Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15 Nov. '19. No. 2212
A N. D. B.
1894 November 1919
Teekening voor ,de Amsterdammer"'van lordaan
Henri Polak tot Jan van Zutphen: Ons mooiste stuk werk, oom Jan!"
Kolenproductie per man per jaar.
jaar:
1913
1914
1915
1916
1917
ton kolen:
254
234
265
256
243
Hiertegenover staat dat men het aantal
mijnwerkers niet onbepaald kan vergrooten,
omdat zïj dan elkander in den weg loopen,
De eenlge wijze tot verhooging der productie
is het uitschakelen van de persoonlijke
capaciteit door machinale delving. Hierop
heeft men zich vooral in Amerika sterk
toegelegd. En toch neemt ook daar, ondanks
hét feit, dat het grootste deel der kolen
machinaal wordt gedolven, de productie
geregeld af. In de overige landen leent de
aard en natuur van de mijnen zich niet tot
een machinale delving op groote schaal,
zoodat hier dit hulpmiddel slechts in zeer
geringe mate tot verhooging van de productie
kan bijdragen.
Een factor, die thans haar invloed op de
hoegrootheid van de kolenproductie doet
gelden, is de roofbouw, die men tijdens den
oorlog bijna overal in de mijnen heeft ge
pleegd. Deze roofbouw bestaat in een
gefarceerde abnormale exploitatie. loplaats
van dea bouw der mijngangen en het hakken
der kolen op de gebruikelijke wijze te doen
plaatsvinden, heeft men voornamelijk, om
de productie aan goede kolen zoo hoog
mogelijk op te voeren, alleen de breede
aders uitgegraven en de smalle, die een
slechtere kool opleveren, laten zitten. Boven
dien heeft men, door de snelle exploitatie
en door gebrek aan materiaal, den afbouw
der gangen en het stutten hiervan veel min
der goed uitgevoerd dan voor den oorlog.
Het gevolg hiervan is, dat de meeste mijnen
imiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiitiiiiii
ADWAITA ?>
Het was een gelukkige dag voor me toen
ik in Juni 1918 op een namiddag ten huize
van Jacob Israël de Haan een dik pak verzen
ontving ter inzage. Het was een van de
gewigtlgste evenementen in mijn leeven, het
bespeuren dat er jaren lang een groot dichter
in ons land leefde, een tijdgenoot, wiens
werk nooit de waardeering had gevonden
die het verdiende, ja! die het zelfs tot
drukken van een enkel vers nooit had laten
koomen.
Een man met een rflke, droevige
leevenservaring, die een machtig vers-talent en een
groote kennis en geleerdheid bezat, en tot
zfjn vijftigste j aar zijn technisch-wonderbare
literaire arbeid voor eigen voldoening alleen
schreef en onder zich behield, en toch bij
alles voelde dat hij grooter was dan iemand
die hem kende kon vermoeden. In zijn aan
hef zegt hij:
Zoo zie ik, fijn geslepen, diafaan
.boven 't verdriet dat doorschijnt, zwevend
staan.
't Ktistalwerk van mijn verzen, rein en koel:
Tot wereldnevel van stemming vervloeid
tot fllkk'rende gedachte ineen gegloeid
Zie 'k overal eenzelfde Godsgevoel,"
en uit deeze enkele reegels proeft men al
de ernst en de diepte van een, die het mees
terschap in verskunst ten volle heeft bereikt,
en wel beseft dat er voor hooge poëzie in
de eerste plaats noodlg Is: diep
leevensgevoel en ook universeel Gods-gevoel. Dat
zijn de eenige zuivere bronnen voor een
Dichter.
Het moet eenige malen recht luide en
duidelijk worden gezegd dat met het heen
gaan van Adwalta een van onze Grooten
ons verliet, een Meester, voor wiens werk
de kritiek aandachtig en bescheiden behoort
te staan, daar er werkelijk maar zeer wei
nigen op de waereld zijn, die
hunbeschouwingspunt hooger kunnen neemen dan het
zijne.
Wat ons in een minder machtig talent
vreemd zou voorkoomen, dat moet hier eer
biedig geduld worden, omdat we te doen
*) Brahman, door M. I. der Mouw (Ad
walta). W. Versluys.
eerst weer op hun oude productie gebracht
kunnen worden nadat dit alles hersteld is.
En dit kost niet alleen veel tijd en geld,
maar bovendien is gedurende deze her
stellingsperiode de productie van zulk een
mijn zeer gering.
In de derde plaats zijn tal van mijnen,
die gelegen zijn in het gebied waar gevochten
is, geheel verwoest. Of men heeft ze, doordat
de pompen stil gezet zijn, onder water laten
loopen, waardoor zij eerst na jaren weer
normaal geëxploiteerd zullen kunnen worden,
of men heeft de schachten en machines zoo
hopeloos verwoest, dat een herstel gelijk
staat met het in exploitatie nemen van een
nieuwe mijn. Bovendien hebben in Engeland
ook de werklieden zelf veel schade aan de
mijnen toegebracht. Tijdens de staking in
April van dit jaar heeft men daar verschei
dene mijnen onder water laten loopen.
Door al deze factoren zal volgens taxatie
de productie over de geheele wereld over
het jaar 1919, 200 tnlllioen ton kolen minder
bedragen dan in 1918.
Deze taxatie dateert reeds van het begin
van dit jaar. En hoewel zij herhaaldelijk
als veel te pessimistisch is becritiseerd, doen
de bekende cijfers der kolenproductie in de
verschillende landen, gedurende de
afgeloopen negen maanden, Inderdaad zien dat
deze schatting eerder te gunstig is.
Hoe staat het nu met de aflevering en
het verbruik der kolen in die landen waar
van wij onzen invoer moeten krijgen ? Door
het vredesverdrag zijn deze beide factoren
geheel In handen gesteld van de geallieerden.
En deze zullen natuurlijk hun bondgenooten
het eerst helpen. Een zeer groot deel der
productie zal b.v. naar Italië getransporteerd
worden, dat met een jaarlQksch verbruik
van ca. 10 mUlioen ton, vrijwel geheel geen
eigen productie bezit. Daarna komen in de
lllliUUIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
iiiiiiiiriiiiiinii
hebben met een maker, een schepper van
taal en woordkunst, een voorganger, die
vaststelde wat men als dichter tot uiting
gebruiken kan. H g luisterde naar hetgeen hij
om zich hoorde, en greep het naar zijn wil
en verlangen en gebruikte het voor zijn doel.
Ik kan nu nog dit boek ,,Brahman" van
Adwaita niet naar mijn wensen bespreeken.
Het verelscht diepe aandacht en toewijding.
Ik kan nu alleen nog maar vaststellen dat
het een schat is van verskunst.
Een volk dat in een zelfde tiental jaren
drie boeken zag verschijnen van zoo oor
spronkelijke kracht en taalschoonheid als
Pallieter van Timmermans, Koningen van
Querido en Brahman van Adwaita zulk
een volk leeft in een gouden eeuw van lite
ratuur. Alle drie hebben ze een vasten
ondergrond van waarheid en
leevenswijsheid, die ze klassiek maken kan. Pallieter"
is oog niet af, er blijft iets te vragen, iets
onvoltooids. Koningen" zie ik steeds als
een zwaar, prachtig geweeven Persisch
tapijt dat schitterend en kleurrijk een lich
tend geheim beschermt, Brahman staat vast
op de eeuwenoude rotsen van Indiëns cul
tuur, en op de grondslagen van Westersch
weeten het is vol warme gevoels-rijkdom
en altijd oprecht en natuurlijk.
Het is de moeite waard een vergelijking
te maken tusschen het werk van K loos en
dat van Adwaita. Het is moogelrjk dat Ad
waita niet zóhad kunnen dichten als het
werk van Kloos niet voorafgegaan was. Maar
dat is geen bewijs van minderheid. Van veel
meer beteekenisis dit feit, dat Adwaita
zichzelven gelijk blijft en geen jammerlijke in
zinkingen toont als Ktoos. e wisselingen
in Adwaita's werk zijn gering, hij is soms
wat gewrongen, gezocht en te geleerd
maar de hoogte en kracht van zijn ritme
blij ven gelijk. Overal spreekt de oprechte, al
leen om deugd van eigen werk bekommerde,
dichter die zijn muze vrij houdt van alle
ploertigheeden en poenigheeden, en wiens
wilde verzen, in menschelijk oordeel misschien
uitspattingen te noemen, toch alleen ontstaan
zijn door heevig waarheid- en
oprechtheidbegeeren. Terwijl bij Kloos na den eersten
aanhef, die toch nog maar een aanvankelijk
gebaar was, terstond, door gemis aan wijs
heid, een droeve instorting volgde, die on
herstelbaar was.
Wie meent dat enkel de goddeloosheid,
N.V. PAERELS
Meubileering M".
COMPLETE METJBILEEBEN6
?c BETODIERINÖEN
Rokln 128 Telef. 4541 N
tweede plaats de overwonnenen aan de beurt.
Want het is ook in het belang van de
geallieerden, dat deze kolen krijgen, omdat
xfl door een spoedig herstel van hun industrie
het geld zullen moeten verdienen, dat zij
als oorlogschatting moeten betalen. De
neutralen, waaronder ook ons land, komen
dus pas in de laatste plaats. Eerst wanneer
alle oorlogslanden van kolen voorzien zullen
zijn, zal het kwantum, dat overblijft, voor
uitvoer in aanmerking komen. En dat deze
hoeveelheid niet groot tal zijn, is duidelijk
waaneer we de hierboven gegeven mindere
productie in aanmerking nemen.
Maar waarin schuilt dan de oorzaak dat
ons land toch op het oogenblik overstroomd
wordt met aanbiedingen tot het leveren van
brandstoffen ? Eenvoudig hierin, dat nu geen
der oorlogslanden er zelf behoefte aan heeft.
Zoowel in de geallieerde landen als in
Duitschland en Otstenrfjk heeft men de ge
heele industrie jarenlang voor den oorlog
moeten laten werken. En de ombouw van
deze industrie tot vredeswerk is een zeer
langzaam proces, waarmede meerdere maan
den gemoeid zijn. Daarbij komt nog, dat de
sociale verwikkelingen in al die landen de
productiecapaciteit van de industrie voor
het oogenblik laag houden, omdat ook de
industrieelen betere tfjden af wachten, al vorens
weer vol moed aan het werk te gaan. Ook
maakt de abnormale prijsconstellatie de
kooplust en koopkracht momenteel zoo
gering, dat de vraag naar gereed product
sterk is afgenomen.
Het gevolg hiervan is dat dus het
kolenverbruik ook verre beneden het normale blijft.
En wat kan men onder die omstandigheden
beter doen dan de kolen uit te voeren naar
de landen, die er wel behoefte aan hebben.
Maar in de toekomst zal dit veranderen.
Zoodra de onderlinge verhouding der valuta
normaler wordt en de internationale con
currentie begint op te leven, zal in alle
landen de industrie hare capaciteit uitbreiden
en hiermede zal een grootere behoefte aan
brandstof gepaard gaan. Dan blijft er zeer
waarschijnlijk voor ons niets over.
Hoe staat het nu met onze eigen produc
tie? Deze is tijdens de afgeloopen jaren,
vooral ook dank zij het krachtig initiatief
van de RQkskolendistributie krachtig opge
voerd. Terwijl onze Limburgsche mijnen in
1913, 1.873.000 ton produceerden, bedroeg
dit cBfer in 1918, 3210.000 ton.
In dien tijd werd de productie dus bQna
verdubbeld. Daarnaast heeft men ook de
bruinkooldelvlng in onze Limburgsche groe
ven In enkele jaren tot ca. 3 000 000 ton
weten op te voeren, wnarnaast ook
deturfgraving een groote vermeerdering aanwijst.
Heelemaal zonder brandstof blijft ons land
dus, ook al wordt de invoer uit het buiten
land geheel stopgezet, nog niet. Maar ook
wanneer we de maximale eigenproductie bij
elkander optellen (de bruinkool en turf om
gerekend op de warmtewaarde van kolen)
dan komen we nog maar tot een beschik
baar kwantum van ca. 4.500000 ton. Dit is
precies de helft van ons normale verbruik
van voor den oorlog.
Lukt het ons derhalve niet onze eigen
productie nog belangrflk op te voeren dan
zal men hier te lande binnen afzlenbarert
tijd een brandstof rantsoeneering van 50%
mogen verwachten, die zoolang zal blijven
bestaan, totdat de productie der
buitenlandsche mijnen weer meer normaal zal zijn
geworden. En wat hieromtrent tot heden
beltend is, doet niet verwachten, dat dit
spoedig het geval zal zijn.
de trots of de eerzucht van Kloos zijn werk
minderwaardig maakt, die vergist zich en
zal bij Adwaita bemerken hoe de meest
woeste en meest hoonende uiting goed en
eerbiedwaardig kan zijn, als ze werkelijk
diep-oprecht is en een waarachtige uiting
van sterk momentaan gevoel.
Adwaita heeft sommige verzen gemaakt
die in hooge mate godslasterlijk klinken, of
ook zeer indecent genoemd kunnen worden
door een fatsoenlijk mensen. Maar dat is
alles volkomen goed en in orde. Wie zoo
sterk voelt, en zoo oprecht en meesterlijk
spreekenkan,die doe het. De fout bij Kloos was
niet zijn woestheid ook Tagore heeft
woeste en liederlijke verzen gemaakt maar
zijn pose, zijn onoprechtheid, zijn kleine
eerzucht, zijn ontrouw aan zichzelf. Van die
dingen kende Adwaita niets. Adwaita was
het alleen om wijsheid, schoonheid en zui
vere expressie te doen. Zijn figuur in de
waereld hield hij met alle zorg bescheiden en
onopzichtig. Zijn verzen, die hij eerst laat
In zijn leeven begon te schrijven, die waren
zijn eigen heiligdom, dat hij rein en helder
hield van alle valschheid, alle onechtheid,
alle afftctatie, alle pose.
Daardoor bleef hij in zijn werk altijd
zuiver. In zQn maatschappelijk leeven was
de strijd teegen laagheid en domheid hem
moeyelyk. Hervormersneigingen had hij niet,
wél de groote liefdegave en de drang tot
zich eigen maken en weer verspreiden van
wijsheid. Als geleerde en filosoof had hij
geschreeven, en was hij eervol bekend.
Toen kwam, stormend, mijn najaar: en ik spon
uit elndelooze vaalheid van verdriet
me een wereld buitensluitende kokon;
en wachtte stil. Tot ik de pop verliet.
Nu vlinder ik door natuur en eigen Hed
Uw Koninginne page, O Brahman's Zon!
Ik heb deeze reegels al aangeweezen, als
toonend wat voor Adwaita zijn verzen waren.
Maar er is hier misverstand moogelijtc. Het
uit de kokon kruipen en het vlinderen door
natuur en het omflidderen van Brahman's
Zon als schoone vlinder, zou kunnen ver
staan worden als het oovergaan in een andere
natuur, een ander leeven na het afster
ven. Maar dit is Adwaita's bedoeling
stellig niet. Hij bedoelt hier dat hij zich,
-:- 110
-:
Krekelzangen
DOOR
J. H. SPEENHOFF
De nieuwste bundel Tan onzen
popnlairen dichter-zanger
Prijs in keurigen band
f 1.25
Uitgave van Van Holkema & Warendorf, A'dam
III
HET RESULTAAT
Als grondbeginsel van goed onderwijs is
ons vaak voorgehouden, dat elke leerling
tweemaal zoveel moet leren, als de moeite
waard is om te onthouden. Want men ver
geet steeds 50 % en beschikt dus alleen
dan over voldoende kennis l Zo schijnt het
ook in het politieke leven te gaan. Het is
kenmerkend voor de meeste omwentelingen,
dat bij het begin datgene wordt tot stand
gebracht, wat blijvend is. Daarop volgt dan
een periode, waarin men veel verder gaat in
het omvergooien en uitspreken van wensen.
Maar niet lang duurt die, op deze geweldige
actie volgt een reactie en de contra-revolutie
herstelt veel van het eerste. In een tijd van
rust groeit dan langzaam het nieuwe tot
volle rfjpdom. Troelstra heeft dit begrepen
en nog onlangs verklaard, dat het resultaat
van een revolutie steeds een compromis is.
Men kan namellk deze golfbeweging ook
anders verklaren. Een algemene wens geeft
de stoot tot de eerste beweging en brengt
datgene, wat reeds lang levensvatbaar was,
maar wat door de zucht naar behoud, de
sleurgeest van al wat mens heet, niet
verwezenlikt is kunnen worden. Eenmaal in
beweging, is het gemakkelik die beweging
in gang te houden, en steeds meer instel
lingen worden omvergeworpen, steeds meer
vooroordelen overwonnen. Het traditionele
schijnt in het geheel geen hinderpaal meer
en 't allerradlcaalste wordt alleen ais aan
neembaar beschouwd. Maar wat niet lang
zaam groeit, heeft geen innerllke kracht.
Het is als de struik, die geen hout heeft
gevormd; een enkele regenbui slaat al die
groengebleven stengels neer. Alle machten,
die voordeel bfl het stuiten van de revolutie
hebben, verenigen zich met de van het nieuwe
als zodanig afkerigen en slopen gemakkelik
de revolutiebouw. Ongedaan maken echter
wat de eerste tijd gebracht heeft, gebeurt
alleen op straffe van nieuwe revoluties: wat
zo spontaan opkomt is een levensbehoefte
en beantwoordt aan maatschappelike en
ideologiese vervormingen, die reeds onder
de oppervlakte lang waren gegroeid.
Voor de tijdgenoot is het moeilik te con
stateren, wanneer die eerste periode gesloten
wordt en het blijvende resultaat van de
gehele revolutie is bereikt. Het zou mij
echter niets verwonderen, wanneer het be
wind van Kerensky in Rusland terugkeerde,
met zijn geringe sociale, zijn diepgaande
politieke hervormingen. Zeker is wel, dat
noch de Romanof s weer aan het roer zullen
komen op de oude voet van autocratie, noch
de Bolsjewiki zullen blijven regeren. De
socialistiese maatschappij in alle
consekwentie is zeker in Rusland nog toekomst
muziek, ondanks alle dictatuur van het pro
letariaat, ondanks de successen van het
roode leger.
In het eerste jaar van de Franse Revo
lutie altans worden de grote beginselen
vastgelegd, die de geheele 19: eeuw zullen
beheersen, wordt een constitutie ontworpen,
die het voorbeeld zal zfjn voor alle latere
in Frankrijk. Vier jaar daarna komen de
Jacobijnen aan het roer en stellen een
ulteratradicale grondwet op, maar reeds in 1795
wordt de eerste constitutie in hoofdzaak
hersteld door het Directoire. Napoleon heeft
heel veel hiervan niet willen aanvaarden
iiiiiiiiuiiiiiiiiiuiuiiiiiiuuiiiiiiiimmiimmiiiuuillllliuiu
uit de waereld teruggetrokken, gelukkig voelt
in zijn dichtwerk en in zij n kennen eneeren
van Brahman.
Ik weet dat Adwaita, of liever der Mouw,
want het was de filosoof, niet de Dichter die
het zei, ik weet dat der Mouw zich niet
zeeker voelde van een persoonlijk voortbe
staan, hoewel zijn geheele dichtbundel ge
tuigt van zfln n voelen met de Godheid,
met Brahman, en van zijn eeuwigheidsbesef
en Godsgevoel. Hier is de Dichter wijzer
dan de filosoof. De Dichter zegt het, in een
paar woorden, terwijl de filosoof zich vruch
teloos vermoeit en kromt en krinkelt om het
logisch-didaktisch te bewijzen of te ont
kennen.
W/at in je rilde, toen tot oogenblik
De oneindigheid zich samentrok, was ik,
Brahman, jouw zelf.En deeze drie zijnEen."
Men kan deeze woorden leezen en
herleezen, ze zeggen in hun geweldige beknopt
heid meer dan veel wijsgeerlge boeken. Maar
wie dit schreef, zegt ook dat er persoonlijk
voortleeven is en persoonlijke onsterfelijk
heid. Want anders zijn de woorden,
signifisch, niet te verstaan. Ik herinner me den
tijd dat ik ook meende dat zulk een uiting
een andere signifische kracht kon hebben.
Het zou b.v. kunnen beduiden dat wij in
onze gedachten of onze nakoomelingen
voortleeven. Maar dat is nu voor mij
eenweinlg-belachelijke onzin. Waar de onein
digheid zich samentrekt daar word ik, het
persoonlijke mee ingeslooten. Het kan niet
anders, zooals elke eenigszins diepe medi
tatie leert.
Ik kan het Brahman boek ook daarom nog
niet voldoende bespreeken, omdat het tweede
deel nog niet verscheenen is. En daarin staan
de meest kenmerkende verzen, zooals ik uit
het Manuscript weet.
Soms denk ik dat, wat in mi] verzen maakt,
een klein en machtloos ding is, zoek geraakt
in puin van eerst hoog drijvende gedachten,
onzichtbaar centrum, rijst het en doorlicht
't hoog welvend Godsbesef. Wolkenloos ligt
't nu vredig leven. Rozetoppen wachten."
Dit werk zal veelen verbazen door wat
hen een wonderlijke mengeling voorkomt
van plechtigheid en familiariteit. Wie niet
DE WEELDE-ROES
Goed-doorvoede, drukke burgers
Welverzorgde weelde-stand,
Niet zoo roerig en luidruchtig
In ons wroetend, tobbend Land.
Weest eenvoudig in uw kleeding
Eenvoud geeft de fraaiste lijn,
Bont en pels zijn toch niet noodig
Om gezond gekleed te zijn.
Spuwt niet met uw auto-banden
Al dat vuil minachtend rond,
Op de plunje van de stumperds
Die ge opschrikt als een hond.
Als ge met uw mooie wagens
Door de koude straten snort,
Ziet dan door uw auto-ramen
Hoe ge reeds verafschuwd wordt.
Onverdroten, dwaze burgers
Tergt uw medemenschen niet,
Want daar dreigen harde vuisten
Die ge nog niet voelt en ziet.
Anders moet en zal\het worden
Weg die weelde, helpt ons mee,
Leert wat simpeler te leven
Weest met soberheid tevrêe.
Oefent u in boonen eten
Kauwt eens op een drooge korst
Stilt met volksspijs uwen honger
En met water uwen dorst.
Geurt niet met uw kostbaarheden
Brengt ze weg, ze staan u niet,
In de vreeselijks'e tijden
Van ellende en verdriet.
Ziet ge niet die schrale lijven,
Raikt ge niet dat zwakte-zweet?
Hoort ge niet het tanden-knarsen
Van den angstigen proleet"?
Staakt nu die revolver-weelde
Volgt den drang van dezen tijd;
Pronken met uw ruwe geldmacht
Wordt nu wreede ploertlgheid.
Voor ons allen is de Aarde
Voor ons allen schijnt de zon
Allen hebben we te lijden
Redt u Burger-Zilverbon.'"
J. H. SPEENHOFF
iiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiniiiiiiiiiiitiimtm
DEVO
Geurigo Sigaar
FABRIKANTE
IN.V. DIEVENBACH's
Holl. Sigarenfabriek UTRECHT
imiiiliiimliinii iiiiiiittiiiiiiiiiiiiim
en vooral in het politieke veel veronacht
zaamd of geschonden. Maar ook hij, die
zo geweldige successen bracht, wiens rege
ring een bloeitijdperk voor Frankrijk bete
kende, heeft dit niet ongestraft kunnen doen.
Zijn val is niet in de laatste plaats daaraan
toe te schrijven. De Bourbons hadden
weinig geleerd en niets vergeten en dit
gebrek aan ervaring heeft hun de kroon
gekost: geen vorst kon straffeloos zich ver
grijpen aan wat de bloedige jaren van de
1I1I11I1111IHI1I
iiiiiiitiiiiitiiiiiiimiiiiiiiiiitiiitiiiiimmiiim
goed begrijpt wat verskunst is, zal er ligt
door in de war geraken. En toch is in deeze
verzen het verheevene en het familiare in
volkoomen harmonie. Adwaita voegt alles
bijeen, versmaadt geen leevend woord, en
duldt geen dood woord. En de gedragen
verheeven stemming verlaat hem nooit, al
gebruikt hij de meest dagelijksche spreektaal.
Ik erken gaarne dat in, voor ik deeze ver
zen las, niet zou geloofd hebben dat er zooveel
leevenskracht stak in den sonnet-vorm. Die
vorm, schijnbaar in onslandal versieeten, komt
hier met een wondere frischheid terug.
Niemand in Holland heeft zoo durven dich
ten, en zoo stoutweg gespeeld met het
grootsche en geweldige, het bonte en veel
kleurige, het eindeloos kleine en verfijnde.
En alles grijpt deeze groote Durver aan, hfj
werkt met vreemde woorden, uitheemsche
expressies, welbekende titels en gezegden.
Hij kent geen wetten booven zijn eigen
Dlchtergevoel. En de leezer verdraagt en
eerbiedigt, wat hem in andren ergert, omdat
die andren niet de macht, de echtheid, de
eenzame oorspronkelijkheid hebben van
Adwaita.
Om Adwaita te verstaan moet men zeer
gevoelig zijn, zeer hoog kunnen gevoelen,
en daarbij ook veel weeten. Want hij schreef
eenzaam, vroeg niet wie zQn leezers zouden
zijn, en gebruikte zelf een schat van posi
tieve kennis en diepe wijsheid. Maar dat is
cultuur, en Adwaita is als cultuur-drager
gerechtigd zijn eigen maatstaf aan te leggen.
Hfj behoeft zich niet aan te passen aan de
stemming en de ontwikkeling der gemid
delden. Hij vergt van wie zijn gaven willen
genieten, studie en toewijding. HQ heeft
door zfjn Oostersche studiën een Oostersche
wijze van denken en gevoelen geleerd, maar
het Westersch Christelijke is hem niet vreemd
geworden. HrJ vereenigt Oost en West
eevenals Tagore.
Westersche weetenschap, Oostersche wijs
heid zijn in Adwaita samen gegloeid.
H? zegt:
en steeds vereerde ik Hem, die zich ontvouwt
tot fetërie van Wereld, Kunst en Weten".
Het is een schennis, korte fragmenten
aan te halen uit dit geheel.
Mijn doel is hier alleen: opwekken tot
waardeering.
FREDERIK VAN EEDEN