De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 15 november pagina 14

15 november 1919 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

14 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Nov. '19. No. 2212 ONZE PUZZLE Oplossing Toovervierkant-puzzle. Een van de meest voorkomende oplossingen was onderstaande: 1 15 4 14 8 10 5, 11 13 3 16 2 12 6 9 7 Op Albrecht Dürer's Kopergravure Melencolla" van het jaar 1514 komt onderstaand toovervierkant voor: 16 5 9 4 3 10 6 15 2 11 7 14 13 8 12 1 Van den Heer D. Tjallingüte Dragten ontvingen wfj onderstaande fraaie oplossing, waarin 56 maal 34 is te vinden, en wel: horizontaal 4 maal verticaal 4 diagonaal 2 hoeken A.D.M P. l midden F.G.J.K. l , A.B.E.F., C.D.G.H., I.J.M.N.enK.L.O.P. 4 A.C.J.K.,B.D.J.L.,E.G.M.O.enF.H.N.P.4 E.C.L.N. en B H 0.1. 2 A.C.E.G..B.D.F.H.. I.K.M.O..J L.N.P.) A.B.I.J., E.F.M.N., D.L.K.C., H.P.O.G. $ 8 ? B.C.N.O., H.L.E.I. 2 A.C.N.P., B.D.M.O., D.L.E.M., H.P.A.l. 4 A.B.O.P., C.D.M.N., D.H.I.M., L.P.A.E. 4 C.H.I.N., B.E.O.L. 2 , B.Q.J.O., C.F K.N., E.J G.L., I.F.K H. 4 A.C.F.J., B.D.G.K., D.L.G.F., H.P.K.J. | s P.N.K.G., O M.J.F., M.E.J.K., J.A F.G. fö? A.B.G.L. en E.J.O.P. 56 maal 1 8 12 13 14 11 7 2 15 10 6 3 4 5 9 16 (zooals men ziet is dit eene omzetting van Albrecht Dürer's toovervierkant.) Goede oplossingen kwamen in van Mevr. A. te Heusden, G. A. te Twello, E. B. te Dirksland, D. B. te Amsterdam, J. B. te Rfjswfjk, D. B. te Amsterdam, D. de J. C. te Nleuwendam, C. te Delft, M. D. te Scheveningen, C. M. v. d. E. te Maassluis, C. J. J. E. te Rotterdam, M. F. te Leeuwarden, C. H. te Baarn, ter H. te Haarlem, L. K. te Leiden, Mc j. D. M. K. te Aalsmeer, .Lu" te Arnhem, J. v. L. te den Haag, M. M. te Hoorn, Dr. T. M. te Baarn, J. C. P. te Am sterdam, C. v. d. P. te Dordrecht, Mej. M. H. C. P. te Schoonhoven, W. R. te Amster dam, C. R. te Rijswijk, Mr. A. A. S. te HET KIERTJE door F. DE SINCLAIR (met teekmingen voor de Amsterdammer" van Jordaan) Voor Henri en Andries Ik ben wat laat dien middag als ik in de eetzaal kom; waar de penslonnaires van mevrouw TierentQn reeds aan tafel zitten. Ik buig even naar alle zijden en neem mijn plaats in. Mevrouw TierentQn glimlacht me toe met een blik van verstandhouding: Ik had haar voorbereid op de mogelijkheid, dat ik in het geheel niet zou komen. Men is pas aan de soep, Jozef, de piccolo, zet al een dampend bord voor me neer. Ik eet. De eetzaal is klein en helder verlicht, er is een atmosfeer van huiselijkheid, die me verkwikt. Ik ben aan de andere gasten wel voor gesteld, maar hun namen weet ik me niet precies meer te herinneren; ten minste niet allen. Drie dagen geleden kwam ik hier aan. Ik geloof niet, dat er iemand ontbreekt. Mevrouw Tierentfjn zelf, in haar eerbaar weduwschap zit aan 't hoofd; ze heeft de trieste blik van de vrouw, die weet. Naast haar zit een deftige oude heer met een witte baard en een gouden lorgnet; ze spreekt hem aan met professor en ze heeft mij ver teld, dat hl een der beroemdste kenners der Itallaansche renaissance is; hij kent Petrarca uit het hoofd en citeert soms blad zijden achtereen uit Dante in het Italiaansch. De dame naast hem is een doualrière, baar man was een Russische generaal en sneuvelde bfj Wladivostock. Die vrouw trekt mij aan. Ik weet niet waarom. In haar schoon gelaat weerspiegelt iets van de mystiek der Russische volksziel. l Naast haar zit Adore, de dichter; als let terkundigen kennen we elkaar, doch onze wegen gaan nimmer parallel en waar ze kruisen, daar knarst soms iets, wat ons beiden pijn doet. Het is de stroefheid van het wederziidsch niet begrijpen, dat ook waardeering uitsluit. Hfj zoekt de schoonheid in de schoon heid, maar weet ze niet te vinden in 't af zichtelijke. Hij lepelt zijn soep rytmisch; de lijn van zijn schouder tot het breede uiteinde van 3n lepel is van een zachte melancholie, n oogen zijn weggedroomd. Naast hem zit een jong meisje: ze draagt een kersroode blouse met een laag uitgeUit het Kladschrift van Jantje SLUITllW LEVENSVERZEKERING BU DEAMSTERDAMSCHE VERZEKERD B E D RAG 65 MILLIOE N IIIIIIIHIII1IIIIIIIIIHIII1IIIIIIIIIHIII iiuiiiiiiiiHimmiiiii Haarlem, A. S. te Haarlem, L. du S. te Gouda, H. S. te Ulrum, H. C. S. te Broek op Langendfjk, D. T. te Dragten, Mevr. Dr. S. te Nieuwenhoorn, A. A. A. A. S. te den Haag, Mfj. T. S. te Zwolle, K. V. te ? J. Y. te Surhuisterveen, Mej. E. C. Z. te Rot terdam en Mej. A. E. v. d. Z. te Noordbroek. Omtrent deze puzzle, die van Oostersche origine is, valt nog het volgende op te merken: In het Zeitschrlft für math. und naturw. Unterricht", Teubner, jrg. 45, bladz. 532, vindt men zoogenaamde amuletten, die oud tijds aan de verschillende planeten waren toegewijd, en komt dit toovervierkant voor bfj Jupiter, omdat aan Jupiter gewijd waren de getallen 4 (aantal rijen of kolommen), 16 (aantal hokjes), 34 (de konstante van het magisch kwadraat) en 136 (de som van alle getallen). Zet men in het woord Japhiel", Hebreews geschreven, de getallenwaarde der letters, zooals de kaballa die aangeeft, dan komt er: jod = 10, hè= 5, pe 80, jod = 10, aleph = l, lamed = 30,lte zamen 136. Nieuwe Puzzle. SNIJPUZZLE. Een kaaskoopman uit Alkmaar, die voor zaken in Friesland was, logeerde in een hotel te Dokkum, waar hij met zijn hospes een weddenschap aanging, dat hij een platronde Edammer Roomkaas met een flink scherp mes door middel van zes rechte sneden in minstens 20 stukken zou snijden, zonder de stukken op elkaar te leggen. Indien het hem gelukte, behoefde de kaas koopman geen logies te betalen. Deze won de weddenschap. Ziet U er ook kans toe en in hoeveel stukken ? Inzendingen voor VHJdag a.s. onder let ters A. B. sneden hals. In baar zachtbruine oogen Is de argeloosheid der grazende ree. Ik geloof in haar, en in de onbevlekte ontvangenis van haar ziel. Als ze opziet vraagt haar blik naar de mysteriën van het Leven. Een lange donkere man, die naast haar zit, reikt haar het zout; hij is een wereld reiziger, vertegenwoordleer van een voor naam handelshuls in Rio Janeiro; men zegt dat hfj negen talen spreekt. Ik haat hem, want ik doorgrond in de verziendheid van zfjn blik de immanente negatie van het onbewuste. Op hem volgt juffrouw Cardon, de sticht ster van het bekende Cardonlnstltuut en pensionaat voor jonge meisjes. Opvallend aan haar Is het dubbele medaillon, dat aan een fluweelen koord op haar boezem hangt en de portretten bevat van Pestalozzi en Dalcroze. In haar grijze oogen floerst de tragedie van het reine martelaarsschap der madonna's van den Meester der vrouwelijke halffiguren. Ik heb een onbegrensde zachte eerbied voor die vrouw op jaren; in haar is de kloostergelofte der eeuwen gelncarneerd; haar vleesch is het Agnes Deïder laatromaansche decadentie. Als ik me bedien van de lamsbout met snfjboonen, xie ik plotseling dat een vreem deling mede aanzit. Zfjn uiterlijke onbelangrijkheid is de oor zaak, dat ik hem niet eerder opmerkte. Een jonge man is het, met iets bloemzoets in zfjn roze gelaat. Ik voel, dat hij niets is, zfjn ziel moet een clichézfjn, gelijk zijn uiterlijk. Een kuddedier, een der veel te velen, die te gast gaan aan den schralen disch van dit stervende geslacht. De tafel in het pension van mevrouw Tierentfjn is uitmuntend: ik heb honger en wil eerst dien eetlust stillen, voor ik aan dacht schenk aan de gesprekken. Fragmen ten van zinnen bereiken mijn oor; nu luister ik. Men spreekt over een boek; de wereld reiziger is er blflkbaar over begonnen, zoo even heeft hij den titel genoemd. Het menschelyk leven doer een kiertje, doch ik ver neem, dat het gemeenlijk kortweg met Het Kiertje" wordt aangeduid. Het is oorspronkelijk in het Fransch ge schreven, in het Nederlandsch overgezet en in ons land daar juist door de politie ver boden. De Russische douairière kijkt be denkelijk; ze schijnt iets van den inhoud af te weten. J. H. DELBOIS - HAARLEM & <* KRUISWEG !68p : TABLEAUX - ESTAMPES?EDITIONS;D'ART Thans: Kokoschka & Kollwitz '-t [VLOOIENDE APEN Aan den heer J. H. Speenhoff \ ", In het diepst van mijn gemoed getroffen doordat de zanger Speenhoff zong van vlooienjagend beest", hiermede doelende op mijn vriend den aap, kom ik be scheiden verklaren dat de vlooi-beweging der apen niets met die kleine springende indiaantjes uitstaande heeft. Is de aap op een leeftijd gekomen, dat hij ontvankelijk is voor apinnenschoon dan maakt hij zich mooi, doft zich op, trekt zijn scheiding recht,en declareert zich aan de uitverkorene, om, sociaal voelend dier als hfj Is, een eigen haard te stichten, met voor bijgaan van den ouderlfjken zegen, en een gezellig samenzijn te bevorderen. Treft de aap nu niet eene vriendin in het weeshuis opgevoed en blijkt, onder vroolfjk Illlllltllllllllllllllllllllllllllll IIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII Nederl. Munt Hollands meest &wrlltta mevrouw", antwoordt de wereldreiziger. Het argelooze meisje kijkt verwonderd rond en zegt: Gut..." De Professor vraagt of de doualrière het gelezen heeft. Ze knikt. la... maar in het Fransch ..." .0..." De professor is blijkbaar verlucht. Het is een boek om op te spuugen," verklaart juffrouw Cardon en haar vingers trlefelen zenuwachtig aan het dubbele medaillon. E vietato sputare.,." waarschuwt de wereldreiziger. De professor, die Dante in het Italiaansch citeert, knikt goedkeurend bfj dit aphorlsme. Mevrouw Tierentfjn humt beteekenisvol, om den piccolo en het dienstmeisje, die met gespitste ooren schoone borden geven. Als ze weg zijn merk Ik op, dat het dispuut over Het Kiertje" geen zin meer heeft, wijl het boek niet meer te koop is. De jonge man met de cliché-ziel en het bloemzoete gelaat glimlacht eensklaps, ziet me aan en zegt: Pardon, het boek is niet publiek te koop, maar ik reis er mee; met honderd exemplaren ging ik van morgen van huis, thans heb ik er nog negen." De dichter Adore ziet op, er vlamt iets in zfjn gelaat, wat ik aanzie voor veront waardiging en die verontwaardiging infec teert de gansche tafelronde met de snelheid van een longenpestbacil. Slechts de wereldreiziger blijkt Immuum, wat ik alleen begrfjpelflk vind, als ik mag aannemen dat hij Het Kiertje reeds In de Geen fatsoenlijk mensch zou het mogen lezen," zegt ze. Er zfjn geen fatsoenlijke menschen, negen talen, die hij spreekt, bezit. Ik zelf voel me gedrukt, een vage onrust neemt mijn eetlust weg, Ik walg van SS B L. R N C H E ClGRRETTES spel, dat aanstaande schoonaap of apin een spaak in 't wiel wil steken, dan neemt onze vriend, verliefd en minzlek tot in het puntje van zijn staart, met de uitverkorene van zfln apenhart, de vlucht. In woesten ren gaat het langs takken ent door doornig kreupelhout, den vertoornden vader achterlatende met de bruidschat. Lak heeft onze vriend daaraan, 't is volkomen een huwelijk uit apenliefde. Het bruidspaar heeft, door de snelheid van den reis, geen oog voor kleine stukjes hout en doornen, die in de huid drin gen. Zijn zij op een veilig plekje aange komen, dan zoeken bruidegom en bruid, wederkeerig bfj elkander, de doorntjes, en trekken deze uit het vel. Tevens vinden zij een lekkernij. Door het snelle gaan transpireert het apenlijf; druppels zweet zetten zich aan de haren, waar deze het vel inschieten, vast. Dit zweet verhardt en vormt een klontje zout. Het klontje zout wordt met de klauwtjes gegre pen en verorbert, waarbij de apenkaken snel verschuiven. Deze zoutvorming gebeurt natuurlijk ook bij alle inspanning 't zfl apensport of spel, die de beesten doen. Ook in de kool, bij klim- en vechtpartijen ge beurt zulks. Wanneer een dergelijke vlooibeweging in Artis wordt gezien, (in de Septembermaand), door een zekere categorie van bezoekers, dan hoort men kalk hij heit er een, hfj belt 'm dood". Maar hij heeft er geen.'t is slechts een onschuldig snoeperijtje, en heeft niets met moord uitstaande. Voor een aap is dit stukje zout, wat voor een bakvisch een luitenant (van vór 1914} in een groote kom met slagroom Is. De heer Speenhoff behoort dit alles te weten doch het schijnt dat hij kort van memorie is. Want ik herinner mij uitstekend dat een duizend of acht jaar geleden in Somaliland, of daar ergens, de aap, die thans als de heer Speenhoff terug gekomen is, te hebben zien zout zoeken b( een lieve vriendin. Ook herinner ik mij de snelle vlucht bfj het ver schijnen van den vader van de ultveikorene. Deze liefdevolle vader kon niet hebben, dat zijn dochter zich «vergooide" zooals die oude reactionnalre luidjes het noemden, aan een aap die voorbestemd was later als artiest uit te blinken. HIJ vergat alweer dat de koe een kalf geweest is, want een eeuw vroeger dan onze dichter-zanger kwam hfj zelf als dichter Bredero terug. Herinnert de heer Speenhoff zich dit niet meer? en 't is nog maar zoo kort geleden. Wellicht is dezeifamillieband niet zonder invloed geweest. Van viooltjes" is dus geen sprake bij den aap. Ik geef een leder in overweging ter overtuiging de apen in den Amsterdamschen dierentuin eens rustig te gaan be kijken. Daar is veel aardigs te zien. Boven dien zfln er zoo juist twee oerang oetangs bijgekomen. Prachtcxemplaren! Toen ik gisteren een afdruk van deze verdediging voor de apenkool heen en weer zwaaide, draaiden de vrienden mfj hun verkeerde einde van hun kop toe, wat zoo veel wil zeggen als: veel dank, we vinden u verschrikkelijk vriendelijk," en zij lachtten, C. F. VAN DAM milllUAllllllllliimi imiiiiiiiiiiiiiif Hofleverancier - Amsterdam ULIEBIUIT 216 ?:? flUOWIIIIB l TEL. NOS. 2040-1881 TEL No. 1793 Zuid KOUDE EN WARME SCHOTEL de spfjs op rnfjn bord. Mijn God, waarom? Mevrouw Tierentfjn maakt excuses, de ossenhaas is inderdaad niet frisch meer. Nog voor het dessert gaat de vreemde ling met de cliché-ziel heen; hfj buigt, zegt dat hfj naar zfjn kamer gaat, wat een onnoodige mededeeling is; ook de wereld reiziger vertrekt. De anderen blijven nog. Wij voelen dat de atmosfeer zich verfrischt en verrelnt, het licht wordt helderder. De professor gelast den piccolo om de deur, die de wereldreiziger open liet, te sluiten; het trekt aan zijn beenen. We spreken nauwelijks eenige woorden, Adore plukt droomerig druiven van een vollen tros, het argelooze meisje schilt een perzik, juffrouw Cardon kraakt een hazelnoot. In ons ruischt een accoord van gelouterd zelfbewustzijn; wevoelen rond om de wereld alsdezengrnde woestijn; hier is de oase. Als ik een kwartier later op mijn kamer ben, beklemt me de wrange eenzaamheid van het onzien lijke; ik weet niet wat dit is; het verbijstert me. Rondkijkend treft me een zacht stralend licht, hoog in den wand. Ik denk aan de ster in het Oosten. Het is een gaatje in 't be hang. Dit is niet vreemd; het komt meer voor in pensi on kamers. Een andere wil dan de mij ne dwingt me om mezelf te verhoogen, te verheffen bo ven den droe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl