De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 1 november pagina 10

1 november 1919 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

f L 10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l Nov. '19. - No. 2210 DE GEDWONGEN LEENING Zooals reeds lang te verwachten was, heeft de Minister van Financiën thans een voorstel Ingediend tot consolidatie van het grootste gedeelte der vlottende schuld door middel van eene gedwongen leening. Tegen de overweging, dat met consolidatie der vlottende schuld, die bijna 600 millloen be draagt, niet langer mag gewacht worden, is niet veel in te brengen, al mag ook ge* vraagd worden, of zulks alleen kan geschie den door het sluiten van eene leening. Waar, op initiatief van eene Kamerfractie, eene heffing in eens bQ de Wetgevende Macht aanhangig is gemaakt, zoude het overweging verdiend hebben, het lot van dat wetsontwerp af te wachten, alvorens de gedwongen leening aan de orde te stellen. ' Intusschen plaatst men zich op het stand punt, dat de Minister tegen de heffing in eens Ingenomen heeft en nog inneemt, dan Is het rationeel, dat hij met een voorstel tot bet aangaan eener gedwongen leening komt. Het b? <!e voorgaande crisis-leeningen ge volgde stelsel van quasi- vrij willige leeningen heeft, zooals terecht in de Memorie van Toelichting opgemerkt, afgedaan. En de uitgifte van eene vrijwillige leening van f 450 millloen acht hQ uitgesloten. Juister ware het geweest, zoo de Minister had ge zegd dat de uitgifte van eene vrijwillige leening, anders dan op zeer be'.warende voorwaarden, uitgesloten is. Dat Nederland eene leening van f 450 mlllioen of zelfs van veel grooter bedrag niet zoude kunnen plaatsen, is geenszins eene uitgemaakte zaak. Het hangt slechts van de voorwaarden af en dan geven wij gereedelQk toe, dat onder de bestaande omstandigheden aan de plaat sing van eene leening op een 5 pCts. basis niet te denken valt, dat het succes van eene leening op een 5Vs pCts. basis minstens genomen twijfelachtig is, maar dat eene 6 pCts. leening aantrekkelijk genoeg zoude zijn om ondergebracht te kunnen worden. Maar ook te dien aanzien, is het stand punt van den minister te billijken en is het te begrijpen, dat hij liever dan op zoo be zwarende voorwaarden vrijwillig te leenen, tot een gedwongen leening zijn toevlucht neemt. De vraag mag echter gesteld worden, of eenmaal tot een gedwongen leening be sluitende, de minister wel ver genoeg gaat. Uit de toelichting van zijn ontwerp blijkt toch, dat de dienst van hét gedeelte der nieuwe leening, dat tot dekking van tekorten op de normale brgrooting moet dienen, het scheppen van nieuwe (of verhoogde) be lastingen van ca. f 5 millloen zal vorderen. Feitelijk is echter veel meer noodig. In de toelichting neemt de minister nml. aan, dat voor die dekking eene leening met 40jarige annuïteit zoude mógen gesloten worden en belast hij daarom het budget met de daartoe gevorderde annuïteit van 583 pCt. over f200 mlllioen of f 11.660 000. Maar de minister stelt ook voor dat deel der leening een aflosslngs termQn van 15 jaar voor, waartoe eene annuïteit van 9 64 pCt. gevorderd wordt, dus f 19280000.- of ruim f 7L/> mll lioen meer. Blijkbaar is de bedoeling van den Minister, die meerdere 7V»mlllioen weg te werken uit voorschotten van het Leenlngfonds, maar uit niets blijkt, dat dit fonds daartoe over voldoende middelen zal beschikken. Wel ecjiter volgt uit art. 15, al. l van het wets ontwerp, dat al wat In eenlg jaar te kort zal komen om uit de middelen van het Leeningfonds de rente en aflossing van de vijf crisisleeningen te dekken uit de gewone middelen zal moeten bij gepast worden. En wat de middelen van het Leenlngfonds betreft, de Minister acht, biQkens de toelich ting, versterking daarvan met f8 mlllioen per jaar noodig en merkt dan op: .Hierin zal na de totstandkoming van het wetsont werp tot heffing eener vermogensaanwasbelasting, voorzien zijn." Kan de Minister werkelijk in gemoede gelooven, dat dit wetsontwerp, dat met zoo algemeene en gegronde afkeuring begroet is, ooit in het Staatsblad zal verschijnen? Maar ook afgescheiden daarvan, zullen bedoelde f 8 millioen o. i. b9 lange niet voldoende zijn, om in de door de nieuwe leening aan het fonds te stellen eischen te voldoen. Immers bij het tot stand komen der nieuwe leening, zullen in de eerstvolgende 15 jaren IN GUYANA U Om Kalacoon komen geen Hoatzlns voor, maar in N^w-York had Iemand tegen Beebe gezegd: G i naar de Berbice en op het Noordeindc van de stad Nieuw-Amsterdam, tegenover het huis van Becket zul je ze vinden. Toen Beebe een half jaar later daar kwam, vond hij ze er werkelijk en hoogst waarschijnlijk zullen ze er over honderd jaar nog wel te vinden zijn, tenzij de ZuldAmerikaansche kreeken en rivieren, waar hij huist, geheel van karakter veranderen. De Hoatzin Is iets kleiner dan een fazant en heeft ook wel wat fazantachtigs in zijn voorkomen: afgeronde vleugels, een vrij lange staart, een hoendetachtlge snavel, aierveeren op den kop en korte krachtige pooten. Maar die pootrn zelf en iQn heele geraamte iQn zoo, dat hij ten slotte in geen enkele familie onder te brengen is, zoodat de systematlcl genoodzaakt zijn geweest, voor hem alleen een heel afzonderlijke groep te scheppen, de Hetermorphae van Huxley. Als het zoover komt met een dier, dan kunt ge er van op aan, dat bet iets heel bij zonders Is. Inderdaad had volgens den gewonen gang van zaken de Hoatiln al lang uitgestorven .moeten zijn; in uiterlijk en ontwikkeling herinnert hij zeer sterk aan vogels uit vroegere geologische tijdperken, in zQn jeugd nog het meest. HIJ heeft geen vijanden, Zilverbon voor Nederlandsch-Indlë IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI1IIIIIIII l IIII11IIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimii jaarllks uit het leenlngfonds geput moeten worden. pCt. Old. 1. de annuïteit der 4M leening 1916 5 937 500 2. . . , 4 , 1916 5312.500 3. . 4K , 1917 27200000 4. . . 5 . 1918 20405000 5. gedw. 5 pCt. leentng 43 380 COO f 102.235.000 Blijkens den maandstaat van de opbrengst der Rijksmiddelen over September hebben de leenings opcenten in de eerste negen maanden van 1919f34634.142 -opgebracht en mogen zij, ruim gerekend over het geheele jaar op f 50 millioen gulden geraamd worden. Voorts beschikt het leeningsfonds over diverse wisselvallige inkomsten. Op hoe veel die Inkomsten bQ elkander mogen ge schat worden, kunnen wij niet nagaan en zoude daarom eene eenigszins nauwkeurige raming in de toelichting van het aanhangige wetsontwerp niet mogen ontbreken. Alleen blijkt, dat de Minister voor de gedwongen leenlnguit het gewone budget f 11 660000.?aan het leeningsfonds wenscht toe te voegen. Nemen wij voorts aan, dat soortgelijke bij dragen voor de andere crisisleeningen het totaal tot f 20 millioen doen stijgen, dan blQft er nog altijd een tekort van ruim f 30 mlllioen op den dienst van het leenlng fonds, te dekken uit de bovenbedoelde wis selvallige baten en in laatste instantie uit de gewone begrooting, Men moet zich er dus op voorbereiden, dat, wordt dit leeningsontwerp wet, allicht nog een iwlntlg millioen meer uit nieuwe belastingen zal moeten gevonden worden boven en behalve de hoogst problematieke 8 mlllioen, die de minister uit zijn ver mogens-aanwas belasting verwachtte krijgen. En bij de tegenwoordige richting In belastjngzaken is het aan weinig twijfel onder hevig, dat die meerdere middelen in hoofd zaak zullen moeten opgebracht worden door dezelfde mentenen, waarvan het offer om in de gedwongen leening bfl te dragen gevor derd wordt. Feitelijk zal het dus daarop neer komen, dat de S aat eerst dwi> gt tot deel name aan eene 5 pCts. leening met goede afljssingskansen, maar al heel spoedig den deelnemers in die leening zal dwingen het voor rente en aflossing op hunne schuld brieven gevorderde zelf te betalen uit nieuwe of verhoogde belastingen. Zoude het onder die omstandigheden niet veel eenvoudiger en minder pijnlijk zijn het afslachtingsproces van de bezitters van grootere vermogens en grootere inkomens in eens te laten verloopen en niet in twee of meer bedrijven? En is het dan niet wenschelijker te besluiten tot eene heffing in eens of beter nog tot het sluiten eener ge dwongen renfeboze leening, zooals in het nummer van 17 Juni j. l. In deze kolommen is aanbevolen ? Dan wordt voor het oogenbiik een wel is waar zwaarder offer gevraagd, maar dan zullen ook geene nieuwe belastingen voor rentebetaling der optenemen gelden noodig zijn. In elk geval acht Ik het een verelschte, dat voordat tot de uitgifte dezer leening besloten wordt, eerst duidelijk en ondubbelzinnig wordt vastgesteld, welke nieuwe lasten daardoor op de bevolking zullen moeten gelegd en op welke wijzede middelen tot dekking daarvan zullen moeten gevonden worden. geen enkel roofdier waagt zich aan hem en ook de mensch heeft voor hem geen be stemming. Het dier en zQn vieesch verspreidt namelQk een allerwalgelijkste geur, die volgens de beschrijvingen zoowat moet gelijken op de nQlpaardenstal in Arüs op zijn ergst. Als liefdevol wetenschappelijk onderzoeker vindt Beebe de geur van den Hoatzin niet zoo buitengewoon onaangenaam; hfl wordt er door herinnerd aan een circus met olifanten, vuil zaagsel en pinda's. Hoe het ook zij. het dier dankt aan die geur absolute veiligheid. Hl] is een planteneter en bouwt zijn nest in een vllnderbloemlgen boom. die langs de oevers in het water groeit. Beebe noemt hem bundury pimpler (Drepanocarpus lunatus) en vertelt dat h IJ voorzien is van groote boosaardige dorens, zoodat de nesten van den vogel vrijwel on geraak baar zijn. Deze struik vormt langs de rivieren op veel plaatsen een onafge broken muur en daarin huizen dan de hoatzins bij honderden. Ze bouwen hun nesten liefst boven het water, soms op een hoogte van niet meer dan een meter, soms tien meter hoog, maar meestal tusschen de drie en vijf meter. Een vestiging van broedende hoatzlns moet er zoowat uitzien als bij ons een kolonie van aalscholvers. Het leven is hun zeer gemakkelijk, want zQ voeden zich zelf en hun jongen met de bladeren van de struiken, waarin ze broeden, en, volgens sommige schrijvers, ook met de bladeren van een aaronskelkachtlge plant, die weer ia wat dieper water groeit dan de bundiry. Dat is de moko moko (Montrichardia arborescens) ook in ons Suriname welbekend. De rechte stengels, die meters hoog lood recht opschieten, zijn bezet met bladeren als van de bekende Caladium, waarvan ge een paar mooie exemplaren kunt bewonderen in het alligator zaaltje in Artis, waar ook een levende hoatzln zeer op zijn plaats zou Afgescheiden van het hier geschetste algemeene bezwaar tegen de mi. onvol doende voorbereiding van de uitvoering van een op zich zelf juist denkbeeld, geeft het wetson'werp in zfln onderdeelen ook nog blijken van op zijn zachtst uitgedrukt minder correcte bewerking. Tot welk bedrag de leening zal uitgegeven worden, is nergens duidelijk te vinden. Wel wordt In de toellchiing en in art. 17 van f450 millloen *) gesproken, maar zooals het wets-ontwerp nu luidt, zal de Minister niet verhinderd worden een grooter bedrag aan te nemen, indien het totaal van de volgens art. 2 aangenomen schaal tot een hooger bedrag mocht lelden. Wel wordt in art. 17 ook gezegd, dat de Minister het eventueel meerdere kan besteden tot inkoop van schuldbrieven dezer leening. Maar hQ is daartoe niet verplicht en ondubbelzinniger zoude het zijn het woordje kan door moet te vervangen. Art. 16 betrekking hebbende op de be voegdheid om de aanslagen in de Verdedlgingsbelastingen Ib. en II te voldoen in schuldbekentenissen dezer leening laat ook aan duidelijkheid te wenschen over. Volgens al. 4 van dit artikel zullen de voor voldoening der Verdedigingsbelastlngen aangenomen schuldbekentenissen .worden aangemerkt als te zijn besteed voor amortlsatle van de In deze wet bedoelde leening" m. a. w. wordt in het eerste jaar f 16 mlllioen of mreraan geboden voor voldoening der Verdedig'ngsbelastingen, dan kan dat jaar niets uitgelost worden. En bedenkt men nu, dat deze beide belastingen ruim f60 mlllioen moeten op brengen en het niru*e fonds nog wel zeer gerulmen tijd min of meer belangrijk beneden pari zal noteeren, dan zullen de inschrijvers het voorlooplg wel zonder aflossing door uitloting moeten stellen. En hoe moet het gaan, indien de volle f 60 mlllioen Verdedigingsbelastingen door inlevering van obligatiën voldaan worden ? Is dat niet den weg plaveien voor eene nieuwe gedwongen lee ning? Blijkbaar heeft de minister e-nigszins willen tegemoetkomen aan het door vele publicisten, bQ de bespreking van de hd 8 n g in eens opgeworpen denkbeeld om de be taling dezer in hoofdzaak tot de'glng van crisisschuld bedoelde heffing in obligatiën van crisisleeningen toe te laten. Maar de nieuwe leer ing dient voor consolidatie van vlottende schuld en niet tot delgir g van schuld en daar trtft de bedoelde bepaling geen doel en kan zij slechts lelden tot de noodzake lijkheid om later weer op nieuw te leenen. Met zeker welgevallen wordt In de toelichtinp ook hoog opgegeven van het groote voordeel, dat aan tussctieripersonen geene provisie b-hoeft betaald te worden en daar door f 1.362.000.?zsl uitgespaard worden. Maar zal het extra-werk van de belasting ambtenaren, die voor hen ongewoon werk moeten verrichten, niets kosten ? Daarbij wordt nog over het hoofd gezien, dat een zeer groot deel der inschrijvers de behan deling van de stortingen enz. toch aan hunne commtsslonnairsin eff eten of bankiers zullen moeten overlaten en deze, wanneer ztj niet door den Staat-geldnemer betaald worden hun loon van de geldgevers zullen vorderen. En dan komt het daarop neer, dat de provisie bQ deze gedwongen transactie door den Staat op de schouders van de inschrijvers geschoven wordt. Trouwens deze heele tirade in de toelichting klinkt erg klein en schijnt MiiiHMMiiiimiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiMimi CU&ACAO AMisETTE BOLS ook voornamelijk bestemd te zijn om den smaak der antl-kapitallsten te streelen. Eindelijk wat de tabel, waarnaar de aan slag geregeld zal worden, betreft, de zeer sterke progressie voor de groote vermogens en groote inkomens, komt mij ook beden kelijk voor. Niet gaarne zoude ik geacht willen worden te pleiten in het belang van groot-kapita listen en van hen, die groote inkomens hebben, maar toch mag het wel eens gezegd worden, dat bij de groote o ff-rs, die dit deel der bevolking in de laatste vijf jaar reeds heeft moeten brengen en nog steeds brengt er wel eens een einde kan komen aan hun human endurance". Wat echter van het standpunt van den Staat bQ deze transactie ook niet uit het oog dient verloren te worden, is, dat het juist de van enkele zeer ver mogende personen en instellingen gevorderde stortingen zijn, die de geld- en belegginesmarkt het meest dreigen te verstoren. Hoe vermogend en hoe groot het inkomen van die personen ook moge zijn, zQ beschikken niet otrer voldoende liquide middelen om tonnen in eens te storten en zuilen of de daarvoor te ontvangen stukken onmiddellijk op de markt moeten werpen, of door ver koop van andere fondsm zich de noodlge middelen moeten verschaffen, hetgeen nood zakelijk van nngunstlgen invloed op de beleggingsmarkt moet zijn. De penny-wlse en pound-foolish politiek van het ontwerp om tusschen personen uit te schakelen is bovendien niet bevorderlijk om dit bezwaar te verminderen, veeleer zal het versterkt worden, doordat de geld behandeling wordt overgelaten aan de daar toe niet behoorlijk geoutilleerde belasting kantoren. J. D. SANTILHANO *) Waar de aangifte-biljetten voor de Vermogens- en Inkomstenbelastingen over 1918/19 in hun geheel en de aanslagbiljetten voor verreweg hè* grootste gedeelte bQ het Departement van Financiën bekend behooren te zQn, zoude het toch heusch geen heksen werk zQn geweest, op een paar millioen na precies uit te rekenen, hoeveel de leentng overeenkomstig de tabel moet opbrengen. DE INDISCHE ZILVERBONS In haar verslag over 1917/18 werd er door de Directie der Javasche Bank reeds op gewezen, dat bQ de toenemende behoefte aan zilveren standpenningen en bQ de groote bezwaren om voldoende hoeveelheden nieuwe zilveren munt aan te voeren tusschen de Javasche Bank en de Regeering, overleg werd grpleegd om In de behoefte te voor zien door het scheppen van een nieuw circulatiemiddel, dat in het betalingsverkeer de plaats kan innemen van de zilveren standpenningen. Daartoe dient men over te gaan tot de uitgifte van papieren geld, in coupures van f 2'/2 en f 1.?, waaraan de hoedanigheid van wettig betaalmiddel wordt toegekend. Na verschillende besprekingen werd besloten, evenals in het moederland in Augustus 1914 met d: zilverbons ge schied is, ook voor Indië muntbiljetten van f l,- en f 250 als tijdelijk circulatiemiddel aan te maken. BQ het uitbrengen van het verslag der Javasche Bank over 1918/19 (in Juni jl.) kon nog slechts vermeld worden, dat de Regeering overgegaan is tot het bestellen dier nieuwe biljetten, dat zfl in Indië zijn aangekomen en dat met het in omloop brengen eerlang een aanvang zal worden gemaakt. Dezer dagen werden wQ door de wel willendheid van ren vriend, die een dezer biljetten uit Ind ë ontvangen heeft, in staat gesteld met dit nieuw circulatiemiddel kennis te maken, waarvan hiernevens een facsimile gegeven wordt. Men zal reeds dadelijk ontwaren, dat het zich wat uitvoering en ik mag er bij voegen ook wat papiersoort betreft, zeer gunstig onderscheidt van onze onaantrekke lijke zilverbons. In vele oplichten gelijken de nieuwe Indische muntbiljetten op Amerikaansche banknoten, hetgeen niet te be vreemden is, indien men ziet, dat zQ ver vaardigd zQn door de American Bank-note Compary", die algemeen bekend is door de keurige afwerking van Amerik tangene waar depapieren. Alleen de afmetingen van het Indische muntpapier zijn iets kleiner dan die van de Amerlkaansche noten. Niettemin moet het betreurd worden, dat men voor het vervaardigen van dit circulatiemiddel zijn toevlucht heeft moeten ncmea tot het buitenland. Reeds nu schijnt te blijken, dat de meer dere zorg aan de vervaardiging van het nieuwe papier besteed, niet bevordelQk is om het in de circulatie te houden, althans werd ons medegedeeld, dat zQ moeilijk te verkrijgen zijn en door Europeanen zoowel als Inianders vast gehouden worden. Of dit trouwens der Regeering en Javasche Bank erg onwelgevallig zal zQn is niet waarschijn lijk, ten minste, wanneer men zift, dat in het jongste verslag der Javasche Bank ge zegd wordt: .Wie clrculatiemiddelen wil op potten moet daarvoor nemen muntbiljetten en bankpapier; het zilver mag niet aan de circulatie worden onthouden." J. D. S. Het Stille Uur Als alle stemmen zwijgen. en 't hart vereenzaamd slaat, geeft zich in biddend nelgen 't veiinnlgd stil gelaat. De blanke handen bidden voor de eeuwigheid gereed, terwQl ge U te midden van bioze vormen weet. Het trotse hoofd gebogen, 't deemoedig vast gebaar; straalt uit de lachende ogen een liefde mild en klaar. Ontbinden zich de slaven van 't lijdelijke lot tot lichtende overgave in eeuwigheid aan God l DOEKE VAN BGTEN IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIII wezen. Beebe vermeldt 'alleen de bundury als voederplant, maar Bates en ook onze Penard noemen de moko-moko; de belde planten schijnen trouwens dikwijls naast elkaar te groeien. Jonge Hoatzln (Naar een van Beebe's foto's) Het glanspunt van Beebe's onderzoekingen is wel zQn avontuur met de jonge Hoatzin's. HQ trof het net, dat ze in het gunstigste stadium van ontwikkeling verkeerden, een dag of tien uit het el, nog bedekt met het nestdons, de veeren en pennen nog in 't begin van den groei. Zoo lagen ze op het vlakke takkennest, soms twee, soms meer. Als de zon fel brandde, dan kwam de oude vogel ze beschaduwen en soms werden ze uit de krop gevoerd met gekneusde en geweekte bundury bla deren. Verder lagen ze rustig te groeien. Als er havikken of gieren langs de nesten zweefden, dan bekommerde zien noch moe der noch kind daarom, evenmin om de koelies die in hun boot langs de rivier afcakten Al die dingen beteekenden voor hen geen gevaar en hadden voor hen niets te beduiden. Maar nu kwamen de mannen van de wetenschap en stuurden hun negerjongen, die zoo goed klimmen kon, den boom in. Gemakkelijk ging het niet, vanwege de dorens, maar Sam zette toch door, af en toe mompelend: ..please, don 't stick me, thorns. Tusschen twee haakjes, over ani misme en bijgeloof bQ de boschnegers bevat Tioplcal Wild Life ook een zeer interessant hoofdstuk. Nu, de dorens waren dan zoo vriendelijk om Sam te laten pas serren, en zoo bereikte hQ goed en wel den tak van het hoatzinsnest. Het jonge, kale kuiken had het ongewoon gebeuren rreds opgemerkt en den langen reptlelachtigen nek gestrekt. Zoo leek hQ al op een vreemd, uitgestorven monsterje en herinnerde zoowel aan een dinosaurus als aan een schildpad. Als Sam nog rader komt, steekt de vogel zQn vleugels in de hoogte, maar vleugels zijn het nog niet, het Hken armen, met handen In vingerlooze wanten; een duim en een vinger, elk duidelijk met een klauw steken er buiten uit. En dan stapt hQ van het nest af, gr?pt met zfjn voorpootenL want zoo moeten die dingen nu heeten, een smallen tak en klautert omhoog met handen en voeten, met de handen ciet het minst. Een enkelen keer steunt hij ook op zijn kin, en alles met alles klimt hQ met bewonderenswaardige handigheid zeer snel een heel eind de hoogte in. Doch Sam komt al nader en nader en eindelijk zit het vervolgde kuiken in het uiterste puntje van den pimplertwijg. Doch niet radeloos, want r>u leunt hQ voorover, slaat zQn vleugels achterwaarts en duikt van boven uit den boom loodrecht de rivier in, waar hQ zachtjes in glijdt, zonder eenig geplas. Een elndweegs verder komt hQ boven en zwemt dan naar den kant, zooals geen enkel ander levend wezen zwemt. Dan komt hQ aan den oever, sterkt een arm uit om zich uit het water te hQschen en klautert dan weer naar zQn nest, toegejuicht door de bewonderende natuuronderzoekers, die hem ru verder met rust laten. .Het was, zegt Beebe, alsof een gordijn, dat het ver leden verborgen hield, opzij werd geschoven en het ons vergund werd een blik te slaan in het gebeuren van mlll'oenec jaren geleden". HQ heeft van het j jnge dier met grQpvleugels nog een menigte mooie foto's kurnm m-ken, want veel nesten lagen ge makkelijk binnen bereik, en de dieren zijl in het geheel niet schuw. Op alle is te zien hoe goed de jonge Hoa'zln zQn handen kan gebruiken. BQ den ouden vogel zijn de klauwen nog wel aanwezig, maar hQ schijnt ze niet te gebruiken. 't Is te hopen, dat het Zrölogisch station zal blQven voortbestaan; met verlangen zie lif uit raar een tweede deel van Tioplcal Wild Life of raar een companion volume" van Jungle Peace. JAC. P. TMIJSSF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl