Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
6 Sept. '19. No. 2202
DE KELNERSSTAKING
Teekenlng voor mde Amsterdammer" van fordaan
PAFE-FlEbTaURAMT
.Aanneme' n loonsverhooglng"
IIIIUIItlMIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHllllllllllllllllllllllmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
studeeren. Gij, Geallieerden en Geassocieer
den, zit hier als overwinnaars, maar die ons
verzekerd hebben ons rechtmatig en gematigd
te zullen behandelen; wij zijn de overwon
nenen, tegenover u met schuld belast, maar
die gij verzekerd hebt niet in het leven te
zullen aantasten. Die verantwoordelijkheid
is aan u, en wij vertrouwen op u. Anders
kunnen wfl toch niet doen. Wat ge ons
voorlegt, zullen wfj dus teekenen."
Wie weet, zeide Botha, wat er dan nog
misschien in de voorwaarden veranderd zou
zijn. En in elk geval ware de gezonde basis
gelegd voor een zoo goed mogelijke verdere
verstandhouding en ontwikkeling. HQ was
diep onder den indruk, dat de toenmalige
Duitsche regeering zoo geheel aan den
kleinen kant gebleven was. En hij is zeker
met belangstelling naar het verder streven
naar een zuiverder standpunt blijven zien.
De rechtschapenheid van den
Boerengeneraal stond in zoo'n andere wereld.
PERTJAJA!
Sania Si ja
Segala, Segala,
Di dalem Doeniah
Soedah di sediah ;
Tetapi
Melengken satoe roepa,
Orang di negn Europ.i
Belon tahoe rasanja.
Sebab
Kloewaran baroe dari Djawa,
Orang Europa belon bisa tjoba
Temtoe
Siapa, siapa djoega lantas ketawa,
Kapan soedah kenal barangnja
[?ENGALA"
.?*,->* i, j Pertjaja, pert ja ja : J
(Zie in dit nummer de advertentie op de
laatste pagina.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
UIT ZWITSERLAND
Nu trekken ze uit het lage land weer naar
de bergen, de leevenslustigen, de pre t zoe
kenden, de met oovermatlge fut bedeelden
die al klauterend de oovermaat van energie
weer trachten kwijt te raken. Elke week
komt er een trein vol Hollanders, en iedere
week gaat er trein vol terug, brulngebraden
tot vervellens toe, door het hoogte zonlicht
en den sneeuwglans.
De twee kleine neutrale landen vullen
elkaar aan, het eene heeft de zee, het andere
de bergen, en wij voelen hoe beide
waereldaspecten ons noodig zijn. Ieder mensch be
hoorde in staat te zrjn, de volle aandacht
van zijn geest te keeren beurtelings tot de
zee en tot de bergen. In beiden is een groot
geheim dat ons aantrekt; en wij weeten niet
waar wij er het digtst bij zijn, aan het vlakke
strand of op de gletscher-toppen. De bergen
zijn als de rimpels op het aard-gelaat, die
allen hun geschiedenis hebben en uitdrukken
wat de oude moeder heeft doorstaan en
geleeden. Maar de zee is zoo oud, zoo oud.
Daarbij zijn de bergen nog maar jonge kin
deren. En de bergen zijn meestal stil, maar
de zee nooit.
Na zes jaren scheiding verlangt de Hol
lander naar de bergen. Hij herdenkt het
stille licht op de alpen-weiden, de klare,
transparante lucht, de sterk-kleurige bloemen,
het water-geruisen, het klinken van de echo's
langs de bergwanden, het onbeweeglijk pralen
der kantige hoogten, de altijd opwekkende
sfeer, het knarsen van zrjn spijkerschoen op
het steenlge pad de vreede van het diep
onder hem blinkende meer. Daar is een
ernst in het bergland, die op de vlakte niet
zoo ligt bereikt wordt. De menschen kunnen
dien ernst zoo gemakkelijk niet breeken,
ZfJ zal in alle opzichten steeds een onver
getelijk voorbeeld blijven.
VAN HAMEL
LANDVERHUIZING!) BUITEN
EUROPA
Belemmering nu en in
de naaste toekomst.
De wereldoorlog is geëindigd en de groote
trek naar de landen van belofte, naar
Amerika, Australië, Afrika zou weer kunnen
beginnen en zou ongetwijfeld zeer groote
afmetingen aannemen, als, ja, als
de toestanden bij het staken van den strijd
en zelfs nu nog, zoovele maanden daarna,
niet zoo geheel anders waren dan vór de
wereldramp, als zij niet zoovele belemme
ringen opleverden, ook aan de landverhuizing.
Een der voornaamste moeielijkheden,
waarvoor de treklustige thans al dadelijk
staat; is het door de geallieerden nog steeds
gehandhaafde passenstelsel.
Het is nu praktisch niet wel mogeiqkom
de Vereenigöe Staten, Canada, een
Middenof Zuid-Amerikaansche Staat, zelfs een die
neutraal bleef, om Afrika, Australië binnen
te komen, zonder het bezit van een pas, en
wel van eene, die afgeteekend is door den
daarvoor aangewezen consul van de Ver
eenigde Staten of van Groot-Brlttanië, soms
door beiden en ook wel nog door die van
andere buitenlandsche mogendheden. Zonder
een zoodanig papier kan er van het aan
vaarden van de reis zelfs als regel geene
sprake zijn.
En het is niet gemakkelijk, integendeel
zeer moeielijk, dikwijls onmogelijk om het
zoogenaamde visum" te bemachtigen.
Wanneer zal aan dezen passend wang een
einde komen?
Is het wachten met de afschaff"ig tot de
vrede definitief gesloten is? Zal dan de weg
weer vrij zijn?
Wij weten het antwoord op deze vragen
niet te geven, maar wij vreezen, dat de
passeneisch nog lang, zeer lang gesteld zal
worden.
Van welingelichte zijde vernamen wij
iiiimiliMiiiitiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuit tiiniiiiiii IIIHII
zooals ze het doen met de schoonheid van
het vlakke landschap. De visscher is in har
monie met zijn schuit en zijl zee, de boer
met zrjn akker en zrjn hoeve, maar de
Hollandsche fietser en wandelaar ontwijdt meestal
zrjn mooi land, de Zwitser r.kt. De
klauteraars die nu bij drommen de toppen
beleegeren stooren het landschap niet. Men hoort
hun stem af en toe en komt ze teegen op
het pad. Maar aan de ernst der bergen
kunnen ze niet raken.
In Zwitserland voelen de Hollanders zich
thuis. Zwitsers en Hollanders gelijken ook
op elkaar, veel meer dan Franschen en Hol
landers. Vooreerst door het meer eenvoudige
het minder geaffecteerde, maar ook het
minder fijne en gracieuse van hun uirerlïjk.
Zwitsers en Hollanders hebben deze!f.!e, ik
zou haast zeggen, protestantsche sooberheid
in hun kleeding en uiterlijk. Uit Parijs
koomend voelt de Hollander ?ich in Zwit
serland, alsof hij weer onder zijn eigen
soortement, zijn eigen menschjes gekoomen is.
De damesrokken hebben weer ee?: be
hoorlijke lengte, de hakk*n z!Jn minder
s!dthoog, de gezichten gibruind en niet gepoederd,
de gestalte en gang weer wat plomper. En
als men het dialect uit de verte hoort, dan
kan men het wel voor Hol:a-ids h:;uden.
Eenvoud en rechtschapenheid eijn de beste
kenmerken, stugheid en stuurschheid de
minder goede. De Zwitser voelt zich vooral
niet minder dan welke vreemdeling ook. Als
de gebooren hotel-houder, moet hij den
vreemdeling wel verdragen. Het raakt zijn
kostwinning. Maar hij ziet er niet minder
op neer dan de Hollander.
Waren de Helvetiers en de Friezen en
Saksen zoo verwant ? Maar ook de
Scandinavlërs hebben iets wat ons trekt, en eigen
is aan Zwitsers en Hollanders. Is het de
ernstige, ietwat strakke en saaye volksgeest ?
N.V. PAERELS
Meubileering Mu.
COMPLETE MEUBILEERING
-: BETIMMERINGEN
:
Rokln 128 Telef. 4541 N
MiriimiiiNiMiNrarMmitmvMmimmminMiiiMMlitiiimMiiiiiiiimiMiM
daaromtrent, dat men voorloop!g in de
Britsche gewesten geene vreemde immigran
ten wenscht toe te laten.
Eerst moeten de militairen van leger en
vloot ii]n teruggevoerd, gedemobiliseerd,
aan werk of plaatsing op het land geholpen;
ook voor de arbeiders en arbeidsters, die
vrij komen uit de oorlogsindustriën moet
gezorgd. Daarna hebben de emigranten uit
Groot-Brittanië, in 't bijzonder allen, die op
eenigerlel wijze in het oorlogsbedrqf be
trokken waren, de voorkeur en mocht er
dan nog werkgelegenheid, nog land be
schikbaar zijn, dan zullen misschien ook de
treklustigen uit andere landen mogen komen.
Eene uitzondering zou slechts worden
gemaakt voor die vrouwelijke emigranten
met voorrang voor die van Britsche
nationaliteit die bekwaam en genegen
zijn om huiselijk werk te verrichten en voor
verpleegsters.
En volgens onzen zegsman zou het be
staande passenstelsel daarom nu ook, onder
meer, dienst doen als middel ter beperking
of verhindering van ongewenschte emigratie.
De betrokken consulaire ambtenaren kun
nen het stellen van het visum net zoo lang
verschuiven als hun goed dunkt en de trek
lustigen doen de voor hen treurige ervaring
op, dat van die macht ruimschoots gebruik
wordt gemaakt.
Met de kansen voor toelating in de
Vereenlgde Staten is het al niet beter gesteld.
Ook daar heeft men voorloopig de handen
vol met demobilisatie en reconstructie, met
arbeidsbemiddeling ten behoeve van de
Amerikaansche staatsburgers.
Volgens berichten in Amerikaansche dag
bladen schatte men het aantal mannen en
vrouwen, dat aan werk of aan .andere"
arbeid geholpen moest worden, op meer dan
zes millioen.
Hierin werd aanleiding gevonden om
maatregelen voor te stellen, teneinde de
immigratie voor langen tijd ten eenenmale
te verhinderen, wat geene verwondering zal
baren aan hen, die weten, dat In de
Vereenigde Staten al sinds jaren een strijd
gevoerd wordt met het doel strenge beper
king van de immigratie te verkrijgen.
De genoemde thans bestaande
moeielijkheden op arbeidsgebied zijn voor de voor
standers dier beperking nu een welkom
middel om te trachten hunne wenschen
door te drflven.
Reeds wisten zij in 1917 de aanneming
te bewerken van de LUeracy Test bill",
welke, door den eisen te stellen dat voor
toelating de kennis van lezen noodig is,
aan een belangrijk aantal analphabeten
voornamelijk afkomstig uit Zuid- en
OostEuropa het binnenkomen belet.
Volgens een artikel in de New York Times
van 10 Januari 1919 zijn thans twee, volgens
de Nieuwe Rotterdamsche Courant van
Woensdag 26 Februari 1919 zelfs drie,
voorstellen in behandeling bij de commissie
voor het immigratlewezen uit het Huis van
afgevaardigden om de immigratie voor twee,
respectievelijk vier jaar te verbieden en om
aan dit laatste verbod nog toe te voegen
eene beperking der immigratie tot een zeker
procent van het aantal genaturaliseerde
burgers vroeger behoorend tot de betrokken
nationaliteit.
Het tweede voorstel, vierjarig verbod, is
afkomstig van den afgevaardigde John
Burnett van den Staat Alabama, de voor
zitter van de commissie, die destijds na
een strijd van jaren, de genoemde Literacy
test bill wist door te drijven tegen het veto
van President Wilson in. Bedoelde wet
wordt dan ook veelal de Burnett bill
genoemd.
Bij de thans ingediende wetsvoorstellen
zit ook het denkbeeld voor, door het immi
gratieverbod het bolsjewisme uit de
Vcreerigde Staten te weren.
Gelet op het veto in 1915 door President
Wilson uitgebracht tegen de Litfracy test
bill, verwachten wij, dat hij ook thans niet
gunstig gestemd zal zijn voor een meer
jarig verbod van alle immigratie in de
Vereenigde Staten.
Daarentegen zou het ons wel begrijpelijk
u ii
Soms lijkt het alsof het de kleinheid is
die de drie volken bindt en gelijk maakt.
Ze hebben het minst geleeden aan
expansiezucht en imperialisme. Zwitserland wel het
allerminst. De Zwitsersche vier volkjes heb
ben zich verbonden en als goede broeders
samen geleefd. Zoo deeden het, misschien
wat minder hartelijk, de zeeven provinciën
er, de Scandinavische rijkjes. Maar Engeland,
Frankrijk en Duitschland waren gevaarlijke
buuren en hun oovermoed was voor de
kleinen tegelijk tartend en dreigend, nooit
eerbiedwekkend. De kleine volken voelen
nu vooral geen minderheid, en ook geen
>.ijd. Het is niet benijdenswaardig, machtig
te zQn als natie. Het is veel gelukkiger nooit
tot ooverheersching geneigd of verzocht
te zijn. De Hollander die in Zwitserland
komt voelt de voorrechten van een klein,
democratisch volk. Hit schijnt weleen groot
voordeel tot een machtig volk te behooren,
maar niet als die macht op phyaieke mid
delen, op wapengeweld berust. Dan volgt
ook de trots, de hooghartigheid, de bekrom
penheid, cie zelf-genoegzaamheld. Dan spreekt
men maar n taal, omdat men de anderen
toch niet noodig heeft.
De Zwitsers spreeken, eevertals de Hol
landers, minstens drie talen, en dan gebrui
ken ze onder elkaar hun landstaal, die ze
niet schrijven het Zwitsers-duitsch dialect.
De vier officiëele talen zijn Hoogduitsch, oi
sehriftduüsch, Fransen, Italiaansch en
Romansch dit laatste een latijnsche taal die
niemand leest of verstaat behalve de kleine
groep Romanschen. Maar de meest
gesprooken taal is het Zwitsersch dialect. Het nati
onalisme heeft zich hier toch geuit, men
spreekt meer dialect dan ooit, sints den
oorlog. Men voelde de behoefte aan een
eigen taal, een teegenzin om zich van de
taal der oorlogvoerenden, vooral der geslagen
voorkomen, indien aan de immigratie in de
roote Amerikaansche republiek paal en
jerk weid gesteld, zoolang de demobilisatie
liet is afgeloopen en de toestanden niet
meer normaal zijn geworden.
Dat daarmede nog vele maanden gemoeid
zullen zijn, lijdt geen twijfel en blijkt o. m.
vel uit de inlichtingen, die de Nederlandsche
Vereeniging Landverhuizing van de
betrokcen officiëele personen in Londen ontving
omtrent den tijd, die vermoedelij k benoodigd
zal z|n voor het terugvervoeren der troepen
naar verschillende Britsche gewesten.
Voor Australië en Nieuw-Zeeland wordt
gerekend op minstens 12 maanden, voor
Zuid-Afriba op acht, voor Canada op zes
maanden.
De eerstgenoemde landen zijn dus voor
1919 vrijwel gesloten voor niet Britsche
andverhuizers en waar de geschiktste tijd
om te emigreeren naar de Vereenigde Staten
en naar Canada, althans voor hen die in
den landbouw of in de industrie een bestaan
willen zoeken, het vroege voorjaar is, zal
in dit jaar van emigratie ook naar die
landen, wel weinig sprake meer kunnen
zijn, behalve misschien voorzoover van
Mederlandsche Stoomvaartlijnen gebruik ge
maakt zal kunnen worden.
Als de passenbelemmering spoedig ver
dwijnt en geen emigratieverboden een be
letsel vormen, zal het dan ook naar ons
voorkomt, de Holland-AmerikalQn niet aan
landverhuizers-passagiers ontbreken, ten
minste niet aan Nederlandsche. Het aantal
treklustigen, uit alle standen, dat zich sedert
het sluiten van den wapenstilstand, tot net
Informatiebureau van de Nederlandsche
Vereeniging Landverhuizing heeft gewend,
is groot, ja zelfs, als men de weinige be
kendheid3) die de Vereeniging nog altijd
in ons land heeft in aanmerking neemt,
zeer groot te noemen.
Zal, nu de weg naar de landen, die voor
heen zoo de voorkeur hadden, voor korter
of langer tijd is afgesloten, de stroom zich
richten naar Mexico of naar Midden- en
Zuid-Amerika?
Argentinië en Brazilië, Chili en zelfs
Mexico kregen reeds vroeger ook hun deel,
zij het ook een klein, vergeleken bij de
groote Noord-Amerikaansche Statenbond en
Canada.
In hoofdzaak trokken zij bewoners van
Zuid-Europa, voor wie de kansen daar ook
In vele opzichten klimaat, taal, inheemsche
bevolking en toestanden beter zijn dan
voor West-Europeanen.
In het algemeen gesproken, verdient
emigratie van Nederlanders naar Mexico en
naar de Midden- en Zuid-Amerikaansche
Staten weinig aanbeveling en wij gelooven
dan ook niet, dat, zelfs onder de gegeven
omstandigheden, een belangrijk aantal
landgenooten er toe zal komen om daar hun
geluk te beproeven tenzij zij over een
vrij groot werkkapitaal beschikken of in den
handel werkzaam zijn , als zij tenminste
niet het oor leenen aan overdreven, aan
leugenachtige voorspiegelingen, niet in han
den vallen van gewetenlooze wervers.
Aan dit gevaar staan onze landgenooten
nog altijd in hooge mate bloot.
De geheel verouderde wet, die wij met
betrekking tot de landverhuizing bezitten,
beschermt hen daartegen ten eenenmale
onvoldoende en het is dan ook voor een
zeer groot deel daaraan te wijten, dat in de
jaren voor den wereldoorlog, déemigratie
voor zoo'n groot aantal Nederlanders eene
mislukking werd, dat er zoovelen hunner
in de diepste ellende geraakten.
Het migratievraagstuk vor»d tot nog toe
in ons land weinig, al te weinig belang
stelling, behalve eene in vele opzichten
ongewenschte in de kringen, die uit de
landverhuizing voordeel trokken, wien het
er dikwijls slechts om te doen was de landver
huizing zooveel mogelijk aan te wakkeren, zij
het ook door overdreven, door leugenachtige
voorspiegelingen, en aan de treklustigen
zooveel mogelijk te verdienen.
Aan de al te geringe belangstelling van
de niet belanghebbenden in dit, ook voor
Nederland, belangrijke vraagstuk is het mede
te wijten, dat onze wetgeving op dat gebied
nog zoo achterlijk is; zij is er mede schuld
aan, dat onze groote havenstad Rotterdam
voor den wereldoorlog zulk een slechten
naam had ten opzichte van den handel in
vrouwen.
De ter beschikking gestelde plaatsruimte
laat ons niet toe hieromtrent uitvoeriger te
zijn. De lezers, wier belangstelling wfj
hebben opgewekt, verwijzen wij voor meer
dere irlichtingen naar de Nederlandsche
Vereeniging Landverhuizing, welke verdient
dat zij in haar streven: voorlichting en
bescherming van treklustige Nederlanders
van bdderlei kunne en bestrijding van de
DE HELD VAN DE SOOS
Ziet, daar stapt de heer van Dalen
Met zijn vliegerspakje aan,
Straks moet hij, om woord te houden
Onbevreesd de lucht in gaan.
Hoe manhaftig maakt hij grapjes
Met den kalmen vliegenier,
Dat wordt aanstonds kurketrekken
Welk een wonderlijk plezier.
Hoe piejassig staat zijn valhoed
Op zijn oude-vrijers kop,
Om de fleur er in te houden
Steekt hij een sigaartje op.
Naast hem staan zijn grijze makkers
Hoog gehoed, gekleede jas,
Ze bewonderen van Dalen
Of 't Captain Draper was.
Verderop de dorpsgenooten
Bleek en angstig bij elkaar,
Joost van Dalen zal gaan vliegen
Hoe moedwillig staat hij daar.
Hoort de twee motoren razen,
Tante Keetje loost een zucht,
Rang! Daar gaat de vliegmachine
Oome Joost schiet in de lucht.
Angstig wordt hij nagekeken
Tot hij altijd hooger stijgt,
Heel het dorp is stom van vreugde
Zelfs de havenmeester zwijgt.
Kijk, daar gaat hij karketrekken /"
Roept de oude president
Om dat ouwe-snoepers-werkle"
fs hij op de Soos bekend!"
,.God, daar ploft hij naar beneden"
Roept de dominee ontsteld,
Nee, daar schiet hij weer naar boven"
Leve Joost, de groote held/"
Onverwacht daalt de machine
Op het gladde vliegveld neer,
Al de lieve dorpsgenooten
Gaan als razenden te keer.
Vriendenhanden, vreugdetranen
Odeklonje en getier,
Joost stapt trotsch uit de machine
En bedankt den vliegenier.
Daags daarna viert heel zijn dorpje
Een luidruchtig, vroolijk feest,
Om den grooten man te eeren
Die de lucht in is geweest.
J. H. SPEENHOFF
oorlogvoerenden, te bedienen. Daarom spreekt
ieder Duitsch-Zwitser, hoog of laag, het
dialect.
En hier doet zich het vreemde verschijnsel
voor.dat het d ialect geheel vrij is van stands ver
schil. Het officiëele schrift-duitsch wordt riet
meer door de rijken en voornamen gesprooken
dan door de boeren. Het is door gansch Zwit
serland de officiëele taal, maar het spreeken
van het het Schwyzer-düutsch is volstrekt
geen teeken van minder beschaving, zooals
bij ons het spreeken van plat Amsterdamsch
of van een provinciaal dialect. In de aan
zienlijkste gezinnen wordt niet arders
gesprooken, en de landstaal, het dialect, wordt
er geëerd en geliefd.
Het is dus een gansch andere taaisoort
als ons steedsch plat. Het is geen plat, het
is een eigen taal, die in hooge achting staat
als b.v. het boerenfrlesch in Nederland.
Niemand spreekt hoog-duitsch in
DuitschZwitserland, die het niet doen moet om
officiëele reedenen.
Maar jammer, dat hetZwltsersch-Duitsch
zoo leelrjk is. De Zwitsers geeven het niet
toe en zijn trotsch op hun taaltje. Maar er
is iets in, dat absoluut leelijk moet genoemd
worden, niet alleen omdat het ons vreemd
en onverstaanbaar is. Ik heb verscheiden
Zwitsers voor de vraag gesteld of ze hun
dialect liefhebben en bewonderen. Ja, allen
hadden het- Hef, als iets dierbaars en
vertrouwelflks. Maar vroeg ik, is het een
hoogstaande cultuur-taal, geheel geschikt
eevenals ons Nederlandsch, voor de eischen
van weetenschap en kunst. Zij meenden van
wel. Maar als ik dan vroeg of ze meenden
dat b.v. Goethe's Tasso in dialect vertaalbaar
is, dan moesten ze glimlachend bekennen
dat dit hen niet gewenscht toescheen. Er
zijn wel tooneelspeelen In dialect opgevoerd,
maar geen serieuse en klassieke stukken.
S/gaar
FABRIKANTE
N.V. DIEVENBACH's
Holl. Sigarenfabriek UTRECHT
imiiiifimiiiiiiimiiiiillliiiiiimimiiiiiiiiiiiii
kwade praktijken in het emigratiewezen"
krachtig gesteund wordt door alle welden
kende Nederlandsche vrouwen en mannen.
J. C. C. S A N D B E R Q
1) Landverhuizer is een ieder, die naar
l den vreemde trekt met het doel zich aldaar
! te vestigen.
i Ds meening, dat zij, die bij het vervoer
? per trein en per schip in de Ie en 2e klasse
i reizen, niet tot de landverhuizers behooren
i te worden gerekend, komt ons onjuist voor.
| 2) De onbekendheid bij een nog zoo groot
j deel van het Nederlandsche volk met de
j Nïderlandsche Vereeniging Landverhuizing,
met haar doel, haar onbaatzuchtig streven,
j is vooral toe te schrijven aan de
omstandigi heid, dat de Vereeniging, die de emigratie
j niet wil bevorderen, noch ze, behalve de
j onberadene, wil tegengaan, geen reclame
i maakt. Het Informatiebureau is gevestigd:
[ Bezuidenhoutsche weg 30, 's-Gravenhage.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiuiHiiiiiii
aiiiiiiiiiiiiiin
Dit bewijst mij dat er in onzen indruk van
leelrjkheid iets absoluuts is.
Het is geen taal voor hooge, verheeven
uiting, voor fijne cultuur. Het is een
vriendelijk, gemoedelijk taaltje, met leelijke
schraap-klanken en sentimenteele uithalen,
minder aardig en prettig dan het dialect
van Fritz Reuter. Maar voor de conversatie
en het dagelijks verkeer is het voldoende.
En men houdt er van, ieder die het in zijn
kindsheid sprak, zooals men blijft houden
van een bonne of kindeijuffrouw, al was die
geen schoonheid. Het herinnert aan veel
intiems en dierbaars maar het kan niet
de pretentie hebben van eeven fijn en hoog
gecultiveerd te zijn als de Europeesche
cultuurtalen. Bij ons schoon Nederlandsch
kan het niet vergeleeken worden.
Op deeze zelfverheffing moet wat deemoed
volgen. De Zwitsers kunnen met recht op
ons neerzien als schijn-democraten. Wie
onder de Zwitsers verkeert, zoowel onder
Fransen-als Duitsch-spreekenden.zalspoedig
bemerken dat hier eeuwen van democratisch
bestuur een vereedelende invloed hebben
gehad. De Zwitsers moogen stuursch zijn
en niet erg hupsch en sympathiek zij zijn
ons vór in stands-gelijkheid, tn waardigheid
en deegelijkheid. De afzichtelijke armoede,
naast onzinnige weelde, waarvan de
schflndemocratische landen als Nederland en
Engeland voorbeelden geeven, die vind men
bij de Zwitsers niet of veel minder ergerlijk.
Zonder schade aan de ziel houdt men geen
leugen staande als het schQn-kooningschap
met rijn vooze praal, zijn onwaardige
mensen-verheerlijking en jacht naar eerbe
wijzen.
FREDERIK VAN EEDEN