Historisch Archief 1877-1940
H°. SS02
Zaterdag 6 September
A°. 1919
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
l Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f 2.50. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën omslag 10.40 p. regel, binnenpag. f 0.50 p. regel
JBEB-IOHLT
Men wordt beleefd verzocht
adresveranderiugen zoo vroeg moge
lijk op te geven en zoowel het oude
als het nieuwe adres te vermelden.
Adresveranderingen welke ons na
Donderdag bereiken, kannen niet
meer voor het eerstvolgend nummer
behandeld worden.
IIIHIIIIIMIII1IIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIMHIII11 'l "H l l""!
INHOUD i Bladz. l: Oarnegie's Misrekening.
Louis Botha t»door v. H. buitenl. Overzicht:
Mensohen en Generaals, V, door dr. W. Q. O
Byvanok. 2: De Kelnersstaking, teekening van
Jordaan. Landverhuizing baiten Europa, door
jhr. J, O. O. Sanaberg. Krekelzang, door J. H.
dpeenhofl. Dit Zwitserland, door dr. Frederik
van Eeden. 3: Een Geveynsde Peya?, door prof.
B. Biugmans. 5: Voor Vrouwen (red. Elis. M
Rogge) Een Dissertatie van Vrouwenhand, door
door dr. Joh. O. Breen. Wednwenpensioen, door
B. G. F. Meyboom. Mededeeling. Alleenstaande
Vrouwen, door J. N. J. de Booy. Brief van een
bakvisoh, door Joh. Idenbnrg. Vaa alles w at.
"Watde mode brengt.teekening van Roosje Bakhuis.
Uit de Natuur: Zweef vliegen, door Jao. P. Tbrjsse.
7: Over de Populariteit van Kunst, door jhr. E. v.
Lidt de Jende, Koninginnedag, teekening van
George van Raemdonok, Feuilleton: Het Oonoeit,
door Felioie Jeho. 9 : Boekbespreking, door dr.
M. J. de Waal en v. T. De Mythologische ver
klaring van de Oude Bijbel en Heldensagen,
door P. H. Veen. Russische Kunstnijverheid,
door J. Greshoff. 10: Noodwoningen voor
Noord-Frankrijk. Huilende Derwisohen, door
dr. N. J. Singels. 12: Uit het Kladschrift van
Jantje. Een Sentimenteel verhaaltje, door Hien
Vermeulen Den Haag van uit een eendekker,
door Vliegcnier. Boeketjes Sofistiek, door Geth.
van D. Koninginnedag-viering, door G. F.v. Dam.
Bataviasohe dagboekbladen door mr. H. G. Koster
Spontaan, door M. M. A. 13: Massa-ontslag van
Vrouwen aan de Kegeeringsbnreanx in Engeland,
teekening van Joh. Braakensiek. Boyal Auction
Bridge, door Bridger. Onze Pnzzle. Verzen,
door R. P.
Bijvoegsel: De rondreis van Wilson, teekening
van Joh. Braakensiek.
iiiiiiiiiiiiiittimMiiiimiHi
CARNEGIE'S MISREKENING
De dood van den heer Carnegie heeft
nog weer eens de aandoenlijke herinne
ring aan zijn vredesstreven verlevendigd.
Voor naïeve zielen is zijn naam als die
van een grooten vredesherot blijven
voortleven. In den kring van zijn eigen
volk evenwel werd laatstelijk aan
Carnegie's naam, wat 't vredeswerk betreft,
nauwelijks meer ernst gehecht. De oorlog
bracht hem geheel in discrediet. En zij,
die op 't oogenblik de taak te vervullen
hebben om zooveel mogelijk van den
vrede iets blijvends te bouwen, zien
naar Carnegie s opzet eerder als een
waarschuwend dan als een bemoedigend
voorbeeld.
Niet zooals Carnegie" wordt gemak
kelijk gezegd.
Het klinkt wat vreemd, maar Hollands
aanzien in de vredesbeweging is er op
't oogenblik zelfs door achteruit gezel,
dat ons land vrij nauw met de uitvoering
van Carnegie's plannen is verbonden
geraakt. Het anders dan Carnegie" drukt
in de oppervlakkige opinie's ook wat op
Den Haag en op Nederland.
Dit is alles niet billijk en niet juist.
MENSCHEN EN GENERAALS *)
DE TOCHT NAAR BAGDAD
Dit is een toegift.
Wat hier volgt moet de voorstelling geven
van een leger op marsch. Menschen komen
er in voor en ook generaals, maar de
natuur, moordend, plagend, uitputtend, zal
niet worden vergeten, en de lange, lange
weg; en misschien blijft er nog een hoekje
over om de dieren te vermelden.
Twee welgevoede deelen zijn verschenen
over de Engelsche expeditie in Mesopo
tamië naar Bagdad. The book glows wlth
local colour", staat op den reclame-omslag.
Zoo erg is het toch niet. De dingen spre
ken er voor zichzelf zonder dat zij behoeven
te worden opgewarmd. Men kan zich met
gerustheid aan de beschrijvingen van den
ooggetuige" overgeven.
Ooggetuige, zoo noemt zich de verslag
gever van den veldtocht.
Als van een ooggetuige afkomstig, zijn
de berichten geplaatst, welke hij tijdens de
expeditie aan de dagbladen zond.
Wat wonderlijke metamorfose hadden zij
ondergaan, wanneer zij na een kuur onder
de banden van verschillende censoren van
Azië en Europa eindelijk in de dagbladen
werden geplaatst! Van moeitevolle onder
nemingen werden pleiziertochfjes gemaakt,
vertwijfelde stemmingen veranderden in
oorlogsenthousiasme; dat klonk zoo
ko*) In een vorig hoofdstuk zijn door een
verschrijving 150 millemeter-mortieren tot
150 duims geworden. De welwillende lezer
gelieve hen tot hun bescheidener afmeting
te herleiden.
Maar 't helpt niet genoeg, het elkander
te'zeggen. De loop der feiten is nu een
maal niet in 't voordeel van Carnegie
geweest, noch van de scheppingen die
hij mogelijk heeft gemaakt. Wie niet
verder doordenkt, redeneert eenvoudig
dat het Vredespaleis dézen oorlog niet
voorkómen heeft, en daarmede is het
vonnis geveld.
Dus moet een gansch andere, schier
tegenovergestelde richting worden op
gezocht. ..
* . *
Carnegie's bedoelingen zijn toch edel
moedig geweest. Hij heeft in vollen ren
de jacht op 't ideaal gemaakt. Het
land, het volk, de stad, het bouwwerk,
de organisatie die daarvoor 't terrein
hebben geleverd, hebben er het beste van
verwacht. De denkbeelden, waarnaar alles
ten uitvoer is gelegd, zijn van het zui
verste gehalte geweest. Van allerlei kant
zijn er eens groote verwachtingen op
gebouwd.
Wat is het dan, dat in de huidige
omstandigheden ze toch zoozeer op den
achtergrond dringt? Is het allén 't
bedriegelijke argument, dat wansucces
ondeugdelijkheid bewijst? Zou men
Carnegie, zou men Den Haag, zou
men het Vredepaleis mogen aan
wrijven, dat zij zich tot niets nut heb
ben betoond?
Zulke conclusie's mogen worden be
twist. Er waren in Den Haag wel degelijk
muren gebouwd waaraan het schip van
den vrede kon worden gemeerd. De
Haagsche Conventie's hebben tot in 't
hartje van den oorlog toe een zeker
zedelijk gewicht behouden. Ja, is het
draaipunt van alles, de schending der
Belgische neutraliteit, niet juist ook,
minstens evenzeer als door 't tractaat
van 1839, door dat van 1907, door de
Haagsche Conventie, tot onrecht ge
brandmerkt?
En de Haagsche arbitrages, waarvoor
Carnegie den tempel had gesticht, ver
vullen een eerbiedwekkende rol in den
dramatischen strijd van het recht tegen
't geweld.
Te kwader ure werd voor dat gebouw
de naam van Vredespaleis gevormd.
Zoo weidsch was de aanvankelijke be
doeling ook niet geweest. Een Paleis
voor Internationale Justitie, dit was het
idee. Dat de vrede hierdoor ook
vanzelf zou zijn gegarandeerd, is een
dwaalidee, evenzeer als 't niemand in
zou vallen, van een gewoon gereehtshof
te verwachten dat daardoor de misda
digheid geheel van de aarde werd weg
gevaagd.
* *
*
Toch, wanneer er eene misrekening
te boeken valt, die kleeft aan 't vredes
werk waaraan Carnegie's naam werd
gehecht, zoo is het deze: de zorg voor
den wereldvrede is als iets te vanzelf
sprekends, iets te gemakkelijks opgevat.
Dit is de groote en verleidelijke illusie.
Terwijl de strijd voor 't verzekeren
van den vrede onder de volkeren ont
zaglijk veel toewijding en noesten
politieken arbeid vordert, een voortdurend
rekening houden met de staatkundige
werkelijkheid, veel zorgvuldige en be
kwame organisatie, altoos bij de hand
zijn en handelen naar de moeilijkheden
der praktijk, naar de eischen der
takilllliilliiimimiiiiiiiiMiiilliimiiMliiliiiiimiiiiitiimiitllimiiiiiiiiimiii
mlsch, wanneer het gedrukt in de courant
naar Mesopotamië terugkeerde, de oogge
tuige" voelde zichzelf komisch worden.
Hier, in deze twee deelen met kaarten en
portretten, heeft hij den ernst van de waar
heid in zijn rechten hersteld.
Over oorsprong en beloop der Engelsche
expeditie in Mesopotamië maar een enkel
woord.
Zoodra de waarschijnlijkheid bestond, in
den herfst van 1914, dat Turkije zich aan
zou sluiten bij de Centrale Mogendheden,
waren de Engelschen bedacht op f en
flankaanval tegen In die en een bedreiging van
hun belangen in het mondingsgebied van
de tweeüngstroomen Eufraat en Tigris. Toen
de Turken dan den oorlog verklaarden, be
antwoordden zij dat met de Inbezitnemlng
van de daar aanwezige forten (6 November
1914) en maakten zij zich gereed het omge
legen land te bezetten.
Eigenlijk ware het voldoende geweest
zich ongeveer bij het mondingsgebied te
bepalen; maar de avontuurlijke Britsche
geest, die uitkwam in den zeetocht naar
de Dardanellen, uitte zich ook hier. Men
wilde de verbeelding der volken van Azië
treffen, mm wilde Duitschland dat zich op
weg rekende naar Bagdad den pas verleggen,
mm liet zich leiden door een ongebreideld
optimisme.
Was men er niet zeker van dat Turksche
troepen voor den aandrang van het
EngelschIndische leger op de vlucht zouden gaan?
De noodige voorzorgen werden niet eenmaal
genomen. Zulk een tocht binnenlands
die den loop der groote rivieren volgde,
vereischte behalve een spoorlijn een gere
gelde vaart van kleinere schepen om de
verbinding te bewaren met de verplegings- j
basis in het mondingsgebied. En wat
nietal meer?...
Dat alles was heel gebrekkig ingericht...
Zoo hoorde men dus in 1915 van een
gestadig oprukken in de richting van Bag
dad, totdat het kleine expeditieleger op
een twintigtal mijlen af stands van de tweede
hoofdstad van het Turksche Rijk,
overvleutiek, heeft de beschouwing van den
heer Carnegie daar wat oppervlakkig,
men zou zeggen wat kinderachtig
tegenover gestaan.
Het is zoo goedkoop, den1 vrede te
verkondigen als iets dat vanzelf spreekt.
Met schoone woorden, gebaren en ge
schriften hem te profeteeren en aan te
bevelen. Men ziet daarmede de zwak
heid der menschen over het hoofd; en
't eind is een groot echec en een groot
verdriet.
Dit is bepaald de zonde van veel
pacifisme en van veel vredeswerk ge
weest, waarmede aan den waarlijk staat
kundigen vredesarbeid en aan de we
zenlijke veiligheid der volkeren slechts
afbreuk is gedaan.
Niet hij geeft aan een jeugdig bruids
paar den besten raad, die breedsprakig
over 't huwelijksgeluk idealiseert en met
enkele oppervlakkige toasten de toe
komst van man en vrouw te waarborgen
waant. Doch hij, die hun de moeilijk
heden waarlijk voor houdt, en op den
ernstigen wil, de offervaardigheid, de
toewijding, het welbewuste beleid werkt,
zonder welke 's levens onvolkomenheden
nu eenmaal de beste verhoudingen in de
war doen gaan. Dit klinkt minder grootsch
en lijkt minder verheven. Maar het is
beter werk.
Deze zelfde harde ervaring heeft de
menschheid, hebben althans de
verstandigen in haar midden, ook ten aanzien
van het vredesgeluk opgedaan. Zij be
seffen dat het evenmin een zaak is van
een,twee,drie",als de duurzame echtelijke
eenigheid.
Daarom kijkt men nu wat wantrouwend
naar alles wat den vrede met eenige
goede woorden, of met eenige millioenen,
eenige tractaten, eenige motie's en ge
meenplaatsen of eenige plechtigheden te
dienen acht.
Dit geldt voor Carnegie's illusie's, en
voor ondernemingen als van Ford met
zijn Oskar II."
Het is alles te gemakkelijk, en te
goedkoop.
* . *
Waar dit niet wordt erkend en ter
harte genomen, brengt men ook voor
het vervolg 't succes in gevaar en
schakelt men zichzelf als wezenlijke
bevorderaar van betere internationale
verhoudingen uit.
Ook nu vallen zij ons nog niet in den
schoot. Ook nu verlangen zij doelmatig
beleid, staatkundige takt, kennis van
toestanden en menschen, energie en
activiteit, organiseeren, zorgen en han
delen met bekwaamheid en kalm
overleg. De grootste vijanden van den
vrede blijven zij die haar gloeiendste
vereerders zijn.
Zeer zeker is er geestdrift en is er
vertrouwen noodig. Maar de geestdrift
van het gezonde verstand. En 't ver
trouwen van den volhardenden,
welberekenden arbeid.
Deze waarheden, die zich op doen
bij 't hermeten der indrukken van Car
negie's werk, zou men willen zien
doordringen tot al degenen die voor 't
vervolg vredesarbeid willen helpen uit
stippelen en een plaats daarin wenschen
toegewezen te zien.
Dan alleen zullen hun krachten vallen
in vruchtbaren grond. v. H.
geld door een meerderheid van goed aan
gevoerde troepen (November 1915), den
terugweg moest aannemen en den wijk had
te zoeken in Koet-el-Amara, waar drie
maanden geleden (September) een schitte
rende overwinning op den vijand was be
haald.
Van het Westelijk gevechtsterrein in
Frankrijk werden over Marseille en Suez
afdeelingen van legers naar de monding
van den Shattel-Arab gedirigeerd om de
troepen in Koet opgesloten te hulp te komen.
Met hen scheepte zich de ooggetuige" in.
(December 1915).
Vooral het Indische militair was opgeto
gen over de verplaatsing
Een tweede winter in Europa lachte hun
niet toe. Zij hadden hun eer opgehouden
in Frankrijk, nu gingen zij weer hun eigen
zon tegemoet, en hun eigen strijdwijze. Zij
waren blij van de loopgraven te worden
verlost.
Wanneer men hier in Frankrijk op den
grond vecht," zei er een, is men zeker van
zijn dood. Daarom vechten de blanke men
schen onder den grond en in de lucht; op
zee is 't hetzelfde, naar men zegt; daar
vecht men in de lucht of onder water; maar
in Irak, heb ik gehoord, gaat de oorlog naar
de oude manier."
Hoe keken zij op, toen bij de eerste
affaire op de kale harde moddervlakte, zij
de smalle loopgraven ontdekten waar de
Turken zich in hielden verborgenl Zij werden
plotseling onder een vuur genomen, waar
zij niet doorheen konden breken dan zonder
enorme verliezen.
Er was volstrekt geen dekking, geen heg,
geen hut, geen kuil, en een langen afstand
te doorloopen. in plaats van een snellen
aanval te doen, was er sprake van een paar
duizend meter voort te gaan onder een goed
gevoed geweervuur eer men het genoegen
had het hoofd van een Turk te zien.
Wederom als bij den eersten tocht was
er geen overleg. Toen had men haast gehad
Bagdad te bereiken, nu was het
Koet-elLOUIS BOTHA f
Botha is een man geweest, om velen
jongeren als voorbeeld voor te houden. In
Zuid-Afrika wordt zijn dood als een don
derslag bij helderen hemel gevoeld.
Evenzoo in de verdere gedeelten van het wereld
rijk, waarin hij in den raad der eersten zitting
genomen had. Maar vooral ook in Holland
zal zijn nagedachtenis door het levend en
opkomend geslacht begrepen, geëerd en
levendig gehouden moeten worden. In hem
zijn drie eigenschappen vereenlgd geweest,
die juist in haar onderllngen samenhang in
de hoogste mate navolgenswaard zijn : toe
wijding aan het vaderland, wijsheid en recht
schapenheid.
Wat Botha in den Boerenoorlog gedaan
heeft om zijn volk in den strijd voor te gaan
en met hen den strijd vol te houden, weet
nog een kind. Hoe hij met wijsheid en
rechtschapenheid den vrienden leiding heeft
weten te geven, den vijanden eerbied af te
dwingen, heeft de ervaring vastgelegd. En
nog steeds, nadat hij als Eerste Minister van
het Zuid-Afrlkaansche Gemeentebestuur d e
spits is gebleven waarom zich het grootste
gedeelte der natie vereenigen kon, heeft hij
die taak vervuld, tot aan den laatsten snik.
Het verlies voor Zuid-Afrika is daarom
ook zoo groot, omdat Botha wel in bekwaam
heden en doorzicht kan worden geëvenaard,
hoewel zQn langdurige medewerker Generaal
Smuts hem zelfs in staatsmansgaven over
treffen zal, maar toch waarschijnlijk in
gemoedelijke vereenigingskracht een geheel
nige persoonlijkheid is geweest.
Wenschen wij onzen broeders in het groote
Kaapland tot aan de Zambesi toe, dat de
ossewagen van hun toekomst, met Smuts
als hoofdleider, een gelukkig pad mag
blijven vinden. Zuid-Afrika gaat een geheel
nieuw en waarschijnlijk verbazingwekkende
ontwikkeling tegemoet. Het zal die zeker
het best bereiken in den geest van den te
vroeg ontslapen Generaal, die ook de geest
van zijn opvolger heeft te zijn.
Botha's Zuid-Afrikaansche politiek, de
vrijheidsoorlog afgeloopen eenmaal zijnde
zooals hij afgeloopen was, en de vrede van
Vereeniging gesloten zooals niet meer anders
kon is, welbegrepen, bewonderenswaardig
geweest.
iiuiimiiiiniii 'iMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
iniiiiiiimii
A m ara waar men, 't kostte, wat 't kosten
mocht, moest wezen om de opgesloten
makkers te bevrijden. Men had zich den
tijd niet gegund om iedere afdeeling van
het leger volledig uitgerust, zooals het be
hoorde, op het terrein te brengen, neen, men
had In der haast ir gescheept wat voor
handen was. Sommige regimenten misten
hun artillerie, andere hun administratie, bijna
allen hun ambulancedienst. En was er in
derdaad wel zoo'n haast? Generaal
Townshend in Koet-el-Amara had nog eenige
maanden voor den boeg.
Het is een diep tragische geschiedenis
geweest, die poging van het jaar 1916 om
hulp te gaan brengen. Met een sprong had
men gedacht vooruit te komrn; tegenover
de verdediging van het Turksche leger ge
lukten de frontaanvallen niet. De helft van
de regimenten keerde niet terug; en geluk
kig wie in den strijd waren gevallen! De
nacht van 21 Januari, na de derde actie
tegen den vijand, is in heugenis gebleven
als een nacht van verschrikking. Baren om
de gewonden te vervoeren waren niet voor
handen en nog minder waren er middelen
tot verpleging te verkrijgen. Ze hadden er
op gerekend, de armen met hun herinnering
aan het front in Frankrijk, dat verzorging
in eenig hospitaal hen wachtte, en er was
zelfs bijna geen linnen te vinden voor een
verband. Op hotsende karren, door dirpe
modder voortgesleept, werden züvervoerd,
zoover er aan vervoer was te denken; zij
leden duldelooze pijnen.
Het woord van een stervenden officier
duidt wel den toestand aan van uiterste
geslagenheid. Hij was op een boot naar een
hospitaal achter de linie gebracht. Als hij
het eind nabij voelde zeide hij tot zijn
ordonnans: Mohammed Khan, als ik binnen
een paar uren dood ben, zullen de menschen
van het hospitaal komen om me heen te
brengen, maar laten zij mij niet weghalen.
Ik wil hier een kleine poos in vrede liggen.
Ik ben zoo vermoeid. Zie dat mijn lichaam
hier nog rust den gansenen dag en den nacht".
Karakteristieke houding van den
EngelschDie politiek was de eenige, welke nheid
en rustige verhoudingen kan brengen in de
natie van Zuid-Afrika. O ja, het is zoo ge
makkelijk te declareeren dat verzet nimmer
opgegeven worden moet, dat de strijdbijl
ten dienste van de onafhankelijkheid nim
mer mag worden verborgen of begraven en
dat met den overwinnaar, en met de over
winnende elementen, nimmer mag worden
gepaciceerd.
Botha en Smuts hebben evenwel klaarder
gezien. Zij hebben gevoeld, dat Zuid-Afrika
immer een land zou blijven, aan verbitte
rende burgertwisten, aan mergverterende
onrust en oneenigheid, aan nimmer eindi
gende koortsen en verdeeldheden ten prooi,
wanneer zfj weigerden hun plaats in te
nemen in de door het liberale Engeland
aangeboden Vrijheid. Wat zij met die vrij
heid en door hun opbouwenden arbeid in
het rijk van Zuid-Afrika hebben bereikt, en
wat daarvoor nog is weggelegd, is de proef
steen voor hunne richting. Het is tevens de
beste lofrede bij Botha's nagedachtenis, de
lofrede op zijn wijsheid en rechtschapenheid.
Mogen daarvan ook de Hollandsche
stamverwanten doordrongen zijn. Hun doet een
machtig voorbeeld van vrij van zin voor
samenwerking, voor nheid, voor verheffing
boven tweespalt, kemphanerfj en
zelfverspllntering, waar l g k geen kwaad. Onze natie
schijnt soms een schier duivelsch genoegen
te smaken in 't verheerlijken van
krachtenverlammende zucht voor fronde krakeel en
broederstrijd, zooals die in onzen eigen
vroegeren tijd der godsdiensttwisten en in
de tegenwoordige politieke partijformatie is
aan te wijzen, en zooals wfl die ten onrechte
in zekere groepen der Vlaamsche beweging
toejuichen en ook, zonder dieper nadenken,
in Zuid-Afrika voor 't hoogste houden. In
waarheid echter kan daaruit niets anders dan
onheil en pnmacht, dan eeuwigdurende on
rust voortvloeien.
Gelukkig het land waar de wijsheid als van
een Botha die weet te voorkomen, en in
rechtschapen kracht niet 't tumult maar de
zelfstandige samenwerking, niet de ver
warring maar den samenhang bevordert.
Meer dan ooit heeft de tegenwoordige
tijd aan die beginselen, aan orde, behoefte.
Dat daarmede ook de schijnbaar kleinere
factoren in de wereld niet ten onder be
hoeven te gaan, niemand alweer die dit
beter dan Louis Botha beweien heeft, hij
die Hollandsch-Afrikaansch eerste Minister
is geweest en waarschijnlijk de eerste uit
het land zelf geboortige
Gouveneur-Generaal zou geworden zijn, naar.'t merkwaar
dig pogram, dat men hier en daar in de
Dominions opkomen ziet.
Botha's meest teekenend eigenschap is zijn
rechtschapenheid, zijn rondborstigheid ge
weest. Een treffend voorbeeld hebben wij
daarvan nog bfj onze laatste ontmoeting,
bij de Parfjsche Vredesconferentie, medege
maakt. Het was naar aanleiding van de
naar veler inzicht zoo verkeerd geziene
starre en polemiseerend optreden van Von
Brockdorf-Rantzau. Weet ge, hoe ik tegen
over het vredestractaat zou hebben gestaan,
wanneer ik in zijn plaats was geweest ?"
zeide Botha. Ik zou gezegd hebben, als
de secretaris mij het tractaat overhandigd
had: ik behoef het niet eens te lezen. Leg
maar neer. Geef mfj de pen; ik teeken
terstond en zonder zelfs den inhoud te
bemiiiiiiiiiiiimii iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii
man die zijn lijk niet aan den dood wil
overleveren dan eerst als het zijn evenwicht
heeft teruggekregen na den ontvangen schok.
Tot April was er gedwongen stilstand
van -handeling, aldoor met de martelende
onzekerheid of generaal Townshend het in
de belegerde stad nog zou kunnen uithouden.
Dan orde was er onderwijl meer gekomen
was het een schilderachtige vertooning
het oprukken van de troepen, begeleid als
ze werden op de rivier door een vloot van
schepen, ieder groot schip omringd door
zijn prauwen en fantastische modellen van
primitieve vaartuigen om de gemeenschap
met den oever te onderhouden.
Maar het doel werd niet bereikt.
Driemaal werd de aanval op de Turksche
stellingen herhaald; vergeefsch was de
poging tot doorbraak. Bijna was men in
zicht van Koet-el-Amara, 22.000 man waren
in deze expeditie opgeofferd, en toen men
29 April de draadlooze boodschap van
Towshend vernam: Ik heb mijn kanonnen
vernield en officieren naar den Turkschen
bevelhebber afgestuurd, om te zeggen da)
ik klaar sta voor de overgaaf," moest men
het hoofd buigen.
Het was een zware vernedering voor
Engeland, die overlevering aan den vijand
van een generaal met 3000 man Britsche
troepen en 9000 Indiërs.
Vertroosting was er niet voor het achter
gebleven leger; ziekten vertoonden zich
en de hittetijd kwam aan. Geen mogelijk
heid den strijd voorttezetten, men moest
geduld hebben tot de koude. Ongenadiger
vflard dan de zon is er niet in het kale
Mesopotamië, met haar accompagnement van
insecten. En de eenvormigheid van het
leven! Niets anders om over te spreken
dan ziekte en warmte. Geen afwisseling
om de verbeelding te prikkelen. Zelfs geen
boom en geen rots. Geen avonturen, alleen
de harde klei. Maar de Engelschman gaf
niet op. Er was spirit" in hem. Onder
deze omstandigheden betreedt de generaal
het tooneel.
W. G. C. B Y v A N c K