Historisch Archief 1877-1940
11 Oct. '19. No. 2207
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
IN HET MAURITSHÜ1S
Jan van Goyen
Wederom laat de steeds actieve directie
vaa het Maurltshuis ons een belangrijke,
ditmaal een blijvende, aanwinst bewonderen.
Was bet onlangs Jan Steen, dien we er
nader leerden kennen in het expressief en
plcturaal-waardevol portret van zijn vrouw,
thans vinden we er zijn stadgenoot, leer
meester en schoonvader Jan van Goyen met
een landschap (h. 37, b. 63 5 c. M.) van
superieure hoedanigheid en dan ook van
aanzienlijke herkomst. Het stuk, een vol
dragen vrucht van diens landschappelijk
genie, maakte voorheen deel uit van de
collectie-James Simon te Berlijn, voor welke
dr. von Bode het indertijd van een schoon
zoon van Sedelmeyer te Parijs aankocht.
Blijkens een zich op de achterzijde bevindend
stempel van een Rouaanschen notaris moet
het eenigen tijd in een Fransche verzameling
zijn geweest.
In van Goyens oeuvre, dat aanvankelijk
onder den evldenten invloed van zijn iteraar
Esaias van de Velde door een bruinachtigen
toon met sterke lokaalkleuren (waarin niet
zelden een sprekende roode noot)
gekenmetkt wordt, kan men tusschen de jaren
van ongeveer 1630 tot 1656, zijn sterfjaar,
den geleldelijken overgang van een
geelachtig-bruinen naar een groenachtlg-grq'zen
en vervolgens van dezen naar een
lichtgrijzen, soms zllverigen hoofdtoon epmerken
en tegelijkertijd ontplooit zich de teekening
van een zekere gedetailleerdheid tot een
breedere aanduiding, de schilderwijze tot
een impressionistische, poëtisch doorleefde
weergave, een ontwikkeling, die op een
in 1903 door de firma Frederik Muller te
Amsterdam gehouden Van
Goyen-tentoonstelllng duidelijk waarneembaar was. Hier
mede rekening houdende, kan men het pas
verworven werk lusschen omstreeks 1636
en '40 ontstaan achten. De tamelijk dunne
schildering ervan is zoo smetteloos-gaaf,
zoo volkomen en overal beheerscht, dat er
geen plekje in zou zijn aan te wijzen, dat
niet op zichzelf prachtig gedaan is en zó,
dat de kleurwaarde, te toonverhouding ervan
niet volmaakt past bij en voortvloeit uit die
van het geheel en van de samenstellende
partgen.
Van Goyen, de teergevoelige, lyrische
dichter van ons rivierlandschap en van de
aan groenbegroeide oevers tusschen welig
geboomte oprijzen d e stadsmuren, beheerschte
de eindeloos wijkende verschieten, zich
verliezend onder hooge, fijn-doornevelde,
goud-doorzonde luchten. Vór alles is hij
de meester der Hollandsche atmosfeer, die
het licht, de lucht, het water vervult, omhult,
omvangt, de contouren tempert, de kleuren
zacht maakt en verbonden. ZQn werk wordt,
naarmate het rijper wordt, ook atmosferischer,
moderner, meer opgelost in toon en k
synthetlscher van kompositie, waarin de
figuren steeds meer opgaan.
Het landschap, waarmede het Mauritshuis
thans, dank zij den onbekenden schenker,
verrijkt werd, heef t alle kenmerkende deugden
van de periode, waarin het ontstond, en
kompleteert op allergelukkigste wflze wat in
dit museum uit des meesters ontwikkelings
fasen reeds aanwezig is. Een twee-zcillge
schuit (waarop links de signatuur v. G.) met
de prinsenvlag in top en een troep mannen
aan boord, nadert midden in de rivier, terwijl
een roeiboot met een vijftal figuren, daar
vlak-voor, het water oversteekt. Het ver
verschiet vervloeit in 't volste licht, dat in
de richting van het rechter-voorplan allengs
afneemt. Den voorgrond bestrijkt, naar links
toe, een zachte schaduw (als repoussoir), die
ook over de linkerzijde van de zeilschuit
valt. Daar links vooraan, op eenigen afstand
van den in die schaduw gedompelden bruinen
oeverkant, zwemmen een paar eenden; rechts
steken palingbennen met hun bakentje boven
het water uit. Op den grijs groenen rechter
oever een scheepswerf j t, waarachter een
grijsbruin gebouwtje, dat de warmst bezonde plek
van den voorgrond vormt; in dezelfde ver
lichting deelt het lichtergekleurd figuurtje
van een neerhurkenden man, die op de werf
bezig is bij een vuur, waarboven een
witgrflze rookdwarreling opstijgt. Wat verderop,
nabfl het middenplan, aan den oever, een
FELIX ORTT, Menschwaardig Arbeids
leeven. (Soest, 1919)
Wanneer men meer dan twintig jaren een
zeer duidelijke, eenvoudige,
onweerspreekelijke waarheid heeft gezegd, en bijna
niemand, met een enkele uitzondering, nam
er notitie van, noch weerlegde haar, terwijl
toch de vreede en de welvaart van het
gansene menschdom ermee gemoeid waren
dan vereischt het veel, aan zelf oo verwin
ning, aan liefde en geduld, om nog eens
van vooren af aan, kalm en zakelijk, die
zelfde oude, afgezaagde maar nooit aan
vaardde waarheid uitvoerig te herhalen, met
gelijkmoedige oovertuiging.
lllllllllllltlllllUIIIUIIIIIIIIItllMlllllllllllllllIIIIIIIMlIllMIIMIIUllllllllllln
?..., HAAG ]
WARMOND *
HOUTBOUW
LEVERT DE/VERLANGD IN ZCERKORTEN
TUD ALLE HOUTCON/TRUCTIE/
AL/
PADVINDER/HUIZEN " *
KENNEL/
FABRIEK/BOUW
KIO/KEN-WINKEL/
CATALOCU/OPAANVRAAG
JAN VAN GOYEN: Riviergezicht
iiiimiiiiiiiimmi
kerkje en in het water twee zwanen. Op den
linkeroever-strook zacht-groen geboomte en
eenig vee. Maar hoe klein, hoe bescheiden,
hoe delicaat zijn al deze détails tegenover
de zware, machtige, donzig-wltte wolken,
die, rozlg-doorgloeid als door een morgen
rood, tegen de zacht-blauwe, nevelig-getinte
lucht drijven en, naar beneden toe, zich
verijlen tot dunnere floersen, het gulden licht
steeds minder verhullend. Atmosfeer
omvademt en vervult geheel dit lucht- en
water-landschap; atmosfeer beheerscht er
de vormen, beheerscht de werking van het
licht op de kleur van alle dingen, versmelt
de tegenstellingen.
Onwillekeurig denkt men bij schilderijen
van v. Goyen als deze aan een onzer moderne
meesters van het waterlandschap en van de
lichtwerking in de ruimte, aan dien anderen
fijngevoeiigen, diep-beschaafden, nog immer
te weinig gewaardeerden kunstenaar
Gabriël. En dat, ondanks meer dan n ver
schilpunt: zocht Van Goyen meestal de
groote rivieren op, bij Dordt, bij Nijmegen
enz., Gabriël was tevreden met polderslooten
en molentochten; was Van Goyen de lyrische
droomer, in stemmingen van een schoone,
teedere weemoedsrust verwijlend en die in
het atmosferische karakter van zijn verte
gezichten vertolkend, Gabriël streefde in
verrukking naar het klare, blije, door niets
getroebelde licht; was Van Goyen de lyrische
aanvoeler, Gabriël nadert het epische,
objectiveerende. Maar niettemin zijn zQ geestver
want in hun liefde voor het Hollandsche wa
terlandschap, voor het licht, voor het teedere,
het wfjde en ruime. H. F. W. J E L T E s
Illlllllttlllllllll
Nieuwe.
Duitsche Lyriek
ERNST LISSAUER, Die Ewigen Pfingsten.
Eugen Diedcrichs. Jena 1919
JACOB KNEIP, Oer lebendige GM. Eugen
Diederichs. Jena 1919.
Ernst Lissauer, wiens nieuwste boek wij
hierbij aankondigen, is een der belangrijkste
vertegenwoordigers eener lyriek, wier merk
waardige ontwikkeling menigeen in de
laatste jaren wellicht met verbazing zal
hebben gevolgd. De revolutionaire
gezind,heid, die zich, gelijk overal, ook in de
Duitsche kunst van den laatsten tijd heeft
geopenbaard, vond ook haar uitdrukking in
de poëzie. Wij zien hier, evenals elders,
radikale pogingen, zich te bevrijden van
alle schoolschheid en gebondenheid: de ziel
van den hedendaagschen kunstenaar zoekt
naar nieuwe mogelijkheden van expressie,
omdat zij zich niet ten volle meent te kunnen
verwezenlijken in de kunstvormen van
weleer. Als men het waagt, reeds thans een
samenvattend oordeel uit te spreken over
deze nieuwste lyriek, zooals wij die b.v.
Dit is de groote verdienste van het boekje
van Felix Ortt Menschwaardig
arbeidsleeven". Het is een heel eenvoudig, schijn
baar droog boekje, maar inderdaad een groot
werk van liefde en geduld. Ik weet wat het
zeggen wil, den menschen reusachtige,
langbekende waarheeden voor te houden, zonder
te bemerken dat zij er werkelijk iets van
hebben opgenoomen en onthouden. Wie
voor anderen den waan verscheuren wil, is
meestal zelf weer in den waan bevangen
dat de menschen door een sluitende rede
neering, een klaar betoog, een algemeene
gevoelswaarheld tot dieper Inzicht en daar
mee tot beeter handelwijs kunnen gebracht
worden.
Dit is zoo niet, tenminste niet bij de
overgroote meerderheid. Maar een enkel mensch
op vele duizenden komt door zelfstandig
nadenken tot beeter politiek of wijsgeerlg
inzicht. En zij, die het juiste inzicht itreegen
zijn gewoonlijk niet zeer geschikt om het
te verspreiden. De verspreiding der ideeën
geschiedt meestal door minder diep den
kende maar meer hartstochtelijke en
dweepzieke menschen. Deze gehoorzamen aan de
enkele zelfstandigen en brengen de groote
massa in beweging.
Twintig jaar lang heeft Felix Ortt ge
tracht den menschen het zoo duidelijke en
alom zichtbare onrecht te doen inzien, dat
zQ volgens hun eigen zeedeleer afkeuren en
niet wenschen te bedrijven. Maar hij had
geen groote partij, geen veelschrijvende
geleerde, geen groote autoriteit in sociale
en economische zaken achter zich. Daarom
werd hfj genegeerd, al is veel gemakkelijker
zijn eenvoudige inzichten te volgen dan de
geleerde en ingewikkelde boeken der eco
nomen van professie.
Nu komt hij, na zooveel jaren van mis
kenning, nog weer met dezelfde rustige,
geduldige en liefdevolle toon, zonder een
zweem van verbittering of spot, zijn onweer
legbare en nimmer rechtstreeks aangevallen
waarheeden herhalen. Hl] gelooft niet aan
CADILLAC
Het Miesterstuk der Autotechniek
Importeur: K. UNDEWEER, UTRECHT
iiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
vertegenwoordigd zien in het onlangs hier
besproken Jahrbuch flir neue Dichtung und
Wertung": die Erhebung", dan kan men
zeggen, dat deze verskunst even ver afstaat
van de verheven statigheióen
deschoonewelluldendheid van Stefan Georges poëzie als
van de mystieke innigheid en den lyrischen
rijkdom van Raln-r Maria Rilkes, eerste
verzen. Ook heeft zij niets meer
gemeen met de diepzinnige symboliek en
de verrukkelijke verskunst van den jongen
Hofmannsthal. Neen, al deze dichters, even
als b.v. Liliencron, Peter Hille, Ricarda Huch
en zoovele anderen, die tot de beste re
presentanten der vrofgere periode
behooren, hebben volgens deze expressio
nisten" afgedaan. Zij dwepen met Verhaeren
en Walt Whitman. Geen decadent
aesthetlcisme", geen woordkunst", geschoolde
verstechniek en rythmische gebondenheid,
dus geen cultus der schoonheid en van den
vorm is er bij deze jongden meer te be
speuren; evenmin romantische zelfontleding
of idyllische natuurbeschouwingen. De ver
tegenwoordigers der nieuwste Duitsche
poe de zijn fel tegen alle romantiek gekant;
zij zijn activisten, d.w.z.: volgens hen moet
de kunst het leven verheerlijken en de ge
meenschap dienen. Zij streven bij uitstek
naar de uitbeelding van het Cosmische,
Universeele, zij zijn in hun verzen
pithetisch;zfj spreken hun waarschijnlijk geveinsde
vervoering bij voorkeur in den vrijen vorm
van ode en hymne uit. Men zou hen
wqsgeerig gesproken, geen individualisten maar
sollpsisten" kunnen noemen, d.w.z. terwijl
de eersten veelal in hun verzen de zuiverste
uitdrukking van het eigenste gevoel na
streefden en daardoor vaak gedichten
schreven, die naar het oordeel van den ge
middelden lezer vol gedurfde buitensporig
heden waren, kon men toch bijna altijd
het beste der poëzie aanvoelen en ver
staan, omdat hun woorden en begrip
pen steeds associaties wakker riepen uit
sferen, die ons allen in zekeren zin gemeen
en bekend zijn. De meesten der expressio
nisten echter schrijven verzen, die alleen
voor henzelven verstaanbaar en zinvol zijn.
Zij vieren zich uit in een ten top gedreven
subjectivisme en in exaltatiën, die met niets
algemeen-menschelfjks meer iets uitstaande
hebben. Zij drukken hun schijnbaar
matelooze innerlijke bewogenheid of hun
cosmische txtazen en visioenen onmiddellijk in
miiiiiiMiimiiiiiiiii
plotselinge omwentelingen, hij vertrouwt er
op dat de langzame methode het veiligste
en reekerste werkt. Zeeker heeft hij daarin
gelijk, maar men moet wel een zeer
neederig, liefderijk en bescheiden mensch zijn om
zoo vriendelijk de onwillige hoorders te
willen overtuigen van hetgeen toch tot hun
eigen best moet strekken.
De menschen zijn bang en hebzuchtig, ze
hebben jarenlang de socialisten gevreesd,
nu vreezen ze de boïsjewiki en de
spartakisten aan de sociaal-demokraten zijn ze
al gewend. Maar de manier waarop ze alleen
die gevreesde spoken kunnen ontwijken,
daarvan willen ze niet hooren.
Toch zullen ze moeten luisteren en
eenmaal moeten kiezen. Revoluties brengen
altijd reactie, en de geduldige, langzame
gestadige werker met vaste oovertuiging
zal gaandeweg terrein winnen. Dan komt
de tijd dat ook Jan Publiek tot Inzicht ge
raakt en dan volgt de groote kudde.
Felix Ortt verwacht noch wenscht zulk een
groote, wonderbare omkeer. Toch Is het
niet ondenkbaar dat hij thans meer genoegen
van zijn werk beleeft dan ooit. Er zijn groote
veranderingen op til, vooral onder de jon
geren. Voor hen is het boekje Van Ortt
allernuttigst. Het is vrij van partijgeest, van
hatelijkheid of dweepzucht. Het Is vol ernst
en liefde. Het moest in alle middelbare
schooien behandeld worden. F. v. E.
klanken en woord verbind! n gen uit, die
achteraf voor eiken buitenstaander zinledig
blijken te zijn.
Onder deze modernste literatoren schijnt
mfj evenwel Ernst Lissauer (geb. 1882 In
Berlijn) een waarachtig dichter en een krach
tige, oorspronkelijke persoonlijkheid. Hij
bezit, wat bijna alle anderen missen: een
zeer zuiver gevoel voor het rythme, hij toont
een sterk uitgesproken taaischeppenden
aanleg en een forsch uitbeeldingsvermogen.
Boven zijn Ewige Pfingsten" zou men als
motto kunnen plaatsen: Veni creator spiri
tus". In deze verzen woidt de cosmlsche
kracht der G)dhtid bezongen, die zich uit
stort en spiegelt in de zielen van de groote
genieën der menschheid. HIJ bidt tot den
Algeest, die zichzelven verwezenlijkt in en
door de groote persoonlijkheid. Het Is een
belijdenis tot die pantheïstische mystiek,
waarvan zoovele groote denkers en dichters
hebben getuigd, die de inspireerende kracht
van den Geest in hun hait voelden trillen:
A n r u f
Ich bete zu einem Gott, der Gott ist grosz,
Ich bete zum Gotte Beethovens und Michel
Angelos;
Der mlt zuckender Kraft schuf Sonnen und
Monde,
Ich bete zu Gott, der sich verzen rt in der
eigenen Werke Frohnde
Baumelster wlll ich sein und will zu Gott
mit Kuppeln beten,
Ich bete zum Gotte der Orgeln
mitTastenschlagen und treten.
Ich bete zu dem Gott, vor dem sich die
Ewlgkeit wie ein Reich ausbreltet,
Ich bete zu dem Gott, der mlt
Tausendjahrschritten durch die Geschichte schreitet,
Ich bete zu dem Gott, der mlt Atemholen
aufhaut und zerstört,
Ich bete zu meinem G jtt, und ich weisz,
dasz er mich hort."
En Lissauer beeldt nu in uiterst
praegnanten vorm en suggestieve plastische kracht
de eeuwige oogenbliklren uit in het mythische
leven van een Luther, Michel Angelo, Goethe,
Beethoven en Bach:
Die Uhr Michel Angelos
Hart klopft durch Buonaroüis Werkstattsaal
Ein Uhrwerk breit inmitten aufgestellt;
Auf einen Felsblock, grau und kahl,
Ein Hammer failt und hebt sich schwer
und fallt.
Klar senkt sich Schlag nach Schlag.
Gelaut spielt nicht. Nur Pochen. Nacht
und Tag."
Deze enkele voorbeelden bewijzen duide
lijk, dat we hier te doen hebben met een
kunstenaar, wiens dichterlijk talent en
gevoelskracht nog het hoogste van hem doen
verwachten.
Dezelfde diep-godsdienstige ontroering,
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII
INGEZONDEN
In verband met het geschrevene van Dr.
Frederik van Eeden in uw geacht blad ver
zoek ik U beleefd opname van de volgende
vragen, die Dr. Van Eeden misschien wel
wil beantwoorden:
1. Hoe denkt Dr. Van Eeden over gemeen
schappelijk grondbezit in verband met den
grondeigendom in Rusland, die gemeen
schappelijk was tot pi.m. 1910, daarna lang
zamerhand is omgezet in privaat-bezit, omdat
de nadeelen van het gemeenschappelijk
grondbezit daar gebleken waren, zooals o.a.
gemis van den prikkel tot werken, daar in
een volgende periode toch iemand anders
weer het land krijgt, wat men nu bewerkt?
2. Hebben de stichters van den
Jezuitenstaat in Paraguay, die met de Indianen, nog
niet bedorven door onze beschaving, een
ideaalstaat wilden stichten, niet evenmin
vergeten, als de stichter van Walden, dat
de menschen niet ideaal zijn van aanleg en
karakter, in welk geval mijns insiiens, de
wereld op zfjn eind zou loopen?
3e. Waar men op de wereld ook komt,
bij welke natuurvolken ook, evenmin als b i]
de volken der oudheid, nergens vinden we
uitsluitend communaal of individueel bezit,
steeds is het een mengsel van beide, een
meer of minder van het een of het ander.
Hoe is dit overeen te brengen met de idee
die zich in de verzen van Lissauer open
baart, vinden wij ook In het werk van
Jacob Kneip terug, die behoort tot den
Bundder Werkleute auf Haus Nyland", waar
van de leden bestaan uit fabrieksarbeiders,
boeren en handwerkslieden. Maar terwijl bij
Lissauer het mystiek-religieuze sentiment
een sterk uitgesproken pantheïsme vertoont,
zien wij bij Jacob Kneip een meer katholieke
mystiek, die zich uit in de aanbiddende
Hef Je voor de figuren der heiligen en de
liturgiek der R.K. kerk. Met verbazing en
ontroering ziet men, hoe in de verzen van
dezen man de zoo vaak doodgewaande en
verstarde Roomsche Geest in zekeren zin
een wedergeboorte ervaart. ZQn werk
herinnert zoowel aan de vlammende passie
van Mathlas Grünewald als aan de krachtige,
innige kunst van Dürer. HQ bezingt in een
prachtige, rythmische taal het Mysterie. Ook
het leven der Duitsche boeren in hun stille
eenvoud en diepe godsdienstigheid en de
aangrijpende schoonheid der Roomsche mis
heeft hij op zeer bijzondere wij ze uitgebeeld.
Lissauer en Kneip schijnen mij tot de
eerlijkste en zuiverste dichters te behooren,
die Duitschland op het oogenblik bezit en
hun kunst verheft zich verre boven de
koude cerebralltelt en het machteloos ge
stamel der expressionisten."
HERMAN WOLF
iniiiliiliiiliilitiiiiiiiiiiHimiiii" mi IIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
ANNEXEEREN1
In den zomer van 1913 bracht ik eenigen
tijd door in Tarasp, een gehucht in een
keteldal in Unter Engadin, waar, bij een
bron met zeer onsmakelijk water, een
Kurhaus staat. Het water uit deze bron heeft
het vermogen om menschen, die een geheel
jaar onmatig geleefd hebben, in drie weken
op te knappen. Ze moeten daarvoor van dat
water 's morgens om half zes een enkel glas
drinken, wandelend in een soort drinkhal,
waar een Kurkapelle speelt, en van deze
bron kunnen ze zich dan niet verwijderen,
wegens de sterk laxeerende invloed van het
medicijn. Vervolgens moeten ze om tien
uur in dat water een bad nemen, ze moeten
het nog eens drinken tusschen vier en vijf
en verder Kurgemass" leven, waarna het
menu van het table d'hu te Is Ingericht.
Dit Kurort was toen volkomen door
Duitschland geannexeerd. Dat er eens een
Internationaal verkeer was geweest, bewees
de aanwezigheid van een Engelsche kerk,
die geen dominee en geen enkele kerkgan
ger had.
Mijn gezelschap en ik waren ongeveerde
eenige niet Duitschers. Men ontmoette er
ganz Berlin". Aan het table-d'hête zaten
we tegenover een forsch gebouwd BerlQnsch
handelsman, met wien we nooit kennis ge
maakt hadden, maar die ons op een goeden
dag plotseling toevoegde: sic fürchten
wohl unseren Kaiser."
We gaven op deze opmerking geen ant
woord, hoewel ze ons zeer bevreemde.
Keizervrees had zich in onze familie nooit
voorgedaan, en we waren overtuigd nooit
gedwongen te zullen zijn een door hem
gecomponeerd concertstuk, of door hem
geregisseerde tooneelvoorstelllng of eenig
andere kunstvertooning mee te maken.
Op ons stilzwijgen verklaarde de Berlfjner
zich echter nader, met te zeggen:
Wenn unser Kaiser wlll, annectiert er
Holland."
Daarop waagde ik te zeggen, dat een
Hollander nooit Duitsch zou kunnen worden.
Zijn verontwaardigd repliek hierop was
Ja, sie haben ihr Geldbeutel in Deutschland
und ihre sympathiën in Franckreich."
Van dit laatste was ik op dat oogenblik
meer dan ooit overtuigd, maar het eerste
was me even vreemd als eenigen keizervrees.
Deze gansene geschiedenis van voor den
oorlog is me thans weer in de gedachte
gekomen, nu we met vreugde de welwil
lendheid van den Duitschen keizer mogen
constateeren.
Want hoewel zfjn wil slechts voldoende
is om gansch Holland te annexeeren heeft
hij zich tevreden gesteld met een landhuis
in Doorn; dat hij niet geannexeerd,
maar eerlijk gekocht heeft, om er rustig als
houthakker te leven. Zijn duizendste blok
heeft reeds in alle geïllustreerde bladen
gestaan en we wenschen hem toe, dat hij
nog vele duizenden blokken mag hakkenen
zagen, en dat hij. na Gladstone, de beroemd
ste houthakker uit de wereldgeschiedenis
zal genoemd worden.
ARI
lllllllllllEIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIllllll
van het gemeenschappelijk grondbezit en de
llchtstad ?
Met de beantwoording dezer drie vragen,
alsmede van andere, die uit deze corres
pondentie mochten volgen, zult U mij ten
zeerste verplichten.
J. BUTTER, Leeraar M.O.
Deventer.
1. Uw voorstelling van den toestand in
Rusland is onjuist. De mir of gemeente
grond blijft behouden. Wat ontbrak was
goede organisatie en coöperatie, die (hans
schijnt algemeen te worden. Iets dergelijks
geldt voor de landen van Gooiland. Gemeen
schappelijk bezit is zeer wel moegelijk, bij
goed beheer.
2. De Jezuiten-Kolonie was een groot
succes, tot de hebzuchtige verooveraars
kwamen. Van vergeeten" dat de menschen
niet ideaal zijn is geen sprake.
3. Dit is het gevolg van een toestand van
oovergang Men hetft nognMgeleerd grond
in gemeenschappelijk bezit te hebben. En
de uitbuiters trachten ooveral den grond te
bemachtigen, al is het behoud van gemeente
grond als op Jiva een kwestie van
leeven of dood voor de bevo'king.
Is de zaak u ernst, bestudeer dan Fl
rscheim, dr. F. Oppenheimer, en mfjn studies.
Ook het laatste boekje van Feiix Ortt:
Menschwaardig arbeidsleeven" zij U aan
bevolen. F. v. E.
lllimililiigiiiiiiiMlllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiiigiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii iiiintlliiillllll
Utrechtech
AMSTERDAM, SINGEL 273
TEL. IMTERG. 5181 H.
t rsschen
Amsterdam - Utrecht - Zeist - D& Bilt - Huls ter Heide
Bosob on Duin - RIJsenburg - Driebergen - Doorn enz.