De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 4 oktober pagina 7

4 oktober 1919 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

4 Oct. '19. No. 2206 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND JAN STEEN Portret ztfner vrouw IN HET MAURITSHU1S Jan Steen als portretschilder Jan Steen kennen wij liefhebbers van schilderkunst als den geestigen, gezondhumorlstlschen verteller, naar Bredero'schen trant, maar bovenal als den met kleur- en llchtspel tooverenden verbeelder van vrool|ke famllietafereelen, boerenbruiloften, boerenkermlssen, boerenvechtpartljen en derge lijke rustieke vermakelijkheden, verder van intiemere huiselijke tooneeltjes als tafelgebe den en doktervisites en ten slotte van enkele bflbelsche onderwerpen. Als portretschilder echter is de groote Leldsche kolorist voor ons vrijwel een onbekende. Of liever: dat was hQ zijn zelfportret in het Rijksmu seum daargelaten voor ons ((Mop heden, toen we, het Maurltshuls binnengeloopen zijnde ter bezichtiging der eventueele aan winsten van den laatsten tijd, op de den trouwen bezoekers van het museum zoo welbekende plek aan de vensterzrjde van de benedenzaal, vlak over den ingang (waar zij sedert jaren met nieuwe bewoners of tijde lijke gasten plegen i kennis te maken) tot onze blijde verrassing een vrij klein, verruk kelijk portret aantroffen (31 bfl 27.5 c.M), ter rechterzijde nabij den rand, iets onder het midden door Jan Steen op de gewone wijze iiiiiiiiittiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiMiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiinii gesigneerd. De kennismaking met dit werk, vrijwel als een curiosum onder 's meesters oeuvre te beschouwen, was niet alleen om die reden van belang, maar allereerst voor den liefhebber van picturale schoonheid een exquis genot. Het portret, een kleinood van penseelkunst, afkomstig uit de beroemde verzamelingHeseltine te Londen, thans eigendom van een Nederlandschen verzamelaar, stelt voor des schilders vrouw, In zittende houding de lult (of soortgelijk speeltuig) betokkelend. Het frisch-blozend, fijn-rond, welig gezichtje met de zacht-zlnneHjke, volle lipjes en e stil-guitige, als met verholen schalkschheid en toch zoo rein en sinnig" blikkende oogen, wordt omlijst door den rand van een teerwitten hoofddoek, die te nauwernood wat krulvende sprlnghaartjes van het ven-rossig blonde haar Iaat zien en grootendeels bedekt wordt door den zwarten kap, die het hoofd omhult en als pelerine, nauwgesloten, over het bovenste gedeelte van borst en armen neervalt. Heerlijk staat dit zwart tegen den achtergrond en tegen de japon, die van een niet in woorden aan te dulden kleur is, on geveer van een paarsachtig havana-grijs, waarmee ook het zacht-roodbruine hout van het schuin-opwaarts gehouden instrument een verfijnde, modeste harmonie vormt. Niet alleen, dat het spreekt immers vanzelf bfl Steen we niet lang genoeg bewon deren kunnen het feilloos, smeltend model van 't met bloeiend licht omvlelde gezichtje en van de zoo sprekende handjes, niet alleen dat ons boeien blijft het opgaan van zoo voornaam samenstemmende en tegelijk zoo vreugdevolle kleuren in een zoo uiterst rustigen, gedekten toon, waarin het hoofd doek-randje, de omgeslagen, witte onder kleed-mouwen en een bij den linkerarm afhangend gelig-groen lintje geestige, delicate accenten vormen, maar dit portret is ons iiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitttiiiiiiiiiiiniiiiiiiinittiiiiiiiiiiiiiïiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiititiiHiiiiiiiii EEN WERELDTAAK VOOR HET INTERNATIONALE VERSTAND door GUSTAV STARCKE, SVEND JACOBSEN, stad. med. en chir. stud. iheol. Vlce-president resp. secret, der internationale commissie van den Studentenraad der Universiteit te Kopenhagen. Toonkamers van den Kunstpotienbakker C. J. LANOOY Papestraat 24 - 's-Gravenhage Permanente Tentoonstelling Br bestaat bijna geen andere klasse der bevolking waarin de verhoudingen na den oorlog zoo zeer verschillen met die van vór den oorlog als de akademlsche. Het is zeker niet te veel gezegd, wanneer wq durven beweren, dat wij wel degenen zijn, die den druk van de veranderde sociale en economische toestanden het sterkst onder gaan. In bijna alle oorlogvoerende landen staat men ineens tegenover denzelfden ramp: de studenten, de geleerden, de mannen van het centrale bestuur keeren uit het veld weer naar huis terug maar de rflen zijn gedund, de moed is gezonken, het verstand afge stompt, het inkomen verminderd en men is den geestelijken arbeid afgewend. Met koortsachtigen ijver werkt men thans overal aan den wederopbouw der wereld na de verwoestingen van den wereldoorlog, maar zonder bouwheer geen bouw! De nationaal-economische beteekenis van het verstand is een wereldfactor geworden. Overal ziet men thans in, dat de toekomst feitelijk daarvan afhangt, dat aan onze klasse de toegang van de bekwaamste en aan ini tiatief rflkste jongelieden verzekerd wordt. Behalve particuliere pogingen om daartoe te geraken, zijn officleele maatregelen noodig en de universiteiten moeten ook hier de eerste zijn; maar hier, zooals overal, is het de persoonlijke inzet en het vrfle initiatief dat ten slotte tot de overwinning leidt. Professoren, studenten en voormalige zonen der Almamater moeten hier te zamen werken om deze reusachtige taak tot stand te brengen. Daarmede is reeds een begin gemaakt! In het Noorden hebben reeds sinds meerdere jaren de studenten zich tot taak gesteld een levendig intellectueel verkeer te stichten, ook om daardoor een zeker evenwicht tusschen de praktische kringen en de kringen, waaruit de hoogere bestuursambtenaren van een land gerekruteerd worden moeten, te verkrijgen. Want wij gelooven, dat het voor een Staat van werkelijk groot belang is haar centraal bestuur een even wQden horizon te verschaffen als die in de jongelingsjaren reeds ten deel wordt aan de jonge Heden in den handel door het ver uitziend initiatief der mannen, die het economische leven eener natie leiden. Want het is eenmaal zoo en zal zeker ook, wanneer daartegen geen flinke maatregelen genomen worden meer en meer het geval worden, dat het den jongen leden der academie onmogelijk zijn zal, zich door reizen en verblijf in het buitenland in de jonge, nog ontvankelijke jaren een breede levensbasis te verschaffen. Om deze pogingen zoo praktisch mogelijk te vereenigen hebben wij in het Noorden ons tot 3 punten bepaald: I. Wq hebben aan de universiteiten inter nationale bureau's opgericht, welke a. kosteloos alle Inlichtingen verschaffen betreffende studleaangelegenheden bij buitenlandsche universiteiten voor studenten bij alle hoogere onderwijsinrichtingen. b. bij het samenstellen van studiereizen behulpzaam zijn. c. aangekomen buitenlandsche studenten ontvangen en hen behulpzaam zijn om onder dak te komen en hen in de juiste kringen van professoren en kameraden brengen, op dat zij gedurende hun verblijf de voor naamste indrukken verkrijgen kunnen van het deensche (noordsche) studentenleven. Deze bureau's worden zoowel door de studenten, door hunne door de autoriteiten erkende vertegenwoordiging, de Studenten raad (?Studenterraadet"), als door het be stuur der hoogeschool geleid. Zulke hoofdbureau's zgn thans voorloopig in Kopenhagen, Krlstianla en Stockholm opgericht, en wij zijn van plan filiaalbureau's te vestigen in alle grootere univer sitelts-centra. Het is ons reeds gelukt der gelijke bureau's in Londen en in Parijs te stichten, waar zij door de studenten, in nauwe verbinding met de autoriteiten, ge leld worden. II. De mogelijkheid te onderzoeken voor een halfjaarswisseling, om het daardoor mogelijk te maken met hetzelfde recht als tehuis speciale voorlezingen te hooren zon der verlenging van den studietijd. III. Ten slotte onderzoeken wij de moge lijkheid van het tot standbrengcn van alge meen-ontwikkelende studiereizen naar het buitenland voor studenten van alle cate gorieën, niet om daar een speciale studie te maken, maar om hen door vooruit vast gestelde voorlezingen en excursies naar de tevens de openbaring van een voor ons, liefhebbers, minder bekende schakeering van Jan Steen's menschenbeeldende begaafdheid. Want het is geenszins bloote uiterlijkheid, die hij hier geeft als portrettlst-zonder-meer, maar daarentegen wel degelijk een psycho logische beeltenis, de onthulling van een in haar uiterlijke verschijning opgesloten inner lijkheid. Door deze tentoonstelling van een tijdelijk in bruikleen gegeven werk van zóblzonder belang treedt, voor de zooveelste maal, de eigenaardige beteekenis, het bizondere nut van ons nimmer genoeg te waardeeren Mauritshuls voor de aankweeking van den schoonheidszin nog weer eens extra duidelijk aan den dag. In zijn, bij alle statigheid, zoo warme en iniiem-aandoende ruimten biedt het immers een haast onvergelijkelijke ge legenheid, om een dergelijk oud-HoIlandscri kabinetstuk van eminente aesthetische waarden, ideaal belicht en geplaatst in een stemmende omgeving, in zQn vollen glans te doen zien. H. F. W. J E L T E s iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii SCHILDERKUNST-KRONIEK DE VIERJAARLIJKSCHE; DE JAARBEURS Twee belangrijke tentoonstellingen worden voorbereid, de Vlerjaarlijksche en die van de Jaarbeurs. Het zijn tentoonstellingen, waarbij ieder belang heeft, die de schilder kunst roekt en eert, en die jegens beeld houwkunst en toegepaste kunsten geen onverschilligheid gevoelt. Het zijn ook ten toonstellingen, die bij zwakke leiding jam merlijk kunnen tegenvallen. De Jaarbeurs deed dat tot nu toe, juist door de leiding, en de VierjaarlQksche was evenmin een wonder. Het doel van beide moet zijn goed werk te laten zien. en niet, een gelegenheid te wezen voor officleele brekebeenen, of offlcieele verstijfden, en er moet geen inter nationale vriendjes dienst gepleegd worden. Er moet met scherpen ijver voor deze ten toonstellingen uitgegaan worden om de schoonheid te zoeken, het levende, het har monische. Dit is niet gemakkelijk; nooit, en nu minder dan ooit. Het enkel-excessieve geldt bij sommigen te veel voor de eenlge waarheid; ook dat is dus te mijden... Maar hoe moet op zoek gegaan worden naar de werkelijke schilderkunst, naar de werkelijke beeldhouwkunst, naar de toegepaste kunsten? Het spreekt van zelf, dat sommige kunste naars onmiddellijk als noodzakelijk gevoeld worden voor de tentoonstelling. Dit is begrijpelijk. Maar moet daarheen niet ge gaan worden? Dat was niet noodig, als alle scheppenden zuiver kritisch waren maar zijn ze dat? Inzendingen bewe zen te dikwijls het tegendeel. Een ieder is geneigd wat het meeste moeite kostte bi] het maken, het hoogst of zeker te hoog te schat ten. Dit is een feit, waarmee rekening te houden is. Er moet, laten we zeggen een drietal uitgezonden worden om uit te zoeken bij deze kunstenaars. Er moet meer werk geleverd, gedaan worden door dit kritlseerend drietal, wier deskundigheid en kritische zin vast staan moeten. Zij gaan uit op ver kenning. In de groote centra moeten zQ een tijdje verblijven, en zelf, onafhankelijk van de officleele voorlichtingen op zoek gaan naar wat nog niet openbaar is, Zij zijn Ver kenners ter Schoonheid, en dat is een nobel métier. Zij moeten kenners zijn, maar ken ners, die niet star wierden in een bepaalde NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP MotordienstvaflTetenburg DAGELUKSCHE MOTORDIENST liEtfil LQDflj DEI MM Kif T . Knchti.fc.mr H. FyijttiéiL hitt*ul VtOl- VCBSA iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii voor het betrokken land karakteristieke Instellingen en ondernemingen, een zoo algemeen mogelijke en vol ledigen indruk te doen verkrijgen o ver den beschavingstoestand van het betreffende land, voor zoover dit in een kort verbluf over 't algemeen mogeIflk Is, degelper en meer met de werke lijkheid overeenkomende dan zulks door boeken bereikt kan worden. Zulke algemeen-ontwikkelende vacantiekursussen zullen natuurlijk wederkeerig zijn en met de ruimste wederkeerige vergemak kelijking van kosten, zoodat slechts de Intellectueele ontwikkeling van den betrokken student beslissend zal zijn. Om de mogelijkheid van het tot stand komen van deze plannen te onderzoeken, lijn leden van den deenschen Studentenraad uitgezonden, voorzien van een officiëele aan beveling van onze universitelts- en onderwijsbesturen. De instelling De Studenten raad" is door de deensche universiteit zelf opgericht, die ook de uitwendige lijnen voor deze organisatie getrokken heeft. Het doel van den Studentenraad is de belangen der studeerenden te vertegenwoordigen zoowel tegenover de universiteit als daarbuiten. Elke faculteit aan de universiteit heeft haar vertegenwoordigers, die met de betreffende professoren te zamen vergaderen om overleg te plegen. Deze vergaderingen zfln niet officieel. De afgevaardigden der verschillende faculteiten hebben zich tot den algemeenen Studentenraad vereenigd, welks vergade ringen wel officieel zijn, terwijl zijne admi nistratie samenwerkt met die van de univer siteit. De universiteit heeft het aan den Studentenraad overgelaten langzamerhand zelf zijn organisatie in te lichten. De gewone gang van zaken is dat elke aanvraag het eerst door een commissie van professoren en studenten behandeld wordt en dan ter verdere af doening aan de gewone administratie wordt overgelaten. Aan de deensche universiteit in Kopenhagen zijn meer dan 3000 studenten ingeschreven en aan de andere hoogere onderwijsinrich tingen aldaar, de polytechnische school, de landbouwhoogeschool e.a. werken bijna 2000 studenten, zoodat te zamen in de hoofdstad van Denemarken meer dan 5000 studenten leven. De deensche studenten komen voort uit alle kringen des volks, een groot aantal uit boeren- en handwerksfamilien, het grootste deel echter uit den beambtenstand, die leeft van een grootere of kleinere vaste be zoldiging. Vór 1910 was de maatschappelijke toe richting, niet verstijfd in hunne opinies en meeningen, Zij moeten niet gelooven in be richten en programmata, maar in werkelijk heen. En die zijn er. Ge kunt zeggen: deze wijze van handelen brengt kosten mee maar een Vierjaarlijksche is toch niet van den Arme? De leiders der Vierjaarlijksche moeten het nog over iets eens zijn: dat niet te veel, en goed, veel beter is dan te veel en slecht. Een Vierjaarlijksche moet zijn een soort Hoogeschool van de bestaande schilderkunst, en niet bewaarschool en universiteit door malkaar. Dit laatste wordt gemakkelijk ver geten het is echter slapzlelig, slaphakkig. En nog iets kan een Vierjaarlijksche doen? Ze kan van zeer belangrijke Meesters een groote groep formeeren, ter inlichtlngomtrent wezen en werken. Ze kan dit doen van een le vende, van een doode. De Jaarbeurs hoort dat, ter verbeteting van haar piteuse uitstalli ng eveneens te doen. Zij krijgt niet voor niets de vele subsidies, en er is daar op te letten, dat geen lachwekkende bekroningen onwil wekken, of waarden verwarren... Zal van al deze wenschen iets verwerke lijkt worden ? Ik vermoed weinig. Dat zal te betreuren zijn, maar zeker kan ik zeggen, dat bij tegenvallen van beide in deze nood zakelijkheden ik een niet-aflatend krltikus, een hardnekkiger vasthouder zal blijken te wezen, een kritikus van de feilen, een vasthouder der schoonheid. Noch officiëele oppervlakkigheid, noch sectarische eenzijdig heid zijn te dulden bij zulke belangrijke tentoonstellingen. TEEKENMAATSCHAPPIJ, DEN HAAG, (Slot). Het aanplakblllet van de Teekenmaat schappij is een voortbrengsel van Wllly Sluiter. Het is een eigenaardig bewijs van een doordringen van zekere theorieën, en tevens is het een klaarblijkelijk bewijs van de oppervlakkigheid der opvatting van die theorieën door dezen ontwerper. Er is een verwarring van perspectief en vlakvoelen hier te constateeren... De in mijn artikel I en II niet genoemde schilders geven slechts aanleiding tot korte opmerkingen. Vooraf moet ik nog iets neer schrijven, wat ik deze keer niet genoeg misschien heb doen in zien. Er is een wederzQdsche Inwerking van Toorop en van Konijn enburg op elkaar; beiden tot baat. D'een toch is sterker in vinding, d'ander vaster van bouw... Maar wat bleef te zeggen omtrent de overi gen? Het gevoel in Adamse's werk is dat van een revolutionair, met tedere neigingen, met lust tot innigheid. Bauer, wat leeg, is het levendigst in zijn tentenbazaar, het wijdst in zijn waterverkooper, waar de groote vlakke muur achter den man ruimte geeft in het werk. Bautz kinderportret is beter dan zijn damesportret, omdat de geestelijke kracht niet voldoende in hem is om een groote, sterkgebouwde teekening als dat damespor tret vol te maken zooals van Konijnen burg (zijn meester) dat kan. Dysschoff is zwak vertegenwoordigd door zijn steuren; Essers, die voor het eerst op de Teeken maatschappij tentoonstelt (ge vindt er zijn portret door Roland Holst) geeft twee wer ken zeer verschillend van geaardheid, een visscher ietwat als een vroegen van Gogh, en een Portret, ala Toorop-Holst. Haverman's Chineesch meisje is zuiver, zijn portretje van Rutgers van Rozenburg levendig. Van der Hem is het meest ruim van Rhythme in zijn Angelus; in zijn Volendammer visscher psyshologisch voor zijn doen. Levendig is Isaac Israëls in twee strandgezichten; onbe langrijk is W. Maris Jcbzn. Veifijnd-innlg, niet klein is Mankes; tran Mastenbroek het diepst van klenr in zijn Regenweer. Albert Roelofs zond vier portretten; het belang rijkst is No 64 in grauw-bruin, een mensch vindt ge daar; teeder leven is No. 65, een roodharig jongmeisje. Holst zond naast een portret van Essers, In een trant geteekend, zooals Engelschen dat ook doen, zijn Tem pelbouwer, decoratief maar genoeg ge stand van de deensche studenten niet slecht. De demokratiseering van het hooger onderwijs had zijn toppunt niet bereikt, de levens voorwaarden waren tamelijk goed en beurzen waren voor onbemiddelde en vlijtige studen ten op aanvraag niet moeilijk te verkrijgen. De demokratiseering van het hooger onder wijs veroorzaakte echter een stijging van het aantal studenten en tegelijkertijd kwam de eerste prijsstijging; beide maakten, door de vrees voor het ontstaan van een prole tariaat, een vertegenwoordiging der gezamen lijke studenten zeer gewenscht. De administratie der universiteit ging met dezen wenschraedeen eenvertegenwoordiging van de 3000 aan de universiteit ingeschreven studenten de Studentenraad" werd opge richt, welke op zich nam maatregelen te treffen tegen de bovengenoemde slechter geworden maatschappelijke toestanden. Deze werden nog dringender noodig, omdat de reeds vór den oorlog begonnen prijsstijgin gen gedurende den oorlog met meer dan 100 pCt. toegenomen zijn. Vór 1914 kon een bescheiden student met 1500 kranen toekomen, naar de tegen woordige berekening moet hij echter minstens het dubbele inkomen hebben, wanneer hij niet op de een of andere manier geholpen wordt. Deze prijsstijging werd weliswaar door verbetering van den loonstandaard der arbeiders, de ruime winsten van den handels stand en het duurder worden van de door de boeren verbouwde producten eenigszins opgeheven, maar het uit den beambtenstand voortgekomen veel grootere deel der studen ten kwam in een zeer moeilijke positie. Daze werd door de aan de deenschei universiteit zeer lange studietijd, gemiddeld 6 a 7 jaren, nog moeilijker. De deensche universiteit, daartoe door den Studentenraad sterk aangezet, begon nu maatregelen te treffen om de moeilijke maat schappelijke positie der studenten te ver beteren. Van de gunstige resultaten door die bemoeiingen verkregen, mogen de vol gende genoemd worden: 1. Logies. Een speciaal bureau werd opgericht om goedkoope woningen te ver krijgen ; tegelijkertijd werden de voorwaarden onderzocht tot verkrijging van speciale studentenhotels. 2. Voeding. Aan de universiteit werd een eetzaal verbonden, waar ontbijt en middageten van goede kwaliteit en voldoende kwantiteit voor studenten tegen 75 oere ver krijgbaar werd gesteld. Een extra rantsoen der broodkaarten werd aan die studenten geschonken, die zoo arm steund door gevoel en kracht? Van de Rouville is het kindje, schrijvend, gevoelig, vlot, niet haastig. Jan Sluyters is dade lijk te noemen om zijn zoogende moe der, groot toch verfijnd en om de uitgerekte figuur van zijn Badende vreuw. In beide teekeningen is hij meer naar zijn aard dan hij, de zoekende, dikwijls is. Charles Toorop toont een lijnenspel a la Doudelet; Tholen had een werk van meer beteekenis moeten Inzenden; de Zwart handhaaft zich. Dit is, in 't kort, de sommeering van deze teekenmaatschappij, Er is goed werk, er is leven, er is toewijding. Het beeldhouwwerk van Krop en Visser bevestigt deze karakte riseering. JURRES TE UTRECHT, Bij ERBRAND. Jurres, die inderdaad in een waterverfteekening aan Rochussen herinnert, is een theatrale romanticus. Zonder gave, of be gaafdheid ? Dat niet. Zijn Sint Maarten heeft ruimte in de lucht (ruimte is een romanti cus eigen) hij heeft actie in Absolon; hfl is beschaafd van kleur in de dood van Joram (13). Het gevaar voor hem is een leegheid in een groot gebaar. PLASSCHAERT. iiiiiiiiiiiUiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiniitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiii PIER PANDER f Teneinde Pander en zijn trouwe verzorg ster recht te doen, zou ik gaarne het onder staande in deAmsterdammer" zien geplaatst, als aanvulling en verbetering van hetgeen H. Martin over P. schreef. Toen Ik in het voorjaar van 1906 te Rome in een ziekenhuis lag, kwam Pander, die dat van andere Nederlanders aldaar ge hoord had, hoewel wij elkaar nooit ontmoet hadden, mij daar bezoeken. Op een dier bezoeken misschien door het feit, dat hij zich bevond bij iemand, die ook veel ziek geweest was, mededeelzamer dan hu, naar ik meen, gewoonlijk was vertelde Pander mij zijn geheele levensloop en eindigde dood kalm met ik citeer nu woordelijk en van al dat ik beleefd heb, zou ik niets willen missen." Met die spontaan uitgesproken woorden, teekende de voor zijn leven invalide Pander zich zelf als een superieur mensch. Maar in die woorden ligt nog meer. Het artikel van H. Martin doet nu een maal de vraag rijzen: Heeft Pander een gevoel gehad, dat hij stond onder den in vloed van een weekhartlge vrouw, die ver stond van zijn leven en denken als kunste naar en hem belemmerde in de ontplooiing van zijne talenten, maar waar onder uit hij niet kon komen, door zijn gevoel van hulp behoevendheid en misschien gebrek aan moreele kracht? Pander's boven aangehaalde woorden, ge tuigende van zeldzaam voorkomende dank baar- en tevredenheid geven op die vraag het antwoord: Neen. En dat antwoord zal op het oogenbiik bijzonder welkom zijn voor de nu hoog bejaarde trouwe verzorgster van dien man met volgens H. Martin .stoere frlesche kracht" maar ook met groot aangeboren en ontwikkeld talent en superieur karakter ten deele gevormd door ondervonden leed. Amsterdam. 21-9 A. B. VAN DER VIES lllllirllMMIIHIIIMMI HOEKER & ZOON mmmw 435-431 Paarlen - Brillanten Goud" on Zilvorwerk iiiiiiiiiliiiimiiiiiiliiiiiiiMiiiiiimiiiiHiiiiliiiliiiiiiiiiliiiiHiiiiiiitiiiiiiiii zijn, dat zij zelf levensmiddelen moesten koopen. 3. Speciale tegemoetkomingen. De univer siteit heeft gezorgd voor goedkoope bad en turngelegenheden. Elk jaar verschijnt een studentenhandboek waarin alle werkzaam heden betreffende studie-aangelegenheden zijn vermeld. Met hetzelfde doel is een inlichtingenbureau gesticht. 4. Maatschappelj/ke tegemoetkomingen. Het geheele stelsel der verdeeling van legaten en beurzen, door wie ook geschonken, is veranderd en wordt thans geleid door een speciaal universiteitsbureau, dat in verbin ding staat met den Studentenraad. De Deensche Studiebond", waarmede de Stu dentenraad in verbinding staat, heeft een afzonderlek stelsel van geld ter leen ver strekken tegen matige rente in het leven geroepen. Hiei kunnen studenten, die hunne slechte financlëele toestand wenschen te verbeteren, tot 2500 kronen per jaar tegen 3 pCt. ter leen krijgen, mits zij zich ver binden het geheele bedrag na vijf jaren terug te betalen. 5. Ziekenkas. Voor de studenten is een ziekteverzekering opgericht; ledere student met een Inkomen tot 2000 kronen kan voor enkele kronen 's jaars de beste specialisten consulteeren. 6. Verbruiksvereeniging. Plannen zijn in bewerking om een verbruiksvereenlging op te richten. De Studentenraad aan de deensche unlversitslt in Kopenhagen werkt dus hoofdzakelflk in verbinding met de volgende in stellingen: de universiteit, het Deensche Studiefonds", de verschillende studenten verenigingen en de akademlsche pers. De deensche Studentenraad is een permanente universiteitsinstelling en een vrije vertegen woordiging der deensche studenten. Nadat wij in het bovenstaande de speciale deensche verhoudingen geschilderd hebben, uitgaande van de meening, dat die ook voor de nederlandsehe intellectueele kringen van belang zfln, willen wij besluiten met het uitspreken van de verwachting, dat de toe komst ook hier in Holland een zelfde, bewuste en goed georganiseerde arbeid op de verze kering der stelling der akademische kringen onder de hollandsche studenten zal zien ontstaan, opdat de keten der verschillende afzonderlijke bemoeiingen zich algeheel sluiten kan, en de indrukken die wij hier ontvangen hebben, zeggen ons, dat dit geen utopische wensch is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl