Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
25 Oct. '19. No. 2209
'%
f
Teekening voor De Amsterdammer"
van Huib Luns
OCf-\OIJJ
Prof. dr. J. PRINSEN J.Lzn
Onze medewerker dr. J Prinsen J Lrn., wiens
portret wij hierboven geven, benoemd tot
noogleeraar in de Nederlandschètaal- en
letterkunde, ia! zQn hoogleeraarschap aan
vaarden door het uitspreken van een rede
in de aula der Universiteit van Amsterdam
op 27 October a.s.
IIIIIIIIIIIIIIHIIMIIIII
BILJARTSPORT
HET MASSEEREN
I
Evenals de in de geneeskundige praktijk
toegepaste geljknamlge handeling ontleent
ook het masseeren bij het biljarten haar
naam aan de knfjpend-wrijvende beweging.
De masséis wel de meest gecompliceerde
?toot van het biljartspel en verelscht derhalve
een zeer groote mate van routine dit
laatste in den breedst denkbaren vorm. Het
la bijvoorbeeld, om een masséte maken,
niet voldoende om maar een queue te grijpen,
de hand op het biljart te plaatsen en ver
volgens den stootbal een flinke mep op z'n
kop te geven zooals veel biljarters schij
nen te meenen dat het ook wel gaan zal.
Er is, integendeel, voor noodlg een welbe
wust weten van het hoe en waarom de hand
op een bepaalde wijze op het biljart gezet
moet worden.de houding der queue, de kracht
van den afstoot, het raakpunt en de richting
zQn moet.
Tot de minst moeilijke masseerstooten
behooren dezulken waarbij de tweede bal
In de onmiddellijke nabijheid van den stoot
bal ligt. Om de volgende reden. Een der
zwarigheden bQ het masseeren is: het be
rekenen hoever de stootbal op zijn weg naar
den derden bal na het treffen van bal 2 uit
z|n baan gedreven zal worden. Ligt bal 2
nu in de directe nabijheid van den stootbal
dan geschiedt de aanraking dezer beiden
miiiiiiinii«iiniiiiiitiiiii ui
IIIIIIIIIIIIMIIIII
HET DUINWATER
:. door dr. J. VERSLUIJS, m.i.
Met drinkwater voor vele groote steden
la het Westen van Nederland wordt in de
duinen gewonnen. De winning van het
duinwater is eenvoudig, zoolang nog slechts
eene geringe hoeveelheid water wordt
verelscht, doch zfj levert moeilijkheden op.
wanneer aan een gebied van beperkte grootte
veel water moet worden ontrokken.
b de duinen en haar ondergrond toch,
komen zoowel zoet als zout water voor.
B| de waterwinning moet men zorg dragen,
alleen het zoete water op te pompen. De
werken die worden aangelegd voor de
wateronttrekking z|n zeer kostbaar en
daarom is het noodzakelijk, dat men zich
bQ den aanleg er rekenschap van geeft, of
het beschikbare duin gebied ook op den
langen duur de vereischte hoeveelheid zoet
water zal kunnen leveren. Uit den aard der
zaak kan deze niet grooter zijn dan de
hoeveelheid die door natuurlijke oorzaken
aan de duinen wordt toegevoerd. Een vraag,
wier beantwoording voor de drinkwater
voorziening van bflv. Amsterdam en den
Haag van veel gewicht is, is dan ook deze:
welke herkomst heeft het zoete duinwater
en hoe wordt het afgevoerde water steeds
weer aangevuld?
Door de resultaten van een groot aantal
boringen in verschillende dulngebleden, is
het mogelfjk deze vraag te beantwoorden.
Het zoete duinwater is afkomstig van op
de duinen gevallen neerslag, en de eenige
aanvulling heeft op deze wijze plaats.
Het zoute water, waarvan boven reeds is
gesproken, is afkomstig van de zee, die
vroeger het gebied der tegenwoordige duinen
bedekte.
Het publiek denkt dlkwflls, dat het zoete
duinwater wordt toegevoerd door
grondwaterstroomen van uit het Oosten van het
land, en van uit Dui'schland. Men spreekt
dan van artesisch water." Zooals later zal
blijken, komt hier en daar ook wel artesisch
water in de duinen voor, maar daaruit moet
men niet afleiden, dat het van een grooten
afstand door den bodem wordt aangevoerd.
Onder artesisch water versta ik n.l. grond
water dat een druk geeft groot genoeg, om
het tot boven de aardoppervlakte te doen
stlgen, zoodat het uit putten vrij kan
uitstroomen. Dit komt hier en daar aan den
duinvoet voor. Het is duidelijk, dat zoo men
aan het voorkomen van artesisch water het
sprookje vastknoopt, dat het uit de verte
wordt aangevoerd het woord .artesisch"
tot een groot optimisme kan leiden. Men
zou toch tot de optimistische meening
komen, dat de duinen ook op den duur
meer zoet water kunnen leveren, dan zij
door den neerslag voortdurend aangevoerd
krBeen.
Daarom is het wenschelflk, dat eens in het
kort wordt uiteengezet, hoe de tegenwoor
dige toestand van het duinwater is, en hoe
die Is ontstaan.
BATENBURG i FOLMER
Den Haag -:- Huij'gensparli 22,
SPECIALITEIT:
IERHUIZIKCEH ONDER
EARHH1IE-:--:--:--:?:--:--:?-:? BERGPDUTSEH VOOR INBOEDELS
iiniiiiiiiiiiiiiiiiii
reeds in den aanvang van den stoot en is
het zeer gemakkelijk dit treffen zoo dun"
te doen zfjn dat de loop van den stootbal
daardoor niet noemenswaard verandert,
zoodat de handeling feitelijk beperkt wordt tot
bal l en 3.
Echter dient hierbij onmiddellijk te worden
opgemerkt dat het caramboleeren op deze
manier alleen dan goed is als ook bal 3
dicht bQ de twee anderen ligt. Is dit laatste
niet het geval, doch de ligging der lallen
ongeveer als in de teekening aangegeven,
dan zou het een groote fout zijn dun" te
caramboleeren, omdat de serie-positie dan
zeker, en soms onherstelbaar, verloren gaat.
Figuur I veraanschouwelijkt zulk een stoot.
Bal 2 was .dun" geraakt en het gevolg
daarvan is de onmogelijke ballenpositle
welke er naast is afgebeeld. In figuur II ziet
men de juiste behandeling aangegeven. Nu
wordt bal 2 dikker" geraakt (waardoor
vanzelfsprekend een ietwat krachtiger af
stoot vereischt wordt) en het resultaat is
de driehoeks-positle.
Er zijn 'drie hoofdraakpunten van den bal
bij het masseeren: van voren, in het midden
en van achteren. In het volgend opstel zal
een en ander in onderdeden behandeld worden.
Het beoefenen van het masseeren wordt
den biljarter echter niet gemakkelijk gemaakt.
Integendeel. In de meeste blljartgelegenheden
hangt als een dreigende waarschuwing:
.verboden te masseeren" boven het biljart.
Een verbod dat zijn oorsprong vindt in vol
slagen onkunde omtrent het ware wezen
van dezen stootvorm. Want de mogelijkheid
om met masseeren het laken te scheuren
de vrees daarvoor is oorzaak van het verbod
is vrijwel buitengesloten. Het masseeren
toch geschiedt, al naar de ligging der ballen,
met volkomen of bijna verticalen stand der
queue. BQ goed masseeren raakt de
pommerans nooit het laken. BQ slecht masseeren
gebeurt dat wel. Maar zelfs in dit laatste
geval is de kans om het laken te scheuren
uiterst gering, omdat alleen het ronde, zachte
gedeelte van den pommerans met het laken
in aanraking komt, waardoor slechts een
krQtvlek ontstaat die gemakkelijk
weggeborsteld kan worden.
Evenwel, het verbod is er nu eenmaal,
en men 'heeft er zich dus aan te onderwerpen.
In dit verband wensch Ik er op te wijzen
welk een uitmuntend studiemateriaal men
HlimillllllllllllllllllllllllflMIHIIIIimillltmilllHIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIHIIIII
UIT HET KLAD&CÜRIFT VAN JANTJE
SS QLRNCHE
ClGRRETTES
lllllllllllllllllllllIlllllllllllllllllllllllHltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
kan hebben in een kamerblljart. Niet alleen
voor het masseeren, maar ook voor het
daaraan verwante plqueeren; het trekken, en
bovenal voor de beoefening van het kleine
spel en de serie americaine.
En dit schrijvende herinner ik mij met
welk een groote bewondering de
HongaarUtrochtscho Schiotschultonvoor
AMSTERDAM, SIMGEL 273 TEL. IHTERG. 5181 H.
Dagolljkscho Motordlonst tusschen
Amsterdam - Utroomt - Zotst - Do Bilt - Huls tor Heido
Bosob on Duin - Rl/sonburg - Drloborgon - Doorn onx*
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiMiiiiiiiniiiiiiiiiiiitiii MUI m mum iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiitiiiMMiu
Fig. l
ZEE
? o ? ?"??*??« ? ^ « * ? ??"*"ï*«"i".«*«*, ?*." /',??*?*??»?*??"?*?"????*??**?*"*
ALLUVIUM.
OILUVIUM.
STROOM8AAN.
~= V6EN ENKLEI
In de dui
nen en het
polderland
treft men bQ
boringen op
eene diepte
die zeer ver
schillend is,
maar in de duinen omstreeks 20 meter kan
bedragen, de diluviale aardlagen aan, die in
de provincie Utrecht aan de oppervlakte
komen. Deze lagen zijn eens tot ver achter
de tegenwoordige duinen door de zee be
dekt geweest en in dien tijd moet, zooals
boven reeds is opgemerkt, daarin zeewater
zijn gedrongen. Zeewater toch heeft een
soortelijk gewicht, dat ongeveer '/« grooter
is dan dat van zoet water. Daardoor heeft
het zeewater eene neiging naar de diepte
door te dringen en het zoete water uit te
drijven.
De bedekking door de zee heeft
vermoedelQk wel zoo lang geduurd, dat het water
in de diluviale lagen, voor zoover zQ wer
den overstroomd, ongeveer zoo zout was
als zeewater. Althans de moeilijkst te door
dringen klei- en leemlagen bevatten in het
algemeen nog sterk zouthoudend water, ook
wanneer uit de meer doordringbare lagen
in de nabijheid, het zout reeds weder geheel
is ultgewasschen.
Waar de diluviale lagen door de zee
waren bedekt, ontstonden daarop zandban
ken. Dit zijn de onderste alluviale lagen.
Ongeveer waar nu de duinen liggen zfln
deze zandbanken zoo hoog geworden, dat
zQ zich tot boven den zeespiegel verhieven,
en daarop duinen konden ontstaan.
Daar achter, wuar nu het polderland is,
bleef aanvankelijk nog een binnenzee, die,
terwijl zij langzamerhand overging in een
zoetwatermeer, dichtslibde en dichtgroeide
met veen.
Onder de duinen bestaan de alluviale
lagen dan ook, zooals in figuur l is aange
geven hoofdzakelijk uit zand, achter de
duinen, in het polderland bestaat het boven
ste gedeelte der alluviale lagen hoofdzake
lijk uit kiel en veen.
Klei en veen bieden een grooten weerstand
aan de grond waterbeweging.zand veel minder.
In het fijne alluviale zand is deze weerstand
echter over het algemeen grooter dan in
het meestal grovere diluviale zand. Figuur
l geeft nu een schematisch profiel door de
duinen en het lage land daarachter.
Toen de hier geschetste toestand juist
was ingetreden, was het grondwater zout,
zoowel onder de duinen zelve als onder het
daaraan grenzende lage gebied.
Waar eenmaal duinen zQn gevormd, wordt
de bodem niet meer door de zee overstroomd,
en begint de indringing van het neerslag
water, d.i. water hoofdzakelijk van regen
en sneeuw afkomstig. Het duinzand laat het
water gemakkelijk Inzlnken en in de duinen
is geen sterke plantengroei, die weder veel
water verbruikt. De hoeveelheid neerslag
water, die in den bodem dringt om niet
weder te verdampen, of door planten te
worden verbruikt, is In de duinen dan ook
grooter dan in bijna elk ander gebied.
Dit ingedrongen water, dat niet weder
terugkeert naar de atmospheer, wordt ge
noemd de nuttige neerslag". Het dringt
door tot het grondwater.
Aangezien het grondwater der duinstreek
steeds door neerslagwater wordt gevoed,
moet het een afvoer hebben.
Deze afvoer heeft door den bodem plaats
eenerzQds naar de zee en anderzijds naar
het polderland. Dit afvloeien geschiedt ge
deeltelijk op vrQ groote diepte en het zoete
water van de duinen is reeds tot ver onder
de polders doorgedrongen (bijv. de stad
Hoorn gebruikt voor drinkwater; water dat
bQ de stad door putten wordt gewonnen, en
dat vermoedelijk vanaf de duinen daarheen
is gestroomd.)
Daarop kon de indringing van zoet neer
slagwater, die reeds in het begin van dit
artikel is besproken, aanvangen. Doordat het
zoete water soortelijk lichter is dan zout
water, heeft het een neiging boven te drijven.
Daardoor heeft de indringing van zoet water
ongeveer plaats volgens de stroombanen,
die in figuur l zijn geteekend.
Het zoete water breidt zich uit onder de
alluviale lagen, die vooral onder de polders
een grooten weerstand aan de waterbewe
ging bieden. Daar, waar de stroombanen zQn
geteekend, is het water zoet of zal het op
den duur zoet worden.
Dit is Ik wQs er met nadruk op
slechts een zeer schematisch beeld. Maar
het is hetgeen zich, afgezien van af wQ kin
gen tengevolge van onregelmatigheden in
in den bodem, afspeelt in den ondergrond
der duinen en hare omgeving. Het sprookje
van het artesische water is ontstaan door
dat men vrij overloopende putten zag aan
het strand en bQ de kanalen der Amster
damsche waterleiding In de duinen.
Daarom zal voor de verklaring van het
ontstaan van dit sprookje moeten worden
nagegaan, hoe het water in de duinen
wordt gewonnen.
Men maakt daartoe gebruik van open
kanalen, draineerleidingen en geboorde
putten.
De open kanalen zijn breede slooten, die
tot voldoende diepte worden gegraven, om
sche kampioen Jules Adorjan, een der groot
sten onder het kleine getal biljarters van
wereldvermaardheid, over het fabrikaat der
Holland-Blllardfabriek, Chr. Kuyk, Rotter
dam?Den Haag, met mij sprak. Want deze
reus onder de biljarters .die een partQ bil
jart als het ware beeldhouwde" had een
innige vereering en een machtige liefde tot
het handwerk, en knoeiers en knoeiwerk
waren hem een gruwel. HQ zelf
was de ontwerper van de be
kende, nu veel begeerde en zeld
zame . Adorjan-queue". HQ oefen
de dagelijks, behalve op het
trainingbiljart in de Académie,
op een tafelbiljart voornamelijk
piqués en massés, en het was bQ
een dier gelegenheden dat hQ
aan zQn enthousiasme tegenover
mij uiting gaf.
In een tQd waarin onder de
overigens respectabele leuze:
bevordert de nationale industrie l
veel interieurs aan den man
wordt gebracht, acht ik het een eenvoudigen
plicht dit getuigenis van den Hongaarschen
meester te memoreeren ook, en vooral,
omdat ik uit eigen ondervinding weet dat
dit oordeel juist is, en volmaakt belangeloos
uitgesproken werd.
B.
-'O..
0
I
IIII1M1IIIIIIIIIIIII1
llüllllmllllllllllllll
bij wateronttrekking een verlaging van den
waterstand mogelijk te maken. Zoodra water
wordt opgepompt, stroomt het grondwater
toe, en het kanaal kan voortdurend water
leveren.
Een drainecrleiding is een buis met on
dichte wanden, in den bodem ingegraven,
tot voldoende diepte in het grondwater.
Zoodra door het oppompen van water de
druk wordt verminderd vloeit het grond
water toe.
Putten zijn verticale buizen die gedeelte
lijk zijn geperforeerd en omstort met grof
zand, grind of schelpen, om het indringen
van het fijne zand te beletten. De geperfo
reerde gedeelten (filters) der putten worden
meestal in de diluvlale lagen geplaatst, doch
soms ook in de alluviale.
De putten wier filters in de diluviale lagen
zijn geplaatst, nu zijn als boven is opgemerkt
de oorzaak geweest van het ontstaan van
het sprookje van het artesische water".
Van de kwestie van het artesische water
kan men zich als volgt een voorstelling
maken. Het water beweegt zich van alle
punten van de lijn AB in figuur l naar de
diepte, en wel in het midden van het
duingebied verticaal, naarmate men meer naar
den duinvoet komt, met een flauwere helling,
en volgens stroombanen, die in figuur
l schematisch zijn aangegeven.
Beschouwt men de stroombanen, die door
de diluviale lagen gaan, en in den bodem
der zee uittreden, dan hebben de water
deeltjes aan het einde van die banen een
stQghoogte, die hen zou doen opstijgen tot
een weinig boven den zeespiegel. Naarmate
men de stroombaan meer naar haar oorsprong
volgt, hebben de waterdeeltjes een grootere
stijghoogte, en nabij de IQ n A B, komt deze
overeen met de hoogte van deze lijn.
In de diluviale lagen zal het zoete water
dientengevolge eene stijghoogte hebben, die
het zou opvoeren tot boven den zeespiegel
en wel het hoogste in de punten die midden
in het duin liggen.
De gestippelde lijn ab in figuur 2 geeft
nu aan, de stijghoogte van het water in de
diluviale lagen. M .a. w. wanneer in het vlak
der teekening een reeks putten van de boven
omschreven constructie wordt geboord tot
in de diluviale lagen zal in elk dier putten
het water kunnen stijgen tot aan de gestip
pelde lijn.
Waar die lijn zich verheft tot boven de
aardoppervlakte, hetgeen aan het strand en
aan de binnenzijde van het duin mogelijk
is, heeft men met artesisch water te doen.
Fig. 2
Een put aan het strand zal vrrj overvloeien,
zoo de stfjgbuis wordt afgesneden beneden
de gestippelde lijn ab in figuur 2.
Kunstmatig kan deze toestand ook mid
den In het duin ontstaan. Wanneer n.l. zoo
als in figuur 3 is aangegeven, een kanaal
in het duin wordt gegraven en daaruit
water wordt afgevoerd met behulp van een
pomp. dan gaat de lijn A B van de figuren
l en 2 over in de lijn A C D B van figuur 3.
De gestippelde lijn A B van figuur 2, die
1 de stQghoogte van het water in de dilu
viale lagen voorstelt krijgt ook eene in
zinking, maar deze is veel geringer dan die
der lijn A C D B. De lijn a b in filguur 3 kan
zich dan verheffen tot boven den waterspie
gel in het kanaal. Het water van een put
bQ het kanaal, wiens filter reikt tot in de
diluviale lagen, kan dus een stQghoogte
hebben die het tot boven den waterspiegel
in het kanaal opvoert, en de put kan dan
vrrj overloopen. Langs eenige kanalen der
Amsterdamsche Waterleiding zijn zulke put
ten geboord, en dikwijls ziet men het water
uit die putten overstorten in de kanalen.
Fig. 3
A?B, lijn van den grondwaterstand.
a?b, lijn der stijghoogte van het grond
water in het diluvium.
A?B, IQn van den grondwaterstand
a?b, IQn der stijghoogte van het grond
water in het diluvium.'
Deze putten nu en een put aan het strand
geboord, vestigden bQ het publiek wel eens
de meening, dat zich onder de duinen
artesisch water bevindt.
Aan den duinvoet zijn dus inderdaad
artesische putten. In de duinen kan men
zooals hierboven is verklaard, bQ de kanalen
der waterleidingen putten boren, die even
als echte artesische putten vrij overloopen.
Maar uit het bestaan van overvloeiende
putten volgt niet, dat het zoete water der
duinen door grondwaterstroomen uit het
Oosten wordt gevoed.
Integendeel zijn er bewQzen genoeg tegen
deze meening aan te voeren. Onder het zoete
water wordt overal zout water aangetroffen,
zoowel in de duinen, als ten oosten daarvan.
Uit de diepte kan het zoete water dus niet
komen. Voorts heeft het zoete grondwater
onder de duinen een grootere stijghoogte
dan dat onder het polderland, zoodat het
water zich van de duinen naar de polders
beweegt en niet omgekeerd.
Men weet dus, dat de duinen aanvoer
van zoet water krijgen door den neerslag;
de waarneming bewQst, dat onder het zoeje
water overal zout water is en dat het zoete
water door den bodem van de d«inen naar
het oosten stroomt en niet omgekeerd.
Daarom dient aan het sprookje van het
artesische water" geen waarde te worden
gehecht.