De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 15 november pagina 2

15 november 1919 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Nov. '19. No. 2212 A N. D. B. 1894 November 1919 Teekening voor ,de Amsterdammer"'van lordaan Henri Polak tot Jan van Zutphen: Ons mooiste stuk werk, oom Jan!" Kolenproductie per man per jaar. jaar: 1913 1914 1915 1916 1917 ton kolen: 254 234 265 256 243 Hiertegenover staat dat men het aantal mijnwerkers niet onbepaald kan vergrooten, omdat zïj dan elkander in den weg loopen, De eenlge wijze tot verhooging der productie is het uitschakelen van de persoonlijke capaciteit door machinale delving. Hierop heeft men zich vooral in Amerika sterk toegelegd. En toch neemt ook daar, ondanks hét feit, dat het grootste deel der kolen machinaal wordt gedolven, de productie geregeld af. In de overige landen leent de aard en natuur van de mijnen zich niet tot een machinale delving op groote schaal, zoodat hier dit hulpmiddel slechts in zeer geringe mate tot verhooging van de productie kan bijdragen. Een factor, die thans haar invloed op de hoegrootheid van de kolenproductie doet gelden, is de roofbouw, die men tijdens den oorlog bijna overal in de mijnen heeft ge pleegd. Deze roofbouw bestaat in een gefarceerde abnormale exploitatie. loplaats van dea bouw der mijngangen en het hakken der kolen op de gebruikelijke wijze te doen plaatsvinden, heeft men voornamelijk, om de productie aan goede kolen zoo hoog mogelijk op te voeren, alleen de breede aders uitgegraven en de smalle, die een slechtere kool opleveren, laten zitten. Boven dien heeft men, door de snelle exploitatie en door gebrek aan materiaal, den afbouw der gangen en het stutten hiervan veel min der goed uitgevoerd dan voor den oorlog. Het gevolg hiervan is, dat de meeste mijnen imiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiitiiiiii ADWAITA ?> Het was een gelukkige dag voor me toen ik in Juni 1918 op een namiddag ten huize van Jacob Israël de Haan een dik pak verzen ontving ter inzage. Het was een van de gewigtlgste evenementen in mijn leeven, het bespeuren dat er jaren lang een groot dichter in ons land leefde, een tijdgenoot, wiens werk nooit de waardeering had gevonden die het verdiende, ja! die het zelfs tot drukken van een enkel vers nooit had laten koomen. Een man met een rflke, droevige leevenservaring, die een machtig vers-talent en een groote kennis en geleerdheid bezat, en tot zfjn vijftigste j aar zijn technisch-wonderbare literaire arbeid voor eigen voldoening alleen schreef en onder zich behield, en toch bij alles voelde dat hij grooter was dan iemand die hem kende kon vermoeden. In zijn aan hef zegt hij: Zoo zie ik, fijn geslepen, diafaan .boven 't verdriet dat doorschijnt, zwevend staan. 't Ktistalwerk van mijn verzen, rein en koel: Tot wereldnevel van stemming vervloeid tot fllkk'rende gedachte ineen gegloeid Zie 'k overal eenzelfde Godsgevoel," en uit deeze enkele reegels proeft men al de ernst en de diepte van een, die het mees terschap in verskunst ten volle heeft bereikt, en wel beseft dat er voor hooge poëzie in de eerste plaats noodlg Is: diep leevensgevoel en ook universeel Gods-gevoel. Dat zijn de eenige zuivere bronnen voor een Dichter. Het moet eenige malen recht luide en duidelijk worden gezegd dat met het heen gaan van Adwalta een van onze Grooten ons verliet, een Meester, voor wiens werk de kritiek aandachtig en bescheiden behoort te staan, daar er werkelijk maar zeer wei nigen op de waereld zijn, die hunbeschouwingspunt hooger kunnen neemen dan het zijne. Wat ons in een minder machtig talent vreemd zou voorkoomen, dat moet hier eer biedig geduld worden, omdat we te doen *) Brahman, door M. I. der Mouw (Ad walta). W. Versluys. eerst weer op hun oude productie gebracht kunnen worden nadat dit alles hersteld is. En dit kost niet alleen veel tijd en geld, maar bovendien is gedurende deze her stellingsperiode de productie van zulk een mijn zeer gering. In de derde plaats zijn tal van mijnen, die gelegen zijn in het gebied waar gevochten is, geheel verwoest. Of men heeft ze, doordat de pompen stil gezet zijn, onder water laten loopen, waardoor zij eerst na jaren weer normaal geëxploiteerd zullen kunnen worden, of men heeft de schachten en machines zoo hopeloos verwoest, dat een herstel gelijk staat met het in exploitatie nemen van een nieuwe mijn. Bovendien hebben in Engeland ook de werklieden zelf veel schade aan de mijnen toegebracht. Tijdens de staking in April van dit jaar heeft men daar verschei dene mijnen onder water laten loopen. Door al deze factoren zal volgens taxatie de productie over de geheele wereld over het jaar 1919, 200 tnlllioen ton kolen minder bedragen dan in 1918. Deze taxatie dateert reeds van het begin van dit jaar. En hoewel zij herhaaldelijk als veel te pessimistisch is becritiseerd, doen de bekende cijfers der kolenproductie in de verschillende landen, gedurende de afgeloopen negen maanden, Inderdaad zien dat deze schatting eerder te gunstig is. Hoe staat het nu met de aflevering en het verbruik der kolen in die landen waar van wij onzen invoer moeten krijgen ? Door het vredesverdrag zijn deze beide factoren geheel In handen gesteld van de geallieerden. En deze zullen natuurlijk hun bondgenooten het eerst helpen. Een zeer groot deel der productie zal b.v. naar Italië getransporteerd worden, dat met een jaarlQksch verbruik van ca. 10 mUlioen ton, vrijwel geheel geen eigen productie bezit. Daarna komen in de lllliUUIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiiriiiiiinii hebben met een maker, een schepper van taal en woordkunst, een voorganger, die vaststelde wat men als dichter tot uiting gebruiken kan. H g luisterde naar hetgeen hij om zich hoorde, en greep het naar zijn wil en verlangen en gebruikte het voor zijn doel. Ik kan nu nog dit boek ,,Brahman" van Adwaita niet naar mijn wensen bespreeken. Het verelscht diepe aandacht en toewijding. Ik kan nu alleen nog maar vaststellen dat het een schat is van verskunst. Een volk dat in een zelfde tiental jaren drie boeken zag verschijnen van zoo oor spronkelijke kracht en taalschoonheid als Pallieter van Timmermans, Koningen van Querido en Brahman van Adwaita zulk een volk leeft in een gouden eeuw van lite ratuur. Alle drie hebben ze een vasten ondergrond van waarheid en leevenswijsheid, die ze klassiek maken kan. Pallieter" is oog niet af, er blijft iets te vragen, iets onvoltooids. Koningen" zie ik steeds als een zwaar, prachtig geweeven Persisch tapijt dat schitterend en kleurrijk een lich tend geheim beschermt, Brahman staat vast op de eeuwenoude rotsen van Indiëns cul tuur, en op de grondslagen van Westersch weeten het is vol warme gevoels-rijkdom en altijd oprecht en natuurlijk. Het is de moeite waard een vergelijking te maken tusschen het werk van K loos en dat van Adwaita. Het is moogelrjk dat Ad waita niet zóhad kunnen dichten als het werk van Kloos niet voorafgegaan was. Maar dat is geen bewijs van minderheid. Van veel meer beteekenisis dit feit, dat Adwaita zichzelven gelijk blijft en geen jammerlijke in zinkingen toont als Ktoos. e wisselingen in Adwaita's werk zijn gering, hij is soms wat gewrongen, gezocht en te geleerd maar de hoogte en kracht van zijn ritme blij ven gelijk. Overal spreekt de oprechte, al leen om deugd van eigen werk bekommerde, dichter die zijn muze vrij houdt van alle ploertigheeden en poenigheeden, en wiens wilde verzen, in menschelijk oordeel misschien uitspattingen te noemen, toch alleen ontstaan zijn door heevig waarheid- en oprechtheidbegeeren. Terwijl bij Kloos na den eersten aanhef, die toch nog maar een aanvankelijk gebaar was, terstond, door gemis aan wijs heid, een droeve instorting volgde, die on herstelbaar was. Wie meent dat enkel de goddeloosheid, N.V. PAERELS Meubileering M". COMPLETE METJBILEEBEN6 ?c BETODIERINÖEN Rokln 128 Telef. 4541 N tweede plaats de overwonnenen aan de beurt. Want het is ook in het belang van de geallieerden, dat deze kolen krijgen, omdat xfl door een spoedig herstel van hun industrie het geld zullen moeten verdienen, dat zij als oorlogschatting moeten betalen. De neutralen, waaronder ook ons land, komen dus pas in de laatste plaats. Eerst wanneer alle oorlogslanden van kolen voorzien zullen zijn, zal het kwantum, dat overblijft, voor uitvoer in aanmerking komen. En dat deze hoeveelheid niet groot tal zijn, is duidelijk waaneer we de hierboven gegeven mindere productie in aanmerking nemen. Maar waarin schuilt dan de oorzaak dat ons land toch op het oogenblik overstroomd wordt met aanbiedingen tot het leveren van brandstoffen ? Eenvoudig hierin, dat nu geen der oorlogslanden er zelf behoefte aan heeft. Zoowel in de geallieerde landen als in Duitschland en Otstenrfjk heeft men de ge heele industrie jarenlang voor den oorlog moeten laten werken. En de ombouw van deze industrie tot vredeswerk is een zeer langzaam proces, waarmede meerdere maan den gemoeid zijn. Daarbij komt nog, dat de sociale verwikkelingen in al die landen de productiecapaciteit van de industrie voor het oogenblik laag houden, omdat ook de industrieelen betere tfjden af wachten, al vorens weer vol moed aan het werk te gaan. Ook maakt de abnormale prijsconstellatie de kooplust en koopkracht momenteel zoo gering, dat de vraag naar gereed product sterk is afgenomen. Het gevolg hiervan is dat dus het kolenverbruik ook verre beneden het normale blijft. En wat kan men onder die omstandigheden beter doen dan de kolen uit te voeren naar de landen, die er wel behoefte aan hebben. Maar in de toekomst zal dit veranderen. Zoodra de onderlinge verhouding der valuta normaler wordt en de internationale con currentie begint op te leven, zal in alle landen de industrie hare capaciteit uitbreiden en hiermede zal een grootere behoefte aan brandstof gepaard gaan. Dan blijft er zeer waarschijnlijk voor ons niets over. Hoe staat het nu met onze eigen produc tie? Deze is tijdens de afgeloopen jaren, vooral ook dank zij het krachtig initiatief van de RQkskolendistributie krachtig opge voerd. Terwijl onze Limburgsche mijnen in 1913, 1.873.000 ton produceerden, bedroeg dit cBfer in 1918, 3210.000 ton. In dien tijd werd de productie dus bQna verdubbeld. Daarnaast heeft men ook de bruinkooldelvlng in onze Limburgsche groe ven In enkele jaren tot ca. 3 000 000 ton weten op te voeren, wnarnaast ook deturfgraving een groote vermeerdering aanwijst. Heelemaal zonder brandstof blijft ons land dus, ook al wordt de invoer uit het buiten land geheel stopgezet, nog niet. Maar ook wanneer we de maximale eigenproductie bij elkander optellen (de bruinkool en turf om gerekend op de warmtewaarde van kolen) dan komen we nog maar tot een beschik baar kwantum van ca. 4.500000 ton. Dit is precies de helft van ons normale verbruik van voor den oorlog. Lukt het ons derhalve niet onze eigen productie nog belangrflk op te voeren dan zal men hier te lande binnen afzlenbarert tijd een brandstof rantsoeneering van 50% mogen verwachten, die zoolang zal blijven bestaan, totdat de productie der buitenlandsche mijnen weer meer normaal zal zijn geworden. En wat hieromtrent tot heden beltend is, doet niet verwachten, dat dit spoedig het geval zal zijn. de trots of de eerzucht van Kloos zijn werk minderwaardig maakt, die vergist zich en zal bij Adwaita bemerken hoe de meest woeste en meest hoonende uiting goed en eerbiedwaardig kan zijn, als ze werkelijk diep-oprecht is en een waarachtige uiting van sterk momentaan gevoel. Adwaita heeft sommige verzen gemaakt die in hooge mate godslasterlijk klinken, of ook zeer indecent genoemd kunnen worden door een fatsoenlijk mensen. Maar dat is alles volkomen goed en in orde. Wie zoo sterk voelt, en zoo oprecht en meesterlijk spreekenkan,die doe het. De fout bij Kloos was niet zijn woestheid ook Tagore heeft woeste en liederlijke verzen gemaakt maar zijn pose, zijn onoprechtheid, zijn kleine eerzucht, zijn ontrouw aan zichzelf. Van die dingen kende Adwaita niets. Adwaita was het alleen om wijsheid, schoonheid en zui vere expressie te doen. Zijn figuur in de waereld hield hij met alle zorg bescheiden en onopzichtig. Zijn verzen, die hij eerst laat In zijn leeven begon te schrijven, die waren zijn eigen heiligdom, dat hij rein en helder hield van alle valschheid, alle onechtheid, alle afftctatie, alle pose. Daardoor bleef hij in zijn werk altijd zuiver. In zQn maatschappelijk leeven was de strijd teegen laagheid en domheid hem moeyelyk. Hervormersneigingen had hij niet, wél de groote liefdegave en de drang tot zich eigen maken en weer verspreiden van wijsheid. Als geleerde en filosoof had hij geschreeven, en was hij eervol bekend. Toen kwam, stormend, mijn najaar: en ik spon uit elndelooze vaalheid van verdriet me een wereld buitensluitende kokon; en wachtte stil. Tot ik de pop verliet. Nu vlinder ik door natuur en eigen Hed Uw Koninginne page, O Brahman's Zon! Ik heb deeze reegels al aangeweezen, als toonend wat voor Adwaita zijn verzen waren. Maar er is hier misverstand moogelijtc. Het uit de kokon kruipen en het vlinderen door natuur en het omflidderen van Brahman's Zon als schoone vlinder, zou kunnen ver staan worden als het oovergaan in een andere natuur, een ander leeven na het afster ven. Maar dit is Adwaita's bedoeling stellig niet. Hij bedoelt hier dat hij zich, -:- 110 -: Krekelzangen DOOR J. H. SPEENHOFF De nieuwste bundel Tan onzen popnlairen dichter-zanger Prijs in keurigen band f 1.25 Uitgave van Van Holkema & Warendorf, A'dam III HET RESULTAAT Als grondbeginsel van goed onderwijs is ons vaak voorgehouden, dat elke leerling tweemaal zoveel moet leren, als de moeite waard is om te onthouden. Want men ver geet steeds 50 % en beschikt dus alleen dan over voldoende kennis l Zo schijnt het ook in het politieke leven te gaan. Het is kenmerkend voor de meeste omwentelingen, dat bij het begin datgene wordt tot stand gebracht, wat blijvend is. Daarop volgt dan een periode, waarin men veel verder gaat in het omvergooien en uitspreken van wensen. Maar niet lang duurt die, op deze geweldige actie volgt een reactie en de contra-revolutie herstelt veel van het eerste. In een tijd van rust groeit dan langzaam het nieuwe tot volle rfjpdom. Troelstra heeft dit begrepen en nog onlangs verklaard, dat het resultaat van een revolutie steeds een compromis is. Men kan namellk deze golfbeweging ook anders verklaren. Een algemene wens geeft de stoot tot de eerste beweging en brengt datgene, wat reeds lang levensvatbaar was, maar wat door de zucht naar behoud, de sleurgeest van al wat mens heet, niet verwezenlikt is kunnen worden. Eenmaal in beweging, is het gemakkelik die beweging in gang te houden, en steeds meer instel lingen worden omvergeworpen, steeds meer vooroordelen overwonnen. Het traditionele schijnt in het geheel geen hinderpaal meer en 't allerradlcaalste wordt alleen ais aan neembaar beschouwd. Maar wat niet lang zaam groeit, heeft geen innerllke kracht. Het is als de struik, die geen hout heeft gevormd; een enkele regenbui slaat al die groengebleven stengels neer. Alle machten, die voordeel bfl het stuiten van de revolutie hebben, verenigen zich met de van het nieuwe als zodanig afkerigen en slopen gemakkelik de revolutiebouw. Ongedaan maken echter wat de eerste tijd gebracht heeft, gebeurt alleen op straffe van nieuwe revoluties: wat zo spontaan opkomt is een levensbehoefte en beantwoordt aan maatschappelike en ideologiese vervormingen, die reeds onder de oppervlakte lang waren gegroeid. Voor de tijdgenoot is het moeilik te con stateren, wanneer die eerste periode gesloten wordt en het blijvende resultaat van de gehele revolutie is bereikt. Het zou mij echter niets verwonderen, wanneer het be wind van Kerensky in Rusland terugkeerde, met zijn geringe sociale, zijn diepgaande politieke hervormingen. Zeker is wel, dat noch de Romanof s weer aan het roer zullen komen op de oude voet van autocratie, noch de Bolsjewiki zullen blijven regeren. De socialistiese maatschappij in alle consekwentie is zeker in Rusland nog toekomst muziek, ondanks alle dictatuur van het pro letariaat, ondanks de successen van het roode leger. In het eerste jaar van de Franse Revo lutie altans worden de grote beginselen vastgelegd, die de geheele 19: eeuw zullen beheersen, wordt een constitutie ontworpen, die het voorbeeld zal zfjn voor alle latere in Frankrijk. Vier jaar daarna komen de Jacobijnen aan het roer en stellen een ulteratradicale grondwet op, maar reeds in 1795 wordt de eerste constitutie in hoofdzaak hersteld door het Directoire. Napoleon heeft heel veel hiervan niet willen aanvaarden iiiiiiiiuiiiiiiiiiuiuiiiiiiuuiiiiiiiimmiimmiiiuuillllliuiu uit de waereld teruggetrokken, gelukkig voelt in zijn dichtwerk en in zij n kennen eneeren van Brahman. Ik weet dat Adwaita, of liever der Mouw, want het was de filosoof, niet de Dichter die het zei, ik weet dat der Mouw zich niet zeeker voelde van een persoonlijk voortbe staan, hoewel zijn geheele dichtbundel ge tuigt van zfln n voelen met de Godheid, met Brahman, en van zijn eeuwigheidsbesef en Godsgevoel. Hier is de Dichter wijzer dan de filosoof. De Dichter zegt het, in een paar woorden, terwijl de filosoof zich vruch teloos vermoeit en kromt en krinkelt om het logisch-didaktisch te bewijzen of te ont kennen. W/at in je rilde, toen tot oogenblik De oneindigheid zich samentrok, was ik, Brahman, jouw zelf.En deeze drie zijnEen." Men kan deeze woorden leezen en herleezen, ze zeggen in hun geweldige beknopt heid meer dan veel wijsgeerlge boeken. Maar wie dit schreef, zegt ook dat er persoonlijk voortleeven is en persoonlijke onsterfelijk heid. Want anders zijn de woorden, signifisch, niet te verstaan. Ik herinner me den tijd dat ik ook meende dat zulk een uiting een andere signifische kracht kon hebben. Het zou b.v. kunnen beduiden dat wij in onze gedachten of onze nakoomelingen voortleeven. Maar dat is nu voor mij eenweinlg-belachelijke onzin. Waar de onein digheid zich samentrekt daar word ik, het persoonlijke mee ingeslooten. Het kan niet anders, zooals elke eenigszins diepe medi tatie leert. Ik kan het Brahman boek ook daarom nog niet voldoende bespreeken, omdat het tweede deel nog niet verscheenen is. En daarin staan de meest kenmerkende verzen, zooals ik uit het Manuscript weet. Soms denk ik dat, wat in mi] verzen maakt, een klein en machtloos ding is, zoek geraakt in puin van eerst hoog drijvende gedachten, onzichtbaar centrum, rijst het en doorlicht 't hoog welvend Godsbesef. Wolkenloos ligt 't nu vredig leven. Rozetoppen wachten." Dit werk zal veelen verbazen door wat hen een wonderlijke mengeling voorkomt van plechtigheid en familiariteit. Wie niet DE WEELDE-ROES Goed-doorvoede, drukke burgers Welverzorgde weelde-stand, Niet zoo roerig en luidruchtig In ons wroetend, tobbend Land. Weest eenvoudig in uw kleeding Eenvoud geeft de fraaiste lijn, Bont en pels zijn toch niet noodig Om gezond gekleed te zijn. Spuwt niet met uw auto-banden Al dat vuil minachtend rond, Op de plunje van de stumperds Die ge opschrikt als een hond. Als ge met uw mooie wagens Door de koude straten snort, Ziet dan door uw auto-ramen Hoe ge reeds verafschuwd wordt. Onverdroten, dwaze burgers Tergt uw medemenschen niet, Want daar dreigen harde vuisten Die ge nog niet voelt en ziet. Anders moet en zal\het worden Weg die weelde, helpt ons mee, Leert wat simpeler te leven Weest met soberheid tevrêe. Oefent u in boonen eten Kauwt eens op een drooge korst Stilt met volksspijs uwen honger En met water uwen dorst. Geurt niet met uw kostbaarheden Brengt ze weg, ze staan u niet, In de vreeselijks'e tijden Van ellende en verdriet. Ziet ge niet die schrale lijven, Raikt ge niet dat zwakte-zweet? Hoort ge niet het tanden-knarsen Van den angstigen proleet"? Staakt nu die revolver-weelde Volgt den drang van dezen tijd; Pronken met uw ruwe geldmacht Wordt nu wreede ploertlgheid. Voor ons allen is de Aarde Voor ons allen schijnt de zon Allen hebben we te lijden Redt u Burger-Zilverbon.'" J. H. SPEENHOFF iiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiniiiiiiiiiiitiimtm DEVO Geurigo Sigaar FABRIKANTE IN.V. DIEVENBACH's Holl. Sigarenfabriek UTRECHT imiiiliiimliinii iiiiiiittiiiiiiiiiiiiim en vooral in het politieke veel veronacht zaamd of geschonden. Maar ook hij, die zo geweldige successen bracht, wiens rege ring een bloeitijdperk voor Frankrijk bete kende, heeft dit niet ongestraft kunnen doen. Zijn val is niet in de laatste plaats daaraan toe te schrijven. De Bourbons hadden weinig geleerd en niets vergeten en dit gebrek aan ervaring heeft hun de kroon gekost: geen vorst kon straffeloos zich ver grijpen aan wat de bloedige jaren van de 1I1I11I1111IHI1I iiiiiiitiiiiitiiiiiiimiiiiiiiiiitiiitiiiiimmiiim goed begrijpt wat verskunst is, zal er ligt door in de war geraken. En toch is in deeze verzen het verheevene en het familiare in volkoomen harmonie. Adwaita voegt alles bijeen, versmaadt geen leevend woord, en duldt geen dood woord. En de gedragen verheeven stemming verlaat hem nooit, al gebruikt hij de meest dagelijksche spreektaal. Ik erken gaarne dat in, voor ik deeze ver zen las, niet zou geloofd hebben dat er zooveel leevenskracht stak in den sonnet-vorm. Die vorm, schijnbaar in onslandal versieeten, komt hier met een wondere frischheid terug. Niemand in Holland heeft zoo durven dich ten, en zoo stoutweg gespeeld met het grootsche en geweldige, het bonte en veel kleurige, het eindeloos kleine en verfijnde. En alles grijpt deeze groote Durver aan, hfj werkt met vreemde woorden, uitheemsche expressies, welbekende titels en gezegden. Hij kent geen wetten booven zijn eigen Dlchtergevoel. En de leezer verdraagt en eerbiedigt, wat hem in andren ergert, omdat die andren niet de macht, de echtheid, de eenzame oorspronkelijkheid hebben van Adwaita. Om Adwaita te verstaan moet men zeer gevoelig zijn, zeer hoog kunnen gevoelen, en daarbij ook veel weeten. Want hij schreef eenzaam, vroeg niet wie zQn leezers zouden zijn, en gebruikte zelf een schat van posi tieve kennis en diepe wijsheid. Maar dat is cultuur, en Adwaita is als cultuur-drager gerechtigd zijn eigen maatstaf aan te leggen. Hfj behoeft zich niet aan te passen aan de stemming en de ontwikkeling der gemid delden. Hij vergt van wie zijn gaven willen genieten, studie en toewijding. HQ heeft door zfjn Oostersche studiën een Oostersche wijze van denken en gevoelen geleerd, maar het Westersch Christelijke is hem niet vreemd geworden. HrJ vereenigt Oost en West eevenals Tagore. Westersche weetenschap, Oostersche wijs heid zijn in Adwaita samen gegloeid. H? zegt: en steeds vereerde ik Hem, die zich ontvouwt tot fetërie van Wereld, Kunst en Weten". Het is een schennis, korte fragmenten aan te halen uit dit geheel. Mijn doel is hier alleen: opwekken tot waardeering. FREDERIK VAN EEDEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl