Historisch Archief 1877-1940
f
L
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l Nov. '19. - No. 2210
DE GEDWONGEN LEENING
Zooals reeds lang te verwachten was,
heeft de Minister van Financiën thans een
voorstel Ingediend tot consolidatie van het
grootste gedeelte der vlottende schuld door
middel van eene gedwongen leening. Tegen
de overweging, dat met consolidatie der
vlottende schuld, die bijna 600 millloen be
draagt, niet langer mag gewacht worden,
is niet veel in te brengen, al mag ook ge*
vraagd worden, of zulks alleen kan geschie
den door het sluiten van eene leening. Waar,
op initiatief van eene Kamerfractie, eene
heffing in eens bQ de Wetgevende Macht
aanhangig is gemaakt, zoude het overweging
verdiend hebben, het lot van dat wetsontwerp
af te wachten, alvorens de gedwongen leening
aan de orde te stellen.
' Intusschen plaatst men zich op het stand
punt, dat de Minister tegen de heffing in
eens Ingenomen heeft en nog inneemt, dan
Is het rationeel, dat hij met een voorstel tot
bet aangaan eener gedwongen leening komt.
Het b? <!e voorgaande crisis-leeningen ge
volgde stelsel van quasi- vrij willige leeningen
heeft, zooals terecht in de Memorie van
Toelichting opgemerkt, afgedaan. En de
uitgifte van eene vrijwillige leening van
f 450 millloen acht hQ uitgesloten. Juister
ware het geweest, zoo de Minister had ge
zegd dat de uitgifte van eene vrijwillige
leening, anders dan op zeer be'.warende
voorwaarden, uitgesloten is. Dat Nederland
eene leening van f 450 mlllioen of zelfs van
veel grooter bedrag niet zoude kunnen
plaatsen, is geenszins eene uitgemaakte zaak.
Het hangt slechts van de voorwaarden af
en dan geven wij gereedelQk toe, dat onder
de bestaande omstandigheden aan de plaat
sing van eene leening op een 5 pCts. basis
niet te denken valt, dat het succes van eene
leening op een 5Vs pCts. basis minstens
genomen twijfelachtig is, maar dat eene
6 pCts. leening aantrekkelijk genoeg zoude
zijn om ondergebracht te kunnen worden.
Maar ook te dien aanzien, is het stand
punt van den minister te billijken en is het
te begrijpen, dat hij liever dan op zoo be
zwarende voorwaarden vrijwillig te leenen,
tot een gedwongen leening zijn toevlucht
neemt. De vraag mag echter gesteld worden,
of eenmaal tot een gedwongen leening be
sluitende, de minister wel ver genoeg gaat.
Uit de toelichting van zijn ontwerp blijkt
toch, dat de dienst van hét gedeelte der
nieuwe leening, dat tot dekking van tekorten
op de normale brgrooting moet dienen, het
scheppen van nieuwe (of verhoogde) be
lastingen van ca. f 5 millloen zal vorderen.
Feitelijk is echter veel meer noodig. In de
toelichting neemt de minister nml. aan, dat
voor die dekking eene leening met 40jarige
annuïteit zoude mógen gesloten worden en
belast hij daarom het budget met de daartoe
gevorderde annuïteit van 583 pCt. over
f200 mlllioen of f 11.660 000. Maar de
minister stelt ook voor dat deel der leening
een aflosslngs termQn van 15 jaar voor,
waartoe eene annuïteit van 9 64 pCt. gevorderd
wordt, dus f 19280000.- of ruim f 7L/> mll
lioen meer.
Blijkbaar is de bedoeling van den Minister,
die meerdere 7V»mlllioen weg te werken
uit voorschotten van het Leenlngfonds, maar
uit niets blijkt, dat dit fonds daartoe over
voldoende middelen zal beschikken. Wel
ecjiter volgt uit art. 15, al. l van het wets
ontwerp, dat al wat In eenlg jaar te kort zal
komen om uit de middelen van het
Leeningfonds de rente en aflossing van de vijf
crisisleeningen te dekken uit de gewone middelen
zal moeten bij gepast worden.
En wat de middelen van het Leenlngfonds
betreft, de Minister acht, biQkens de toelich
ting, versterking daarvan met f8 mlllioen
per jaar noodig en merkt dan op: .Hierin
zal na de totstandkoming van het wetsont
werp tot heffing eener
vermogensaanwasbelasting, voorzien zijn." Kan de Minister
werkelijk in gemoede gelooven, dat dit
wetsontwerp, dat met zoo algemeene en
gegronde afkeuring begroet is, ooit in het
Staatsblad zal verschijnen?
Maar ook afgescheiden daarvan, zullen
bedoelde f 8 millioen o. i. b9 lange niet
voldoende zijn, om in de door de nieuwe
leening aan het fonds te stellen eischen te
voldoen.
Immers bij het tot stand komen der nieuwe
leening, zullen in de eerstvolgende 15 jaren
IN GUYANA
U
Om Kalacoon komen geen Hoatzlns voor,
maar in N^w-York had Iemand tegen Beebe
gezegd: G i naar de Berbice en op het
Noordeindc van de stad Nieuw-Amsterdam,
tegenover het huis van Becket zul je ze
vinden. Toen Beebe een half jaar later daar
kwam, vond hij ze er werkelijk en hoogst
waarschijnlijk zullen ze er over honderd jaar
nog wel te vinden zijn, tenzij de
ZuldAmerikaansche kreeken en rivieren, waar
hij huist, geheel van karakter veranderen.
De Hoatzin Is iets kleiner dan een fazant
en heeft ook wel wat fazantachtigs in zijn
voorkomen: afgeronde vleugels, een vrij
lange staart, een hoendetachtlge snavel,
aierveeren op den kop en korte krachtige
pooten. Maar die pootrn zelf en iQn heele
geraamte iQn zoo, dat hij ten slotte in geen
enkele familie onder te brengen is, zoodat
de systematlcl genoodzaakt zijn geweest,
voor hem alleen een heel afzonderlijke groep
te scheppen, de Hetermorphae van Huxley.
Als het zoover komt met een dier, dan kunt
ge er van op aan, dat bet iets heel bij
zonders Is.
Inderdaad had volgens den gewonen gang
van zaken de Hoatiln al lang uitgestorven
.moeten zijn; in uiterlijk en ontwikkeling
herinnert hij zeer sterk aan vogels uit
vroegere geologische tijdperken, in zQn
jeugd nog het meest. HIJ heeft geen vijanden,
Zilverbon voor Nederlandsch-Indlë
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI1IIIIIIII
l IIII11IIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimii
jaarllks uit het leenlngfonds geput moeten
worden.
pCt. Old.
1. de annuïteit der 4M leening 1916 5 937 500
2. . . , 4 , 1916 5312.500
3. . 4K , 1917 27200000
4. . . 5 . 1918 20405000
5. gedw. 5 pCt. leentng 43 380 COO
f 102.235.000
Blijkens den maandstaat van de opbrengst
der Rijksmiddelen over September hebben
de leenings opcenten in de eerste negen
maanden van 1919f34634.142 -opgebracht
en mogen zij, ruim gerekend over het
geheele jaar op f 50 millioen gulden geraamd
worden. Voorts beschikt het leeningsfonds
over diverse wisselvallige inkomsten. Op hoe
veel die Inkomsten bQ elkander mogen ge
schat worden, kunnen wij niet nagaan en
zoude daarom eene eenigszins nauwkeurige
raming in de toelichting van het aanhangige
wetsontwerp niet mogen ontbreken. Alleen
blijkt, dat de Minister voor de gedwongen
leenlnguit het gewone budget f 11 660000.?aan
het leeningsfonds wenscht toe te voegen.
Nemen wij voorts aan, dat soortgelijke bij
dragen voor de andere crisisleeningen het
totaal tot f 20 millioen doen stijgen, dan
blQft er nog altijd een tekort van ruim
f 30 mlllioen op den dienst van het leenlng
fonds, te dekken uit de bovenbedoelde wis
selvallige baten en in laatste instantie uit
de gewone begrooting,
Men moet zich er dus op voorbereiden,
dat, wordt dit leeningsontwerp wet, allicht
nog een iwlntlg millioen meer uit nieuwe
belastingen zal moeten gevonden worden
boven en behalve de hoogst problematieke
8 mlllioen, die de minister uit zijn ver
mogens-aanwas belasting verwachtte krijgen.
En bij de tegenwoordige richting In
belastjngzaken is het aan weinig twijfel onder
hevig, dat die meerdere middelen in hoofd
zaak zullen moeten opgebracht worden door
dezelfde mentenen, waarvan het offer om
in de gedwongen leening bfl te dragen gevor
derd wordt. Feitelijk zal het dus daarop neer
komen, dat de S aat eerst dwi> gt tot deel
name aan eene 5 pCts. leening met goede
afljssingskansen, maar al heel spoedig den
deelnemers in die leening zal dwingen het
voor rente en aflossing op hunne schuld
brieven gevorderde zelf te betalen uit nieuwe
of verhoogde belastingen.
Zoude het onder die omstandigheden niet
veel eenvoudiger en minder pijnlijk zijn het
afslachtingsproces van de bezitters van
grootere vermogens en grootere inkomens
in eens te laten verloopen en niet in twee
of meer bedrijven? En is het dan niet
wenschelijker te besluiten tot eene heffing in
eens of beter nog tot het sluiten eener ge
dwongen renfeboze leening, zooals in het
nummer van 17 Juni j. l. In deze kolommen is
aanbevolen ? Dan wordt voor het oogenbiik
een wel is waar zwaarder offer gevraagd, maar
dan zullen ook geene nieuwe belastingen
voor rentebetaling der optenemen gelden
noodig zijn. In elk geval acht Ik het een
verelschte, dat voordat tot de uitgifte dezer
leening besloten wordt, eerst duidelijk en
ondubbelzinnig wordt vastgesteld, welke
nieuwe lasten daardoor op de bevolking
zullen moeten gelegd en op welke wijzede
middelen tot dekking daarvan zullen moeten
gevonden worden.
geen enkel roofdier waagt zich aan hem en
ook de mensch heeft voor hem geen be
stemming. Het dier en zQn vieesch verspreidt
namelQk een allerwalgelijkste geur, die
volgens de beschrijvingen zoowat moet
gelijken op de nQlpaardenstal in Arüs op
zijn ergst. Als liefdevol wetenschappelijk
onderzoeker vindt Beebe de geur van den
Hoatzin niet zoo buitengewoon onaangenaam;
hfl wordt er door herinnerd aan een circus
met olifanten, vuil zaagsel en pinda's.
Hoe het ook zij. het dier dankt aan die
geur absolute veiligheid. Hl] is een
planteneter en bouwt zijn nest in een
vllnderbloemlgen boom. die langs de oevers in het water
groeit. Beebe noemt hem bundury pimpler
(Drepanocarpus lunatus) en vertelt dat h IJ
voorzien is van groote boosaardige dorens,
zoodat de nesten van den vogel vrijwel
on geraak baar zijn. Deze struik vormt langs
de rivieren op veel plaatsen een onafge
broken muur en daarin huizen dan de
hoatzins bij honderden. Ze bouwen hun nesten
liefst boven het water, soms op een hoogte
van niet meer dan een meter, soms tien
meter hoog, maar meestal tusschen de drie
en vijf meter. Een vestiging van broedende
hoatzlns moet er zoowat uitzien als bij ons
een kolonie van aalscholvers. Het leven is
hun zeer gemakkelijk, want zQ voeden zich
zelf en hun jongen met de bladeren van
de struiken, waarin ze broeden, en, volgens
sommige schrijvers, ook met de bladeren
van een aaronskelkachtlge plant, die weer
ia wat dieper water groeit dan de bundiry.
Dat is de moko moko (Montrichardia
arborescens) ook in ons Suriname welbekend.
De rechte stengels, die meters hoog lood
recht opschieten, zijn bezet met bladeren als
van de bekende Caladium, waarvan ge een
paar mooie exemplaren kunt bewonderen
in het alligator zaaltje in Artis, waar ook
een levende hoatzln zeer op zijn plaats zou
Afgescheiden van het hier geschetste
algemeene bezwaar tegen de mi. onvol
doende voorbereiding van de uitvoering van
een op zich zelf juist denkbeeld, geeft het
wetson'werp in zfln onderdeelen ook nog
blijken van op zijn zachtst uitgedrukt
minder correcte bewerking.
Tot welk bedrag de leening zal uitgegeven
worden, is nergens duidelijk te vinden. Wel
wordt In de toellchiing en in art. 17 van
f450 millloen *) gesproken, maar zooals het
wets-ontwerp nu luidt, zal de Minister niet
verhinderd worden een grooter bedrag aan
te nemen, indien het totaal van de volgens
art. 2 aangenomen schaal tot een hooger
bedrag mocht lelden. Wel wordt in art. 17
ook gezegd, dat de Minister het eventueel
meerdere kan besteden tot inkoop van
schuldbrieven dezer leening. Maar hQ is
daartoe niet verplicht en ondubbelzinniger
zoude het zijn het woordje kan door moet
te vervangen.
Art. 16 betrekking hebbende op de be
voegdheid om de aanslagen in de
Verdedlgingsbelastingen Ib. en II te voldoen in
schuldbekentenissen dezer leening laat ook
aan duidelijkheid te wenschen over. Volgens
al. 4 van dit artikel zullen de voor voldoening
der Verdedigingsbelastlngen aangenomen
schuldbekentenissen .worden aangemerkt als
te zijn besteed voor amortlsatle van de In
deze wet bedoelde leening" m. a. w. wordt
in het eerste jaar f 16 mlllioen of mreraan
geboden voor voldoening der
Verdedig'ngsbelastingen, dan kan dat jaar niets uitgelost
worden. En bedenkt men nu, dat deze beide
belastingen ruim f60 mlllioen moeten op
brengen en het niru*e fonds nog wel zeer
gerulmen tijd min of meer belangrijk beneden
pari zal noteeren, dan zullen de inschrijvers
het voorlooplg wel zonder aflossing door
uitloting moeten stellen. En hoe moet het
gaan, indien de volle f 60 mlllioen
Verdedigingsbelastingen door inlevering van
obligatiën voldaan worden ? Is dat niet den weg
plaveien voor eene nieuwe gedwongen lee
ning? Blijkbaar heeft de minister e-nigszins
willen tegemoetkomen aan het door vele
publicisten, bQ de bespreking van de hd 8 n g
in eens opgeworpen denkbeeld om de be
taling dezer in hoofdzaak tot de'glng van
crisisschuld bedoelde heffing in obligatiën
van crisisleeningen toe te laten. Maar de
nieuwe leer ing dient voor consolidatie van
vlottende schuld en niet tot delgir g van schuld
en daar trtft de bedoelde bepaling geen doel
en kan zij slechts lelden tot de noodzake
lijkheid om later weer op nieuw te leenen.
Met zeker welgevallen wordt In de
toelichtinp ook hoog opgegeven van het groote
voordeel, dat aan tussctieripersonen geene
provisie b-hoeft betaald te worden en daar
door f 1.362.000.?zsl uitgespaard worden.
Maar zal het extra-werk van de belasting
ambtenaren, die voor hen ongewoon werk
moeten verrichten, niets kosten ? Daarbij
wordt nog over het hoofd gezien, dat een
zeer groot deel der inschrijvers de behan
deling van de stortingen enz. toch aan hunne
commtsslonnairsin eff eten of bankiers zullen
moeten overlaten en deze, wanneer ztj niet
door den Staat-geldnemer betaald worden
hun loon van de geldgevers zullen vorderen.
En dan komt het daarop neer, dat de provisie
bQ deze gedwongen transactie door den
Staat op de schouders van de inschrijvers
geschoven wordt. Trouwens deze heele tirade
in de toelichting klinkt erg klein en schijnt
MiiiHMMiiiimiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiMimi
CU&ACAO AMisETTE
BOLS
ook voornamelijk bestemd te zijn om den
smaak der antl-kapitallsten te streelen.
Eindelijk wat de tabel, waarnaar de aan
slag geregeld zal worden, betreft, de zeer
sterke progressie voor de groote vermogens
en groote inkomens, komt mij ook beden
kelijk voor.
Niet gaarne zoude ik geacht willen worden
te pleiten in het belang van groot-kapita
listen en van hen, die groote inkomens
hebben, maar toch mag het wel eens gezegd
worden, dat bij de groote o ff-rs, die dit deel
der bevolking in de laatste vijf jaar reeds
heeft moeten brengen en nog steeds brengt
er wel eens een einde kan komen aan hun
human endurance". Wat echter van het
standpunt van den Staat bQ deze transactie
ook niet uit het oog dient verloren te worden,
is, dat het juist de van enkele zeer ver
mogende personen en instellingen gevorderde
stortingen zijn, die de geld- en
belegginesmarkt het meest dreigen te verstoren. Hoe
vermogend en hoe groot het inkomen van
die personen ook moge zijn, zQ beschikken
niet otrer voldoende liquide middelen om
tonnen in eens te storten en zuilen of de
daarvoor te ontvangen stukken onmiddellijk
op de markt moeten werpen, of door ver
koop van andere fondsm zich de noodlge
middelen moeten verschaffen, hetgeen nood
zakelijk van nngunstlgen invloed op de
beleggingsmarkt moet zijn.
De penny-wlse en pound-foolish politiek
van het ontwerp om tusschen personen uit
te schakelen is bovendien niet bevorderlijk
om dit bezwaar te verminderen, veeleer zal
het versterkt worden, doordat de geld
behandeling wordt overgelaten aan de daar
toe niet behoorlijk geoutilleerde belasting
kantoren.
J. D. SANTILHANO
*) Waar de aangifte-biljetten voor de
Vermogens- en Inkomstenbelastingen over
1918/19 in hun geheel en de aanslagbiljetten
voor verreweg hè* grootste gedeelte bQ het
Departement van Financiën bekend behooren
te zQn, zoude het toch heusch geen heksen
werk zQn geweest, op een paar millioen na
precies uit te rekenen, hoeveel de leentng
overeenkomstig de tabel moet opbrengen.
DE INDISCHE ZILVERBONS
In haar verslag over 1917/18 werd er door
de Directie der Javasche Bank reeds op
gewezen, dat bQ de toenemende behoefte
aan zilveren standpenningen en bQ de groote
bezwaren om voldoende hoeveelheden nieuwe
zilveren munt aan te voeren tusschen de
Javasche Bank en de Regeering, overleg
werd grpleegd om In de behoefte te voor
zien door het scheppen van een nieuw
circulatiemiddel, dat in het betalingsverkeer
de plaats kan innemen van de zilveren
standpenningen. Daartoe dient men over te
gaan tot de uitgifte van papieren geld, in
coupures van f 2'/2 en f 1.?, waaraan de
hoedanigheid van wettig betaalmiddel wordt
toegekend. Na verschillende besprekingen
werd besloten, evenals in het moederland
in Augustus 1914 met d: zilverbons ge
schied is, ook voor Indië muntbiljetten van
f l,- en f 250 als tijdelijk circulatiemiddel
aan te maken.
BQ het uitbrengen van het verslag der
Javasche Bank over 1918/19 (in Juni jl.)
kon nog slechts vermeld worden, dat de
Regeering overgegaan is tot het bestellen
dier nieuwe biljetten, dat zfl in Indië zijn
aangekomen en dat met het in omloop
brengen eerlang een aanvang zal worden
gemaakt.
Dezer dagen werden wQ door de wel
willendheid van ren vriend, die een dezer
biljetten uit Ind ë ontvangen heeft, in staat
gesteld met dit nieuw circulatiemiddel kennis
te maken, waarvan hiernevens een facsimile
gegeven wordt.
Men zal reeds dadelijk ontwaren, dat het
zich wat uitvoering en ik mag er bij
voegen ook wat papiersoort betreft, zeer
gunstig onderscheidt van onze onaantrekke
lijke zilverbons. In vele oplichten gelijken
de nieuwe Indische muntbiljetten op
Amerikaansche banknoten, hetgeen niet te be
vreemden is, indien men ziet, dat zQ ver
vaardigd zQn door de American Bank-note
Compary", die algemeen bekend is door de
keurige afwerking van Amerik tangene waar
depapieren. Alleen de afmetingen van het
Indische muntpapier zijn iets kleiner dan
die van de Amerlkaansche noten. Niettemin
moet het betreurd worden, dat men voor
het vervaardigen van dit circulatiemiddel
zijn toevlucht heeft moeten ncmea tot het
buitenland.
Reeds nu schijnt te blijken, dat de meer
dere zorg aan de vervaardiging van het
nieuwe papier besteed, niet bevordelQk is
om het in de circulatie te houden, althans
werd ons medegedeeld, dat zQ moeilijk te
verkrijgen zijn en door Europeanen zoowel
als Inianders vast gehouden worden. Of dit
trouwens der Regeering en Javasche Bank
erg onwelgevallig zal zQn is niet waarschijn
lijk, ten minste, wanneer men zift, dat in
het jongste verslag der Javasche Bank ge
zegd wordt: .Wie clrculatiemiddelen wil op
potten moet daarvoor nemen muntbiljetten
en bankpapier; het zilver mag niet aan de
circulatie worden onthouden."
J. D. S.
Het Stille Uur
Als alle stemmen zwijgen.
en 't hart vereenzaamd slaat,
geeft zich in biddend nelgen
't veiinnlgd stil gelaat.
De blanke handen bidden
voor de eeuwigheid gereed,
terwQl ge U te midden
van bioze vormen weet.
Het trotse hoofd gebogen,
't deemoedig vast gebaar;
straalt uit de lachende ogen
een liefde mild en klaar.
Ontbinden zich de slaven
van 't lijdelijke lot
tot lichtende overgave
in eeuwigheid aan God l
DOEKE VAN BGTEN
IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIII
wezen. Beebe vermeldt 'alleen de bundury
als voederplant, maar Bates en ook onze
Penard noemen de moko-moko; de belde
planten schijnen trouwens dikwijls naast
elkaar te groeien.
Jonge Hoatzln
(Naar een van Beebe's foto's)
Het glanspunt van Beebe's onderzoekingen
is wel zQn avontuur met de jonge Hoatzin's.
HQ trof het net, dat ze in het gunstigste
stadium van ontwikkeling verkeerden, een
dag of tien uit het el, nog bedekt
met het nestdons, de veeren en pennen
nog in 't begin van den groei. Zoo
lagen ze op het vlakke takkennest, soms
twee, soms meer. Als de zon fel brandde,
dan kwam de oude vogel ze beschaduwen
en soms werden ze uit de krop gevoerd
met gekneusde en geweekte bundury bla
deren. Verder lagen ze rustig te groeien.
Als er havikken of gieren langs de nesten
zweefden, dan bekommerde zien noch moe
der noch kind daarom, evenmin om de koelies
die in hun boot langs de rivier afcakten
Al die dingen beteekenden voor hen geen
gevaar en hadden voor hen niets te beduiden.
Maar nu kwamen de mannen van de
wetenschap en stuurden hun negerjongen,
die zoo goed klimmen kon, den boom in.
Gemakkelijk ging het niet, vanwege de
dorens, maar Sam zette toch door, af en
toe mompelend: ..please, don 't stick me,
thorns. Tusschen twee haakjes, over ani
misme en bijgeloof bQ de boschnegers
bevat Tioplcal Wild Life ook een zeer
interessant hoofdstuk. Nu, de dorens waren
dan zoo vriendelijk om Sam te laten pas
serren, en zoo bereikte hQ goed en wel
den tak van het hoatzinsnest.
Het jonge, kale kuiken had het ongewoon
gebeuren rreds opgemerkt en den langen
reptlelachtigen nek gestrekt. Zoo leek hQ al
op een vreemd, uitgestorven monsterje en
herinnerde zoowel aan een dinosaurus als
aan een schildpad. Als Sam nog rader komt,
steekt de vogel zQn vleugels in de hoogte,
maar vleugels zijn het nog niet, het Hken
armen, met handen In vingerlooze wanten;
een duim en een vinger, elk duidelijk met
een klauw steken er buiten uit. En dan stapt
hQ van het nest af, gr?pt met zfjn
voorpootenL want zoo moeten die dingen nu
heeten, een smallen tak en klautert omhoog
met handen en voeten, met de handen ciet
het minst. Een enkelen keer steunt hij ook
op zijn kin, en alles met alles klimt hQ met
bewonderenswaardige handigheid zeer snel
een heel eind de hoogte in.
Doch Sam komt al nader en nader en
eindelijk zit het vervolgde kuiken in het
uiterste puntje van den pimplertwijg. Doch
niet radeloos, want r>u leunt hQ voorover,
slaat zQn vleugels achterwaarts en duikt
van boven uit den boom loodrecht de rivier
in, waar hQ zachtjes in glijdt, zonder eenig
geplas. Een elndweegs verder komt hQ
boven en zwemt dan naar den kant, zooals
geen enkel ander levend wezen zwemt. Dan
komt hQ aan den oever, sterkt een arm uit
om zich uit het water te hQschen en klautert
dan weer naar zQn nest, toegejuicht door
de bewonderende natuuronderzoekers, die
hem ru verder met rust laten. .Het was,
zegt Beebe, alsof een gordijn, dat het ver
leden verborgen hield, opzij werd geschoven
en het ons vergund werd een blik te slaan
in het gebeuren van mlll'oenec jaren geleden".
HQ heeft van het j jnge dier met
grQpvleugels nog een menigte mooie foto's
kurnm m-ken, want veel nesten lagen ge
makkelijk binnen bereik, en de dieren zijl
in het geheel niet schuw. Op alle is te zien
hoe goed de jonge Hoa'zln zQn handen kan
gebruiken. BQ den ouden vogel zijn de
klauwen nog wel aanwezig, maar hQ schijnt
ze niet te gebruiken.
't Is te hopen, dat het Zrölogisch station
zal blQven voortbestaan; met verlangen zie
lif uit raar een tweede deel van Tioplcal
Wild Life of raar een companion volume"
van Jungle Peace.
JAC. P. TMIJSSF