De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 6 september pagina 10

6 september 1919 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 6 Sept. '19. - No. 2202 Ter leniging van den nood, waarin de bevolking van Noord-Frankrijk verkeert, heeft Nederland voor de Franschen o. a. een aantal noodwoningen doen bouwen. Hierboven vinden de lezers een afbeelding van deze woning en een kijkje in een der kamers tHiililtlfiliiuniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimtii ttMIIIIIIMIIIIIHIllllllllllllllllllllllllllllllllll iiiiiiiiimiiiiiiniiiifiiEiiiiiiiiiiitniimiiiiiiiiiiiiiMiiiui HUILENDE DERWISCHEN De reis van Europa naar Azië vordert n half uurtje, wanneer men zich, wel te verstaan, maar eenmaal te Constantinopel bevindt. Van onvergelijkelijk schoone, aan den Gouden Hoorn uitgespreide stad, van de huizen- en moskeeënzee aan de Bosporusheuvelen, ziet men de blinkend witte landhulzen en minarets aan den Aziatischen oever oprijzen. Daar overziet men Scutari, zooals men aan de Merwede van Papendrecht of Zwijndrecht uit, het oude Dordrecht zich ziet uitspannen. Men kan de overvaart naar het kerkhovenrijke Scutari volbrengen in een caïck, een soort Turkschen gondel en geniet dan ge durende een half uur van het prachtige panorama, dat zich aan weerzijden opdoet. De beide oevers z8n, zoover men zien kan, onder het donker fluweel van het groen be dolven, en landhuizen en moskeeën, palelzen en kazernes, geheele wijken met lage Turksche huisjes en minarets punten daaruit zonnig te voorschijn. Men kan voor den overtocht ook gebruik maken van den geregelden veerdienst, die tusschen de beide oevers wordt onderhouden door stoombooten. Deze booten, afvarend aan de beroemde brug over den Gouden Hoorn, welke de stadsgedeelten Pera en Stamboel verbindt, vormen de voorloopige verbinding van het Europeesche deel van Constantinopel met het Aziatische spoorweg net. Wanneer eenmaal geregeld de treinen door Klein-Azië zullen rijden, Damascus en Bagdad aan Constantinopel verbindend, dan zal ook de Bosporus door een spoorweg brug worden overspannen. Les Chemins de fer de l'Anatolie, die de concessie voor deze lijnen bezitten, waarvoor de Kon. Neder). Stoomv. Mij. ladingen materiaal en rails naar het Oosten overbracht, zullen met de overbrugging geen dienst aan het natuurschoon bewijzen en het gevaar bestaat dat een ijzeren gevaarte het vrije gezicht op de Oostersche stad zal belemmeren en een beroemde wereldkijk zal bederven of weg nemen. Tot nog toe behoeft men zich niet te ergeren aan een Turkschen Moerdijkbrug; 4e blik is nu nog onbelemmerd en vrij. Bij de landingsplaats in Srutari is men overgeplaatst in 't volle Turksche, Muzelmansche leven. In de café's aan den oever vonden tal van luie, loome Turken sich sonnend" de gelegenheid tot het rooken van hnn nargileh, hun waterpijp, stom zwijgend, droomend en zwevende in den nevel hunner tabaksdampen. Rechts aan den oever, op een vooruitstekende landtpng hetEngelsche Kerkhof, Europeesch netjes onderhouden. Keurige gazons omsluiten de graven, gedekt met marmeren kruisen en zerken, ompaald door hekjes. De afwisseling van monumenten en beelden, afgeknotte zuilen en sièilai, geeft de illusie dat men in Europa is. Een kerk hof in een Engelsch provinciestadje wekt geen anderen indruk, dan deze begraafplaats der Brltsche Kolonie. Welk een verschil, wanneer wij onzen tocht voortzetten in Scutari en de ontelbare begraafplaatsen der Turken langs- en d rtrekken ! Bij de Europeesche netheid steekt de Turksche slordigheid schril af, al is zij ook honderdmaal schilderachtiger. De zwarte cypressen met hare stijve takkepunten don keren fel op tegen den blauwen hemel. Zij woelen onrustig in den bodem met ;hare wortels, die den grond opwerken. De on telbare zuilen op de graven, waarvan velen omgevallen zijn of op 't omstorten staan, voeren een spookachtigen dans uit, onder het zwarte loof van het cypressenbosch. Midden door deze kerkhoven (er zijn vele), loopen de geplaveide wegen, stijgend en dalend over de heuvelruggen, eindeloos ver, steeds weer andere Turksche woonwijken brengende, steeds weer uitloopend daarheen waar alles ns eindigen moet; op een be graafplaats. Meer nog dan in Constantinopel zelf, is men hier op Oosterschen bodem. De oude kleederdrachten, de schilderachtige tulbans, de kleurige kaftans, de lange pelzen (zelfs in den zomer I) ontmoet men hier in grooteren getale dan in de stad aan de overzijde van den Bosporus. De geuren van de bakkende ma'i'sknoeten stijgen aan weerszijden van de slecht geplaveide wegen omhoog uit de brandende baardjes, als geurige wierookoffers. De suikerbakkers stallen hunne baklava uit, bieden hunne mastiekji (kauw gom) aan. Vleeschverkoopers trachten te vergeefs de duizenden vliegen af te slaan van de gehalveerde lammeren en schapen, die aan de deurposten hunner winkels ten toon hangen, als een openliggende prooi voor het hinderlijk en onsmakelijk gedierte. Naar de talrijkheid der kerkhoven te oordeelen en het ontelbaar aantal grafsteenen, zou men tot de gevolgtrekking komen dat Scutari de Metropolis bij uitnemendheid is en dat de helft der bewoners zeker wel aan den kost moet komen door de bezigheden die de bezorging der begrafenissen met zich medebrengt. Maar als men ziet en weet hoe weinig omslag voor de dooden gemaakt wordt en hoe geringe zorg aan de laatste reis wordt besteed, als men bespeurt hoe geringe waarde wordt gehecht aan het onder houd der laatste woonplaats, dan komt men tot de slotsom dat de begrafenisvereenigingen en biddersloonen geen weelderig bestaan kunnen opleveren in het Turk-nland. Maar Scutari is bovendien nog de zetel van een godsdienstige sekte der Huilende Derwischen, die een bijzonder karakteristieke verschijning zijn van het Sufisme, de talrijke Derwish-orden der Moslim. De Derwischen der Mewlewi-orde, door Dschelel eddln Ruml gescticht, voert heilige reidansén uit, onder begeleiding van fluit en tamboerijn, onder het zingen van de hymnen des stichters. Kont gij des dansers zin ? 't Genot van 't ..zijn" vergeten Kn in 't vergankelijke .,een Keuwig-zijn" te weten! Kent gij des danser* zin.' De zelfzucht to verdrijven, In zaal'gen liefdelust met God allaen te blijven! In de Derwisch-orden vond het volk onmis kenbaar den extatlschen toestand der deel nemers, een duidelijk bewijs van goddelijke werking. Men eerde de Derwischen boven de zoo vaak huichelachtig optredende prie sters. Zooals men bij den Turk den krank zinnige eert als een wezen van hooger orde, zoo brengt men ook den derwlsch, die in een kortstondige godsdienstbedwelming en verstandsverbijstering verkeert, tot de wezens van verheven rang. N'est pas fou qui veut," geldt hier ongetwijfeld, anders zou zeker het aantal dier momenteel krankzinnigen onbeperkt zijn. De mantel maakt den der wlsch niet," zegt een Turksch spreekwoord en niet ieder die maar wil wordt door den geest bezield! Overal werden Derwisch-Orden gesticht en Derwisch-verblijven ingericht. De levens wijze der bewoners is ongeveer gelijk aan die der Christelijke kloosters. Terwijl som migen van hen van aalmoezen leven, zijn anderen verplicht den kost te verdienen met een handwerk of doer het copiëeren van manuscripten. Ook thans nog zijn vele orden bij het volk in hoog aanzien en personen van allerlei stand laten zich in hunne rijen inlijven, wonen niet alleen hunne bijeenkom sten bij, maar nemen ook deel aan hunne dansvrrtooningcn en huilvoorstelllngen. Hoofdofficieren nemen vaak Derwischen mee te velde, om de soldaten in den strijd aan te vuren. Enkele orden zijn in minachting g-komen, omdat ze zich aan een zedeloos leven en allerlei afzetterijen schuldig maak ten. Bijzonder berucht zijn de trekkende Derwischen, die de geheele Mohamrnedaansche wereld doorwandelen, om op de graven der Moslim hunne gebeden te verrlchien en dan van vrome Hchtgeloovige bezoekers der kerkhoven geld af te persen. Eén secte van de derwischen heeft in Scutari haar zetel. Een bezoek aan hun moskee een wel wat al te weidschen naam voor een niet grootsche instelling behoort tot die eigenaardigheden of merk waardigheden, die een vreemdeling bij een bezoek aan Constantinopel niet mag ver zuimen. De moskee der Huilende Derwischen van Scutari is een kerkruimte van ongeveer 20 meter hoogte, waar halverwege aan den eenen wand een balkon of tribune is aan gebracht, bestemd voor de toeschouwers, nieuwsgierigen of belangstellenden, althans niet-medewerkenden. Toegang verkrijgt men tegen betaling van een tamelijk hoogen entree-prijs, die den indruk geeft dat de plechtigheid tevens de bron van inkomsten moet versterken en dat men de goddelijke bezieling ook wel wil laten strekken tot geldmakkerij. Ik wil hiermede niet zeggen dat de godsdienstige bezieling niet aanwezig was l Door de opzweepende kracht der gods dienstige uitroepen wordt zeker in de fanatieke gemoederen der Oosterlingen langzamerhand wel een hevige spankracht teweeggebracht, die, zoo at nl«t van verheven godsdienstigen aard, dan toch zeker van physiche opgewon denheid getuigt. Maar b!| den nuchteren, nietingewijden toeschouwer komt de ge dachte boven: Kunstmatige opwinding, zelfbedrog." Wellicht maakt het ongeloof sceptisch? Aan de wanden van het gebouw hangen een vijftiental tamboerijnen, waartusschen Koran-spreuken (als de Hollandsche of Engelsche . hulszegens) hare sierlijke arablsche letters in arabesken slingeren. Aan de zijde van de Mirah, de bewaarplaats van den Koran, in de stichting van het heilige Mekka gekeerd, biedt de wand van de zaal een aanblik die aan een folterkamer of wapengallerij doet denken. Boven het tapijt, waarop de Iman en zijne helpers plaats nemen, met gekruiste beenen zittend op den grond, is de muur bedekt met lansen en dolken, kettingen en touwen met knoopen, tangen en sabels, instrumenten waarvan u het doel voorloopig ontgaat, doch die, zoo als later zal blijken, tot meer dan louter wandversierlng dienen. Met die wapenen zullen de derwischen, wanneer zij tot het toppunt van extase zijn opgezweept, zich zelven wonden toebrengen, zich kuiten en armen doorboren, zich geeselen tot bloedens toe, zich kerven en steken, wanneer kreten niet meer voldoende zijn om hun gods dienstigen waanzin te uiten in heilige opge wondenheid te laten zien. Dan zijn de deelnemers in een toestand van hallucinatie die men als teeken van bijzondere goddelijke genade beschouwt, dan kent het waar nemingsvermogen geen onderscheid meer tusschen werkelijkheid en zelfbedrog. De Iman was een personage met een hoog-eerwaardig voorkomen. Stoer van ge stalte deed de reusachtige tulband, opge bouwd uit talrijke windingen, zijn rijzige figuur nog grooter schijnen. Een grauwe baarde krulde op de borst over zijn bruine kaftan. Naast hem zat ge hurkt een jong Moslim, als mekka ganger kenbaar aan zijn kleed. Tegenover hen stonden in een rij de derwischen die zouden deelnemen aan de plechtigheid. De middelste van dezen, een kerel als een boom, zette met een diepe stem die als uit een metalen ketel scheen op te klinken, een eentonig dreunenden uitroep in. Deze roep vormde den grondtoon, den klankbodem voor de geluiden door de anderen daarna voort gebracht. .La ilaha, illa-llah", weerklonk langzaam dreunend door de zaal en werd overgenomen door de stemmen der overige derwischen. Bij elke spreuk, b$ elke letter greep die op den a-klank den nadruk ont ving, balanceerde het hoofd met den romp zachtkens van rechts naar links, van links naar rechts, steeds heen en weer, regelmatig in golvende beweging, als de slinger van een uurwerk, al de lichamen als door een on zichtbaar ijzerdraad bewogen. De beweging werkt aanstekelijk. Uit de rijen der Moslin, die als toeschouwers de plechtigheid (of de vertooning, hoe moet ik ze noemen?) in de ruimte gelijkvloers bij woonden, wierp zich nu en dan n naar voren, viel op den grond, bleef een oogenblik in gebed verzonken en voegde zich daarna bij de overigen die onafgebroken hun La ilaha llla-llha in eentonigen rythmus deden weergalmen. De beweging en het geluld behielden evenwel niet hetzelfde tempo. Naarmate de extase steeg, naarmate de geestvervoering toenam, won ook de beweging in snelheid. De klank van den langen aanroep: Er is geen God behalve Allah" vloeide meer en meer samen, de geluiden werden tot n klank massa. Men hoorde niets dan een vlug: alltlala gelijkmatig vlug herhaald, begeleid door de steeds snelllere deining der boven lijven. De heupen wiegden mede, verplaatsten zich met de slingerende tulbandhoofden. De geheele menschenklomp werd ne dei nende massa, waarvan slechts de vasten aaneengesloten stilstonden. Vlugger, vlugger altijd vlugger stieten de kelen, rauw van vermoeienis, den allah-klank uit. Het zweet gudste onder de tulbanden door. Een enkele nam z'ch dit hoofddeksel af en wiegde verder mee, slechts gedekt door een klein wit mutsje of kalotje, dat onder de tulband gedragen wordt. Nu en dan verdween een deelnemer uit de rijen, wankelend van uit putting. Als beneveld, waggelend in zijn godsdienstroes, trok hij zich terug in een aangrenzend vertrek, van waar hij, nog hallucinatie-dronken, weldra terug keerde, om weer verder mee te werken aan den Allah-vereering, met vernieuwde woede, met luider klank, met schijnbaar ongebreken kracht. Het gezang klonk niet meer als het een tonig uiten van den Allah-roep. Het was langzamerhand overgegaan in een schrapend, schor geschreeuw, een gehuil: het geluid werd uit de kelen geraspt, was tot een wanklank geworden. Nóg was de geestvervoering niet op het hoogste punt opgeschroefd. De tamboerijnen werden rondgedeeld en betrommeld, zonder daf of de deinende bewe ging gestoord, of 't gehuil gestaakt werd. De oogen der bezetenen gloeiden als vuur ballen, het schuim omringde de lippen, als bij lijders aan toevallen. Het gelaat is kramp achtig vertrokken, bleekheid ligt over de ingevallen wangen, van de schuimbekkende monden herhaalt zich nog steeds het niet te stuiten: aliab : l allah." De kwartieren schijnen onder den aanblik van deze relfopwinding uren: de twee of drie uren in deze Derwisch-omgeving door gebracht geleken een eindelooze aaneen schakeling van verwonderingwekkendeoogenblikken. Het gehuil werd gebrul. De muren dreun den van het waanzinnig geschreeuw, de planken vloer kraakte onder het ge wiegel, de kleeren dropen van het zweet dat in dikke parels op den bodem neerdruppelde. Daar grepen een paar der meest geëxalteerden naar de wapenen aan den wand. In de ne hand vatten zij een ketting, geeselden zich daarmee op armen en dijen. In de an dere hand namen zij een dolk wondden zich daarmee in arm en schouderblad, in heup en kuit, oogenschijnlijk in 't wilde er op los prikkend. Het bloed druppelde uit de wonden, parelde langs het naakte vleesch, mengde zich met het zweet op den vloer. Het gezicht van bloed deed weer anderen naar de wapens grijpen en weldra was de geheele opge zweepte rij bezig zich te wonden, kwaad aardig en bloedgierig, waarbij de dorst naar bloed niet werd gestild door het vergieten van bloed, maar er nog meer door werd aangewakkerd. Plotseling eindigde met n doordringendn kreet van den Iman de geheele vertooning. Die kreet was 't sein der ontspanning. Alsof een ontzichtbare hand eensklaps de draden van een troep ledepoppen had laten vallen, waardoor de armen en beenen als dooreen tooverslag slap neerhangen, zoo staakte eensklaps de bende hare bewegingen. Het geluid verstomde tevens plotseling. De stilte stormde een verrassende tegenstelling na het oorverdoovende geraas. Men hoorde en zag het hijgend ademhalen der afgetobde borsten. Men vernam niets dan het zachte, pijnlijke kreunen der afgebeulde extatie, in n moment op hooger bevel tot de werke lijkheid teruggebracht, neergeploft uit den toestand van verrukking in den aardschen toestand van bevuiling met zweet en bloed, van kwelling door pijn en uitputting. Evenwel zou thans de eigenlijke taak van den Iman eerst een aanvang nemen. Zieken, begeerig naar genezing, kwamen opdagen, hopende heeling te vinden door de aanra king van het Hoofd der derwischen. In rijen legden zij zich neer op den grond, zich naast elkander neerwerpend en nauw aaneensluitend. De Iman, aan weerszijden gesteund door een helper, balanceerde over hunne lichamen heen, deelde zijn zegen uit, bleef daartoe enkele seconden op eiken pa tiënt staan, ten einde den heelenden stroom te laten Inwerken. Zelfs op de lijfjes van kleine kinderen, teere vleeschmassa's, waar van men 't gebeente ondrr de voeten van den tooverreus zag bulgen en indeuken, werden tot steunplaats van des Imans voeten. Zij kermden onder den druk en ontvingen, tegelijk met den zegen van den Iman, ook de pflnstillende liefkozingen hunner geslui erde moeders, die hen hierheen hadden geleid en naast hen geknield lagen. Mannen in de volle kracht van het leven, soldaten, zelfs een hoofd-officier, dik-goudgegallonneerd, onderwierpen zich aan de heilzame aan raking dar heilige voeten. Immers tegen alle ziekten is, volgensde meening der Geloovigen, deze aanraking een geneesmiddel. Onder het uitspreken der negenennegentig namen van God, die in den Koran worden gevonden, of van de tweehonderd en n namen van den Piofeet, wordt deze handeling een poos voortgezet. Mag men zich daatover verwonderen? Wie ns den naam h?eft dat hij merkwaar dige genezingen verrichtte, behoudt dien roem. Velen van dit soort menachen zijn oprechte vromen. Anderen zijn listige be driegers die onder den dekmantel van vroom heid geldzucht bedekken. Wie in den reuk van heiligheid staat kan de onzinnigste handelingen verrichten. Hi] zal daardoor zijn roem niet schaden, veeleer zijn naam van heiligheid vergrooten. Men neemt aan dat hij zulke daden verricht, omdat hij in God verzonken, dór God bezield is. De Iman te Scutari had het druk op nzen dag, zeer druk. Tal van klanten onderwier pen zich aan den druk zijner voeten. In de formaliteiten kwam niet de minste veran dering. Slechts werd de vloer van het hei ligdom telkens met nieuw heil- en heelingbegeerlgen geplaveid. De plechtigheid had ten slotte voor ons de aantrekkelijkheid verloren Bijkans drie uren hadden wij doorgebracht in de weinig frissche atmosfeer, waar de warme uitwase mingen der extatici opstegen tot onze tribune. Wij snakten naar frische lucht, zeelucht. Aan de heilige bron, buiten de moskee, waarin de Moslin vór het betreden van hun tempel, de voeten moeten wasschen, stonden een aantal deelnemers aan de plech tigheid. Hunne verrukking was bezonken. Zij stonden hunne armen en beenen te rei nigen van bloed en zweet. We konden de kleine vio'ette wondeolaatsen xien, door de wapei.s veroorzaakt. Zij bloedden niet meer. En ze zouden zeker na ren week, vvanr.eei de voorstelling herhaald werd, wel gene zen zijn. Zou het waar zijp, wat sommigen willen beweren, dat ook hierbij bedrog en fijne berekening in het spel zijn ? Dat het toe brengen der wonden erger schijnt, dan het In werkelijkheid is? Dat er inwiijving'n of inspuitingen vooraf plaats hebben oni de ledematen ongevoelig te maken? Wij willen dit niet beslissen. Maar \v<M durven wij beweren dat wij ge tuigen waren geweest va"; een hoogst be langrijk cultuur-hiatorisdi verschijnsel, eet staaltje van ethnographisch bt-larg, cat ieder die het Oosten betocht mout zien, wil hij een denkbeeld krög'-n van Mohammedaansche godsdienstige opwinding en waartoe deze de volgelingen van den Profeet kan brengen. Utrecht. DR. Gericht S i N (, E L Het vuur kruipt lauyj d<; tinnen stil a!s een roofdier ouihoog. De vrouwen, de blei'iu1 slavinnen, zien niet zijn fookdcud oog. Zij rusten op wcekr sponden, moe van festijnen en dans van dronk uir verboden bronnen bij laaienden otfcrgUuis. Zij droomen van zwoficn gclagui bij smachtenden lia'pt'.'klank, van rijke kor.ingsaréyn?! en milderen liefdedank, Zij droomen van slankt»knapen. Angstig, schril wekt een hoorn ! Rood boven de hooge daken vlamt Jehova's toorn. COMPLETE MEUBILEERINQ' BEHANGERIJ [DEVRJES&DEENH ReguÜersgraiM 20 AMSTERDAM , Telefoon 95 Vraagt Gëi Catalogus «fcx B E R l C S! 'l' Naar aanleiding der vcrschilk'udo reclames over het te iaat of niet ont vangen van nuninitrs van cns blad, deelen wij mede dat ds: expeditie door ons steeds nauwkeurig e»op tijd ge schiedt. Reclames over te late bezor ging gelieve men dus aan het post kantoor ter plaatse te richten, terwijl wij voor eventueel ock geraakte nummers gaarne ttn UücLx" snininier toezenden. e uïtj^vets V Af* iiüLKLiMA & \\ AkLNLK»Rlv

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl