Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
20 Sept. '19. - No. 2204
RECLAME-BFLJETTEN VAN
LAATSTEN TIJD
DEN
Voor wien zich rekenschap geeft van de
eisenen, welke men redelijkerwijze stellen
mag aan een wei-overwogen, evenwichtig
reclame-biljet; voor wien zich bewust is
van hetgeen een zoodanig
gebruiks-voorwerp wezen kan, zal hetgeen den laatsten
tijd op zullen en aanplakborden verschenen
is een groote teleurstelling geweest zijn.
De beunhazerij op dit gebied is groot en
als er te midden van den chaos iets ver
schijnt, waarvan men ten minste zeggen
kan dat er eenlg beschaafd sentiment uit
spreekt, dan doet dat waarlflk weldadig aan!
Er is, Ik zal er niet op terug komen en
met de simpele aanduiding volstaan, strijd
geweest over de vraag of het affiche zal
moeten geven sterk sprekende kleuren,
opdringend van conceptie en als zoodanig
een kreet zal zfjn of wel dat de taak er
van zal besloten liggen in het op beschei
den en beschaafde wijze van annonceeren,
een mededeeiing zonder meer. Mij dunkt,
al neigt mijn voorliefde tot deze laatste
opvatting, dat er toch ook een middenweg
is en wie zal, om eens een voorbeeld te
noemen, het prachtige, mannelijke biljet
van Tooropvoir Katwflk's Vreemdelingen
verkeer niet van harte gaarne roemen als
een bfj uitstek voornaam en krachtig, kra
nig werkstuk?
Van wat ik ter bespreking ontving is het
R.E.G.A.T.A. biljet van Albert Klijn
wel het meest geslaagd. Het is wat somber
en het mist de distinctie en de schoonheid,
de noblesse van IQn en gelaatsuitdrukking
der figuren van Holst (aan hetzelfde euvel
gaat ook van der Vecht mank, vergelijk
diens omslag voor de Bedrflfsreklame met
het biljet van Holst voor de Centrale Ver
zekeringsbank I) wiens invloed ten goede
ook hier weder duidelijk te herkennen valt,
doch de charme van dit biljet ligt vooral
in het uitgaan van een zuiver beginsel en
in de keuze van een goed lettertype. De
houding van de middenfiguur, in cirkelvorm
gecomponeerd Is niet gelukkig, de sym
boliek weinig duidelQk: een landarbeider
in zeer onwaarschQnlijke houding aan het
wieden van een distel-achtlg gewas, ge
flankeerd door twee bloesemende hoornen,
doch de bedoeling is goed en in dit biljet
ligt een belofte. Een voor dezelfde tentoon
stelling geteekend
biljet van Raoul Hfjnckes
met zittende naakt figuur tegen sterk geel
fond, doet even aan fransch werk denken,
doch de figuur i< zwak van teekening en
men kg k t om zoo te zeggen dwars door
de prent heen. Het mist houvast en deze
jonge Belg kan van Kljjn leeren wat letters
zQn. De manier waarop de onder aan het
biljet geplaatste karakters geteekend zij n c'est
Rotting tout court!" en doet denken aan de
slap-handige teekentrant van Oat. Een derde
voor dezelfde onderneming ontworpen
biljet van Willem Kiqn
voor het aan de R.E.Q.A.T.A. verborden
Lunapark tart elke beschrijving, (men zie
ook het Lunapark affiche van de Eltall)
Daarbij wordt de oude zeven zot-spel prent
van onze jeugd tot waarachtig kunstwerk.
Hier een narrenfiguur aan welks voet de
menseden als dwergen gaan. En van kleur
(een cents-prent is rijk hierbij!) n van con
ceptie is dit biljet een blaam voor deze
Reclame en Graphische
arbeid-Tentoonstelling, waarvan men ten minste verwachten
kan dat het comitéhet voorbeeld geren zou
van wat het affiche vermag te zijn bij de
keuze der teekenaren, aan welke de opdracht
werd gegeven deze onderneming te
propageeren. Ook het
biljet voor de E.L.T. A.
is niet gelukkig. Tevergeefs rockt men
hierin eenlg begrip van vlakversiering
(of is dit soms geen eerste eisch?) en zoo
als de teekenaar Brian zfln vliegenier realis
tisch heeft opgevat, met beide voeten ge
plant op de middenletters van het woord
Amsterdam, het linkerbeen sterk naar voren
komend, de gansche figuur zwemmend
in de ruimte zonder eenig kader, zou
men, als men niet even vast in de schoenen
stond als deze vliegenier, waarlijk gaan
wanhopen aan een beteren tfld l Want waar
blijven wij nu, als men met het afgezaagde
motief aan komt dragen dat zulk een biljet
meer tot de massa spreekt als bijvoorbeeld
een biljet van Toorop? Staan wij dan niet
verslagen en is het niet zlelsbedroevend dat
het middelmatige altijd succes heeft ? Doch
wij weten dat het een schijn-succcs is, dat
Bedragen en Mededeelingen van het
Historisch Genootschap (gevestigd te
Utrecht). Veeriigste Deel. Amst.,
Johannes Muller, 1919.
Ook het Historisch Genootschap te Utrecht
heeft te kampen met de gevolgen van de
stijging van papierprfjzen en drukkrrsloonen.
De Bijdragen in het 40e deel der Bijdragen
en Mededeelingen (waarom niet Mededee
lingen en Bijdragen, want ongeveer 70 blad
zijden met mededeellngen van het Bestuur
openen het deel) zijn dan ook tot minder
dan 200 bladzijden beperkt. Er zijn twee
beknopte artikelen en twee van grooteren
omvang. De heer Fred. Oudschans Dentz,
die in het vorige deel een en ander mede
deelde over Suriname vór de verovering
door de Nederlanders, publiceert in dit deel
nog enkele documenten uit de jaren 1662
1671, waaronder het belangrijkste is rrn
brief van William Byam van 6 Nov. 1668,
waarin deze de verdediging en de overgave
der kolonie beschrijft Aan het slot van het
deel geeft Jhr. E. K. G. Falck in een drietal
extracten uit de correspondentie van Otto
Willem Falck, den vader van mr. A. R. Falck,
en zijn neef I. W. Falck, gouverneur van
Ceylon, eene welkome aanvulling op de bij
lagen bQ de door Colenbrander uitgegeven
Gedenkschriften.
Van grooteren omvang is het artikel van
den Hongaarschen theoloog E. Mik'ós over
de houding der Nederlanden
IndeHoneaarsche Geloofsvervolgingen tusschen 1674 en
al het middelmatige zal wegzinken in ver
getelheid en wat werkelijk goed is en waar
blijvend zal zijn, wijl de toekomst is aan
de sterken van geest.
Daarom juist is het
biljet van J. D. Ros voor de Ten
toonstelling op voeding van de Jeugd
zulk een verheugend teeken. Ook hier nog
maals invloed van Holst (hoezeer verstrek
kend is zijn voorbeeld) maar toch veel
ejgens. Het werd in twee kleuren gedrukt,
warm bruin en grijs; was dit laatste goud,
hoeveel rijker en voornamer zou de uit
komst zfln geweest! Een onbegrflpelflke
misvatting bij de uitvoering van dit biljet
is echter deze, dat de kunstenaar het niet
zelf op steen zette, (de aanduiding: litho
Lankhout wijst hierop). Zou dit oorzaak zijn
dat het fijn-bedoelde profiel der
meisjesfiguur, daargelaten dat deze figuur zwak is
van stijleering, zoo onbeduidend werd ?
Zoo gaat het, de kunstenaar geeft of tracht
te geven schoonheid in lijn en waar hij
adel en symboliek wil samenvatten in
gelaatsvorm en expressie, daar maakt de
vakllthograaf (de nateekenaar!) er een winkel
dochter van. Hoe kan het ook anders!
Zoo blijkt ook ten opzichte van de reclame
kunst veel braak terrein onontgonnen, doch
(al is de R.E.G.A.T.A. met het misselQke
Luna-park, haar dans-concours en
vlieemachine, om van de door de V. A. N K.
gewraakte Coppeng annonce nu eens niets
te zeggen, voor allen die het ernstig meenen
met de kunst, een gruwel), de teekenen zijn
er, dat een nieuwe en blijde tijd ons wacht,
waarin een kleine schare van geroepenen
het ware woord zal spreken.
OTTO VAN TUSSENBROEK
BEELDEN VAN BUITEN
l
Voor mijn broer Loe
De morgen leeft stil, onbewogen, volstrekt
rein naar den dag toe. Zoo letf t een meisje,
dat nog niet weet en nog niet verlangt en
dat van kalme spelen houdt.
Rustig speelt de morgen met het blanke
licht en de teere geuren. Bevallig valt het
licht om de huizen heen en over een bank,
die voor een wit geveltje staat en overeen
perk met roode tulpen, die nog niet open zijn.
De morgen speelt schalks maar ernstig
met den kippenloop en de haan wordt
onrustig. Hij rekt zijn mooie glanzende nek
en dan is zijn hcele lijf prachtig trotsch.
ZQn hennen kijken hem aan en kakelen wat.
De morgen glimlacht over het grind en over
de glanzende veeren van den haan. Alle
dingen leven heel teer hun schoonheid uit.
Er is een diep en bijna heilig leven om alle
dingen heen.
Ik voel, dat de morgen iets denkt, iets
Hefdevols ten opzichte van den dag. Het
is niet mogelijk, dat de morgen niet vol
komen liefdevol is.
Voor mij is hij het al heel bizonder. Want
hij schenkt mij een zeldzame blijdschap, die
als een diep geluk in mijn oogen gloort en
in mijn hart zacht brandt, trillend brandt.
Het ontroerende getril van die blijdschap
wolkt uit mij op. Naar boven. Om mij heen.
Ik ga in een damp van goud geluk. En
door dien gouddamp heen zie ik naar den
morgen, hoe die koost met de dingen en
hoe de dingen, bewogen, als liefhebbende
vrouwen, het ernstige genot ontvangen.
De morgen glimlacht, ja, ja.
?
Nu komt de avond en dit is ook ontroe
rend schoon. Teedere geuren, teedere tinten,
luwte en wonderlijk vredig licht, dat is zoo
stil, zoo rustig; jongelingen zitten nu voor
open vensters met wit papier en wachten.
Want verzen zullen geboren worden.
Eindeloos herhaalde, jong-oprechte, innig
stamelende. En de ritmen zullen zacht
deinen als de jeugdige blaadjes van de
boomen, die weer gaan bloeien.
? * *
Nu zijn alle diepste organen open en
drinken het avondwonder.
Er zijn te weinig woorden in de taal.
Want telkens komen dezelfde voor fijne
schakeeringen, die een eigen woord ver
langen. Van deze wondere stilheid en
sereenheid en harmonieusheid is veel meer
te zeggen dan wat die woorden aanduiden.
Die fijnste bevingen zijn in alle menschen,
maar niemand weet er woorden voor.
* , *
Al de ontroeringen, die in deze heerlijke
dagen door mij heen gaan zou ik willen
vastleggen in even waardige vormen. Helaas,
hoe bezin ik m IJ tot volkomen ontvangenis
1680. In deze dagen, nu de oogen der
geheele wereld op het ongelukkige Hongarije
zijn gevestigd, neemt men onwillekeurig
zulk een artikel met verdubbelde belang
stelling ter hand. De schrijver heeft zoowel
uit de rijksarchieven als uit die van kerke
lijke lichamen een groot aantal bescheiden
verzameld, die hfj echter alleen afdrukt, voor
zoover ze niet reeds elders zijn te vinden.
In eene uitvoerige inleiding wijst hfj op de
beteekenls dezer interventie, die voor de
Staten-Generaal met groote bezwaren ge
paard ging, omdat keizer Leopold, de ver
volger der Protestanten, hun bondgenoot
was tegen Frankrijk. Toch hebben de Staten
gedaan wat zij konden. De schrflver zoekt
de oorzaak van dit optreden in wat Trocltsch
heeft genoemd de Internationale ondersteu
ningsidee van het Calvinisme. Uit Utrecht,
waar Vpetius had gewerkt, werd zeer sterk
op ingrijpen aangedrongen. Onze gezant te
Weenen Gerard Hamel Bruynirx wasin zijn
jeugd een catechisant van Voetius geweest.
De memorie, die hij In 1675 bij den Keizer
Indiende, is niet enkel merkwaardig omdat
zij het werk is van een bekwaam diplomaat,
maar ook omdat zij doortrokken is van
beslist Calvinistische ideeën. Voor de
aanhangers van het historisch-materialisme
is dit zuiver ideëel optreden der
Nederlandsche Regeering een aardig kluifje.
Het andere stuk van meerdere uitgebreid
heid is eene Plaatsbeschrijving van
O'sterwrjk met kroniek van de jaren 1566?1609,
medegedeeld door M. Pmkhof. De steller
daarvan is L. van den Hoevel, gezworen
klerk of secretaris der vrQheid van Oisterwijk
van 1591 tot 1617. Het werd vervaardigd
ten behoeve van den geschiedschrijver J B.
Gramaye, die er voor zijn Taxandria gebruik
van maakte. Dekroriekgeefteen duidelfjken
kijk op de moeielijkheden, die een stadje
als Oisterwijk in de jaren vór het Bestand
al dezer schoonheid, dezer velden vol liefde,
deze ruimten vol nieuwe vreugden.
Voor alle zinnen is er blijdschap en voor
nog veel meer dan alle zinnen. Het zingt,
het bloeit, het geurt rondom. Heeft een dichter
wel eens deze heerlijkheid stamelend be
naderd ?
Het overstelpende heeft mij moe gemaakt.
Beleven... de dingen met anderen, door
anderen, of de dingen door ons zelf: ons
zwijgen en luisteren en diep, verstaan ...
.Half" slaat de klok over den tuin.
De geuren zijn rijp. En de enkele vogel
stem klinkt gaaf en vol, het vogelkeeltje is
volkomen zuiver gestemd. En hoe het mo
duleert.
Niet naklinken doet het in de lucht.
Maar op zichzelf in de kristallen koelte
der blanke schemering is het smetteloos.
Smetteloos.
Anders zijn er geen geluiden.
Alleen een kinderstem nog in de verte
die roept: Da-ag.
En enkele witte wolkjes worden rozig
gekleurd.
Een huivering even rilt door de lucht.
Nog jong-lente is het en de handen worden
koud, zó, stil schrijvend in den tuin.
Huiveringen rillen zacht.
En over de vermoeidheid heen.
Wat doen nu de roode tulpen en de witte
narcissen ? Beven zij en schudden op haar
dunne stengels?
Zie, die boomkruiper van gisteravond.
Maar waar is het rosse eekhoorntje, dat
bQ tijd en wijle een bezoek komt brengen,
schuw en aardig?
En datzelfde liedje heeft die kwieke kool
mus ook gisteren gezongen. Zou hij nog
zij n wijfje niet gevonden hebben?...
Mag ik niet bescheiden zeggen, dat ik
weet, dat er harmonie is en schoonheid
rondom en waarom spannen zich dan de
menschen zoo in voor nieuwe wijsheid en
nieuwe verhoudingen?
Is het niet eenvoudig, de ziel te geven
aan den avond of aan den zomer of aan
het lied van den vogel, en daarvoor terug
te ontvangen de rflke ziel van den avond
of van den zomer of van den vogel ?
Ja, dan komt er die geurige jeugdige
blijdschap van binnen en dan moeten de
gedachten goed zijn en de stem mooi en de
oogen vol liefde.
Nu wordt het donker.
De huiveringen nemen in aantal toe.
Het is als een bleeke duizeling om de
boomen heen.
Wat is de vlucht der vleermuis zwaar en
zwart. E ven-angst wekkend dit blinde, duistere
dier.
Maar dan de avondgeuren, o...
Nu wordt langzaam de andere schoonheid
der dingen openbaar.
Het kerkje een stil mysterie, verschijning,
strak ernstig gebouwd, van een hoogere
orde. Het wekt een sensatie, die opheft,
reinigt.
En elke boom een stil wonder en elk
hulsgeveltje een wezen uit een andere wereld.
Over al de dingen de dalende schemer en
de geurende avond.
Is het niet een blanke simfonie van geuren?
Is het niet een teere prosodie van geuren?
Is het niet een witte meisjesstoet van geuren?
Vanwaar komen ze?
Hoe zweven ze zoo wonderlijk samen,
schooner dan de ritmen eener
Dalcrosedanseres, liefelijker dan het spelen van
bloemen met een lentekoeltje...
De stoet van geuren gaat langzaam
voorbij en keert terug en weer en weer
over de bloesems der pereboomen, over den
tuinmuur, over het grasveld.
Nu zijn de deuren gesloten en het leven
om de lamp vangt aan, de thee en de boeken
en de couranten en de stille aanwezigheid
der lieve vrienden. Eenvoudige woorden
over eenvoudige dingen worden gewisseld.
Er is trilling van huis-geluk rondom. Daar
door straalt in de oogen een mooi licht, en
is er een blanke, heel teere blijheid over de
gezichten.
Het leven der kinderen slaapt.
De moede moeder, en haar diepe oogen
zijn glanzende bakens van trouw en over
gave, heeft tulen gordijntjes gewasschen, die
zij nu herstelt. Blos van ingespannenheid
over de smalle wangen.
Het buisgeluk droomt wakend voort en
danst gewijde ritmen rondom de lamp.
Buiten is de lente, groeit, groeit.
Alle geluiden zijn zachtjes weg.
ARN. SA A LBORN
AtAo ANisETTE
BOLS
ten gevolge van den krijg had te door
worstelen. De Rijksarchivaris van
NoordBtabant, Mr. J. P. A. W. Smits, heeft in eene
bijlage de plaatsbeschrijving met belangrijke
aanteekeningen verrijkt.
Uit het verslag van het Bestuur blijkt
dat het Historisch Genootschap op l Januari
1.1. 21 honoraire en 532 gewone leden telde.
Voorts vernemen wij dat eene uitgave van
de Reisjournalen van Cosimo van Toscane
weldra zal verschijnen,*) en dat ook een eerste
deel van Brieven aan Johan de Witt mag
worden verwacht. Andere uitgaven zijn nog
in voorbereiding.
DR. Jon. C. BREEN
*) Zij heeft thans de pers verlaten.
* «
#
J. EIGENHUIS, De schout van Amsterdam
Zalt-Bommel, 1918
De historische roman beleeft ten onzent
na een periode van terugval weer een tijd
perk van opleving een der symptomen
van de toenemende belangstelling voor de
geschiedenis in 't algemeen. Wij willen we
ten, hoe de dingen ifjn geworden die we
om ons heen zien; we willenden oorsprong
en de ontwikkeling kennen van de politieke
en ecoromische verschijnselen. Maar we wil
len ook weten, of liever: navoelen, hoe de
gebeurtennlssen van vroeger hebben
ingeDE LAWINE
Teekening voor de Amsterdammer" van Oeotge van Raemdonck
l HUI mui i 1111111:11111 i i u MUI
iiiu ii immuun m n
Over Populariteit van Kunst.
Aan E. van Lidth de Jeude.
Ontzettend, ontzettend, ontzettend! zou
uw vriend de oppermensch, of te wel de
man met den welhaast goddelijken geest"
uitgeroepen hebben, als hfl u w stukje over
de populariteit van Kunst" in de Groene"
van 7 S-pt. 1.1. gelezen zou hebben, doch
gelukkig is hij daarvoor gespaard gebleven.
Ja, gelukkig, want wat zou er in zijn bin
nenste zijn omgegaan, wanneer u bedenkt,
dat ik (in het geheel geen oppermensch I)
reeds zooveel domheden en tegenstrijdig
heden waarnam, dat het lezen mij onaange
naam werd en ik mij verplicht gevoelde u
er op te w^zen, dat als u schrijven wilt, u
moet kunnen denken. Dochter zake: 1steal.
Een kunstwerk dat z.g. populair wordt, is
door zijn populariteit verdoemd". Dat klinkt
aardig, doch er staat: Een kunstwerk dat
z.g. populair (dus eigenlijk niet populair)
wordt is door zijn populariteit (die het niet
heeft) verdoemd!?!? Zoover heeft u niet
gedacht? Och ik vergeef u, er is veel erger;
5: al. 1ste kolom: Massa bewondering is
slechts mogelijk voor de natuur, (ik val er
niet over dat u onmiddellijk daarna een
dorpje als een deel van de natuur beschouwt).
In de volgende alinea werkt die bewon
dering nader uit als: vorm van starren
schrik, die bewondering kan zijn". Doch
zie 2e al. 2e kolom. Wordt dat wat eerst
slechts mogelijk was voor de natuur, ook
mogelijk voor massa arbeid (Eifeitoren) nl.
quaiitatief en quantitatief denzelfden
stilmakenden indruk: en zoo gaat u voort. Ik
kan onmogelijk alle domheden bespreken,
doch een enkele, meer ia verband met den
titel, zal ik behandelen ¥ al. l te kolom:
Een Rembrandt, waarvoor de massa in ge
lijke vergaping staat, is als zoodanig niets
meer waard. Hier is u geheel abuis. Het
doet er niet toe wie er voor die Rembrandt
staan, het doet er niet toe of zij al of niet
iets voelen voor het schoone in die Rem
brandt voor hem die ns onder den indruk
HOEKER & ZOON
? mmmm wm
Paarlen - Briltanten
Goud- en Zilverwerk
imiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
imiimiimiiii
werkt op de individuen. De gewone histo
ricus schiet hier te kort; het is zijn taak ook
niet. Want naast een omvangrijke kennis is
voor het schrijven van een historlschen roman
nog iets anders noodig: een sterk psycho
logisch indringingsvermogen, een intuitief
aanvoelen van den geestestoestand in een
bepaald tijdperk. Weinigen slechts hebben
die oeide elementen in zich zelf tot een har
monische eenheid gebracht; de klove tus
schen kunst en wetenschap gaapt ook hier.
Eigenhuis nu bezit genoeg ik zou
zelf willen zeggen: te veel kennis van
feiten en toestanden, maar te weinig litterair
uitbeeldingsvermogen en artistieke visie
om een goeden hlstorischen roman te kunnen
schrijven. Aan het onderwerp ligt het waar
lijk niet; dat leent zich zelfs tot een roman
bizonder goed. Wij zijn in het tweede kwart
der zestiende eeuw, den tijd dat de Her
vorming in ons land veld begint te winnen.
Bloedige botsingen zijn hiervan het gevolg,
ook botsingen in der menschen eigen geest.
Zoo in het gezin van Bardes, den schout
van Amsterdam. Hij zelf, van nature
libertfjnsch, moet als schout streng de plak
katen tegen Wederdoopers en Doopsgezinden
handhaven; geweten en plicht, oprechtheid
en eerzucht strijden in zijn binnenste. Zijn
kinderen, vooral zijn dochter Aagte, nelgen
als vele jonge menschen naar het nieuwe;
zij raken van het Katholicisme af, zonder
dit toch geheel te kunnen verlaten. Ten
slotte vlucht Aagte, den strijd moe, uit het
ouderlijk huis, waarheen weet men niet.
Ook de lezer niet, want op eens is 't boek
dan uit.
Eigenhuis heeft dit gegeven niet aan
gekund. Hij is wel goed op de hoogte van
allerlei klei-e gebeurtenissen, noemt wel
belangwekkende bizonderheden, maar het
diep-tragische van dit cor fl et vermag hij
niet uit te beelden; 't blijft alles erg aan
van een Rembrandt is gekomen (zooals
b.v. dr. F. v. Eeden in een van zijn studies
beschrijft) voor hem blijft die Rembrandt
als kunstwerk en als Rembrandt" van een
onovertrefbare waarde. Het mag jammer
zfjn dat niet ieder zoo eerlijk is als u om
te zeggen : Ik voel eigentlfjk niets voor kunst
2 kolom 15e regel v. o. Een kunstvoorwerp
kan dus in waarheid slechts den schepper
bevredigen, en het is absolute welwillendheid
wanneer we aannemen, dat er nog 2 of 3
menschen te vinden zijn die ongeveer de
zelfde vreugde er aan hebb'n als de maker".
U gelooft dit zelfs niet want het is a
solute welwillendheid van u als u dat aanneemt.
Doch daarmede zegt u eigenlijk dat u per
soonlijk alleen van uw eigen
kunstvoorbrengselen geniet en niet van die van
adderen. U kunt geen kunst genieten en dus
voelt u er niets voor. Ik zeg nog eens niet
ieder is zoo eerlijk als u in dit opzicht en
dat is jammer, dat is het ook wat u w vriend
de oppermensch zoo ontzettend vond in die
juffrouw, n. 1. dat zij het mooie van Goethe
niet voelde, doch alleen deed alsof!
Ook Uw laatste opmerking: dat een kunste
naar moet huilen als hij populair wordt, is
geheel verkeerd.
Ieder kunstenaar verlangt er naar dat als
het mogelijk is alle menschen het mooie van
zijn werk zullen VOELEN, dan toch weet hij
dat zij evenals hij tijden van geluk mee
maken t
En zich gelukkig gevoelen is toch de
wensch van ons allen. In ieder geval van mij!
J. KONEYN ENBERG.
Zending nieuwe OAKLANDS gearriveerd.
MOTOR voorzien van MAGNEET.
-- PROEFWAGEN disponibel.
Fina Gebi. HEFKENS
Filiaal AMSTERDAM
Jacob Obrechtstraat 26. - Telefoon Z. 2507
de oppervlakte. Ziehier een staal van zijn
beschrijvingskunst Bardes was een slank
man met een knap gelaat, dat schranderheid
en defiigheld teekende. Zijn kortgeknipte
baard was nog glanzend bruin, evenals zijn
naar achteren gekamd haar, al washfl reeds
46 jaar. Het sluitende beenkleed van donkere
stof deed zijn goede, veerkrachtige vormen
nog meer uitkomen. Korte overhozen, die
alken de bovendij beschermden, van ge
spleten stof, deden een geel satijnen voering
zien. Een fijn halskraagje..." enz.
Men voelt hierin de onmacht, het totale
gemis aan fijne observatie; verstandelijk
gedacht en gebrekkig opgeschreven. Genre
Van Lennep, maar slechter.
En zoo is 't overal De hoofdpersonen
beleven wel allerlei belangwekkends, maar
hun innerlijk blijft ons vieemd; zij rede
neeren veel met elkaar en met zichzelf, maar
we missen warmte en bezieling en die toch
onontbeerlijk zijn, wil men historische sfeer
scheppen. Al te vaak ook komt bQ dea
schrijver de dominee om den hoek Kijken.
Er zijn nog meer bezwaren.
Het boek is slecht gecomponeerd; som
mige hoofdstukken konden geheel gemist
worden. En vaak stuiten we op verbijsterend
valsche beeldspraak, waaraan Charivarius
zijn hart zou kunnen ophalen. Met hartelijke
handdrukken scheidden zij, die zoo dicht
naast elkaar leefden en toch steeds vreem
den voor elkaar waren gebleven en nu in
een kleurige mistwolk van plotseling
opre ze ven vriendschap uiteengingen,"
Summasummarurn:'t isjammerdat iemand
ais Eigenhuis, die fijne schetsen en opstellen
heeft geschreven, zich door zijn belang
stelling voor dit tijdperk heeft laten ver
leiden tot het schrijven van een historlschen
roman.
L J, BRUGMANS