De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 11 oktober pagina 7

11 oktober 1919 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

11 Oct. '19. No. 2207 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND IN HET MAURITSHÜ1S Jan van Goyen Wederom laat de steeds actieve directie vaa het Maurltshuis ons een belangrijke, ditmaal een blijvende, aanwinst bewonderen. Was bet onlangs Jan Steen, dien we er nader leerden kennen in het expressief en plcturaal-waardevol portret van zijn vrouw, thans vinden we er zijn stadgenoot, leer meester en schoonvader Jan van Goyen met een landschap (h. 37, b. 63 5 c. M.) van superieure hoedanigheid en dan ook van aanzienlijke herkomst. Het stuk, een vol dragen vrucht van diens landschappelijk genie, maakte voorheen deel uit van de collectie-James Simon te Berlijn, voor welke dr. von Bode het indertijd van een schoon zoon van Sedelmeyer te Parijs aankocht. Blijkens een zich op de achterzijde bevindend stempel van een Rouaanschen notaris moet het eenigen tijd in een Fransche verzameling zijn geweest. In van Goyens oeuvre, dat aanvankelijk onder den evldenten invloed van zijn iteraar Esaias van de Velde door een bruinachtigen toon met sterke lokaalkleuren (waarin niet zelden een sprekende roode noot) gekenmetkt wordt, kan men tusschen de jaren van ongeveer 1630 tot 1656, zijn sterfjaar, den geleldelijken overgang van een geelachtig-bruinen naar een groenachtlg-grq'zen en vervolgens van dezen naar een lichtgrijzen, soms zllverigen hoofdtoon epmerken en tegelijkertijd ontplooit zich de teekening van een zekere gedetailleerdheid tot een breedere aanduiding, de schilderwijze tot een impressionistische, poëtisch doorleefde weergave, een ontwikkeling, die op een in 1903 door de firma Frederik Muller te Amsterdam gehouden Van Goyen-tentoonstelllng duidelijk waarneembaar was. Hier mede rekening houdende, kan men het pas verworven werk lusschen omstreeks 1636 en '40 ontstaan achten. De tamelijk dunne schildering ervan is zoo smetteloos-gaaf, zoo volkomen en overal beheerscht, dat er geen plekje in zou zijn aan te wijzen, dat niet op zichzelf prachtig gedaan is en zó, dat de kleurwaarde, te toonverhouding ervan niet volmaakt past bij en voortvloeit uit die van het geheel en van de samenstellende partgen. Van Goyen, de teergevoelige, lyrische dichter van ons rivierlandschap en van de aan groenbegroeide oevers tusschen welig geboomte oprijzen d e stadsmuren, beheerschte de eindeloos wijkende verschieten, zich verliezend onder hooge, fijn-doornevelde, goud-doorzonde luchten. Vór alles is hij de meester der Hollandsche atmosfeer, die het licht, de lucht, het water vervult, omhult, omvangt, de contouren tempert, de kleuren zacht maakt en verbonden. ZQn werk wordt, naarmate het rijper wordt, ook atmosferischer, moderner, meer opgelost in toon en k synthetlscher van kompositie, waarin de figuren steeds meer opgaan. Het landschap, waarmede het Mauritshuis thans, dank zij den onbekenden schenker, verrijkt werd, heef t alle kenmerkende deugden van de periode, waarin het ontstond, en kompleteert op allergelukkigste wflze wat in dit museum uit des meesters ontwikkelings fasen reeds aanwezig is. Een twee-zcillge schuit (waarop links de signatuur v. G.) met de prinsenvlag in top en een troep mannen aan boord, nadert midden in de rivier, terwijl een roeiboot met een vijftal figuren, daar vlak-voor, het water oversteekt. Het ver verschiet vervloeit in 't volste licht, dat in de richting van het rechter-voorplan allengs afneemt. Den voorgrond bestrijkt, naar links toe, een zachte schaduw (als repoussoir), die ook over de linkerzijde van de zeilschuit valt. Daar links vooraan, op eenigen afstand van den in die schaduw gedompelden bruinen oeverkant, zwemmen een paar eenden; rechts steken palingbennen met hun bakentje boven het water uit. Op den grijs groenen rechter oever een scheepswerf j t, waarachter een grijsbruin gebouwtje, dat de warmst bezonde plek van den voorgrond vormt; in dezelfde ver lichting deelt het lichtergekleurd figuurtje van een neerhurkenden man, die op de werf bezig is bij een vuur, waarboven een witgrflze rookdwarreling opstijgt. Wat verderop, nabfl het middenplan, aan den oever, een FELIX ORTT, Menschwaardig Arbeids leeven. (Soest, 1919) Wanneer men meer dan twintig jaren een zeer duidelijke, eenvoudige, onweerspreekelijke waarheid heeft gezegd, en bijna niemand, met een enkele uitzondering, nam er notitie van, noch weerlegde haar, terwijl toch de vreede en de welvaart van het gansene menschdom ermee gemoeid waren dan vereischt het veel, aan zelf oo verwin ning, aan liefde en geduld, om nog eens van vooren af aan, kalm en zakelijk, die zelfde oude, afgezaagde maar nooit aan vaardde waarheid uitvoerig te herhalen, met gelijkmoedige oovertuiging. lllllllllllltlllllUIIIUIIIIIIIIItllMlllllllllllllllIIIIIIIMlIllMIIMIIUllllllllllln ?..., HAAG ] WARMOND * HOUTBOUW LEVERT DE/VERLANGD IN ZCERKORTEN TUD ALLE HOUTCON/TRUCTIE/ AL/ PADVINDER/HUIZEN " * KENNEL/ FABRIEK/BOUW KIO/KEN-WINKEL/ CATALOCU/OPAANVRAAG JAN VAN GOYEN: Riviergezicht iiiimiiiiiiiimmi kerkje en in het water twee zwanen. Op den linkeroever-strook zacht-groen geboomte en eenig vee. Maar hoe klein, hoe bescheiden, hoe delicaat zijn al deze détails tegenover de zware, machtige, donzig-wltte wolken, die, rozlg-doorgloeid als door een morgen rood, tegen de zacht-blauwe, nevelig-getinte lucht drijven en, naar beneden toe, zich verijlen tot dunnere floersen, het gulden licht steeds minder verhullend. Atmosfeer omvademt en vervult geheel dit lucht- en water-landschap; atmosfeer beheerscht er de vormen, beheerscht de werking van het licht op de kleur van alle dingen, versmelt de tegenstellingen. Onwillekeurig denkt men bij schilderijen van v. Goyen als deze aan een onzer moderne meesters van het waterlandschap en van de lichtwerking in de ruimte, aan dien anderen fijngevoeiigen, diep-beschaafden, nog immer te weinig gewaardeerden kunstenaar Gabriël. En dat, ondanks meer dan n ver schilpunt: zocht Van Goyen meestal de groote rivieren op, bij Dordt, bij Nijmegen enz., Gabriël was tevreden met polderslooten en molentochten; was Van Goyen de lyrische droomer, in stemmingen van een schoone, teedere weemoedsrust verwijlend en die in het atmosferische karakter van zijn verte gezichten vertolkend, Gabriël streefde in verrukking naar het klare, blije, door niets getroebelde licht; was Van Goyen de lyrische aanvoeler, Gabriël nadert het epische, objectiveerende. Maar niettemin zijn zQ geestver want in hun liefde voor het Hollandsche wa terlandschap, voor het licht, voor het teedere, het wfjde en ruime. H. F. W. J E L T E s Illlllllttlllllllll Nieuwe. Duitsche Lyriek ERNST LISSAUER, Die Ewigen Pfingsten. Eugen Diedcrichs. Jena 1919 JACOB KNEIP, Oer lebendige GM. Eugen Diederichs. Jena 1919. Ernst Lissauer, wiens nieuwste boek wij hierbij aankondigen, is een der belangrijkste vertegenwoordigers eener lyriek, wier merk waardige ontwikkeling menigeen in de laatste jaren wellicht met verbazing zal hebben gevolgd. De revolutionaire gezind,heid, die zich, gelijk overal, ook in de Duitsche kunst van den laatsten tijd heeft geopenbaard, vond ook haar uitdrukking in de poëzie. Wij zien hier, evenals elders, radikale pogingen, zich te bevrijden van alle schoolschheid en gebondenheid: de ziel van den hedendaagschen kunstenaar zoekt naar nieuwe mogelijkheden van expressie, omdat zij zich niet ten volle meent te kunnen verwezenlijken in de kunstvormen van weleer. Als men het waagt, reeds thans een samenvattend oordeel uit te spreken over deze nieuwste lyriek, zooals wij die b.v. Dit is de groote verdienste van het boekje van Felix Ortt Menschwaardig arbeidsleeven". Het is een heel eenvoudig, schijn baar droog boekje, maar inderdaad een groot werk van liefde en geduld. Ik weet wat het zeggen wil, den menschen reusachtige, langbekende waarheeden voor te houden, zonder te bemerken dat zij er werkelijk iets van hebben opgenoomen en onthouden. Wie voor anderen den waan verscheuren wil, is meestal zelf weer in den waan bevangen dat de menschen door een sluitende rede neering, een klaar betoog, een algemeene gevoelswaarheld tot dieper Inzicht en daar mee tot beeter handelwijs kunnen gebracht worden. Dit is zoo niet, tenminste niet bij de overgroote meerderheid. Maar een enkel mensch op vele duizenden komt door zelfstandig nadenken tot beeter politiek of wijsgeerlg inzicht. En zij, die het juiste inzicht itreegen zijn gewoonlijk niet zeer geschikt om het te verspreiden. De verspreiding der ideeën geschiedt meestal door minder diep den kende maar meer hartstochtelijke en dweepzieke menschen. Deze gehoorzamen aan de enkele zelfstandigen en brengen de groote massa in beweging. Twintig jaar lang heeft Felix Ortt ge tracht den menschen het zoo duidelijke en alom zichtbare onrecht te doen inzien, dat zQ volgens hun eigen zeedeleer afkeuren en niet wenschen te bedrijven. Maar hij had geen groote partij, geen veelschrijvende geleerde, geen groote autoriteit in sociale en economische zaken achter zich. Daarom werd hfj genegeerd, al is veel gemakkelijker zijn eenvoudige inzichten te volgen dan de geleerde en ingewikkelde boeken der eco nomen van professie. Nu komt hij, na zooveel jaren van mis kenning, nog weer met dezelfde rustige, geduldige en liefdevolle toon, zonder een zweem van verbittering of spot, zijn onweer legbare en nimmer rechtstreeks aangevallen waarheeden herhalen. Hl] gelooft niet aan CADILLAC Het Miesterstuk der Autotechniek Importeur: K. UNDEWEER, UTRECHT iiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii vertegenwoordigd zien in het onlangs hier besproken Jahrbuch flir neue Dichtung und Wertung": die Erhebung", dan kan men zeggen, dat deze verskunst even ver afstaat van de verheven statigheióen deschoonewelluldendheid van Stefan Georges poëzie als van de mystieke innigheid en den lyrischen rijkdom van Raln-r Maria Rilkes, eerste verzen. Ook heeft zij niets meer gemeen met de diepzinnige symboliek en de verrukkelijke verskunst van den jongen Hofmannsthal. Neen, al deze dichters, even als b.v. Liliencron, Peter Hille, Ricarda Huch en zoovele anderen, die tot de beste re presentanten der vrofgere periode behooren, hebben volgens deze expressio nisten" afgedaan. Zij dwepen met Verhaeren en Walt Whitman. Geen decadent aesthetlcisme", geen woordkunst", geschoolde verstechniek en rythmische gebondenheid, dus geen cultus der schoonheid en van den vorm is er bij deze jongden meer te be speuren; evenmin romantische zelfontleding of idyllische natuurbeschouwingen. De ver tegenwoordigers der nieuwste Duitsche poe de zijn fel tegen alle romantiek gekant; zij zijn activisten, d.w.z.: volgens hen moet de kunst het leven verheerlijken en de ge meenschap dienen. Zij streven bij uitstek naar de uitbeelding van het Cosmische, Universeele, zij zijn in hun verzen pithetisch;zfj spreken hun waarschijnlijk geveinsde vervoering bij voorkeur in den vrijen vorm van ode en hymne uit. Men zou hen wqsgeerig gesproken, geen individualisten maar sollpsisten" kunnen noemen, d.w.z. terwijl de eersten veelal in hun verzen de zuiverste uitdrukking van het eigenste gevoel na streefden en daardoor vaak gedichten schreven, die naar het oordeel van den ge middelden lezer vol gedurfde buitensporig heden waren, kon men toch bijna altijd het beste der poëzie aanvoelen en ver staan, omdat hun woorden en begrip pen steeds associaties wakker riepen uit sferen, die ons allen in zekeren zin gemeen en bekend zijn. De meesten der expressio nisten echter schrijven verzen, die alleen voor henzelven verstaanbaar en zinvol zijn. Zij vieren zich uit in een ten top gedreven subjectivisme en in exaltatiën, die met niets algemeen-menschelfjks meer iets uitstaande hebben. Zij drukken hun schijnbaar matelooze innerlijke bewogenheid of hun cosmische txtazen en visioenen onmiddellijk in miiiiiiMiimiiiiiiiii plotselinge omwentelingen, hij vertrouwt er op dat de langzame methode het veiligste en reekerste werkt. Zeeker heeft hij daarin gelijk, maar men moet wel een zeer neederig, liefderijk en bescheiden mensch zijn om zoo vriendelijk de onwillige hoorders te willen overtuigen van hetgeen toch tot hun eigen best moet strekken. De menschen zijn bang en hebzuchtig, ze hebben jarenlang de socialisten gevreesd, nu vreezen ze de boïsjewiki en de spartakisten aan de sociaal-demokraten zijn ze al gewend. Maar de manier waarop ze alleen die gevreesde spoken kunnen ontwijken, daarvan willen ze niet hooren. Toch zullen ze moeten luisteren en eenmaal moeten kiezen. Revoluties brengen altijd reactie, en de geduldige, langzame gestadige werker met vaste oovertuiging zal gaandeweg terrein winnen. Dan komt de tijd dat ook Jan Publiek tot Inzicht ge raakt en dan volgt de groote kudde. Felix Ortt verwacht noch wenscht zulk een groote, wonderbare omkeer. Toch Is het niet ondenkbaar dat hij thans meer genoegen van zijn werk beleeft dan ooit. Er zijn groote veranderingen op til, vooral onder de jon geren. Voor hen is het boekje Van Ortt allernuttigst. Het is vrij van partijgeest, van hatelijkheid of dweepzucht. Het Is vol ernst en liefde. Het moest in alle middelbare schooien behandeld worden. F. v. E. klanken en woord verbind! n gen uit, die achteraf voor eiken buitenstaander zinledig blijken te zijn. Onder deze modernste literatoren schijnt mfj evenwel Ernst Lissauer (geb. 1882 In Berlijn) een waarachtig dichter en een krach tige, oorspronkelijke persoonlijkheid. Hij bezit, wat bijna alle anderen missen: een zeer zuiver gevoel voor het rythme, hij toont een sterk uitgesproken taaischeppenden aanleg en een forsch uitbeeldingsvermogen. Boven zijn Ewige Pfingsten" zou men als motto kunnen plaatsen: Veni creator spiri tus". In deze verzen woidt de cosmlsche kracht der G)dhtid bezongen, die zich uit stort en spiegelt in de zielen van de groote genieën der menschheid. HIJ bidt tot den Algeest, die zichzelven verwezenlijkt in en door de groote persoonlijkheid. Het Is een belijdenis tot die pantheïstische mystiek, waarvan zoovele groote denkers en dichters hebben getuigd, die de inspireerende kracht van den Geest in hun hait voelden trillen: A n r u f Ich bete zu einem Gott, der Gott ist grosz, Ich bete zum Gotte Beethovens und Michel Angelos; Der mlt zuckender Kraft schuf Sonnen und Monde, Ich bete zu Gott, der sich verzen rt in der eigenen Werke Frohnde Baumelster wlll ich sein und will zu Gott mit Kuppeln beten, Ich bete zum Gotte der Orgeln mitTastenschlagen und treten. Ich bete zu dem Gott, vor dem sich die Ewlgkeit wie ein Reich ausbreltet, Ich bete zu dem Gott, der mlt Tausendjahrschritten durch die Geschichte schreitet, Ich bete zu dem Gott, der mlt Atemholen aufhaut und zerstört, Ich bete zu meinem G jtt, und ich weisz, dasz er mich hort." En Lissauer beeldt nu in uiterst praegnanten vorm en suggestieve plastische kracht de eeuwige oogenbliklren uit in het mythische leven van een Luther, Michel Angelo, Goethe, Beethoven en Bach: Die Uhr Michel Angelos Hart klopft durch Buonaroüis Werkstattsaal Ein Uhrwerk breit inmitten aufgestellt; Auf einen Felsblock, grau und kahl, Ein Hammer failt und hebt sich schwer und fallt. Klar senkt sich Schlag nach Schlag. Gelaut spielt nicht. Nur Pochen. Nacht und Tag." Deze enkele voorbeelden bewijzen duide lijk, dat we hier te doen hebben met een kunstenaar, wiens dichterlijk talent en gevoelskracht nog het hoogste van hem doen verwachten. Dezelfde diep-godsdienstige ontroering, IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII INGEZONDEN In verband met het geschrevene van Dr. Frederik van Eeden in uw geacht blad ver zoek ik U beleefd opname van de volgende vragen, die Dr. Van Eeden misschien wel wil beantwoorden: 1. Hoe denkt Dr. Van Eeden over gemeen schappelijk grondbezit in verband met den grondeigendom in Rusland, die gemeen schappelijk was tot pi.m. 1910, daarna lang zamerhand is omgezet in privaat-bezit, omdat de nadeelen van het gemeenschappelijk grondbezit daar gebleken waren, zooals o.a. gemis van den prikkel tot werken, daar in een volgende periode toch iemand anders weer het land krijgt, wat men nu bewerkt? 2. Hebben de stichters van den Jezuitenstaat in Paraguay, die met de Indianen, nog niet bedorven door onze beschaving, een ideaalstaat wilden stichten, niet evenmin vergeten, als de stichter van Walden, dat de menschen niet ideaal zijn van aanleg en karakter, in welk geval mijns insiiens, de wereld op zfjn eind zou loopen? 3e. Waar men op de wereld ook komt, bij welke natuurvolken ook, evenmin als b i] de volken der oudheid, nergens vinden we uitsluitend communaal of individueel bezit, steeds is het een mengsel van beide, een meer of minder van het een of het ander. Hoe is dit overeen te brengen met de idee die zich in de verzen van Lissauer open baart, vinden wij ook In het werk van Jacob Kneip terug, die behoort tot den Bundder Werkleute auf Haus Nyland", waar van de leden bestaan uit fabrieksarbeiders, boeren en handwerkslieden. Maar terwijl bij Lissauer het mystiek-religieuze sentiment een sterk uitgesproken pantheïsme vertoont, zien wij bij Jacob Kneip een meer katholieke mystiek, die zich uit in de aanbiddende Hef Je voor de figuren der heiligen en de liturgiek der R.K. kerk. Met verbazing en ontroering ziet men, hoe in de verzen van dezen man de zoo vaak doodgewaande en verstarde Roomsche Geest in zekeren zin een wedergeboorte ervaart. ZQn werk herinnert zoowel aan de vlammende passie van Mathlas Grünewald als aan de krachtige, innige kunst van Dürer. HQ bezingt in een prachtige, rythmische taal het Mysterie. Ook het leven der Duitsche boeren in hun stille eenvoud en diepe godsdienstigheid en de aangrijpende schoonheid der Roomsche mis heeft hij op zeer bijzondere wij ze uitgebeeld. Lissauer en Kneip schijnen mij tot de eerlijkste en zuiverste dichters te behooren, die Duitschland op het oogenblik bezit en hun kunst verheft zich verre boven de koude cerebralltelt en het machteloos ge stamel der expressionisten." HERMAN WOLF iniiiliiliiiliilitiiiiiiiiiiHimiiii" mi IIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII ANNEXEEREN1 In den zomer van 1913 bracht ik eenigen tijd door in Tarasp, een gehucht in een keteldal in Unter Engadin, waar, bij een bron met zeer onsmakelijk water, een Kurhaus staat. Het water uit deze bron heeft het vermogen om menschen, die een geheel jaar onmatig geleefd hebben, in drie weken op te knappen. Ze moeten daarvoor van dat water 's morgens om half zes een enkel glas drinken, wandelend in een soort drinkhal, waar een Kurkapelle speelt, en van deze bron kunnen ze zich dan niet verwijderen, wegens de sterk laxeerende invloed van het medicijn. Vervolgens moeten ze om tien uur in dat water een bad nemen, ze moeten het nog eens drinken tusschen vier en vijf en verder Kurgemass" leven, waarna het menu van het table d'hu te Is Ingericht. Dit Kurort was toen volkomen door Duitschland geannexeerd. Dat er eens een Internationaal verkeer was geweest, bewees de aanwezigheid van een Engelsche kerk, die geen dominee en geen enkele kerkgan ger had. Mijn gezelschap en ik waren ongeveerde eenige niet Duitschers. Men ontmoette er ganz Berlin". Aan het table-d'hête zaten we tegenover een forsch gebouwd BerlQnsch handelsman, met wien we nooit kennis ge maakt hadden, maar die ons op een goeden dag plotseling toevoegde: sic fürchten wohl unseren Kaiser." We gaven op deze opmerking geen ant woord, hoewel ze ons zeer bevreemde. Keizervrees had zich in onze familie nooit voorgedaan, en we waren overtuigd nooit gedwongen te zullen zijn een door hem gecomponeerd concertstuk, of door hem geregisseerde tooneelvoorstelllng of eenig andere kunstvertooning mee te maken. Op ons stilzwijgen verklaarde de Berlfjner zich echter nader, met te zeggen: Wenn unser Kaiser wlll, annectiert er Holland." Daarop waagde ik te zeggen, dat een Hollander nooit Duitsch zou kunnen worden. Zijn verontwaardigd repliek hierop was Ja, sie haben ihr Geldbeutel in Deutschland und ihre sympathiën in Franckreich." Van dit laatste was ik op dat oogenblik meer dan ooit overtuigd, maar het eerste was me even vreemd als eenigen keizervrees. Deze gansene geschiedenis van voor den oorlog is me thans weer in de gedachte gekomen, nu we met vreugde de welwil lendheid van den Duitschen keizer mogen constateeren. Want hoewel zfjn wil slechts voldoende is om gansch Holland te annexeeren heeft hij zich tevreden gesteld met een landhuis in Doorn; dat hij niet geannexeerd, maar eerlijk gekocht heeft, om er rustig als houthakker te leven. Zijn duizendste blok heeft reeds in alle geïllustreerde bladen gestaan en we wenschen hem toe, dat hij nog vele duizenden blokken mag hakkenen zagen, en dat hij. na Gladstone, de beroemd ste houthakker uit de wereldgeschiedenis zal genoemd worden. ARI lllllllllllEIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIllllll van het gemeenschappelijk grondbezit en de llchtstad ? Met de beantwoording dezer drie vragen, alsmede van andere, die uit deze corres pondentie mochten volgen, zult U mij ten zeerste verplichten. J. BUTTER, Leeraar M.O. Deventer. 1. Uw voorstelling van den toestand in Rusland is onjuist. De mir of gemeente grond blijft behouden. Wat ontbrak was goede organisatie en coöperatie, die (hans schijnt algemeen te worden. Iets dergelijks geldt voor de landen van Gooiland. Gemeen schappelijk bezit is zeer wel moegelijk, bij goed beheer. 2. De Jezuiten-Kolonie was een groot succes, tot de hebzuchtige verooveraars kwamen. Van vergeeten" dat de menschen niet ideaal zijn is geen sprake. 3. Dit is het gevolg van een toestand van oovergang Men hetft nognMgeleerd grond in gemeenschappelijk bezit te hebben. En de uitbuiters trachten ooveral den grond te bemachtigen, al is het behoud van gemeente grond als op Jiva een kwestie van leeven of dood voor de bevo'king. Is de zaak u ernst, bestudeer dan Fl rscheim, dr. F. Oppenheimer, en mfjn studies. Ook het laatste boekje van Feiix Ortt: Menschwaardig arbeidsleeven" zij U aan bevolen. F. v. E. lllimililiigiiiiiiiMlllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiiigiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii iiiintlliiillllll Utrechtech AMSTERDAM, SINGEL 273 TEL. IMTERG. 5181 H. t rsschen Amsterdam - Utrecht - Zeist - D& Bilt - Huls ter Heide Bosob on Duin - RIJsenburg - Driebergen - Doorn enz.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl