn. (Stilte.) Ze is mooi, Herman ..! Heb je haar.. al eens gezegd.. dat ze .. mooi 18? MQnheer (ontroerd) Och kom nou.. Mevrouw (gaat naar hem toe, slaat haar armen om zijn hals) Dat mag ik toch nog wel, hè? En zeg het me nu .. dat wil ik., en wees nou eerlQk, Her., hebjshaar al eens gezegd, dat ze mooi is? M ij n h e e r (zacht) Ik kan nu geen on waarheid tegen je spreken. Ik heb het ge zegd, van middag voor het eerst. (Zij laat hem los, wankelt even, gaat naar haar stoel.) ja, ik wil eerlijk zijn nu, hél eerlijk, Marie.. Ik heb het haar gezegd, onwillekeurig haast. We hadden het over tevredenheid en geluk. Ze zei: misschien komt voor mQ het groote geluk ook nog wel, want ik ben nog jong, en toen zei ik : en mooi.. Mevrouw (fluisterend) en toen.. M ij n h e e r Toen schrok ze, van die woorden. Het deed haar pijn, geloof ik. Mevrouw (zenuwachtig-lachend) Schrok ze er van ? Toen jij dat vroeger tegen mij zei was ik er zoo gelukkig mee. Weet je nog wel ? 't Was, voor 't eerst in Mei. Op 16 Mei. Ik vergeet het nooit. We liepen 's avonds op straat, verlegen bijna als kin deren, en toen heb je m'n hand genomen en je hebt gezegd: je bent zoo mooi. En je gfcf me een zoen. ledere letter van die drie woorden was me een geluk. Ik hèb ze ingedronken, gulzig. Als ik in bed lag, hoorde ik je stem, je bent zoo mooi. Als ik droomde zag ik jou, en je zei, je bent mooi. Den heelen, heelen dag had ik je bij me en je zei, je bent mooi. Ik huilde erom als Ik alleen was. Ik ging voor m'n spiegel staan, en dan zei ik tegen het beeld, tegen jou heeft hQ het gezegd, je bent mooi. Ik ging de straat door, waar jQ het me op dien donkeren avond had ingefluisterd, ik wist de plek, precies, en dan zei ik: hier heeft hij het gezegd. Je bent mooi l je bent mooi l Als een heilige schat droeg ik die woorden, als een talisman, als een bloem die eeuwig bloeide, en wat er ook gebeurd is, ik heb die woorden als orgeltonen door m'n ziel KWATRIJNEN door Mr. JACOB ISRAËL DE HAAN Onrust te Jeruzalem. Ook hier ben ik de diep-gekwelde mensch, MQ martelt het raadsel en zijn onthulling. Wat laat mijn rusteloos hart de vervulling? Altijd, altijd, drijft mij een stouter w ensch. Achter het Woord. Maar lees de woorden van mijn liedren niet. Lees het onleesbare achter woorden. Dan zult gQ weten, wat mij wreed bekoorde, Wat mQ verlokte en toen verliet. Storm. Olijfberg. Hoor: de eeuwen waaien weg gelijk de winden, Die spelen met het licht van mijn lantaren, De dag van gisteren, wie zal hem vinden? Als schaduwen verdwijnen onze jaren. Conttnuumprobleem. Het leven kan men niet beschrijven, maar beleven, Geef uw ziel en zinnen aan 't leven over. Dan altijd vrij en altijd in zijn toover Zal 't leven u vol van zijn schatten geven. Slapende Arabier. Hij slaapt. De zon spint over zijne leden De luwte van zijn zacht-gesponnen zij. De wind komt nieuwsgierig nabijgetreden, En ziet en gaat dan mijmerend voorbij. Chaïm Bialtk. Want toen ik las zijn woorden mild en machtig, In maten zwaar, in maten blijde en lichter, Toen sloeg mijn hart, het Hart van mijn Volk krachtig. En ik was trotsch: ook ik was een Joodsch Dichter. Toen evenwel het petroleum- en hetgaslicht, die belde zeer veel roode en gele stralen bevatten, meer en meer verdrongen werden door het electrische licht, dat zeer rQk is aan blauwe en violette stralen, is men deze vraag meer wetenschappelijk gaan be handelen en is het gebleken, dat het juist de violette (en ultra violetta) stralen zijn waarvan het cog de meeste gevaren heeft te duchten. En die worden door de blauwe brillen juist het gemakkelijkst doorgelaten. Men is toen.aanstonds gele, later geel-groene schutbrillen gaan fabriceeren, die zeer goed voldoen en die men tegenwoordig in alle bril lenwinkels in verschillende tinten kan krijgen. Wie dus den moed voor dezen zomer nog niet heeft opgegeven en wie zich heeft voor genomen alle nattigheid van deze regenperiode er straks weer eens lekker uit te braden, die verzulme niet zich van te voren een goeden geelgroenen schutbril aan te schaffen. En wie zich, nu de Elta" geopend is, aan de bekoring van een luchtrelsje overgeeft, die s'eke ook den schutbril maar bij zich, want als de luchtsch-pper ons wat hoog mocht voeren, dan brengt hij ons in streken waar het licht veel rijker is aan violette stralen dan op den beganen grond. Maar met dit eenvoudige wapen is men, geloof ik, vrijwel beschut tegen de mogrlQke gevaren, waarmee de zomerzon ons bedreigt en kan men zich naar hartelust liggen koesteren in hare iiiiiiiiitiiMiiiiiiiimiiiMiii hooren rulschen, altijd. En op stille dagen, als ik bij de wieg van m'n meisje zat, dacht ik: lieveling, lieveling, later zal ook jQ mis schien de zaligheid daarvan voelen, en ik heb wel eens gebeden, dat God ook haar later dat geluk mocht geven. (Hartstochtelijk) O, als een man wist, waarachtig wist hoe gelukkig hQ een vrouw maakt met die woor den, hoe die in haar heele leven als een vrome herinnering biQft glanzen.. hoe dat oogenblik gebrand blijft staan in haar ge dachten, onvergankelijk, hQ zou ze nooit tweemaal in zijn leven zeggen, nooit zou hQ ze meer zeggen, tegen een andere vrouw (smartelijk). En jQ hebt het gezegd, tegen haar. En «ij .. is er van geschrokken. MQnheer (bedroefd) Marie! Mevrouw Geschrokken is zij er van. Wat is dat verschrikkelijk, dat een vrouw angstig moet zijn, als zQ die woorden hoort. Nu heb ik medelijden met haar.. Voor mQ waren ze de stem van het geluk.. En zQ .. schrok er van.. En wat deed je toen, Herman? Zeg alles. Ik waardeer het datje eerlijk bent. En ik kan en ik wil alles hooren. M ij n h e e r (zachtjes, diep ontroerd) Ze zei., dat.. El., haar aankeek. Mevrouw (verbiasd) Dat El. .1 MQnheer (wijzend op het portret) Ze zag het portret! (mevrouw schreit) En zei: Uw oudste kijkt naar mij. Mevrouw En toen? M ij n h e e r Toen heb ik het portret omgedraaid en toen., keek El naar mQ. Mevrouw Zei ze dat ook? MQnheer Ja... Mevrouw Ous je hebt haar vanmid dag. . iets gezegd ? Ze weet nu? MQnheer (zich oprichtend) Ik had haar nog nooit iets gezegd, Marie. Alleen van middag .. die paar woorden. En dan .. dat cadeautje! Mevrouw Weet ze dat ook. MQnheer Ja. (pauze).. Ik zei het haar.. En ze was er verdrietig om .. En nu moet je even naar mij lusteren. Dag in dag uit heb ik hier met haar alleen gezeten, met., een mooie, jonge vrouw. Ik ben genegenheid gaan koesteren, Marie, maar meer niet. Waarachtig niet. Dat voel ik duidelQk, nu, in dit oogenblik. Ik heb wleens gesproken met haar, dan hoorde ik hier haar stille stem, en als ze, lederen dag, hier aan dit tafeltje zat te stenografeeren, keek ik naar haar.. 't was misschien verkeerd, Marie ik erken het, en toen ben ik wat voor haar gaan voelen. Ik vond haar aardig, en frisch en mooi.. Is dat nu zoo vreemd ? Liefde ? Ik geloof het niet, ik weet het niet. Ik heb toch jou? Ik heb toch m'n kinderen? We zQn toch gelukkig geweest, altQd? God, hoe is het toch gekomen, dat gevoel voor haar.. dat stille verlangen, waarop ik mQ wel eens betrapte, om haar te zien., Doe ik je pijn, Marie? Ik zeg het, omdat ik nu wel voel, dat dit alles geen liefde was.. Mevrouw (droevig) Je bent eerlQk, Herman. Zeg me alles. M ij n h e e r Maar nooit heb ik haar een woord over gezegd. Nooit En ik ben zeker dat ze ook nooit iets gemerkt heeft. Zoo sterk ben ik wel geweest. Tot vanmiddag. Toen heb ik.. neen, ik heb nog niets ge zegd, of heel weinig., maar Ik heb haar nu wel., iets laten merken.. Ik ben te ver gegaan. Maar.. geloof me nu .. ik voel nu Speceryenstraatje. Jeruzalem. Droomend gaan door het SpecerQenstraatje, De hulzen zijn van zoeten geur doorstoofd, Het wolkt uit doos, uit baal en kast en laadje. Eene bedwelming in mQn zalig hoofd. Maanlicht. De Maan bloeit zalig als de Zon. De Nacht ligt open als de Dag, Dank, dat ik door veel leed dit won, En dit bezingen mag. Jeugdgedichten. In mflne jeugd schreef ik deze gedichten, Ik lees: daar bloeit mijn jeugd open en teer, Wat zal meer dan het eigen leed verlichten De duisternis, waarin ik hier verteer. Het eigen lied. Aan het eigen lied heb ik rQk gegeven Het bloed van mQn hart, de lust van mQn ziel. Jerusalem: ik ben alleen gebleven En lees wat mQ in Holland toen geviel. Sterren. O, kon ik het boek van de sterren lezen: Hun eeuwige maat, hun schatrijke rijmen, Maar ach: hun tucht en hun stoute geheimen Zullen mQ hier nooit bloot gegeven wezen, Holland. Het Lied, dat ik in Holland schreef, Lees ik in Jerusalem weder. Holland: houd stand. Zoolang ik leef Min ik u mild en teder. Jerusalem, Mei 1919. stralen zonder te vervallen in de verzuchting van Lootje's tweede couplet: O zon wat doe je mij een pijn, Kom schijn, schijn, schQn! Dr. G. J. SCHOUTE iiiiiiMiiiiimiiiiiii i iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiiiii DEN HAAG ] WARMOND HOUTBOUW KANTOOR! FREDEPIKHENDPIKLAAN 85 BUREAU ARCHITECT: PARKSTRAAT ~LEVERT DE/VERLANGD IN ZEERKORTtW T'JD ALLE HOUTCONSTRUCTIE/ AL/ -'" PADVINDER/HUIZEN "" KENNEL/ FABRIEK/BOUW KIO/KEN-WINKEL/ C ATALOCU/ OP A ANVR A AC llllltlllllMIIIIIIMIIIIHIItllllllllllllflIllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllll wel dat het geen liefde is geweest. Geen chte, groote, liefde. Ik heb even gewan keld. Marie. Nu sta ik weer.. waarachtig.. Ik ben weer sterk en weer voor jou. En ik voel nu wel klaar, Marie, dat ik van jou alleen houd.. Mevrouw (weemoedig) Bedrieg je niet, Herman. Je behoeft me niet te sparen. Mis schien zeg je dat nu maar uit medelijden met mQ.. Misschien bedrieg je je zelf, om mQ geen pijn te doen. M Q n h e e r Neen, Marie, ik vergis me niet. Ik ben te ver gegaan, maar alles kan nog hersteld worden. Het is nog tijd om terug te keeren. Mevrouw (zachtjes en peinzend) Mor gen .. zie je haar wér. En overmorgen. En lederen dag. En als je dan hier zit, denk je weer: wat is ze mooi.. En je vergeet.. dat El.. je aankijkt.. van het portret.. En als je thuis bent, bij mQ, dan weet je, dat je haar den volgenden dag, den heelen dag weer zult zien Dat ze weer bQ je zal zitten. { En je gedachten thuis, zullen weer naar haar toe gaan. Als grijpende armen.. al wil je het misschien zelf niet.. Ik zal het voelen... MQnheer Ik zeg je toch, dat het ver anderen zal.. Het is een korte dwaasheid van me geweest, meer niet. Ik zal mijn plicht doen, Marie, en ook in mQn gedach ten niets anders meer zijn dan haar patroon. Geloof me nu. Mevrouw Je gedachten..! Gedachten zijn als een vlucht duiven die losgelaten worden. Je hebt ze niet in je macht.. Je ziet haar lederen dag terug.. En als je, thuis zit te peinzen, of te lezen, dan denk je aan haar., omdat ze den volgenden dag weer naast je zal zijn.. en lederen volgen den dag ook. M d n h e e r (zacht) Dus je hebt, door dit cc'ie, nu ineens alle vertrouwen in eens verloren? Je gelooft me niet meer? heele maal niet meer? Je neemt me niet meer aan als je goeie kameraad, van jou alleen, denzelfden, heelemaal denzelfden van vroe ger ? Van jou en de kinderen ? Je denkt, omdat ik me even vergist heb, dat ik nu toch m'n plicht.. en m'n liefde.. niet heel goed zie? Is dan., jou liefde wel sterk genoeg, als je me, in dit oogenblik, zoo weinig vertrouwt ? Mevrouw (getroffen, gaat naar hem toe, geeft hem de hand). Hér..! (Er wordt geklopt. Zij laten elkander los). MQnheer Ja! VIERDE TOONEEL Mijnheer. Mevrouw. Typiste. Tvpiste (stil) Hier zijn de brieven, mQnheer. M ij n h e e r Dank u juffrouw. (Hij leest en onderteekent. De typiste blijft wachten. Als ze, schichtig, naar mevrouw ziet, geeft deze een vriendelijken blik terug. Hier juf frouw. En direct laten posten! (Zij neemt de brieven weer aan, en gaat). Mevrouw (legt de hand op z'n schouder) Ik ben nu heelemaal rustig. Hér. En ik ga de kinderen uit school halen. MQnheer (opstaand) En ik ga mee, Marie. Mevrouw (dankbaar) Dat zullen ze heerlijk vinden, jongen! (DOEK)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl