De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 11 oktober pagina 1

11 oktober 1919 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

K°. 2807 Zaterdag 11 October A°. 1919 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF f Prijs per No. f 0.20. Per 3 mnd. f2.50. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | | Advertentiën omslag 10.50 p. regel, binnenpag. f 0.60 p. regel De uitgevers van Holkema A Warendorf >Un by den postcheque- en glrodienst aan geNloten onder Bfo. 7134. INHOÜBladc. 1: Revolutie of Raoonetruotle, door T. H. Medische Kroniek: Opmerkingen over l'ebrie Typhoïdea, door dr. J. Knipar. Bnitenl. Overzicht: Glemenoaau aan 't woord, door dr. W. O. O. Byvanok. 2: Het Laatste Redmiddel, teekening van Jordaan. Krekelzang, door J. H. Bpeenhofi. Nederland in den Vreemde, door H. Balomonson. 3: Feuilleton: Het Gouden Tientje, door Tjebbo Franken. S: Yoor Vronwen (red, Elis. H. Bogge). Uit de Natuur: Dennenrapsen, door Jac. P. Thtjsse. 7: In het Mauritshnis, door f. E. J. Teltes. Nieuwe Dnitsohe Lyriek, door H. Wolf. Anneieeren, door Ari. Boek bespreking, door dr. Fredetik van Eedeo. S: Over Actie op het Tooneel, door Bern. Oanter. Op den Economische Uitkijk, door jhr. mr. H. Bmissaert. Wat wtj te lezen kragen, teekening van George van Baemdonok.?Technische Rubriek Nieuwe Bpoorwagens, doordr. J. F. v. O. 10: Onze Puzzle. Uit het Kladsohrift van Jantje. 't Sohietgat: Godenschemering, door Heus Btoke, met teekeningen van Is. van Mens. 11: Hr. van Groenendaal uit de B. K. Kam er club, teekening van Joh. Braakensiek. Muziek in de Hoofdstad, door H. J. den Hertog. Sohaakrubriek, red. dr. A. O. Olland. Bijvoegsel: De Beis van Koning Albert naar Amerika, teekening van Joh. Braakensiek. «iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii REVOLUTIE OF RECONSTRUCTIE Gedurende den oorlog hebben de re geeringen het in verschillende landen reeds druk gehad over de reconstructie" na den vrede. Ten onzent is men daar voor grootendeels koud gebleven, en al was dat zeker geen bewijs van organi satorische vooruitziendheid, toch moet worden gevraagd wat andere landen er voor belangrijke voordeelen mee hebben behaald dat zij wél een: ministèrepour la réconstruction, een Reichskommissariat jür die Uebergangswirtschaft of een Ministry of Réconstruction hadden in gericht. Werkverschaffing voor degedemobiliseerden; omzetting van de oorlogsbedrijven in vredesindustrieën; herbouw van het economische leven, ziet daar wat voor die takken van regeeringszorg weggelegd scheen. Doch het is bij -tasten gebleven. De gevormde bestuursdiensten hebben het werk of te licht opgevat; of het is voor een bestuursdienst te zwaar om er iets van te maken. Ware het anders niet de taak van zoo'n reconstructiedienst ge weest, den loop der prijzen te regulariseeren en de mogelijke maatregelen te nemen, waardoor geleidelijke daling in de hand gewerkt werd ? Was 't niet die reconstructiedienst geweest, die had kunnen zorgen dat tijdig een verband tusschen loonen en prijzen, kosten van levensonderhoud, werd gelegd, zoodat de tegenwoordige sociale verwarring ondervangen werd? Want van deze on stuimige schokken om het sociale even wicht had een zeer nauwkeurig vooraf op touw gezet stelsel ons kunnen be hoeden, misschien! Het tekort aan producten, het gebrekkige van de dis tributie, de organisatie der talrijke ar beidsvraagstukken, ziet daar wat door CLEMENCEAU AAN 'T WOORD. Het heeft tot de eerste dagen van October geduurd, eer de Fransche Kamer van Afge vaardigden het vredestactaat van 28 Juni met Duitschland heeft goedgekeurd, en een oogenblik zelfs heeft het geschenen, hoewel de omstandigheden een afdoening noodza kelijk maakten, dat de parlementaire hande ling zou stokken en deze Vergadering haar besogne niet zou volvoeren De dingen loopen niet glad in den tegenwoordigen tijd; het is moeilijk gebleken den vrede te ver overen. Clemenceau heeft dezer dagen een woord gezegd, heel juist, heel treffend, maar niet in allen deelen bemoedigend: zinspelend op de definitie van den Duitscher die den oor log een voortzetting van de politiek noemde maar op andere wijze, maakte hQ de op merking dat de vrede op die manier de voortzetting was van den oorlog. O, hQ voegde daaraan dadelijk een nadere ver klaring toe dat hQ bedoelde hoe waakzaam men behoorde te zqn, daar het leven steeds van ons verlangde voor den strijd gereed te staan; maar hj} kon daarmee de bitter heid van zoo'n vredesgedachte niet geheel wegnemen. En zijn het de dingen alleen die zich niet kunnen loswlkkelen uit de dubbelzinnigheid waarmee ze zijn behebt? Ook de menschen vermogen dikwijls niet hun persoonlijkheid en hun naam vrij te maken in het licht dat hun toekomt. Ik denk daarbij aan Wilson, Lloyd George, zooveel anderen.. Maar nu niet over dezen. Toen ik het een voorgaand maal, op deze plaats, had over enkele redenaars in de Kamer van Afgevaardigden, ging mijn ge dachte verder dan de opgesomde namen, ik allen die de plannen hebben aanbevolen of met aandacht gevolgd, van de zoo genaamde reconstructie- of overgangs diensten werd verwacht. Doch zonder veel vrucht. Alle landen maken gelijkelijk de schok kendste economische toestanden door. De loontrekkenden zien tegen dehooge prijzen aan. Van loonsdaling die aan eventueele prijsdaling gepaard moet gaan, mag echter niet gerept. Bedrijven liggen nog overhoop. Markten zijn in de war. Doch gén krachtige leiding, die de stroomen weer terstond in de beddingen brengt. De dekking der oorlogsschaden gaat nergens gesmeerd. Stelselmatige opwekking en aanwijzing tot produc tiever arbeid faalt. Reconstructieministerie of gén recon structieministerie, overal loopt het scheef. Men zou eerder werk voor een revo lutie-departement kunnen aanwijzen! Want voor menigeen ziet het er meer naar revolutie dan naar reconstructie uit. Niet herbouw van de voormalige geregelde grondslagen der samenleving, doch geheele omverwerping en daarna vernieuwing, rijzen voor den geest. * * * Inderdaad wordt van verscheidene zijden gepreekt, en van veel talrijker kant ook reeds als iets onafwijsbaars verwacht, dat revolutie nu eenmaal op til, zoo niet reeds bezig is. Aldus is 't, dat menigeen den tegen woordigen toestand interpreteert. Waar moest de algeheele maatschappelijke ver arming, de internationale schuldenlast, de onophoudelijke stakingschaos, de steeds stijgende productieduurte, en de algemeene verwildering der geesten anders heen dan naar revolutie... ? Gelaten ziet men ze aan, de pogingen van arbeiders leiders om de gestelde machten te bedillen en om zonder aanzien van de eischen eener normale maatschappij, de genblikkelijke, eilacie, niet meer dan genblikkelijke voordeelen af te dwingen voor hun bepaalden stand. Ziet men niet den willens en wetens benaderden ondergang voor oogen ? Ver standige vooruitziendheid wordt niet meer aanvaard. Alles sukkelt bergaf in den chaos van het heden. Het deficit, leve het deficit! riepen de menschen in 1789 aan den vooravond van de Fransche Revolutie, omdat zij daarin het werktuig zagen waardoor het land aan de genade of ongenade der massa overgeleverd werd. Zoo juicht ook nu menigeen de maat schappelijke verwarring toe. Leve de algemeene hulpeloosheid", is het gevoel. Want zij breekt de grondslagen eener eeuwenoude samenleving af. Wie oppervlakkig scherp ziet, is met zijn conclusie gereed: wij hebben met de revolutie reeds een aanvang gemaakt, en binnenkort breekt zij volledig uit. Dan is 't met de vroegere burgerlijke samenleving gedaan. De macht komt in de handen van een enkelen, onverantwoordelijken stand. De leiding der intellectueele burgerij is uit. Het indi vidualistisch rechtsstelsel wordt een antiquiteit: gedoemd zijn eigendom, privaatbezit, arbeidscontract, ondernemersDlllllllll III keek vooruit naar het moment dat hij die thans op de eerste plaats vooraan staat in Frankrijk, het na al de andere grootheden zijn beurt zou rekenen om over het vredes tactaat de definitieve rede uit te spreken. Of was dat te veel verlangd? Zou hij, na zijn luitenants te hebben vooropgestuurd, zich willen vergenoegen met een paar korte slotzinnen? De zitting van 25 September heeft Cle menceau op de tribune gezien voor zijn groote redevoering. Maar al kon men, wanneer men zoo wil, die rede houden voor een sluiting van het debat, zij was toch eigenlijk nog iets anders, zij was de daad van een veldheer die de noodzakelijkheid ziet, wil hQ den slag win nen of tenminste zijn positie behouden, om zich persoonlijk in den strijd te storten en zich persoonlijk geheel te geven. Het was een afgeperste redevoering. Het mooie van de Fransche politieke we reld zijn de verrassingen. In andere landen, en ook in Frankrijk dikwijls, worden de voorname staatsacties in den regel voorbe reid, de rollen zijn verdeeld, men weet wat de sprekers zullen zeggen; wordt de con ventie door het toeval verbroken, zoo ver warren zich de zaken, er komt geen resul taat. Frankrijk echter, in zulke gevallen, weet zich te redden. Een poos mag er ontsteltenis zijn geweest, dan wordt door een genialen inval of een lenigen greep de handeling weer aangeknoopt het horten en stokken is voorbij; maai in het tusschenverloop van de staking heeft zich even een schittering vertoond van het echte menschelijke vernuft of van het diepe menschelijk gemoed. Dat register van de vox humana heeft men kunnen hooren tijdens de laatste ver handelingen over het vredestractaat in de Kamer der Afgevaardigden. De aanleiding was: Clemenceau, de minister-president, had in den beginne zQn standpunt gekozen. Hij verscheen voor de Vergadering als de man die gedurende de twee laatste jaren het werk van den oorlog en den vrede had gedaan en functieenondernemerswinst.Onteigening, socialiseering, nationaliseering, industrieele democratie, syndicalisme worden het nieuwe program. En al zal ook daarin ten slotte weer het particuliere belang zich zijn plaats veroveren, al zal het ideaal op 't eind weer naar de vormen van vroeger toe worden vernauwd, zoo zullen altijd nieuwe groepen daarvan profiteeren", en de heerschende" klasse van vandaag, wordt tot de jonkvrouw de la Seiglière van morgen gemaakt. Is er niet reeds menigeen, die het bekrompen acht dit alles nog niet te voorzien ? 't Mag zijn ! Voorspellingen die uit komen zijn altijd moeilijk gemaakt. Het kookt en bruischt zeker geweldig om ons heen. Toch lijkt de voorspelling van revolutie te lichtvaardig. Zeker, er verandert ontzaglijk veel l Veel nieuw recht en veel nieuwe macht komen tot ontwikkeling. Andere bezitsverhoudingen, andere productievormen, andere staatsorgan ismen zijn uit de wereld slagvelden opgebloeid. Menigeen zal genieten wat hij vroeger niet heeft gegekend. Anderen moeten zich schikken in wat zij eenmaal niet hadden gedroomd. Doch, of waarlijk de omwenteling aller toestanden, de nieuwe revolutie van staat en maatschappij aangebroken is? Het mag worden betwijfeld. En hij, die 't daarvoor houdt, begaat de fout van den reiziger die n etmaal in een stad vertoevende, op een regendag, ver zekert dat daar ter plaatse de zon nooit schijnt. Het heeft er 't meeste van alsof het tijdvak dat wij beleven, het depressie tijdvak na een reusachtigen oorlog is, en verder niet. Inderdaad is 't niet revo lutie maar reconstructie op hardhandige en chaotische schaal, die wij ondergaan. Ongeorganiseerde reconstructie, omdat geen regeeringsvorm blijkbaar in staat is, zulk een verwarring systematisch recht te zetten. Maar overigens hebben de verschijn selen niets wereldvreemds en niets ongehoords. Nog is de maatschappij niet uit hare voegen. Hooge prijzen, tekort aan grond stoffen, geschokt crediet, sociale onlus ten, arbeidersberoeringen, revolutionaire voorteekenen, gén oorlog van belang die ze niet heeft gebracht! De menschheid heeft herhaaldelijk zulke perioden beleefd. De annalen der geschiedenis ver tellen 't u getrouwelijk, zoo ge ze nauw keurig leest. Of ge nu de gevolgen van de groote oorlogen in de 18e eeuw onder zoekt, of van de 19e, altijd geven zij u het beeld van een vijf, tien, vijftien jaren na den vrede, waarin alle maat schappelijke grondslagen schenen te schudden en te bezwijken. Niet steeds in denzelfden omvang, maar wel op ge heel dezelfde wijze, heeft de wereld het soortgelijke doorstaan. Maar nimmer is het haar nog geheel uit de hand geloopen. Altijd heeft zij haar evenwicht her vonden in dezelfde steunpunten. Altijd heeft zij zich ten slotte meer gerecon strueerd dan gerevolutioneerd. het lot van Frankrijk had gedragen. Het vredestractaat, de uitkomst van die jaren, was vereenzelvigd met zijn fpersoon, reser ves daaromtrent kon hij niet aannemen. De Kamer liet zich door die houding niet imponeeren. De uiterste rechterzijde vond dat het verdrag te veel, en de uiterste lin kerzijde dat het te weinig vertrouwen had gesteld in de Duitschers. Over het geheel heerschte de meening, dat de minister-pre sident beter zou hebben gedaan wanneer hQ gedurende de beraadslaging der Vredesconferentle meer de hulp had gezocht van het Parlement en het tot rugsteun had ge bruikt tegenover de bondgenooten. En dan Er was een onbepaalde stemming onder de Kamerleden dat het tijd werd voor het minsiterie Clemenceau zich te laten vervan gen. Er gingen geruchten dat een nieuw ministerie in de maak was Onder die omstandigheden is het geweest dat Barthou, gewezen minister, rapporteur van de commissie voor onderzoek van het verdrag, zich geroepen voelde zQn twijfel aangaande de waarborgen welke de vrede met Duitschland aanbood, in de zitting van 24 September aan Clemenceau voor te leggen. Die waarborgen berustten in hoofdzaak op de toetreding van de Vereen igde Staten tot den Volkenbond. Eerst als men daarvan de zekerheid had, kon Frankrijk gerust zijn; tot zoolang bleef er een beklemmend ge voel : Frankrijk, de naaste nabuur van Duitschland, was blootgesteld aan een vijandelpen aanval. Tardieu, de regeerlngscommissaris voor het tractaat, en de minister van Buitenlandsche zaken antwoordden op Barthou's twijfel dat zelfs zonder de Vereenigde Sta ten de volkenbond rechtens kon bestaan; maar de interpellant was niet te vredt n ge steld door de verklaringen van de luitet ants. HQ verlangde den verantwoordelijken man zelf te hooren. Clemenceau had Barthou's rede gestoord door zfjn uitroepen en blsse opmerkingen: Het is maar goed," doelend op de zwoele atmosfeer van de Kamer waar het vermoeden hing van een verandering van ministerie, het is maar goed dat het onweer losbarst"; Dat is het gevolg van de natuurlijke krachten in het maatschappelijke leven. Niet zonder schokken, maar toch per se keeren oude vormen terug. De tekorten nemen geleidelijk af, al is het door den drang van den nood. De bevolkingen bedaren, doelmatige inzichten herleven en het ingewikkelde samenstel der maat schappij vindt zijn organisatie terug. Om zich af te vragen of men voor eventueele revolutie's staat, komen an dere vragen voor den boeg. Dan is het de vraag of er werkelijk staatkundige verrotheid, maatschappelijke oneerlijk heid, menschelijke onduldbaarheid be staat. Of werkelijk de vooruitgang on derdrukt, algemeen welzijn geminacht zijn. Voor hen die de overtuiging bezitten dat dit in 't grootste gedeelte der wereld van de constructie van vór 1914, niet het geval geweest is, bestaat alle reden, om er van uit te gaan dat wij ook nu weer een daarop gerichte herstelling, een reconstructie, en geen revolutie beleven. Op vooruitstrevende reconstructie moet dus ook het werkdadige streven gericht zijn. Voor een lijdelijk berusten in revo lutie is geen plaats. Reconstructie naar de grondslagen van de maatschappij en van de economie zooals wij die hebben gekend, en waar aan ook ontwikkeling, evolutie nimmer vreemd is geweest. Reconstructie door menschen, die te zamen veel hebben doorgemaakt en daardoor ook aan wijs heid en inzicht en gevoel voor de al gemeene zaak veel moeten zijn verrijkt. Maar desalniettemin ook gehecht aan de begrippen van staatsgezag, van even wicht tusschen individueel recht en col lectivisme, van gezond en billijk eigen belang en van particuliere productie vormen, waartoe de ervaring van eeuwen had geleid. Dat misschien onze geheele generatie een tijdperk van storm en strijd en diepe zorgen niet meer te boven zal komen kan zoo zijn. Het geloof aan reconstructie echter prikkelt tot energie. Het geloof aan revolutie mist zijn grond en brengt van den regen in den drup. v. H. iifiiiiiffljiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiimifiiiiiiiijiiiriirifiiiriimfiffiiiirfiiifitir MEDI OPMERKINGEN OVER FEBRIS TYPHOïDEA door dr. J. K u i P E R Geneesheer- Directeur van het Wilhelmina-Gasthuis, Lector in de leer der infectieziekten aan de Universiteit van Amsterdam Elk geval van febris typhoïdea is een aanklacht. Een aanklacht tegen. .. Dat hangt er van af. Het is een aanklacht of tegen een typhusbacillenafscheider, die zich niet ge draagt zooals een bacillenafscheider past, of tegen den meikleverancier, hetzij boer of siqter, in wiens gezin febris typhoïdea heerscht, zonder dat hQ medische hulp in roept, of tegen dengene, die bewust onge kookte melk aan een ander voorzet, of tegen den patiënt zelf, die bewust ongekookte melk heeft gedronken, of tegen den wetgever, die tot dusverre in gebreke is gebleven zoo danige maatregelen te nemen, dat geen typhusbaclllenafscheiders In het melkbedrQf werkzaam zQn, dat niet melkvaten in stinkslooten worden schoon, zegge .schoon" gemaakt, dat niet melk wordt vervalscht met slootwater, dat niet melk aan den con sument wordt afgeleverd, alvorens te zijn bevrijd van levende ziektekiemen. Soms ook is een geval van febris typhoïdea een aan klacht tegen hen, die aansprakelijk zijn voor de drinkwatervoorziening. Het bovenstaande bevat reeds een resum van wat er omtrent de oorzaken der f. t. bekend is, en hoe deze ziekte is te bestrQden. Een ziekte, die is te voorkomen, die zelfs met de beste behandeling en verpleging in den regel nog 10 pCt. der aangetasten doet sterven, die alle overige 90 pCt. weken lang met vele klachten aan het bed kluistert en hen twee, drie maanden, soms nog veel langer buiten staat doet zqn hun werk te verrichten, is de moeite van het bestrijden wel waard. Er bestaat dus een ziekte, die in Neder land den ofh'cieelen naam draagt van febris typhoïdea (klemtoon op T), die kortheids halve veelal typhus wordt genoemd, al zou het beter z|n te spreken van buiktyphus (typhus abdominalis, abdomen-buik: ziekte< verschijnselen van de buikingewanden speten hier dikwijls een hoofdrol) tei onderschei dingvan vlekt yphus (t yphus e xanthematicus). De korte naam typhoïd" wordt hier te lande wel eens, in Engeland (taï-foït) geregeld gebruikt ter aanduiding van de febris ty phoïdea, terwijl de Engelsche medicus onder typhus" (taï-foes) altgd verstaat typhus exanthematicus. Van de febris typhoïdea was reeds tien tallen jaren bekend, dat zQ wordt overge bracht door de ontlasting van den lijder, toen in 1880 door Eberth en Robert Koch daarin een bacil werd ontdekt, die als verwek ker van deze ziekte moet worden beschouwd. Later werd de typhusbacil ook gevonden in de urine, in de sputa (d.z. de dingen, die een hoes tende patiënt opgeeft), in het bloed van den lijder. Het vinden dier bacillen, vooral in de urine der lijders, verklaarde het optreden der zgn. zaal-infecties, die elk ziekenhuis, waar lijders aan f. t. temidden van andere zieken werden verpleegd, had te constateeren. Men aanvaardde die zaalinfecties zonder tot de conclusie te komen, dat de patiënten, die op zaal bQ hun oorspronkelijke ziekte nog buiktyphus krijgen, met dat aan vaarden geen genoegen behoeven te nemen en dat de medicus den plicht heeft zqn patiënten voor zulk een extra, en nog wel te vermijden, infectie te behoeden door den lijder van f. t. op een afzonderlijke zaal of in een afzonderlijk gebouw te doen verple gen door reeds ervaren verpleegsters die niet met urine morsen, en die geleerd hebben hare handen op tQd te wasschen en te desinfecteeren. Van de f. t. kennen we dus de ziekte oorzaak en we weten waar die is te vinden. Die bacillen-afscheiding houdt als regel bQ het eindigen der ziekte op. Robert Koch ont dekte, dat er typhusbacillen-afscheiders be staan, die hun omgeving onveilig maken, vele jaren lang. Bij deze bacillen-afscheiders zQn de normale bacillen van de ontlasting (colibacillen) vervangen door typhusbaclllen. De bacterioloog drukt dit aldus uit: de ontlasting van den typhusbaclllen-afscheider geeft bijna een reincultuur van typhusbacillen". Zulk een bacillen-afscheider (Dauerausschelder heeft men hem in Duitschland gedoopt), die volkomen gezond kan zQn, brengt dus met zQn ontlasting dagelijks een en Stel dan de stemming over het tractaat uit totdat de Senaat in Amerika zich heeft uitgesproken, maar na dat uitstel zult gQ mQ hier niet meer op mQn plaats vinden" ; en, doelend op het applaus van de uiterste zijde: Gij ziet ten behoeve van welke menschen gQ inderdaad spreekt". ,GQ denkt," voerde Barthou, geprikkeld hem tegemoet, dat ik hier ten voordeele van de eene of andere politiek spreek, maar ik heb hetzelfde recht als gQ, Mijnheer Clemenceau; niemand mag het er voor houden dat ik op iets anders het oog heb dan op FrankrQk alleen. Ik spreek voor Frankrijk." Clemenceau was genoopt het woord te nemen. De zaak is doodeenvoudig, trachtte hQ te betogen. Maar de Kamer had weinig ooren voor het doodeenvoudige van de zaak, zij verlangde een uitgewerkte, overtuigende verklaring van hem die in het verleden het lot van FrankrQk had gedragen, dat hQ ook voor de toekomst instond voor het lot van FrankrQk. Zij wilde van hem den volgenden dag een groote redevoering hooren. Tegen drie uur den 25en September nam hQ zijn plaats in op de tribune, de man die juist zijn 79e jaar was ingetreden. HQ stond op post en heeft uren lang, ver moeid, soms bijna uitgeput, soms bijna brekend onder emotie, zijn plaats gehand haafd tegenover de ongunstige, uitdagende stemming van zijn gehoor. Men heeft van Clemenceau gezegd dat hij alleen over al zQn middelen van wel sprekendheid kan beschikken, wanneer hQ een tegenstander had om te lijf te gaan; op dezen dag echter moest hQ geheel blQven buiten het persoonlQk debat, en de tQd was thans zeker voor hem voorbQ dat hQ een weloverdachte, magistrale ovatie tot den einde toe kon uitspreken. HQ probeerde het nog in den aanvang; maar zfln rede brak weldra in een aantal persoonlijke indrukken en fragmenten. Het waren heugenissen, nu eens ver terug grijpend in de historie, dan vermeldend de dagen van angst uit het laatste jaar van den krijg, en het waren beschouwingen over het i"" i miiimmmiHi iinniii tot stand gebrachte vredestractaat, misschien twijfelend hier, maar daar wér vervuld van de overtuiging dat iets nieuws en ongekends aan de menschheid was gebracht. En door heugenissen en beschouwingen heen ging het diepe gevoel dat het samen met de bondgenooten doorstane leed, de grondslag was voor het bQeenblqven in de toekomst, en ook dat de zaak der vrijheid was ver zekerd voor het heil der menschheid door de grootsche samenstemming der verbon denen in het verbond der volken. Neen, FrankrQk is niet in gevaar", riep hQ als besluit van zQn rede, Frankrijk is gered". Was het een mislukking, het optreden van Clemenceau ? Het was in allen geval geen groot succes. Die rede met haar heen en weer gaan en haar telkens teruggaan moest ten slotte de aandacht vermoeien van een vergadering die een krachtige klank had verwacht. ZQ boeit slechts bQ het lezen en overlezen. Maar enkele dagen later nam de minister president zQn revanche, toen, voordat er over aanneming van het vredestractaat zou worden gestemd, een motie werd voorge steld waarbQ FrankrQk zou aandringen op ontwapening van Duitschland als een toe voegsel tot het tractaat. Clemenceau verlangde geen reserves op het vredesverdrag, eer het als een geheel was aangenomen. Uitbreiding of toevoeging kon later worden gemaakt. Het was een zaak van vertrouwen in zQn persoon. In een kleine, klare rede maar hier had hQ zijn tegenstander tegenover zich zette hQ zQn meening uiteen. Men vertelt ons dat Clemenceau tot zQn omgeving zeide: .als ik niet meer dan een dertigtal stemmen meerderheid verkr|g voor mQn opvatting, treed ik af." HQ had er 70. l October werd over het vredesverdrag en den volkenbond gestemd, 3 October over de moties die daarvan als aanhangsels en nadere verklaring kunnen worden gerekend. W. G. C. B Y V A N C K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl