De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 1 november pagina 2

1 november 1919 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND l NOT. '19. No. 22W SCYLLA EN CHARYBDIS Teekenlng voor mde Amsterdammer" van fordaan Van Posthuma op IJsselstein" een politieke maar een zuiver economische moest wezen. Hierbij was vooral in die groepen, waar men zonder verwijl dit doel wilde verwezen lijken, duidelijk genoeg de werking van het voorbeeld van de Bolsjewiki of maximallsten in Rusland te bespeuren. Wat ook nog door de nauwe relatie die er bestond,tu*schen som mige revolutionaire groepen In Duitschland en de propaganda van het sovjet-bewind in Rusland, te sterker bevorderd was geworden. De nieuwe tegenstelling waarop wQ hier doelen ontwikkelde zich vrij snel, in revo lutie gaat alles hél snel, tot een scherp conflict dat in het groot bezien zich om twee hoofdpunten bewoog. De positie tegen over de democratie, als den grondslag voor de verdere ontwikkeling van het volksleven, als het politieke punt van verschil en de positie tegenover de maatschappelijke ontwikkeling, de overgang van de kapitalistische tot de socialistische productiewijze, als het economische. In die twee groote verschillen culmineert ten slotte de botsing, die zich in de socialistische beweging, de leidster van de Duitsche revolutie, hoe langer hoe scherper deed gevoelen, er vervolgerre toe heeft geleid, dat hier heviger dan waar ook, de meeningen tegenover elkander zfln komen te staan. Een feilen, ouderlingen strijd. Een vernielende broedertwlst, waarbij niet het minst ook de resultaten die deNovember-omwenteiing voor het volksleven nog hadden kunnen hebben, in het gedrang zijn geraakt. Men zou zich schuldig kunnen maken aan groote oppervlakkigheid, hiervan de schuld te wijten, aan wat men de onmacht" van de socialistische beweging gelieft te noemen. Vooral in de geschiedenis van de ontwikkeling van het Duitsche rflk In de laatste halve eeuw, hebben de burgerlijke partijen een zópassieve rol vervuld, van hen Is zoo weinig hervormenden invloed uitgegaan, zl hebben zich zódoor de ver tegenwoordigers van het oude stelsel laten leiden, dat hunnerzijds wel de grootste mate van bescheidenheid past. Inderdaad ligt in datgene, wat in groote trekken de socialistische beweging in Duitsch land zoo diep verdeelt, de tragiek van de revolutie zélf, die niet alleen de politieke, maar ook de economische ineenstorting van het bloelende groot-industrieele Duitschland scheen te voltrekken. *. * Groote vragen van politiek en economie beheerschen de verschillen, die In het jaar van de revolutie hetwelk nu achter ons ligt, op steeds scherper en onverkwikkelijker wQ ze tusschen de elkander bekampende socialis tische groepen, de klove hebben verbreed; helaas ook verdiept. Er spelen natuur lijk ook andere daartusïchen door, maar het zijn de hoofdkwesties niet. Die zitten dieper en beheerschen de verschillen. Dat het groote, ernstige politieke levens vragen zijn waar het om gaat, bewijst een feit wel het best, waaraan voor wie de verhoudingen in de soclalististlsche be weging in Duitschland en daarbuiten kent, groot gewicht is te hechten. Het is miniiMmiiiiiiiiiimiimiiniHiHimiii"" mini iiini min HELENE SWARTH 1859-1919 Deeze dichteres verdient ons aller be wondering en dank. Zij heeft gegeeven wat onze cultuur noodig heeft, een van de ele menten van ons volkslee ven: de harmonieuze weemoed. Deeze is niet ieder welkom. Er zijn er die verkiezen de scherpe ironie en welspreekendheld van Multatull, of de bittere leevenshaat van Strlndberg, of de blijde vroomheid van Guido Gezelle. Deeze verdragen niet de fflne, zachte weemoed van Helene Swarth, die maar enkele malen tot bittere scherpte of tot zware wijsheid wordt. Men kan niet het eene en het andere gelooven en aan vaarden. En om een Dichter te waardeeren moet men gelooven. Alle waardeering bevat geloof, onbeweezen en niet afgedwongen aanvaarding. Maar het Is wel moegelijk dat geloof voor een kunst-uiting somtijds te hebben en somtijds niet. Zelfs het beste dichtwerk heeft geen vaststaande, absolute waarde. Wel kan men van sommige verzen terstond zeegen dat het onecht werk Is, waardeloos eerflmel. Maar bij het gotde werk, dat er ilerair mee door kan, is nog zooveel veriiiiiiiiiiiiiiiiintiliuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirimmiimimiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiii de groote verdeeldheid die er heerscht in de boezem van de Onafhankelijke socia listen, over de waardeering van de demo cratie en der democratische beginselen voor de ontwikkeling van het volksleven. Op dit oogenbllk mag het wel weer aan het luwen zijn, maar eenige maanden geleden was de toevloed van de massaas naar die part8, mede als een gevolg van de teleurstellingen die de meerderheidspartij baarde als regeerlngspartQ onder de nood lottige verhoudingen waaronder het land economisch verkeert, buitengewoon groot. Maar met dien plotselingen aanwas, bij de verkiezingen van Januari bleek zij nog een betrekkelijk kleine minderheid, kwamen in de boezem dier Partfl de tegenstellingen, zooals zi] vooral werden beheerscht door die eene groote levensvraag, de houding tegenover de democratie, met een scherpte aan het licht, zQ botsen er met een hevig heid tegen elkaar aan, dat men wat dit betreft wel zou kunnen zeggen, dat zij In de eigen kring van de Onafhankelijken evenaardig zijn, aan die welke de klove naar buiten met de meerderheidssociallsten vormt. In deze groote levensvraag voor derevo lutie, het is een ander feit van beteekenis, staat een van de fijnste en scherpste geesten van het Duitsche socialisme, K ar l Kautsky, gedurende den oorlog een van de geestelijke vaders van de Onafhankelijke partij, lijn recht tegenover haren linkervleugel, die op noodlottige wijze haar karakter vrijwel beheerscht en op hare gansche politiek het stempM eener halfslachtigheid drukt, die deze Partij met den dag meer van haar politieke toekomst moet berooven. Deze linkervleugel, welke niet onmogelijk ook al reeds te onderscheiden is, in een gematigd-bolsjewistische en een meer con sequent bolsjewistische groep, wil het Raden-stelsel, met de zuivere heerschappij van het proletariaat daaraan verbonden. In verband met wat zich te München in het voorjaar had afgespeeld, heeft een andere onder de geestelijk meer vooraanstaanden van de Onafhankelijken, Heinrich Strobel, zich over de werking ervan in de praktijk onlangs aldus uitgesproken. .Een Raden stelsel, zoo schreef hij welks functies onbegrensd zijn, dat zijn correctie niet vindt in een sterke democratie, in de meest onbeperkte vrijheid van crltlek, in de meest volledige vrQheid van vergaderingen drukpers, zal onvermijdelijk moeten ver vallen tot een gilde-achtig bureaucratische versteening, waarmede zich de ongebreidelde invloed van de onbeschaamdste demagogen, politieke gelukzoekers en charlatans natuur lijk best verdraagt. Het was Inderdaad geen toeval, dat in MUnchen naast enkele zeer we zen IQ ke idealisten, overwegend avonturiers en warhoofden het roer in handen hadden. Wie de harde, reëele hinderpalen van het politieke leven het brutaalst wist te ignoreeren, wie de ontketende hartochten zonder eenige scrupules in het gevlei wist te komen, wie de massa de meest fantastische beloften wist te doen, die kwam het secuurst ook aan de bovenhand In revolutiesals die welke Duitschland sedert IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM1IIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIII schillende waardeering moogclijk. Men kan het verfoeyen en haten en men kan het heemelhoog schatten. En toch kan het beide juist zijn. Dit hangt van de eigen dispositie af. En de onverdragelijkste beoordeelaar is hij, die dat niet inziet en als absoluut rechter oordeelen gaat. En niet alleen verschilt het oordeel omtrent goed literair werk, al naar de beoordeelaar een andere dispositie heeft, maar ook de wisselingen in het gemoed van den beoor deelaar hebben ooverweegende invloed op het oordeel. Dit is zeer goed en begrijpelijk. Men moet het echter maar weeten. Wie midden in den leevenstrijd staat, nog vol kracht en fdschheid, strijdbaar, hard en onverbiddelijk die zal verzen als de Rouwviolen" niet best verdragen. Het zal hem te week, te zoet en te teer zijn. De Dichteres zegt: Ik weet wel: mijn klagende wijzen behagen de wijzen niet Maar ik zing ook geen zang voor de wijzen maar voor hem die me alleenig Het O laat mQ weenen, weenen en zingen mijn eenzaam lied! 't Is al voor dien lieven, dien eenen en die eene, die weet het niet. het vorig jaar begonnen is door te maken, spelen, dit dient in het oog te worden ge vat, niet alleen politieke doch ook mo re e l e factoren een voorname rol. De groote vragen van politiek en taktiek worden daarbij niet in de geringste mate tot kwesties van leiding, van kracht en van zedelij ken moed om de ontketende ener gieën binnen de grenzen van het bereikbare en het mogelijke te houden en waar dit onder de huidige massale bewegingen nu eenmaal zoo noodlottig kan dreigen, de hartstochten van de massaas op de straat, niet te laten heersenen over het verstand en het politieke inzicht. De revolutie te lelden en niet door haar geleld te worden. De burgeroorlog niet permanent te doen zijn, is wel het meest ondankbare deel van de taak, die op de schouders van de meerderheids-socialisten, als het belang rijkste element van de huidige regeeringscoalitie drukt. Dit ondankbare en voor een socialist allerminst benijdenswaardige, maar uit streng democratisch oogpunt niettemin zeer noodzakelijke werk, rust op de schouders van den minister van de rjjksweer" Gustaf Noske, die als-voormalig arbeider, jarenlang in het industrieele Saksen groot werk had gedaan. Er zullen redenen zijn, om een soms al te groote hardhandigheid te betreuren, waarmede die man, die zich met groote vastberadenheid ten doel heeft gesteld de democratische veroveringen van de revolutie Intact te doen blijven, naar de twee zQden waar men die poogt aan te randen, meer dan eens te werk gaat. Doch er is daarbij naar onze overtuiging geen den minsten grond, om hem als een geweldenaar voor te stellen of als een handlanger" van het oude regime. Deze minister is daarbij een goed en overtuigend redenaar en in de ver dediging van de middelen die hQ tot zQn doel aanwendt, heef t hij gemeenlijk de feiten niet tegen zich. Behalve het groote inwendige probleem van de verdediging van den democratischen staat, is er in het huidige Duitschland nog een ander, dat is het officiersprobleem. Duizenden van de oude officieren, die zoo zij al in zekeren zin onpolitiek waren, toch in strenge gehoorzaamheidstucht voor het oude regime groot zijn geworden, hebben nu hun existentie geheel te gronde zien gaan. In hun ongeluk vergelijken zij hun vroegeren toestand bij die van thans en zijn dus een gemakkelijke prooi voor een reaktionaire demagogie, in wier armen zij dan ook onwillekeurig terecht komen. Van de 24000 officieren zijn er niet meer dan 4000 bq de huidige rijksweer" be houden kunnen blijven; alle Janderen gaan een volkamen troostelooze toekomst tege moet. Een eeuw militaristische traditie, is buitendien niet met n slag te ontwortelen. Zelfs onder de derde Republiek in Frankrijk, is het leger nog lang een politiek gevaarlijke factor gebleken, wat o. a. de Dreyfuss-zaak heeft bewezen. Politiek beschouwd is de Duitsche revo lutie een experiment, dat zijn tijd noodig zal hebben, opdat de democratie in het volksleven wortel vat en daardoor vanzelf de groote gevaren overwint, die er nog liggen in de oude verhoudingen en vooral ook in de menseden die zich daaraan vastklemmen. Sociaal-politiek bezien, is zij een experiment dat buiten verband nut de ver houdingen in de wereld, alleen geen groote mogelijkheden heeft en daarbuiten dus niet kan worden beoordeeld. Zelfs de meer scherpzinnigen onder de radi cale socialisten geven volmondig toe dat het onmogelijk is, van Duitschland iets als een socialistisch eiland" te maken, of dat de groote vragen van den kapltalistischen over gang, een andere dan een internationale oplossing zullen kunnen vinden. Het wereldsocialisme evenwel bergt zulke geweldige vraagstukken in zich, dat alleen politieke kinderen er zich met een phraze en een groot gebaar over heen kunnen zetten. En dat die wereld revolutie zich zal voltrekken als n plotselinge actie, lijkt even fantastisch als onmogelijk. Jos. LOOPUIT IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIHMIIIIIIHII Illlllllllllll UMI DE DISCUSSIES" IN DEN AMSTERDAMSCHEN RAAD Ja, wel .discussies", tusschen aanhallngsteekensl Want die term is langzamerhand een officieel euphemisme geworden voor wat men hulselijker aanduidt met woorden als: geklets, scheldpartij, kijverij, of kortweg: een bende. Helaas, het peil van ons stedelijk parle ment is dezen zomer met n sprong ont zettend gedaald! Wat i i alles toch betrek kelijk l Orn den ouden Raad werd vaak vroeger al zoo'n beetje gelachen; al die propaganda-speeches, politiek gedoe, en veel te lang gepraat als er kiezers mee waren te vangen.. Maar het was heilig b IJ nu: de hcele Raad is eenvoudig een voor werp van algemeene bespotting geworden, ja erger: een publieke vermakelijkheid met gratis entree. Een vreemd verschijnsel, als men er een oogenblik goed over nadenkt. Want die vijf en veertig menschen, die daar zitten, MlmlIIMIHIIII lltlllltl Illllllllllllllllllllllllllllllllll Sommige karakters zullen hierdoor min of meer geïrriteerd worden. Toch is het echt en geloofwaardig, en dus ook schoon voor degeenen die er de ontfankelljkheld voor hebben en er voor gedisponeerd zQn. In de latere bundels verheft zich de stem wel van de Dichteres, maar de uiterlijke pracht doet de intensiteit verzwakken. Waar Helene Swarth het eenvoudigst is, is zij ook het mooist. Dat wil zeggen, voor mij persoonlijk. Ik erken, dat al haar ge publiceerde werk het drukken waard is. al zijn er enkele zwakke gedichtjes onder. Zoo vind ik reegels als deeze: O sparrenziel l O smarten balsem-bad" niet mooi en wat er volgt eeven min. Vroeger heb ik teegen zulk werk mijn bezwaren geuit, misschien harder er scherper dan ik het nu zou doen. Maar daarmee wordt de zeegenrijke en troostende kracht van haar zuivere, simpele weemoedige liederen niet weggenoomen. Laat allen die nu nog met een zeekere geringschatting op Helene Swarth's weemoed verzen neerzien, eens met hun oordeel wachten tot de klauwen van de naargeestig heid, de zwaarmoedigheid, de echte melan cholie hen te pakken hebben. Dat kan iedereen gebeuren. De sterkste geest, de zijn toch geen clowns, of meerendeels van een zoo laag gehalte, dat hun Raadslidmaat schap iets bespottelijks is? O neen, volstrekt niet. Laat ons eerlijk erkennen, dat er ver scheiden bekwame mannen en vrouwen onder zijn. Wel is tegenwoordig .het intel lect" (in den zin van academisch opgeleiden, dokters, advocaten, ingenieurs enz.) schaars vertegenwoordigd, maar ook daarbuiten bestaan genoeg menschen met ontwikkelde hersens. Iemand als oud-wethouder Vliegen bQvoorbeeld, die zich van arbeider heeft opgewerkt tot vooraanstaand politicus maar in een tijd, toen er nog een bijzonder verstand en heel wat werkkracht voor noodig was, om in de politiek ook maar Iets te bereiken. Tegenwoordig is het anders l Maar hoe komt het dan, dat in een lichaam, waarvan de meerderheid nog uit beschaafde menschen bestaat, zulk een toon heerscht? Dat er voortdurend gescholden, gehoond en gejouwd wordt, terwijl er zoo heel nu en dan nog eens een verstandig en rustig woord klinkt ? Dat komt, doordat in een massa het laagst staande element altijd den toon aangeeft. De betere laten zich of mee naar beneden trekken, of zwijgen maar liever. Trouwens zij hebben het voortdurende praten en schet teren niet noodig, zij zijn niet als beroeps pol it lei direct afhankelijk van het straatpubliek, dat de openbare tribune vult; hun meedere beschaving verzet zich tegen te veel reclame-makerQ voor eigen persoon. Maar... het instituut der beroeps-politiek breidt zich helaas voortdurend uit. Niet alleen bij de arbeiderspartijen, waar het ontstaan is, maar ook bij de andere; vooral de Roomsche en de anti-revolutlonaire partij. Dit wil zeggen, dat onze Volksvertegen woordigers in toenemende mate gerecruteerd worden uit bezoldigde propagandisten, vakvereenigingsleiders en dergelijken. Nu kan een bezoldigd bestuurder zeer zeker een ontwikkeld en fatsoenlijk man wezen; maar afhankelijk van zijn kiezers is en blijft hij. En wanneer dus een woordvoerder van een andere richting de gunst van de arbeiders" andere menschen bestaan er voor hem niet tracht te winnen, dan moet hij er wel tegen in. En liefst zoo, dat het inslaat" bij de tribune: zoogenaamd geestig, maar in elk geval niet te officieel, want daarvan houdt het publiek niet. Op die manier gaan de arbeiders" van diverse pluimage elkaar met hun propaganda te lijf, en het wordt een flauwe, onbenullige vliegen-afvangerij met allerlei kinderachtige debaters-trucjes. Zoo gaat het overal min of meer. Maar hier in Amsterdam komt er een bijzondere factor bij: de persoon van onzen onvolprezen David Wijnkoop. Deze cotntnualsten-?leider" wordt uit sluitend gedreven door een ziekelijke, tot manie geworden ijdelheid; hij kent slechts n belang het zijne, en meent dat het best te dienen, door zooveel mogelijk van zich te doen spreken. Bespot hem hij vindt het heerlijk; beleedlg hem hij zal er in groeien. Want in elk geval wordt dan toch de heer Wijn- * koop" telkens genoemd, en daarom is het hem immers te doen l Geen opmerking, die hem Invalt, kan z kinderachtig, zóonwaar, zóabsurd zijn, of hij spreekt haar uit, wanneer hq daarmee een storm van protesten" denkt te ont ketenen. En als de storm losgebroken is, dan geniet hfj in stilte het komt weer in de krant! en windt zich nooit op; het bruisende, spontane temperament van een echt fanatlcus ontbreekt hem geheel. Het is alles op effect berekend, ostentatie, aanstellerij. En hier, waar onze bolsjewiek veel dichter bij zijn mannetjes zit dan in Den Haag, schijnt hij nog erger voor gek te zullen spelen dan daar; als de stad er maar vol van is, dan is hij tevreden. Hoe komt zoo iemand er anders toe, om derge lijke nonsens-voorst ellen te doen, als het zenden van sympathie-betuigingen aan de Petrogradsche Commune"? Want zelfs al zou hij het voor zich zelf ernstig meenen, dan weet hij toch heel goed, dat zoo'n voorstel onder de tafel gelachen wordt ? Maar neen, het is Wijnkoop niet om zijn voorstel te doen, ook niet om de Commune" maar alleen om Wijnkoop. Het relltlje slaat In, er komt herrie van in den Raad, en den volgenden dag heeft ieder Amster dammer het over die Wijnkoop". Dat is het doel, en dit doel wordt volkomen bereikt. En daarom is het zoo vruchteloos, met David en de zijnen zwakke navolgers van den meester te debatteeren. Het eeeige resultaat is, wat men juist niet be doelt: reclame voor hem, die men treffen wil. Behalve natuurlijk een jammerlijk ver spillen van kostbaren tijd, waarop echter minder gelet wordt. WQnkoop's fractiegenooten zijn, zooals gezegd, maar zwakke navolgers van hem. Zij willen graag net doen als hij, maar zij kunnen het niet. Iets anders kunnen zij trouwens ook niet. In hun zuiver Amster damsen taaltje geven zij leder oogenblik een lange en vaak verwarde spiets" *) ten beste, zoodat wij ons afvragen, of er dan heelemaal niets meer voor noodig is, om een stad als Amsterdam mede te besturen. Ik wil waarlijk niet beweren, dat een arbeider niet met eere lid van Raad of Kamer kan n il i»iiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiilHilll HUI grootste Dichter kan in de macht van dien Demon vallen, onze Dichter Vondel was er een offer van Ik bedoel de naargeestigheid, die alles leelijk en kleurloos maakt, die, al is ze niet een ziekte-verschflnsel, toch ken merk is voor den ouderdom, en door de Wijzen wel beschouwd word t als een bewijs van bizondere gunst, als een uiterst heftige en zware beproeving. Welnu, in die kwelling die geen uiting kent en ook niet tot kunst-verheffing brengt, wat juist het verschrikkelijkste er van is *) in die kwelling is de weemoed redding en uitkomst. De weemoed heeft tranen wat de melan cholie niet heeft, de weemoed brengt ontspan ning, oopent verschieten, herinnert aan Gods goedheid, voert terug tot lichte paden met dragelijker pijn, de weemoed is teer en zacht, terwijl de melancholie grauw en hard is. Daarom zQn al die tranen, door onze dichteres geschreid, als zooveel zeegeningen voor den naargeestige, die tot weemoed wordt gebracht. Dat is nog droefheid, maar een rijker, liever, schooner droefheid die tot harmonieuze kunst voert. Het is die zeegenrijke weemoed die ook *) Durer's melancholia" is meer sombere weemoed, dan echte naargeestigheid. AAN OERBRANDT ADRIAENSZOON BREDERO Onvolprezen Amsterdammer, Hooggeschatte kunstenaar; Dichter van de baaien rokken, Niet te temmen boemelaar! Groote Qerbrand Adriaenszóon, Makker van de kan en stoop Als ge nu nog pierewaaidet Waart ge van de blauwe knoop. Ach, we drinken kwast en fosko En we snoepen suikerpap; Onze zenuwen en maagjens Zijn voor 't zoopje wat te slap. Maat, wanneer ge nu nog leefdet In ons wereld-gekkenhuis Zoudt ge als wij allen wezen: Sober, deftig, stijf en kuisch Kameraad, ge moogt 't prijzen Dat ge overleden zijt, Want uw pimpelen en proeven Pasten niet in onzen tijd. Dokter Prinsen heeft geschreven In zijn boek 1) aan u gewijd: Dat we op elkaar geleken Bredero, ik ben gevleid l Als ge nu nog eens mocht kijken In uw dierbaar Amsterdam Zoudt ge u misschien verbazen Over al het saai gezwam. Niets dan mopperen en klagen Alles handelt, scheldt en staakt En de Raad wordt door wat leiders" Stom-belachelijk gemaakt. De tooneelspeelkunst gaat treurig Die verliest haar laatste hoop Bredero, uw mooie stukken Komen in de bioskoop. Als ge toch terug wilt komen, Liedjes-zanger Bredero, Trek dan met me van den Helder Naar Maastricht en Herigelo. J. H. S P E E N H O F F 1) Prof. dr. J. Prinsen Jhzn, Gerbr. Adr. Bredero, serie onze groote schrijvers I, Amsterdam, J. M. Meulenhoff. iiuiiiiiimiiiiiiitHiitimtitiiiiiiimiiiiiitiiitiHimmiimmiiiiifiiiMiiMiti Geurigo Sigaar FABRIKANTE N.V. DIEVENBACH's Holl. Sigarenfabriek UTRECHT iiiiimiiiiiuiiiiMitntiiutiiiiMimiiiiinm zijn waarom zouden ook, zooals vroeger, alleen de bovenste lagen der bevolking nog aandeel in het bestuur moeten hebben? Neen, als het dan maar menschen zijn met zekere ontwikkeling en bovenal uiet een gezond verstand. Vergelijk nu eens onzen Piet Nolting, toch ook iemand uit de arbeidersklasse, en d'e ook nooit iets anders heeft willen wezen met de pas opgetre den communistische raadsleden. Aan den eenen kant een eenvoudig, intelligent man met een onafhankelijk en bezadigd oordeel aan den anderen een schamel troepje agita tors", die hun onbegrepen phrases de lucht inschetteren om voor zich zelf reclame te maken l En zoo komen dan die verrukkelijke .de batten" in de wereld, die wij in den laatsten tijd aangehoord hebben. Scheldwoorden als kruier", analphabeet", .huichelaar" etc. luisteren het geheel nog wat op, en het lijkt volkomen op de herrie van een troep ordelooze kwajongens op school. Hoe ver makelijk het soms op een oogenbllk zij door den humor van zulk een volslagen bende In de de deftige Raadszaal het is droevig tegelijkertijd. Verval van ons parlementair leven, dat ons telkens doet vragen, of het z nu moet doorgaan. Er wordt op het oogen blik in Riadskringen gezocht naar een middel bij /oorbeeld een strenge rantsoen eering van den spreektfld per persoon of per fraclie om er paal en perk aan te stellen. Het is te hopen, dat het wat helpt. Want een gezagdragend lichaam, dat zich publiek belachelijk maakt, kan op den duur het gdzag niet behouden. Dr. J. A. S C H R E D E R ?) Deze uitspraak van het woord speech" is tegenwoordig bQna algemeen in den Raad. iiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiHiniiiiiiiiiiiiniiinHiiii UMMtlUlllim de mooiste, meest intensieve gedichtjes van Helene Swarth heeft doen ontstaan. B.v. dit: Geknakt en wanklend wandlen mijn ge dachten Als kranken in de tuin van 't hospitaal, G ;en hoop van leven komt hun leed verzachten Zij weten 't wel: reeds staat de dood te wachten Achter de vensters van de ztekenzaal. En de arme zieken turen, vol verlangen Door de fjzren tralies van het hospitaal En tranen beven op hun bleeke wangen Terwijl hun blik zoolang h IJ kan, blijft hangen Aan't schip, dat weg zeilt over 't bruin kanaal." Hoe krachtig beeldend is hier gesprooken. Men ziet het ernstig loeren van de Dood achter die vensters, het schip, wegzeilend naar onbekend: streeken en de arme, ge doemde zieken achter het traliehek. En wie nu zelf de zwaarmoed draagt en hier tot weemoed (sehnsucht) en tranen wordt ont roerd, die dankt de Dichteres die hem schoonheid en verligting bracht in zijn ellende. FREDERIK VAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl