Historisch Archief 1877-1940
27 Sept. '19, - No, 2205
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
TENTOONSTELLING DOOR DE VEREENIOING VAN VRIENDEN
VAN OOST-AZIATISCHE KUNST IN HET STEDELIJK MUSEUM
Deze jonge vcreeniging heeft, door het
inrichten van hare eerste tentoonstelling een
daad verricht, van meer dan gewone be
teekenis, wegens de belangrijkheid van de
gekozen voorwerpen en de wijze waarop
zQ ons die laat zien.
Wij mogen den inrichters dankbaar zQn
Beeldhouwwerk.
voor de liefdevolle zorg en den tfld er aan
besteed, want het zal lang geen gemakkei ijk
en een met allerlei eigenaardige moeilijk
heden gepaard werk zijn geweest, deze
bijzondere collectie bij elkaar te brengen,
ook uit tot nu toe vrijwel onbekende bronnen,
eene keuze te doen uit wat er beschikbaar was,
en het opstellen er van, dat, in aanmerking
Wairocana-figuur. Hout. Japan. Tujiwara-periode
Collectie mr. W. H. Kohier
genomen het tijdelijke van de tentoonstelling,
uitmuntend genoemd mag worden.
Dank komt ook toe aan de eigenaren van
deze schoone schatten, dat zij bereid waren
ze af te staan en die begrepen hebben, dat
het bezit van dingen in alle opzichten van
zózeldzame waarde, ook eene verplichting
oplegt tegenover de gemeenschap; maar
menig interieur zal in die paar weken zijn
meest geliefde plaatsen leeg zien en een
deel van de wijding missen, die kunst
werken van deze waarde er aan geven.
Zoo komen we vanzelf tot de eigenlijke
beteekenis van het oprichten dezer
Vereeniging en het houden van deze tentoonstelling.
Langen tijd waren het de latere Japansche
houtsneden en teekeningen, die den meesten
invloed hadden op de kunst van het Westen
en dat was voor een meer impressionisti
sche en naturalistische tijd ook begrijpelijk
en noodzakelijk.
Maar langzamerhand en geleld door een
bepaaldeontwikkeling en geestelijke evolutie,
kwamen de kunsten van Oost-Azië voor
ons in een geheel ander licht.
De altijd dringender behoefte van onzen
tijd om zich uit te spreken, de hartstoch
telijke drang om zuiver en duidelijk te
zeggen wat in hoofden en harten van
zoovelen omgaat, het verlangen naar een stijl,
dat is de begeerte naar Eenheid, en in zijn
diepste diepte het verlangen naar God, zij
brachten het inzicht in en de waardeering
van wat, zooveel eeuwen geleden, door
dezelfde oorzaken in het verre Oosten was
ontstaan en volgroeid tot een rijkdom en
wijsheid van uitbeelding, een ruimheid en
verhevenheid van begrip en reine klaarheid
van voorstelling.
De drijvende krachten in elke groote
periode van menschelQk denken en werken
en gelooven, zijn steeds de
zelfde geweest en de hoogste,
zuiverste verbeeldingen daaruit
in vele opzichten aan elkaar ge
lijkend zijn, soms zelfs in aan
zien zeer verwant zoodat elke
stijl ons dezelfde waarheden
telkens in een nieuw licht doet
zien, gewijzigd alleen door tQd
en plaats en maatschappelijke
ontwikkeling. De groote belang
stelling in de kunsten van Azië
is gedeeltelijk een gevolg van,
en gaat noodzakelijk samen met
de bestudeering van de
OosterSche wQsbegeerte en godsdienst,
en het kan niet anders of niet
tegenstaande niet te ontkomen
misvattingen en te voorbarige
toepassingen, de winst zal voor
de komende tijden groot zijn
aan verruiming en verdieping
van inzicht, en boven
mercantiele en industrieele invloeden
staat de wederkeerige wisseling
van de hoogste idieele behorften
en het streven naar die
geesteIQke nheid, die de eindelijke
verlossing moet brengen door
het bewuste samengaan van
allen.
Wij, al zoekende en meenend
aan het begin van een nieuwe
kunst te staan, wenden ons tot
vrorgere en andere kunsten.
Maar niet die over te nemen
of na te volgen moet het doel
zijn; het eerste toch wat wij
leeren is, dat elke kunst op zich
zelf staat, en uitdrukking is en
weerspiegeling van het geestelijk
leven van den tijd en het land
waarin zij bloeit.
Daarom is elke kunst een afge
sloten geheel, zich in zich zelf
ontwikkelend, stijgend en dalend
op de slroomingen van het
geestesleven waardoor zij ont
stond.
Niet is de eene kunst een
geUMI i i n
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiii i
iiimmiinilmi
TYPEN EN CURIOSITEITEN
I
De Kunst-Historica?-Aestheticus
In de laatste jaren is in de kunstwereld
van Europa een type opgestaan dat met
enkele variaties en nuances, vrij wel uniform
is, wadr men hem ook vindt. Het is de
kunst-historicus, de kunst aestheticus,de man
die er verstand van heeft" en die er in
gestudeerd heeft. Vooral in de oude kunst
tiert dit type welig, en dus ook in de
Chlneesche en Japansche, waar men hem
telkens tegen het lijf loopt. Hij .beoefent"
de kunst als een wetenschap en zou ook
de liefde als een wetenschap beoefenen,
als hij toegankelijk ware voor liefde. Dat
wil zeggen: hij is geen kunstenaar, maar
intellectueel, en verkeert in de vaste over
tuiging, dat hij met zijn intellect kunst
kan aanraken, terwijl juist het domme ver
stand hem hoe langer hoe verder van het
wezen der kunst afbrengt. HQ heeft alle
boeken veel zijn het er trouwens niet
over Chineesche en Japansche kunst gelezen,
die in 't Engelsen, Fransch, Duitsch en
Nederlardsch verschenen zijn, en kent bij
name alle beroemde collecties in Europa en
Amerika, waarvan hij er echter maar een
enkele ooit gezien heeft. Zijn kennis van de
allermooiste dingen berust dan ook voor
namelijk op reproducties. Hij weet de namen
der meest bekende Chineesche en Japansche
schilders, en heeft ook de diverse perioden
en dynastiën in zijn hoofd met de jaartallen
er b IJ, en hun voornaamste karakteristieken.
Met zijn intellect weet hij, waarom in deze
periode de kunst grooter was dan in die,
en waarom dit niet zoo hoog stond als dat,
want de boeken hebben hem dit geleerd.
Intellectueel kent hij verschillen en onder
scheidingen, aan verschillende daaruit ge
leerde kenteekenen en karakteristieken.
Hq weet intellectueel alles van pate, en
glazuur, enbiscuit, en schildering onder, en
boven glazuur, en van diverse kleuren, onder
welke dynastieën in swang, hij onderscheidt
met zijn oogen en zijn intellect verschillende
porceleln-soorten, hQ spreekt van familie
rose, familie verte, familie noire, van powder
bleu, en implrlal bleu, en bleu fouetté, en
laque burgautée, en flambéglazuren, en
soufléditos en wat al niet meer; als hu
bronzen ziet komt als vanzelf de term patina"
hem in den mond, en hQ heeft een paar
honderd vaktermen tot zijn beschikking over
porselein- en bronsfabricage. die een leek
ontzag Inboezemen over zijn kennis.
Hij determineert een oud kunstvoorwerp
zooals een botanicus een plant. Die en die
familie, die en die klasse, die en die periode,
die en die dynastie, dit en dat jaartal. De
stijlen bepaalt hij naar jaartallen, nooit naar
innerlijke beteekenis. Hij is, natuurlijk, expert,
deskundige, de man, die het weet, want die
er in gestudeerd heeft. Voor kunsthandelaars
en amateurs heeft hij een horreur. Zijn uiter
lijk is waardig, gereserveerd, en eenigszins
somber. Hij is zich zijn roeping bewust. Hij
is er om de kunst der oude Chineezen en
Japanners te beschermen en op waarde te
houden. Er is zooveel namaak, weet U, en
er wordt zoo mede geknoeid. Gelukkig dat
hij er is om de juiste kunstwaarde te
determineeren. De oude Chineesche en Japansche
kunstenaars zouden er niet slecht aan toe
zijn geweest als hQ niet later gekomen
ware om hun kunst te classlficeercn en te
etiketteeren.
Op oude kunsttentoonstellingen loopt hij
met een donker gezicht, maar steeds statig
en ernstig rond. Hij bekijkt ieder voorwerp
met een air de dédain en nauwelQks ver
holen wantrouwen. Hém,den kunst-historicus,
zullen ze niet in de luren leggen. Hij laat
zich niet beetnemen. Hij bekijkt het kunst
object vorschend en snuffelend zooals
Sherlock Holmes een voetspoor in het stof of
een weggeworpen eindje cigaret. Er is niets
aan, dat hem ontgaat. Dit moet zózijnen
dat zoo, anders deugt het niet. Fenollosa
zegt dit van dergelijke dingen, Busnnhell daf,
Penucci zus, Goloubew zó, en dat moet
allemaal kloppen. De regel is zóen zó,
als dit bij dat is, die kleur over deze, ais
het in het licht op die manier glanst en in
het donker op gene, als het veel vlokjes
zijn maar geen korreltjes, of wél korreltjes,
maar gén vlokjes, als het van boven geel
achtig is en van onderen rood, of wel van
boven rood en van onderen geelachtig, dan
is het dit wel of dat niet, of omgekeerd.
Is het iets, dat hij nog nooit gezien heeft,
of niet in de hem bekende boeken staat,
dan is het niets". Als het wél wat was
zou hij het weten. HQ kent immers alle
regels, en vaiiëteiten, en dynastieën en
periodes.
Komt hij .op bezoek, bij menschen, die
denken iets heel moois te bezitten, en hem
er bij halen", dan treedt hij binnen met het
air van iemand, die de eind-beslissing brengt,
waarvan gén appèl j is. Het hoort bij zijn
volg van de voorgaande, want elke groote
tQd heeft werken voortgebracht even vol
maakt als de beste van eiken anderen. Ook
de techniek heeft zich niet ontwikkeld. Welk
later kunstenaar, om maar iets te noemen,
beheerscht de steen als de Oud-Egyptenaar,
het metaal als een Chinees, het lakwerk als
een Japanner?
Maar wat verandert, dat is de abstractie
van de werkelQkheid en de keuze der vormen,
gevolg van het geestelijk zQn.
Zoo zijn de grootste kunstwerken geen
persoonlQke uitingen van den eenling, maar
is de kunstenaar als het ware, het hoogst
ontwikkelde werktuig van den tQd.
En zooals elk kunstenaar voor zichzelf
allleen dan volmaakt kan uitdrukken wat
hQ zeggen wil, na lange onophoudelQke
oefening, totdat zijn hand is geworden een
willig, vertrouwbaar en onfeilbaar werktuig,
zoo heeft ook een TQd een lange oefening
noodig om zijn kunstenaar te maken tot
datzelfde onfeilbare instrument. Die
oefenschool is de traditie.
Niet het klakkeloos overnemen van eens
bepaalde formules, maar het sterkende voort
bouwen op eens gevonden, en in vaste IQn
ontwikkelde regelen en werkwijzen.
Zoo zien we ontstaan die onsterfelijke
werken waarvan we, zonder dit inzicht,
niet zouden kunnen begrijpen hoe een mensen
ze gemaakt had.
Dan is, door de volkomen beheersching
van het materiaal, de kunstenaar volmaakt
vrQ, en wordt hQ de weerkaatsing van het
hoogste geestelijk leven van zQn tQd.
Dan kan hij maken, om er maar enkele
te noemen, werken, zooals wf ze hier zien.
De schaal voor het gieten van water
over de handen (No. l van den Cat) zeker
een ritueel voorwerp, wonderbaarlijk uit
drukkend haar functie van scheppen en
schenken, van eene eenvoudige voornaam
heid van vormen, als gebruiks- en als
kunstvoorwerp volmaakt.
De steenen Boddhisatwa figuur (3), van
een prachtige strengheid van IQnen, zie die
vooral en profil. Het kleine houten figuurtje
(26) van weergalooze techniek, van een
volheid van uitdrukking in het leven der
IQnen en de grootschheid der vormen.
De twee koppen uit Slam, de bronzen
(27) en de steenen (28) (die we met vreugde
weerzien na de tentvoorstelling in Leiden)
met de volkomen expressie van
bovenaardsche gewaarwordingen.
De os en het paard van Jadeiet (12?13)
van een verheven en grootsch karakter in
een pracht van stof. Zoo ook de
speksteenenbak (15) en het Arhatfiguurtje (16) met
de zwierige IQnen van den mantel, en het
monumentale in zoo kleine afmeting.
Deze stof is bQ zonder en van een verruk
kelijk innerlijk leven als het licht er door
en er over speelt.
De twee aardewerkfiguren uit het
Ethnografhch Museum (17?18) de grandiooze
paarden (5a en b).
De schoone bronsjes f23?24) van zoo
grooten adel in het samenstel der IQnen.
De grootere figuren (9-21?25) waarvan
het laatste hier is afgebeeld.
Vooral 21 is van een ideale schoonheid,
waardoor het een genot is van alle kanten
ra te gaan het heerlijke spel van de IQnen,
bQ alle grootheid van een uiterste gratie.
Het is te veel ze allen te noemen, maar
wat hier aan beeldhouwwerk is
saamgebracht is alles voornaam.
Het schilderwerk is op enkele stukken na,
niet van zoo hooge beteekenis, maar zeker
van groote waarde en genoeg om ons te
doen vermoeden hoe de voornaamste uitin
gen van deze kunst gelijk staan met het
beste wat het werken ooit voorbracht ja,
dat in vele opzichten nog overtreft.
De IQn is hoofdzaak, de levensvolle IQn,
en weer is het de samenwerking van traditie
en persoonlQke langdurig voortgezette oefe
ning die de Ooslersche kunstenaars in staat
stelde met de eenvoudigste middelen uit te
drukken wat zQn ziel begreep
vanhetGoddelQke, het oneindige.
De volubilis bloeit maar n uur, zegt
iiiiiiiiiimiiiMMiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiii'iiiiiiiMiiitiiiMiiiiiiiiiiiiii
waardigheid om karig te zijn met zijn goed
keuring, en a priori al af te keuren. Vooral
gén aandoening toonen, zoo hij al ooit tot
ontroering in staat ware. Heel weinig spre
ken. Ieder woord van den historicus bepaalt
im mers de waarde van het kunst-object. Vooral
niet te gauw uitspraak doen, en ook vooral
niet twijfelen. Kunst-historici en aesthetici
twijfelen niet maar weten. Als hij gesproken
heeft is het zoo of is het niet zoo, tegen
spraak verwacht hij niet.
ZQn gelaatsuitdrukking zegt al van te
voren: mij zullen ze niet te pakken nemen,
en ik ben op mQn qui-vive. Hij laat zich
niet inpakken door fraaien schijn, niet
medeslepen door begeestering. Hij houdt de vijf
zinnen bij elkaar en fixeert, waar anderen
juichen van vreugde of weenen van emotie.
Oude kunst is om den dood geen gekheid,
en je moet er in gestudeerd hebDen, ge
moet er verstand van hebben om er over
te kunnen oordeelen. Er is zoo'n hoop dilet
tantisme en snobbisme, maar hQ is er om
er over te waken dat de boel juist gedeter
mineerd en geclassificeerd wordt. Wat heb
je anders aan kunst? Dacht je soms dat
iemand zómaar kan zien of iets mooi is,
zonder er behoorlijk studie van te hebben
gemaakt ? Zonder al die boeken te hebben
gelezen en al die kenteekenen te weten?
Dan zou iederén het wel kunnen. Neen
hoor, Kunst, oude Kunst is Wetenschap, en
je moet er je verstand bQ gebruiken.
Dit is .echt", dat is niet echt", daar
en daarom, ge kunt het logisch beredeneeren,
met de bewQzen en gegevens er bQ, en je
verschillende creteria. De
kunst-historicusaestheticus kan logisch aantoonen waarom
iets mooi of leelQk is, oud of nieuw (deze
twee begrippen oud en mooi zijn voor hem
bijna synoniem, evenals leelijk en nieuw).
HQ heeft respect voor alles wat officieel
en academisch is, en een supreme dédain
voor alles wat het niet is. Voor de uitspraak
van professoren alleen buigt hQ, want pro
fessoren in een of andere Oostersche taal
weten perse ook alles van Oostersche kunst,
niet waar? HQ zoekt dan ook bQ voorkeur
het gezelschap van officleele geleerden, en
wantrouwt dat van kunstenaars en dichters.
Die menschen zQn veel te poëtisch en im
pulsief, en kunnen dus onmogelijk
wetenschappelijk over oude kunst oordeelen.
Trouwens, ze zijn niet academisch gevormd
en niet bestudeerd. Ze hebben er dus ook
geen verstand' van. Evenmin als zij ver
stand hebben van archeologie. En hoe kan
Een hoekje van de tentoonstelling
ergens een Japansch schilder, en toch ver
schilt ze in haar hart niet van den pijnboom,
die duizend jaar kan leven.
Wie dat zegt heeft gevoeld de essentie
van de dingen, hQ weet dat de uiterlijke
vorm slechts is de oogenbllkkelQke open
baring van het Eeuwige.
Vogels en planten aan het water (31) de
Paarden (50) de Waterval (49) de wijzen in
het Bamboebosch (53) dat zijn de namen van
de voorstellingen, maar het eigenlijk
belangrQke van het werk gaat daarboven en
daarachter heen, dat is de openbaring van
het Onzienlijke.
De stijlvolle rellgieuse en symbolieke
schilderingen zQn in hun meer gebonden
voorstelling toch van eene wonderbare vrij
heid van uitvoering. In de twaalf Hindoe
goden (waarvan hier eene afbeelding) welke
edele zwier van IQnen, wat rhytme van
compositie.
In Arhat te paard tusschen twee demo
nen (33).
De Dharmapala, de prachtige drie figuren
met de Boeddha's in den aureool, om niet
alle anderen te noemen, welk een fijnheid
en kracht, en adel van opvatting,
De lakwerken en de metalen stootplaten
(Tsuba's) zijn buiten hun kunstwaarde
van een technische volmaaktheid, van een
volkomene beheersching van het materiaal,
die het altijd weer een feest doet zQn ze
te beschouwen.
Tot dusver over het tentoongestelde,
maar ook de wQze waarop het is tentoon
gesteld, noodigt uit tot eenlge bespreking,
vooral in verband met de lang gevoelde en
dikwQls geuite wenschen naar een betere
inrichting van onze musea.
Wij zien hier ten eerste de keuze beperkt
tot het beste wat te verkrijgen was, geen
overlading dus, maar strenge schifting.
Het overzichtelijke hierdoor verkregen,
valt al dadelijk op bQ het binnenkomen, en
de mogelijkheid van rustig bezien wordt
verhoogd door het verdeelen van de wan
den in kleine afgesloten ruimten en doet
aangenaam aan. De, helaas noodige, vitrines,
zijn toch wel zoo geplaatst, dat ze niet
hinderen en hier en daar wel een goed
geheel vormen met de wanden, en gelukkig
gelegenheid geven de werken van plastiek
van alle kanten te beschouwen.
Hierdoor, ondanks de minderwaardigheid
van de gebruikte stoffen, toch wel een gevoel
van voornaamheid en zeker van piëteit en
zorgvolle liefde.
Zoo gaan onze gedachten uit naar een Mu
seum van de toekomst, waar we eindelijk
eens zullen kunnen zien, niet gehinderd door
het vele onnoodige, waar de dingen hun
eigen taal tot ons zullen kunnen spreken,
niet overschreeuwd door allerlei lastige bu
ren. Waar we hun innerlQke rQke leven zul
len zien opbloeien in aanpassende omgeving
en juiste belichting; en waar niet altijd weer
't beste moment zal zQn het oogenblik dat
we weer op straat staan, om later met veel
iniiliiimimi
je nu ooit over oude kunst oordeelen zonder
in de archeologie thuis te zijn en dus
precies de ouderdom en de periode er van
te weten? Niet de kunstwaarde maar de
archeologische waarde is hoofdzaak voor
den kunst-historlcus. En het genot er van
is uitsluitend de studie. Kunst is er nu
eenmaal om gedetermineerd, geanalyseerd,
geklasslficeerd, bestudeerd te worden, en
dat kan alleen de wetenschappelijke
aestheticus en historicus. Zonder hém zou kunst
trouwens geen reden van bestaan hebben.
Het doel van oude kunst was natuurlijk
om later door kunst-historie! behoorlijk in
hokjes en vakjes ingedeeld te worden. Daar
werkten de oude kunstenaars voor, daarvoor
zochten zQ de eenzaamheid in de bergen,
daaraan wijdden zQ hun diepe devotie. De
moeite, en na veel vermoeidheid de indruk
ken te hunnen verwerken, die we hebben
moeten opdiepen uiteen verwarrende chaos.
Zoover zQn we nog niet al is er hoop'op
verbetering.
Eene tentoonstelling als deze zal er het
hare toe hebben bQgedragen.
Wat zeer te waardeeren is.
M. W. VAN DER VALK
*»*
Brahma. Uit een reeks van twaalf
schilderingen^van Hindoe-goden. Japan
Ashikaga-periode
strenge blik van den kunst-historicus, zQn
impassiebel, rigide gezicht, rQn koude, nooit
bevende, zekere handen bepalen de waarde
van oude kunst. HQ is in zekeren zin de
politie en de justitie, die de oude kunst be
schermen tegen het niet gestudeerd hebbende
of.nogerger, dichterlijkzichvergallopeerende
vulgus. Later wordt hij wellicht nog eens
professor, en weet dan veel meer van het
Oosten immers wetenschappelQk, niet
waar? dan alle Oosterlingen te samen.
Eén ding is onmisbaar noodig om tot het
type te behooren : absoluut gebrek aan geest
drift. En een ander ding is een aanbeveling
er voor: nooit in het Oosten geweest zQn.
HENRI BOREL