Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
l NOT. '19. No. 22W
SCYLLA EN CHARYBDIS
Teekenlng voor mde Amsterdammer" van fordaan
Van Posthuma op IJsselstein"
een politieke maar een zuiver economische
moest wezen.
Hierbij was vooral in die groepen, waar
men zonder verwijl dit doel wilde verwezen
lijken, duidelijk genoeg de werking van het
voorbeeld van de Bolsjewiki of maximallsten
in Rusland te bespeuren. Wat ook nog door
de nauwe relatie die er bestond,tu*schen som
mige revolutionaire groepen In Duitschland
en de propaganda van het sovjet-bewind in
Rusland, te sterker bevorderd was geworden.
De nieuwe tegenstelling waarop wQ hier
doelen ontwikkelde zich vrij snel, in revo
lutie gaat alles hél snel, tot een scherp
conflict dat in het groot bezien zich om
twee hoofdpunten bewoog. De positie tegen
over de democratie, als den grondslag voor
de verdere ontwikkeling van het volksleven,
als het politieke punt van verschil en de positie
tegenover de maatschappelijke ontwikkeling,
de overgang van de kapitalistische tot
de socialistische productiewijze, als het
economische.
In die twee groote verschillen culmineert
ten slotte de botsing, die zich in de
socialistische beweging, de leidster van de
Duitsche revolutie, hoe langer hoe scherper
deed gevoelen, er vervolgerre toe heeft
geleid, dat hier heviger dan waar ook, de
meeningen tegenover elkander zfln komen te
staan. Een feilen, ouderlingen strijd. Een
vernielende broedertwlst, waarbij niet het
minst ook de resultaten die
deNovember-omwenteiing voor het volksleven nog hadden
kunnen hebben, in het gedrang zijn geraakt.
Men zou zich schuldig kunnen maken
aan groote oppervlakkigheid, hiervan de
schuld te wijten, aan wat men de onmacht"
van de socialistische beweging gelieft te
noemen. Vooral in de geschiedenis van de
ontwikkeling van het Duitsche rflk In de
laatste halve eeuw, hebben de burgerlijke
partijen een zópassieve rol vervuld,
van hen Is zoo weinig hervormenden invloed
uitgegaan, zl hebben zich zódoor de ver
tegenwoordigers van het oude stelsel laten
leiden, dat hunnerzijds wel de grootste mate
van bescheidenheid past.
Inderdaad ligt in datgene, wat in groote
trekken de socialistische beweging in Duitsch
land zoo diep verdeelt, de tragiek van de
revolutie zélf, die niet alleen de politieke,
maar ook de economische ineenstorting van
het bloelende groot-industrieele Duitschland
scheen te voltrekken.
*. *
Groote vragen van politiek en economie
beheerschen de verschillen, die In het jaar
van de revolutie hetwelk nu achter ons ligt,
op steeds scherper en onverkwikkelijker wQ ze
tusschen de elkander bekampende socialis
tische groepen, de klove hebben verbreed;
helaas ook verdiept. Er spelen natuur
lijk ook andere daartusïchen door, maar
het zijn de hoofdkwesties niet. Die zitten
dieper en beheerschen de verschillen.
Dat het groote, ernstige politieke levens
vragen zijn waar het om gaat, bewijst een
feit wel het best, waaraan voor wie de
verhoudingen in de soclalististlsche be
weging in Duitschland en daarbuiten kent,
groot gewicht is te hechten. Het is
miniiMmiiiiiiiiiimiimiiniHiHimiii"" mini iiini min
HELENE SWARTH
1859-1919
Deeze dichteres verdient ons aller be
wondering en dank. Zij heeft gegeeven wat
onze cultuur noodig heeft, een van de ele
menten van ons volkslee ven: de harmonieuze
weemoed.
Deeze is niet ieder welkom. Er zijn er
die verkiezen de scherpe ironie en
welspreekendheld van Multatull, of de bittere
leevenshaat van Strlndberg, of de blijde vroomheid
van Guido Gezelle. Deeze verdragen niet
de fflne, zachte weemoed van Helene Swarth,
die maar enkele malen tot bittere scherpte
of tot zware wijsheid wordt. Men kan niet
het eene en het andere gelooven en aan
vaarden. En om een Dichter te waardeeren
moet men gelooven. Alle waardeering bevat
geloof, onbeweezen en niet afgedwongen
aanvaarding.
Maar het Is wel moegelijk dat geloof voor
een kunst-uiting somtijds te hebben en
somtijds niet. Zelfs het beste dichtwerk
heeft geen vaststaande, absolute waarde.
Wel kan men van sommige verzen terstond
zeegen dat het onecht werk Is, waardeloos
eerflmel. Maar bij het gotde werk, dat er
ilerair mee door kan, is nog zooveel
veriiiiiiiiiiiiiiiiintiliuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirimmiimimiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiii
de groote verdeeldheid die er heerscht in
de boezem van de Onafhankelijke socia
listen, over de waardeering van de demo
cratie en der democratische beginselen voor
de ontwikkeling van het volksleven.
Op dit oogenbllk mag het wel weer
aan het luwen zijn, maar eenige maanden
geleden was de toevloed van de massaas
naar die part8, mede als een gevolg van de
teleurstellingen die de meerderheidspartij
baarde als regeerlngspartQ onder de nood
lottige verhoudingen waaronder het land
economisch verkeert, buitengewoon groot.
Maar met dien plotselingen aanwas, bij
de verkiezingen van Januari bleek zij nog een
betrekkelijk kleine minderheid, kwamen
in de boezem dier Partfl de tegenstellingen,
zooals zi] vooral werden beheerscht door
die eene groote levensvraag, de houding
tegenover de democratie, met een scherpte
aan het licht, zQ botsen er met een hevig
heid tegen elkaar aan, dat men wat dit
betreft wel zou kunnen zeggen, dat zij In
de eigen kring van de Onafhankelijken
evenaardig zijn, aan die welke de klove naar
buiten met de meerderheidssociallsten vormt.
In deze groote levensvraag voor derevo
lutie, het is een ander feit van beteekenis,
staat een van de fijnste en scherpste geesten
van het Duitsche socialisme, K ar l Kautsky,
gedurende den oorlog een van de geestelijke
vaders van de Onafhankelijke partij, lijn
recht tegenover haren linkervleugel, die
op noodlottige wijze haar karakter vrijwel
beheerscht en op hare gansche politiek het
stempM eener halfslachtigheid drukt, die
deze Partij met den dag meer van haar
politieke toekomst moet berooven.
Deze linkervleugel, welke niet onmogelijk
ook al reeds te onderscheiden is, in een
gematigd-bolsjewistische en een meer con
sequent bolsjewistische groep, wil het
Raden-stelsel, met de zuivere heerschappij
van het proletariaat daaraan verbonden.
In verband met wat zich te München in
het voorjaar had afgespeeld, heeft een andere
onder de geestelijk meer vooraanstaanden
van de Onafhankelijken, Heinrich Strobel,
zich over de werking ervan in de praktijk
onlangs aldus uitgesproken. .Een Raden
stelsel, zoo schreef hij welks functies
onbegrensd zijn, dat zijn correctie niet
vindt in een sterke democratie, in de meest
onbeperkte vrijheid van crltlek, in de
meest volledige vrQheid van vergaderingen
drukpers, zal onvermijdelijk moeten ver
vallen tot een gilde-achtig bureaucratische
versteening, waarmede zich de ongebreidelde
invloed van de onbeschaamdste demagogen,
politieke gelukzoekers en charlatans natuur
lijk best verdraagt. Het was Inderdaad geen
toeval, dat in MUnchen naast enkele zeer we
zen IQ ke idealisten, overwegend avonturiers
en warhoofden het roer in handen hadden.
Wie de harde, reëele hinderpalen van het
politieke leven het brutaalst wist te
ignoreeren, wie de ontketende hartochten zonder
eenige scrupules in het gevlei wist te komen,
wie de massa de meest fantastische beloften
wist te doen, die kwam het secuurst ook
aan de bovenhand
In revolutiesals die welke Duitschland sedert
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM1IIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIII
schillende waardeering moogclijk. Men kan
het verfoeyen en haten en men kan het
heemelhoog schatten. En toch kan het beide
juist zijn. Dit hangt van de eigen dispositie
af. En de onverdragelijkste beoordeelaar is
hij, die dat niet inziet en als absoluut
rechter oordeelen gaat.
En niet alleen verschilt het oordeel omtrent
goed literair werk, al naar de beoordeelaar
een andere dispositie heeft, maar ook de
wisselingen in het gemoed van den beoor
deelaar hebben ooverweegende invloed op
het oordeel. Dit is zeer goed en begrijpelijk.
Men moet het echter maar weeten.
Wie midden in den leevenstrijd staat, nog
vol kracht en fdschheid, strijdbaar, hard en
onverbiddelijk die zal verzen als de
Rouwviolen" niet best verdragen. Het zal
hem te week, te zoet en te teer zijn.
De Dichteres zegt:
Ik weet wel: mijn klagende wijzen
behagen de wijzen niet
Maar ik zing ook geen zang voor de wijzen
maar voor hem die me alleenig Het
O laat mQ weenen, weenen
en zingen mijn eenzaam lied!
't Is al voor dien lieven, dien eenen
en die eene, die weet het niet.
het vorig jaar begonnen is door te maken,
spelen, dit dient in het oog te worden ge
vat, niet alleen politieke doch ook mo
re e l e factoren een voorname rol. De
groote vragen van politiek en taktiek
worden daarbij niet in de geringste mate
tot kwesties van leiding, van kracht en
van zedelij ken moed om de ontketende ener
gieën binnen de grenzen van het bereikbare
en het mogelijke te houden en waar dit onder
de huidige massale bewegingen nu eenmaal
zoo noodlottig kan dreigen, de hartstochten
van de massaas op de straat, niet te laten
heersenen over het verstand en het politieke
inzicht. De revolutie te lelden en niet door
haar geleld te worden.
De burgeroorlog niet permanent te doen
zijn, is wel het meest ondankbare deel
van de taak, die op de schouders van
de meerderheids-socialisten, als het belang
rijkste element van de huidige
regeeringscoalitie drukt. Dit ondankbare en voor een
socialist allerminst benijdenswaardige, maar
uit streng democratisch oogpunt niettemin
zeer noodzakelijke werk, rust op de schouders
van den minister van de rjjksweer" Gustaf
Noske, die als-voormalig arbeider, jarenlang
in het industrieele Saksen groot werk had
gedaan.
Er zullen redenen zijn, om een soms al
te groote hardhandigheid te betreuren,
waarmede die man, die zich met groote
vastberadenheid ten doel heeft gesteld de
democratische veroveringen van de revolutie
Intact te doen blijven, naar de twee zQden
waar men die poogt aan te randen, meer
dan eens te werk gaat. Doch er is daarbij
naar onze overtuiging geen den minsten
grond, om hem als een geweldenaar voor
te stellen of als een handlanger" van het
oude regime. Deze minister is daarbij een
goed en overtuigend redenaar en in de ver
dediging van de middelen die hQ tot zQn
doel aanwendt, heef t hij gemeenlijk de feiten
niet tegen zich.
Behalve het groote inwendige probleem
van de verdediging van den democratischen
staat, is er in het huidige Duitschland nog
een ander, dat is het officiersprobleem.
Duizenden van de oude officieren, die zoo
zij al in zekeren zin onpolitiek waren,
toch in strenge gehoorzaamheidstucht voor
het oude regime groot zijn geworden,
hebben nu hun existentie geheel te gronde
zien gaan. In hun ongeluk vergelijken zij
hun vroegeren toestand bij die van thans
en zijn dus een gemakkelijke prooi voor
een reaktionaire demagogie, in wier armen
zij dan ook onwillekeurig terecht komen.
Van de 24000 officieren zijn er niet meer
dan 4000 bq de huidige rijksweer" be
houden kunnen blijven; alle Janderen gaan
een volkamen troostelooze toekomst tege
moet. Een eeuw militaristische traditie, is
buitendien niet met n slag te ontwortelen.
Zelfs onder de derde Republiek in Frankrijk,
is het leger nog lang een politiek gevaarlijke
factor gebleken, wat o. a. de Dreyfuss-zaak
heeft bewezen.
Politiek beschouwd is de Duitsche revo
lutie een experiment, dat zijn tijd noodig
zal hebben, opdat de democratie in
het volksleven wortel vat en daardoor
vanzelf de groote gevaren overwint, die er
nog liggen in de oude verhoudingen en
vooral ook in de menseden die zich daaraan
vastklemmen. Sociaal-politiek bezien, is zij een
experiment dat buiten verband nut de ver
houdingen in de wereld, alleen geen groote
mogelijkheden heeft en daarbuiten dus niet
kan worden beoordeeld.
Zelfs de meer scherpzinnigen onder de radi
cale socialisten geven volmondig toe dat het
onmogelijk is, van Duitschland iets als een
socialistisch eiland" te maken, of dat de
groote vragen van den kapltalistischen over
gang, een andere dan een internationale
oplossing zullen kunnen vinden. Het
wereldsocialisme evenwel bergt zulke geweldige
vraagstukken in zich, dat alleen politieke
kinderen er zich met een phraze en een groot
gebaar over heen kunnen zetten. En dat
die wereld revolutie zich zal voltrekken als
n plotselinge actie, lijkt even fantastisch
als onmogelijk.
Jos. LOOPUIT
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIHMIIIIIIHII Illlllllllllll UMI
DE DISCUSSIES" IN DEN
AMSTERDAMSCHEN RAAD
Ja, wel .discussies", tusschen
aanhallngsteekensl Want die term is langzamerhand
een officieel euphemisme geworden voor
wat men hulselijker aanduidt met woorden
als: geklets, scheldpartij, kijverij, of kortweg:
een bende.
Helaas, het peil van ons stedelijk parle
ment is dezen zomer met n sprong ont
zettend gedaald! Wat i i alles toch betrek
kelijk l Orn den ouden Raad werd vaak
vroeger al zoo'n beetje gelachen; al die
propaganda-speeches, politiek gedoe, en
veel te lang gepraat als er kiezers mee
waren te vangen.. Maar het was heilig b IJ
nu: de hcele Raad is eenvoudig een voor
werp van algemeene bespotting geworden,
ja erger: een publieke vermakelijkheid met
gratis entree.
Een vreemd verschijnsel, als men er een
oogenblik goed over nadenkt. Want die
vijf en veertig menschen, die daar zitten,
MlmlIIMIHIIII lltlllltl Illllllllllllllllllllllllllllllllll
Sommige karakters zullen hierdoor min
of meer geïrriteerd worden. Toch is het
echt en geloofwaardig, en dus ook schoon
voor degeenen die er de ontfankelljkheld
voor hebben en er voor gedisponeerd zQn.
In de latere bundels verheft zich de stem
wel van de Dichteres, maar de uiterlijke
pracht doet de intensiteit verzwakken.
Waar Helene Swarth het eenvoudigst is,
is zij ook het mooist. Dat wil zeggen, voor
mij persoonlijk. Ik erken, dat al haar ge
publiceerde werk het drukken waard is. al
zijn er enkele zwakke gedichtjes onder. Zoo
vind ik reegels als deeze:
O sparrenziel l O smarten balsem-bad"
niet mooi en wat er volgt eeven min. Vroeger
heb ik teegen zulk werk mijn bezwaren
geuit, misschien harder er scherper dan ik
het nu zou doen.
Maar daarmee wordt de zeegenrijke en
troostende kracht van haar zuivere, simpele
weemoedige liederen niet weggenoomen.
Laat allen die nu nog met een zeekere
geringschatting op Helene Swarth's weemoed
verzen neerzien, eens met hun oordeel
wachten tot de klauwen van de naargeestig
heid, de zwaarmoedigheid, de echte melan
cholie hen te pakken hebben. Dat kan
iedereen gebeuren. De sterkste geest, de
zijn toch geen clowns, of meerendeels van
een zoo laag gehalte, dat hun Raadslidmaat
schap iets bespottelijks is? O neen, volstrekt
niet. Laat ons eerlijk erkennen, dat er ver
scheiden bekwame mannen en vrouwen
onder zijn. Wel is tegenwoordig .het intel
lect" (in den zin van academisch opgeleiden,
dokters, advocaten, ingenieurs enz.) schaars
vertegenwoordigd, maar ook daarbuiten
bestaan genoeg menschen met ontwikkelde
hersens. Iemand als oud-wethouder Vliegen
bQvoorbeeld, die zich van arbeider heeft
opgewerkt tot vooraanstaand politicus
maar in een tijd, toen er nog een bijzonder
verstand en heel wat werkkracht voor noodig
was, om in de politiek ook maar Iets te
bereiken. Tegenwoordig is het anders l
Maar hoe komt het dan, dat in een lichaam,
waarvan de meerderheid nog uit beschaafde
menschen bestaat, zulk een toon heerscht?
Dat er voortdurend gescholden, gehoond en
gejouwd wordt, terwijl er zoo heel nu en
dan nog eens een verstandig en rustig woord
klinkt ?
Dat komt, doordat in een massa het laagst
staande element altijd den toon aangeeft.
De betere laten zich of mee naar beneden
trekken, of zwijgen maar liever. Trouwens
zij hebben het voortdurende praten en schet
teren niet noodig, zij zijn niet als beroeps
pol it lei direct afhankelijk van het
straatpubliek, dat de openbare tribune vult; hun
meedere beschaving verzet zich tegen te
veel reclame-makerQ voor eigen persoon.
Maar... het instituut der beroeps-politiek
breidt zich helaas voortdurend uit. Niet alleen
bij de arbeiderspartijen, waar het ontstaan
is, maar ook bij de andere; vooral de
Roomsche en de anti-revolutlonaire partij.
Dit wil zeggen, dat onze Volksvertegen
woordigers in toenemende mate
gerecruteerd worden uit bezoldigde propagandisten,
vakvereenigingsleiders en dergelijken. Nu
kan een bezoldigd bestuurder zeer zeker een
ontwikkeld en fatsoenlijk man wezen; maar
afhankelijk van zijn kiezers is en blijft hij.
En wanneer dus een woordvoerder van een
andere richting de gunst van de arbeiders"
andere menschen bestaan er voor hem niet
tracht te winnen, dan moet hij er wel tegen
in. En liefst zoo, dat het inslaat" bij de
tribune: zoogenaamd geestig, maar in elk
geval niet te officieel, want daarvan houdt
het publiek niet. Op die manier gaan de
arbeiders" van diverse pluimage elkaar
met hun propaganda te lijf, en het wordt
een flauwe, onbenullige vliegen-afvangerij
met allerlei kinderachtige debaters-trucjes.
Zoo gaat het overal min of meer.
Maar hier in Amsterdam komt er een
bijzondere factor bij: de persoon van onzen
onvolprezen David Wijnkoop.
Deze cotntnualsten-?leider" wordt uit
sluitend gedreven door een ziekelijke, tot
manie geworden ijdelheid; hij kent slechts
n belang het zijne, en meent dat het
best te dienen, door zooveel mogelijk van
zich te doen spreken.
Bespot hem hij vindt het heerlijk;
beleedlg hem hij zal er in groeien. Want
in elk geval wordt dan toch de heer Wijn- *
koop" telkens genoemd, en daarom is het
hem immers te doen l
Geen opmerking, die hem Invalt, kan z
kinderachtig, zóonwaar, zóabsurd zijn,
of hij spreekt haar uit, wanneer hq daarmee
een storm van protesten" denkt te ont
ketenen. En als de storm losgebroken is,
dan geniet hfj in stilte het komt weer
in de krant! en windt zich nooit op;
het bruisende, spontane temperament van
een echt fanatlcus ontbreekt hem geheel.
Het is alles op effect berekend, ostentatie,
aanstellerij. En hier, waar onze bolsjewiek
veel dichter bij zijn mannetjes zit dan in
Den Haag, schijnt hij nog erger voor gek
te zullen spelen dan daar; als de stad er
maar vol van is, dan is hij tevreden. Hoe
komt zoo iemand er anders toe, om derge
lijke nonsens-voorst ellen te doen, als het
zenden van sympathie-betuigingen aan de
Petrogradsche Commune"? Want zelfs al
zou hij het voor zich zelf ernstig meenen,
dan weet hij toch heel goed, dat zoo'n
voorstel onder de tafel gelachen wordt ?
Maar neen, het is Wijnkoop niet om zijn
voorstel te doen, ook niet om de Commune"
maar alleen om Wijnkoop. Het relltlje
slaat In, er komt herrie van in den Raad,
en den volgenden dag heeft ieder Amster
dammer het over die Wijnkoop". Dat is
het doel, en dit doel wordt volkomen bereikt.
En daarom is het zoo vruchteloos, met
David en de zijnen zwakke navolgers
van den meester te debatteeren. Het
eeeige resultaat is, wat men juist niet be
doelt: reclame voor hem, die men treffen
wil. Behalve natuurlijk een jammerlijk ver
spillen van kostbaren tijd, waarop echter
minder gelet wordt.
WQnkoop's fractiegenooten zijn, zooals
gezegd, maar zwakke navolgers van hem.
Zij willen graag net doen als hij, maar zij
kunnen het niet. Iets anders kunnen zij
trouwens ook niet. In hun zuiver Amster
damsen taaltje geven zij leder oogenblik een
lange en vaak verwarde spiets" *) ten beste,
zoodat wij ons afvragen, of er dan
heelemaal niets meer voor noodig is, om een
stad als Amsterdam mede te besturen. Ik
wil waarlijk niet beweren, dat een arbeider
niet met eere lid van Raad of Kamer kan
n il i»iiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiilHilll HUI
grootste Dichter kan in de macht van dien
Demon vallen, onze Dichter Vondel was er
een offer van Ik bedoel de naargeestigheid,
die alles leelijk en kleurloos maakt, die, al
is ze niet een ziekte-verschflnsel, toch ken
merk is voor den ouderdom, en door de
Wijzen wel beschouwd word t als een bewijs
van bizondere gunst, als een uiterst heftige
en zware beproeving.
Welnu, in die kwelling die geen uiting
kent en ook niet tot kunst-verheffing brengt,
wat juist het verschrikkelijkste er van is *)
in die kwelling is de weemoed redding
en uitkomst.
De weemoed heeft tranen wat de melan
cholie niet heeft, de weemoed brengt ontspan
ning, oopent verschieten, herinnert aan Gods
goedheid, voert terug tot lichte paden met
dragelijker pijn, de weemoed is teer en zacht,
terwijl de melancholie grauw en hard is.
Daarom zQn al die tranen, door onze
dichteres geschreid, als zooveel zeegeningen
voor den naargeestige, die tot weemoed
wordt gebracht. Dat is nog droefheid, maar
een rijker, liever, schooner droefheid die
tot harmonieuze kunst voert.
Het is die zeegenrijke weemoed die ook
*) Durer's melancholia" is meer sombere
weemoed, dan echte naargeestigheid.
AAN OERBRANDT
ADRIAENSZOON BREDERO
Onvolprezen Amsterdammer,
Hooggeschatte kunstenaar;
Dichter van de baaien rokken,
Niet te temmen boemelaar!
Groote Qerbrand Adriaenszóon,
Makker van de kan en stoop
Als ge nu nog pierewaaidet
Waart ge van de blauwe knoop.
Ach, we drinken kwast en fosko
En we snoepen suikerpap;
Onze zenuwen en maagjens
Zijn voor 't zoopje wat te slap.
Maat, wanneer ge nu nog leefdet
In ons wereld-gekkenhuis
Zoudt ge als wij allen wezen:
Sober, deftig, stijf en kuisch
Kameraad, ge moogt 't prijzen
Dat ge overleden zijt,
Want uw pimpelen en proeven
Pasten niet in onzen tijd.
Dokter Prinsen heeft geschreven
In zijn boek 1) aan u gewijd:
Dat we op elkaar geleken
Bredero, ik ben gevleid l
Als ge nu nog eens mocht kijken
In uw dierbaar Amsterdam
Zoudt ge u misschien verbazen
Over al het saai gezwam.
Niets dan mopperen en klagen
Alles handelt, scheldt en staakt
En de Raad wordt door wat leiders"
Stom-belachelijk gemaakt.
De tooneelspeelkunst gaat treurig
Die verliest haar laatste hoop
Bredero, uw mooie stukken
Komen in de bioskoop.
Als ge toch terug wilt komen,
Liedjes-zanger Bredero,
Trek dan met me van den Helder
Naar Maastricht en Herigelo.
J. H. S P E E N H O F F
1) Prof. dr. J. Prinsen Jhzn, Gerbr. Adr.
Bredero, serie onze groote schrijvers I,
Amsterdam, J. M. Meulenhoff.
iiuiiiiiimiiiiiiitHiitimtitiiiiiiimiiiiiitiiitiHimmiimmiiiiifiiiMiiMiti
Geurigo Sigaar
FABRIKANTE
N.V. DIEVENBACH's
Holl. Sigarenfabriek UTRECHT
iiiiimiiiiiuiiiiMitntiiutiiiiMimiiiiinm
zijn waarom zouden ook, zooals vroeger,
alleen de bovenste lagen der bevolking nog
aandeel in het bestuur moeten hebben?
Neen, als het dan maar menschen zijn met
zekere ontwikkeling en bovenal uiet een
gezond verstand. Vergelijk nu eens onzen
Piet Nolting, toch ook iemand uit de
arbeidersklasse, en d'e ook nooit iets anders
heeft willen wezen met de pas opgetre
den communistische raadsleden. Aan den
eenen kant een eenvoudig, intelligent man
met een onafhankelijk en bezadigd oordeel
aan den anderen een schamel troepje agita
tors", die hun onbegrepen phrases de lucht
inschetteren om voor zich zelf reclame te
maken l
En zoo komen dan die verrukkelijke .de
batten" in de wereld, die wij in den laatsten
tijd aangehoord hebben. Scheldwoorden
als kruier", analphabeet", .huichelaar"
etc. luisteren het geheel nog wat op, en het
lijkt volkomen op de herrie van een troep
ordelooze kwajongens op school. Hoe ver
makelijk het soms op een oogenbllk zij
door den humor van zulk een volslagen bende
In de de deftige Raadszaal het is droevig
tegelijkertijd. Verval van ons parlementair
leven, dat ons telkens doet vragen, of het z
nu moet doorgaan. Er wordt op het oogen
blik in Riadskringen gezocht naar een
middel bij /oorbeeld een strenge rantsoen
eering van den spreektfld per persoon of per
fraclie om er paal en perk aan te stellen.
Het is te hopen, dat het wat helpt. Want
een gezagdragend lichaam, dat zich publiek
belachelijk maakt, kan op den duur het gdzag
niet behouden.
Dr. J. A. S C H R E D E R
?) Deze uitspraak van het woord speech"
is tegenwoordig bQna algemeen in den Raad.
iiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiHiniiiiiiiiiiiiniiinHiiii
UMMtlUlllim
de mooiste, meest intensieve gedichtjes van
Helene Swarth heeft doen ontstaan.
B.v. dit:
Geknakt en wanklend wandlen mijn ge
dachten
Als kranken in de tuin van 't hospitaal,
G ;en hoop van leven komt hun leed verzachten
Zij weten 't wel: reeds staat de dood te wachten
Achter de vensters van de ztekenzaal.
En de arme zieken turen, vol verlangen
Door de fjzren tralies van het hospitaal
En tranen beven op hun bleeke wangen
Terwijl hun blik zoolang h IJ kan, blijft hangen
Aan't schip, dat weg zeilt over 't bruin kanaal."
Hoe krachtig beeldend is hier gesprooken.
Men ziet het ernstig loeren van de Dood
achter die vensters, het schip, wegzeilend
naar onbekend: streeken en de arme, ge
doemde zieken achter het traliehek. En wie
nu zelf de zwaarmoed draagt en hier tot
weemoed (sehnsucht) en tranen wordt ont
roerd, die dankt de Dichteres die hem
schoonheid en verligting bracht in zijn
ellende.
FREDERIK VAN EEDEN