De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 20 september pagina 8

20 september 1919 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 20 Sept. '19. - No. 2204 RECLAME-BFLJETTEN VAN LAATSTEN TIJD DEN Voor wien zich rekenschap geeft van de eisenen, welke men redelijkerwijze stellen mag aan een wei-overwogen, evenwichtig reclame-biljet; voor wien zich bewust is van hetgeen een zoodanig gebruiks-voorwerp wezen kan, zal hetgeen den laatsten tijd op zullen en aanplakborden verschenen is een groote teleurstelling geweest zijn. De beunhazerij op dit gebied is groot en als er te midden van den chaos iets ver schijnt, waarvan men ten minste zeggen kan dat er eenlg beschaafd sentiment uit spreekt, dan doet dat waarlflk weldadig aan! Er is, Ik zal er niet op terug komen en met de simpele aanduiding volstaan, strijd geweest over de vraag of het affiche zal moeten geven sterk sprekende kleuren, opdringend van conceptie en als zoodanig een kreet zal zfjn of wel dat de taak er van zal besloten liggen in het op beschei den en beschaafde wijze van annonceeren, een mededeeiing zonder meer. Mij dunkt, al neigt mijn voorliefde tot deze laatste opvatting, dat er toch ook een middenweg is en wie zal, om eens een voorbeeld te noemen, het prachtige, mannelijke biljet van Tooropvoir Katwflk's Vreemdelingen verkeer niet van harte gaarne roemen als een bfj uitstek voornaam en krachtig, kra nig werkstuk? Van wat ik ter bespreking ontving is het R.E.G.A.T.A. biljet van Albert Klijn wel het meest geslaagd. Het is wat somber en het mist de distinctie en de schoonheid, de noblesse van IQn en gelaatsuitdrukking der figuren van Holst (aan hetzelfde euvel gaat ook van der Vecht mank, vergelijk diens omslag voor de Bedrflfsreklame met het biljet van Holst voor de Centrale Ver zekeringsbank I) wiens invloed ten goede ook hier weder duidelijk te herkennen valt, doch de charme van dit biljet ligt vooral in het uitgaan van een zuiver beginsel en in de keuze van een goed lettertype. De houding van de middenfiguur, in cirkelvorm gecomponeerd Is niet gelukkig, de sym boliek weinig duidelQk: een landarbeider in zeer onwaarschQnlijke houding aan het wieden van een distel-achtlg gewas, ge flankeerd door twee bloesemende hoornen, doch de bedoeling is goed en in dit biljet ligt een belofte. Een voor dezelfde tentoon stelling geteekend biljet van Raoul Hfjnckes met zittende naakt figuur tegen sterk geel fond, doet even aan fransch werk denken, doch de figuur i< zwak van teekening en men kg k t om zoo te zeggen dwars door de prent heen. Het mist houvast en deze jonge Belg kan van Kljjn leeren wat letters zQn. De manier waarop de onder aan het biljet geplaatste karakters geteekend zij n c'est Rotting tout court!" en doet denken aan de slap-handige teekentrant van Oat. Een derde voor dezelfde onderneming ontworpen biljet van Willem Kiqn voor het aan de R.E.Q.A.T.A. verborden Lunapark tart elke beschrijving, (men zie ook het Lunapark affiche van de Eltall) Daarbij wordt de oude zeven zot-spel prent van onze jeugd tot waarachtig kunstwerk. Hier een narrenfiguur aan welks voet de menseden als dwergen gaan. En van kleur (een cents-prent is rijk hierbij!) n van con ceptie is dit biljet een blaam voor deze Reclame en Graphische arbeid-Tentoonstelling, waarvan men ten minste verwachten kan dat het comitéhet voorbeeld geren zou van wat het affiche vermag te zijn bij de keuze der teekenaren, aan welke de opdracht werd gegeven deze onderneming te propageeren. Ook het biljet voor de E.L.T. A. is niet gelukkig. Tevergeefs rockt men hierin eenlg begrip van vlakversiering (of is dit soms geen eerste eisch?) en zoo als de teekenaar Brian zfln vliegenier realis tisch heeft opgevat, met beide voeten ge plant op de middenletters van het woord Amsterdam, het linkerbeen sterk naar voren komend, de gansche figuur zwemmend in de ruimte zonder eenig kader, zou men, als men niet even vast in de schoenen stond als deze vliegenier, waarlijk gaan wanhopen aan een beteren tfld l Want waar blijven wij nu, als men met het afgezaagde motief aan komt dragen dat zulk een biljet meer tot de massa spreekt als bijvoorbeeld een biljet van Toorop? Staan wij dan niet verslagen en is het niet zlelsbedroevend dat het middelmatige altijd succes heeft ? Doch wij weten dat het een schijn-succcs is, dat Bedragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap (gevestigd te Utrecht). Veeriigste Deel. Amst., Johannes Muller, 1919. Ook het Historisch Genootschap te Utrecht heeft te kampen met de gevolgen van de stijging van papierprfjzen en drukkrrsloonen. De Bijdragen in het 40e deel der Bijdragen en Mededeelingen (waarom niet Mededee lingen en Bijdragen, want ongeveer 70 blad zijden met mededeellngen van het Bestuur openen het deel) zijn dan ook tot minder dan 200 bladzijden beperkt. Er zijn twee beknopte artikelen en twee van grooteren omvang. De heer Fred. Oudschans Dentz, die in het vorige deel een en ander mede deelde over Suriname vór de verovering door de Nederlanders, publiceert in dit deel nog enkele documenten uit de jaren 1662 1671, waaronder het belangrijkste is rrn brief van William Byam van 6 Nov. 1668, waarin deze de verdediging en de overgave der kolonie beschrijft Aan het slot van het deel geeft Jhr. E. K. G. Falck in een drietal extracten uit de correspondentie van Otto Willem Falck, den vader van mr. A. R. Falck, en zijn neef I. W. Falck, gouverneur van Ceylon, eene welkome aanvulling op de bij lagen bQ de door Colenbrander uitgegeven Gedenkschriften. Van grooteren omvang is het artikel van den Hongaarschen theoloog E. Mik'ós over de houding der Nederlanden IndeHoneaarsche Geloofsvervolgingen tusschen 1674 en al het middelmatige zal wegzinken in ver getelheid en wat werkelijk goed is en waar blijvend zal zijn, wijl de toekomst is aan de sterken van geest. Daarom juist is het biljet van J. D. Ros voor de Ten toonstelling op voeding van de Jeugd zulk een verheugend teeken. Ook hier nog maals invloed van Holst (hoezeer verstrek kend is zijn voorbeeld) maar toch veel ejgens. Het werd in twee kleuren gedrukt, warm bruin en grijs; was dit laatste goud, hoeveel rijker en voornamer zou de uit komst zfln geweest! Een onbegrflpelflke misvatting bij de uitvoering van dit biljet is echter deze, dat de kunstenaar het niet zelf op steen zette, (de aanduiding: litho Lankhout wijst hierop). Zou dit oorzaak zijn dat het fijn-bedoelde profiel der meisjesfiguur, daargelaten dat deze figuur zwak is van stijleering, zoo onbeduidend werd ? Zoo gaat het, de kunstenaar geeft of tracht te geven schoonheid in lijn en waar hij adel en symboliek wil samenvatten in gelaatsvorm en expressie, daar maakt de vakllthograaf (de nateekenaar!) er een winkel dochter van. Hoe kan het ook anders! Zoo blijkt ook ten opzichte van de reclame kunst veel braak terrein onontgonnen, doch (al is de R.E.G.A.T.A. met het misselQke Luna-park, haar dans-concours en vlieemachine, om van de door de V. A. N K. gewraakte Coppeng annonce nu eens niets te zeggen, voor allen die het ernstig meenen met de kunst, een gruwel), de teekenen zijn er, dat een nieuwe en blijde tijd ons wacht, waarin een kleine schare van geroepenen het ware woord zal spreken. OTTO VAN TUSSENBROEK BEELDEN VAN BUITEN l Voor mijn broer Loe De morgen leeft stil, onbewogen, volstrekt rein naar den dag toe. Zoo letf t een meisje, dat nog niet weet en nog niet verlangt en dat van kalme spelen houdt. Rustig speelt de morgen met het blanke licht en de teere geuren. Bevallig valt het licht om de huizen heen en over een bank, die voor een wit geveltje staat en overeen perk met roode tulpen, die nog niet open zijn. De morgen speelt schalks maar ernstig met den kippenloop en de haan wordt onrustig. Hij rekt zijn mooie glanzende nek en dan is zijn hcele lijf prachtig trotsch. ZQn hennen kijken hem aan en kakelen wat. De morgen glimlacht over het grind en over de glanzende veeren van den haan. Alle dingen leven heel teer hun schoonheid uit. Er is een diep en bijna heilig leven om alle dingen heen. Ik voel, dat de morgen iets denkt, iets Hefdevols ten opzichte van den dag. Het is niet mogelijk, dat de morgen niet vol komen liefdevol is. Voor mij is hij het al heel bizonder. Want hij schenkt mij een zeldzame blijdschap, die als een diep geluk in mijn oogen gloort en in mijn hart zacht brandt, trillend brandt. Het ontroerende getril van die blijdschap wolkt uit mij op. Naar boven. Om mij heen. Ik ga in een damp van goud geluk. En door dien gouddamp heen zie ik naar den morgen, hoe die koost met de dingen en hoe de dingen, bewogen, als liefhebbende vrouwen, het ernstige genot ontvangen. De morgen glimlacht, ja, ja. ? Nu komt de avond en dit is ook ontroe rend schoon. Teedere geuren, teedere tinten, luwte en wonderlijk vredig licht, dat is zoo stil, zoo rustig; jongelingen zitten nu voor open vensters met wit papier en wachten. Want verzen zullen geboren worden. Eindeloos herhaalde, jong-oprechte, innig stamelende. En de ritmen zullen zacht deinen als de jeugdige blaadjes van de boomen, die weer gaan bloeien. ? * * Nu zijn alle diepste organen open en drinken het avondwonder. Er zijn te weinig woorden in de taal. Want telkens komen dezelfde voor fijne schakeeringen, die een eigen woord ver langen. Van deze wondere stilheid en sereenheid en harmonieusheid is veel meer te zeggen dan wat die woorden aanduiden. Die fijnste bevingen zijn in alle menschen, maar niemand weet er woorden voor. * , * Al de ontroeringen, die in deze heerlijke dagen door mij heen gaan zou ik willen vastleggen in even waardige vormen. Helaas, hoe bezin ik m IJ tot volkomen ontvangenis 1680. In deze dagen, nu de oogen der geheele wereld op het ongelukkige Hongarije zijn gevestigd, neemt men onwillekeurig zulk een artikel met verdubbelde belang stelling ter hand. De schrijver heeft zoowel uit de rijksarchieven als uit die van kerke lijke lichamen een groot aantal bescheiden verzameld, die hfj echter alleen afdrukt, voor zoover ze niet reeds elders zijn te vinden. In eene uitvoerige inleiding wijst hfj op de beteekenls dezer interventie, die voor de Staten-Generaal met groote bezwaren ge paard ging, omdat keizer Leopold, de ver volger der Protestanten, hun bondgenoot was tegen Frankrijk. Toch hebben de Staten gedaan wat zij konden. De schrflver zoekt de oorzaak van dit optreden in wat Trocltsch heeft genoemd de Internationale ondersteu ningsidee van het Calvinisme. Uit Utrecht, waar Vpetius had gewerkt, werd zeer sterk op ingrijpen aangedrongen. Onze gezant te Weenen Gerard Hamel Bruynirx wasin zijn jeugd een catechisant van Voetius geweest. De memorie, die hij In 1675 bij den Keizer Indiende, is niet enkel merkwaardig omdat zij het werk is van een bekwaam diplomaat, maar ook omdat zij doortrokken is van beslist Calvinistische ideeën. Voor de aanhangers van het historisch-materialisme is dit zuiver ideëel optreden der Nederlandsche Regeering een aardig kluifje. Het andere stuk van meerdere uitgebreid heid is eene Plaatsbeschrijving van O'sterwrjk met kroniek van de jaren 1566?1609, medegedeeld door M. Pmkhof. De steller daarvan is L. van den Hoevel, gezworen klerk of secretaris der vrQheid van Oisterwijk van 1591 tot 1617. Het werd vervaardigd ten behoeve van den geschiedschrijver J B. Gramaye, die er voor zijn Taxandria gebruik van maakte. Dekroriekgeefteen duidelfjken kijk op de moeielijkheden, die een stadje als Oisterwijk in de jaren vór het Bestand al dezer schoonheid, dezer velden vol liefde, deze ruimten vol nieuwe vreugden. Voor alle zinnen is er blijdschap en voor nog veel meer dan alle zinnen. Het zingt, het bloeit, het geurt rondom. Heeft een dichter wel eens deze heerlijkheid stamelend be naderd ? Het overstelpende heeft mij moe gemaakt. Beleven... de dingen met anderen, door anderen, of de dingen door ons zelf: ons zwijgen en luisteren en diep, verstaan ... .Half" slaat de klok over den tuin. De geuren zijn rijp. En de enkele vogel stem klinkt gaaf en vol, het vogelkeeltje is volkomen zuiver gestemd. En hoe het mo duleert. Niet naklinken doet het in de lucht. Maar op zichzelf in de kristallen koelte der blanke schemering is het smetteloos. Smetteloos. Anders zijn er geen geluiden. Alleen een kinderstem nog in de verte die roept: Da-ag. En enkele witte wolkjes worden rozig gekleurd. Een huivering even rilt door de lucht. Nog jong-lente is het en de handen worden koud, zó, stil schrijvend in den tuin. Huiveringen rillen zacht. En over de vermoeidheid heen. Wat doen nu de roode tulpen en de witte narcissen ? Beven zij en schudden op haar dunne stengels? Zie, die boomkruiper van gisteravond. Maar waar is het rosse eekhoorntje, dat bQ tijd en wijle een bezoek komt brengen, schuw en aardig? En datzelfde liedje heeft die kwieke kool mus ook gisteren gezongen. Zou hij nog zij n wijfje niet gevonden hebben?... Mag ik niet bescheiden zeggen, dat ik weet, dat er harmonie is en schoonheid rondom en waarom spannen zich dan de menschen zoo in voor nieuwe wijsheid en nieuwe verhoudingen? Is het niet eenvoudig, de ziel te geven aan den avond of aan den zomer of aan het lied van den vogel, en daarvoor terug te ontvangen de rflke ziel van den avond of van den zomer of van den vogel ? Ja, dan komt er die geurige jeugdige blijdschap van binnen en dan moeten de gedachten goed zijn en de stem mooi en de oogen vol liefde. Nu wordt het donker. De huiveringen nemen in aantal toe. Het is als een bleeke duizeling om de boomen heen. Wat is de vlucht der vleermuis zwaar en zwart. E ven-angst wekkend dit blinde, duistere dier. Maar dan de avondgeuren, o... Nu wordt langzaam de andere schoonheid der dingen openbaar. Het kerkje een stil mysterie, verschijning, strak ernstig gebouwd, van een hoogere orde. Het wekt een sensatie, die opheft, reinigt. En elke boom een stil wonder en elk hulsgeveltje een wezen uit een andere wereld. Over al de dingen de dalende schemer en de geurende avond. Is het niet een blanke simfonie van geuren? Is het niet een teere prosodie van geuren? Is het niet een witte meisjesstoet van geuren? Vanwaar komen ze? Hoe zweven ze zoo wonderlijk samen, schooner dan de ritmen eener Dalcrosedanseres, liefelijker dan het spelen van bloemen met een lentekoeltje... De stoet van geuren gaat langzaam voorbij en keert terug en weer en weer over de bloesems der pereboomen, over den tuinmuur, over het grasveld. Nu zijn de deuren gesloten en het leven om de lamp vangt aan, de thee en de boeken en de couranten en de stille aanwezigheid der lieve vrienden. Eenvoudige woorden over eenvoudige dingen worden gewisseld. Er is trilling van huis-geluk rondom. Daar door straalt in de oogen een mooi licht, en is er een blanke, heel teere blijheid over de gezichten. Het leven der kinderen slaapt. De moede moeder, en haar diepe oogen zijn glanzende bakens van trouw en over gave, heeft tulen gordijntjes gewasschen, die zij nu herstelt. Blos van ingespannenheid over de smalle wangen. Het buisgeluk droomt wakend voort en danst gewijde ritmen rondom de lamp. Buiten is de lente, groeit, groeit. Alle geluiden zijn zachtjes weg. ARN. SA A LBORN AtAo ANisETTE BOLS ten gevolge van den krijg had te door worstelen. De Rijksarchivaris van NoordBtabant, Mr. J. P. A. W. Smits, heeft in eene bijlage de plaatsbeschrijving met belangrijke aanteekeningen verrijkt. Uit het verslag van het Bestuur blijkt dat het Historisch Genootschap op l Januari 1.1. 21 honoraire en 532 gewone leden telde. Voorts vernemen wij dat eene uitgave van de Reisjournalen van Cosimo van Toscane weldra zal verschijnen,*) en dat ook een eerste deel van Brieven aan Johan de Witt mag worden verwacht. Andere uitgaven zijn nog in voorbereiding. DR. Jon. C. BREEN *) Zij heeft thans de pers verlaten. * « # J. EIGENHUIS, De schout van Amsterdam Zalt-Bommel, 1918 De historische roman beleeft ten onzent na een periode van terugval weer een tijd perk van opleving een der symptomen van de toenemende belangstelling voor de geschiedenis in 't algemeen. Wij willen we ten, hoe de dingen ifjn geworden die we om ons heen zien; we willenden oorsprong en de ontwikkeling kennen van de politieke en ecoromische verschijnselen. Maar we wil len ook weten, of liever: navoelen, hoe de gebeurtennlssen van vroeger hebben ingeDE LAWINE Teekening voor de Amsterdammer" van Oeotge van Raemdonck l HUI mui i 1111111:11111 i i u MUI iiiu ii immuun m n Over Populariteit van Kunst. Aan E. van Lidth de Jeude. Ontzettend, ontzettend, ontzettend! zou uw vriend de oppermensch, of te wel de man met den welhaast goddelijken geest" uitgeroepen hebben, als hfl u w stukje over de populariteit van Kunst" in de Groene" van 7 S-pt. 1.1. gelezen zou hebben, doch gelukkig is hij daarvoor gespaard gebleven. Ja, gelukkig, want wat zou er in zijn bin nenste zijn omgegaan, wanneer u bedenkt, dat ik (in het geheel geen oppermensch I) reeds zooveel domheden en tegenstrijdig heden waarnam, dat het lezen mij onaange naam werd en ik mij verplicht gevoelde u er op te w^zen, dat als u schrijven wilt, u moet kunnen denken. Dochter zake: 1steal. Een kunstwerk dat z.g. populair wordt, is door zijn populariteit verdoemd". Dat klinkt aardig, doch er staat: Een kunstwerk dat z.g. populair (dus eigenlijk niet populair) wordt is door zijn populariteit (die het niet heeft) verdoemd!?!? Zoover heeft u niet gedacht? Och ik vergeef u, er is veel erger; 5: al. 1ste kolom: Massa bewondering is slechts mogelijk voor de natuur, (ik val er niet over dat u onmiddellijk daarna een dorpje als een deel van de natuur beschouwt). In de volgende alinea werkt die bewon dering nader uit als: vorm van starren schrik, die bewondering kan zijn". Doch zie 2e al. 2e kolom. Wordt dat wat eerst slechts mogelijk was voor de natuur, ook mogelijk voor massa arbeid (Eifeitoren) nl. quaiitatief en quantitatief denzelfden stilmakenden indruk: en zoo gaat u voort. Ik kan onmogelijk alle domheden bespreken, doch een enkele, meer ia verband met den titel, zal ik behandelen ¥ al. l te kolom: Een Rembrandt, waarvoor de massa in ge lijke vergaping staat, is als zoodanig niets meer waard. Hier is u geheel abuis. Het doet er niet toe wie er voor die Rembrandt staan, het doet er niet toe of zij al of niet iets voelen voor het schoone in die Rem brandt voor hem die ns onder den indruk HOEKER & ZOON ? mmmm wm Paarlen - Briltanten Goud- en Zilverwerk imiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii imiimiimiiii werkt op de individuen. De gewone histo ricus schiet hier te kort; het is zijn taak ook niet. Want naast een omvangrijke kennis is voor het schrijven van een historlschen roman nog iets anders noodig: een sterk psycho logisch indringingsvermogen, een intuitief aanvoelen van den geestestoestand in een bepaald tijdperk. Weinigen slechts hebben die oeide elementen in zich zelf tot een har monische eenheid gebracht; de klove tus schen kunst en wetenschap gaapt ook hier. Eigenhuis nu bezit genoeg ik zou zelf willen zeggen: te veel kennis van feiten en toestanden, maar te weinig litterair uitbeeldingsvermogen en artistieke visie om een goeden hlstorischen roman te kunnen schrijven. Aan het onderwerp ligt het waar lijk niet; dat leent zich zelfs tot een roman bizonder goed. Wij zijn in het tweede kwart der zestiende eeuw, den tijd dat de Her vorming in ons land veld begint te winnen. Bloedige botsingen zijn hiervan het gevolg, ook botsingen in der menschen eigen geest. Zoo in het gezin van Bardes, den schout van Amsterdam. Hij zelf, van nature libertfjnsch, moet als schout streng de plak katen tegen Wederdoopers en Doopsgezinden handhaven; geweten en plicht, oprechtheid en eerzucht strijden in zijn binnenste. Zijn kinderen, vooral zijn dochter Aagte, nelgen als vele jonge menschen naar het nieuwe; zij raken van het Katholicisme af, zonder dit toch geheel te kunnen verlaten. Ten slotte vlucht Aagte, den strijd moe, uit het ouderlijk huis, waarheen weet men niet. Ook de lezer niet, want op eens is 't boek dan uit. Eigenhuis heeft dit gegeven niet aan gekund. Hij is wel goed op de hoogte van allerlei klei-e gebeurtenissen, noemt wel belangwekkende bizonderheden, maar het diep-tragische van dit cor fl et vermag hij niet uit te beelden; 't blijft alles erg aan van een Rembrandt is gekomen (zooals b.v. dr. F. v. Eeden in een van zijn studies beschrijft) voor hem blijft die Rembrandt als kunstwerk en als Rembrandt" van een onovertrefbare waarde. Het mag jammer zfjn dat niet ieder zoo eerlijk is als u om te zeggen : Ik voel eigentlfjk niets voor kunst 2 kolom 15e regel v. o. Een kunstvoorwerp kan dus in waarheid slechts den schepper bevredigen, en het is absolute welwillendheid wanneer we aannemen, dat er nog 2 of 3 menschen te vinden zijn die ongeveer de zelfde vreugde er aan hebb'n als de maker". U gelooft dit zelfs niet want het is a solute welwillendheid van u als u dat aanneemt. Doch daarmede zegt u eigenlijk dat u per soonlijk alleen van uw eigen kunstvoorbrengselen geniet en niet van die van adderen. U kunt geen kunst genieten en dus voelt u er niets voor. Ik zeg nog eens niet ieder is zoo eerlijk als u in dit opzicht en dat is jammer, dat is het ook wat u w vriend de oppermensch zoo ontzettend vond in die juffrouw, n. 1. dat zij het mooie van Goethe niet voelde, doch alleen deed alsof! Ook Uw laatste opmerking: dat een kunste naar moet huilen als hij populair wordt, is geheel verkeerd. Ieder kunstenaar verlangt er naar dat als het mogelijk is alle menschen het mooie van zijn werk zullen VOELEN, dan toch weet hij dat zij evenals hij tijden van geluk mee maken t En zich gelukkig gevoelen is toch de wensch van ons allen. In ieder geval van mij! J. KONEYN ENBERG. Zending nieuwe OAKLANDS gearriveerd. MOTOR voorzien van MAGNEET. -- PROEFWAGEN disponibel. Fina Gebi. HEFKENS Filiaal AMSTERDAM Jacob Obrechtstraat 26. - Telefoon Z. 2507 de oppervlakte. Ziehier een staal van zijn beschrijvingskunst Bardes was een slank man met een knap gelaat, dat schranderheid en defiigheld teekende. Zijn kortgeknipte baard was nog glanzend bruin, evenals zijn naar achteren gekamd haar, al washfl reeds 46 jaar. Het sluitende beenkleed van donkere stof deed zijn goede, veerkrachtige vormen nog meer uitkomen. Korte overhozen, die alken de bovendij beschermden, van ge spleten stof, deden een geel satijnen voering zien. Een fijn halskraagje..." enz. Men voelt hierin de onmacht, het totale gemis aan fijne observatie; verstandelijk gedacht en gebrekkig opgeschreven. Genre Van Lennep, maar slechter. En zoo is 't overal De hoofdpersonen beleven wel allerlei belangwekkends, maar hun innerlijk blijft ons vieemd; zij rede neeren veel met elkaar en met zichzelf, maar we missen warmte en bezieling en die toch onontbeerlijk zijn, wil men historische sfeer scheppen. Al te vaak ook komt bQ dea schrijver de dominee om den hoek Kijken. Er zijn nog meer bezwaren. Het boek is slecht gecomponeerd; som mige hoofdstukken konden geheel gemist worden. En vaak stuiten we op verbijsterend valsche beeldspraak, waaraan Charivarius zijn hart zou kunnen ophalen. Met hartelijke handdrukken scheidden zij, die zoo dicht naast elkaar leefden en toch steeds vreem den voor elkaar waren gebleven en nu in een kleurige mistwolk van plotseling opre ze ven vriendschap uiteengingen," Summasummarurn:'t isjammerdat iemand ais Eigenhuis, die fijne schetsen en opstellen heeft geschreven, zich door zijn belang stelling voor dit tijdperk heeft laten ver leiden tot het schrijven van een historlschen roman. L J, BRUGMANS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl