Historisch Archief 1877-1940
15 Nov. '19. - No. 2212
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Amsterdam Itfhet midden der 14e eeuw en omstreeks 1400
Prent van J. Ram
VROEGERE UITLEGGINGEN VAN AMSTERDAM
Zijn de berichten juist, dan zal Amsterdam
zijn grenzen opnieuw uitleggen. Geheele
gemrenten en stukken van andere gemeenten
zullen, komt de wet tot stand, bfl Amsterdam
worden ingelijfd, ten einde onze stad In de
gelegenheid te stellen haar staatsrechtelijk
oppervlak in overeenstemming te brengrn
met haar economisch en sociaal gebied.
Want dit is natuurlijk steeds de zedelijke
en redelijke grondslag van zulk een gebieds
uitbreiding: de stad heeft overeenstemming
noodig tusschen haar feitelijk en haar formeel
gebied. AltQd gaan zulke uitbreidingen met
verzet gepaard De omliggende plattelands
gemeenten gevoelen zich in haar recht ge
krenkt, zoo zij zich moeten onderwerpen
aan den drang der noodwendigheid. Maar
niemand executeert gaarne zich zelf, ook
niet een gemeente.
Ams'erdam verkrijgt nu natuurlijk niet
zijn eerste uitbreiding. De eeuwen door
heeft Amsterdam de aan grenzende gemeenten
en dorpen aan- en zelfs opgegeten. De zich
uitbreidende stad had steeds meer gebied
noodig; het strekt de landsregeeringtot eer,
dat zij in den regel aan de eisenen van het
Amsterdamsche stadsbestuur is tegemoet
gekomen.Dat wil niet zeggen, dat de wetgever altijd
de eisenen van Amsterdams groei en uitbrei
ding is vór geweest, maar wel, dat de heeren
is Den Haag gewillig het oor hebben geleend
aan de wenschen van Amsterdams gemeente
bestuur, zoodra hen duidrlrjk werd gemaakt,
dat de nieuwe uitleg inderdaad noodig was.
Dat het soms lang heeft geduurd, voordat
die helderheid ontstond, is zeker niet aan
Amsterdam te wijten geweest.
Een blik op de kaart van Amsterdam,
gepaard aan topografische kennis en histo
rische navorschlng, leert ons, dat de oudste
kern van Amsterdam moet worden gezocht
aan de zoogenaamde Oude Zijde en wel in
de buurt van de Warmoesstraat, waar ook
de Oude Kerk nog altijd staat. Daar tusschen
de Oude Brug en den Vijgen dam, waareen
zandplaat het wonen in deze moerassige
strerk gemakkelijk maakte, moeten wQ den
oorsprong van Amsterdam zoeken. BIJ dat
kleine dorp, niet meer dan een straat, zal
spoedig de omgeving van den Dam en ten
zuiden daarvan de Nes zijn gekomen. Even
wijdig daarmede ontwlkkrlde zich daarna
aan de dusgenaamde Nieuwe ZQde een
tweede stad: daar ontstonden langs den
Nleuwendijk, de Plaats (den tegenwoordlgen
Dam) en de Kalverstraat tot aan het Spul
nieuwe buurten. Zoo groot was Amster
dam in 1342; in den stadbrief van graaf
Willem IV van dat jaar wordt het gebied
van Amsterdam zeer nauwkeurig omschreven
en b'grensd. Zeer nauwkeurig, d.w.z. voor
den tBdgenoot; wie zal thans zeggen, waar
Jan Wittens hofstede lag, die in de oorkonde
o.a. als limiet wordt genoemd. Toch kennen
wij wel ongeveer de grenzen van het toen
malige Amsterdam: die werden gevormd in
het westen door den N. Z. Voorburgwal,
de BegQnesloot en het Spui; in het oosten
door den O. Z. Voorburgwal en den
Gdmburgwal; de Amstel scheidde de stad in
ongeveer gelijke helf'en. Het rechtsgebied
der stad liep stellig om dien geheel e n om
trek; hoe ver dat zich uitstrekte, weten
wfl niet.
Na 1342 is de eerste uitleg der stad vrij
spoedig gevolgd. In 1367 reeds werd het
terrein, waarop thans het Burgerweeshuis
en het Begfnhof staan, binnen de stad ge
trokken en om gracht. Maar van
grooteromvang en b-teekenis was de uitbreiding van
1380. Toen werden aan beide zijden even
wijdig aan de oude grachten twee nieuwe
gegraven; het daartusschen gelegen gebied
werd aan de stad getrokken. Zoo kwam de
stad te liggen tusschen den tegenwoordigen
Achterburgwal en de Spuistraat, die dus
de oost- en de westgrens werden. Van
nog veel meer gewicht was de derde
uitbreiding, die het middeleeuwsche Am
sterdam voltooide; kort na 1425 werd
een aanvang gemaakt met dien uitleg.Toen
werd de nieuwe buitengrachtfaangelegd, die
nu Gelderschekade en Klovenlersburgwal
heet; de Oude ZQde werd zoo in oppervlakte
ongeveer verdubbeld. Daarna kwam evenwel
oponthoud in de verdere uitbreiding; het
duurde nog tot 1450 of 1451, voordat het
groote werk werd aangevat. Toen werd de
buitengracht gegraven, die toen terecht het
Singel werd genoemd en nog steeds dien
naam draagt. Daarbij mag wel worden op
gemerkt, dat eerst na deze uitbreiding der
stad Amsterdam zijn ommuring kreeg. Tot
de tweede helft der vijftiende eeuw bestond
de verdedigingsgordel van Amsterdam een
voudig in een gracht, in dit waterland in
den regel ook wel voldoende Maar in den
fel bewogen tijd, die de vijftiende eeuw in
Nederland was, achtte men terecht de vei
ligheid der stad niet voldoende verzekerd
door een gracht alleen. Toen werd dus
Amsterdam niet alleen omgracht, maar ook
ommuurd; poorten en torens werden in dien
ringmuur gebouwd. Van die ommuring
kunnen wij nog enkele gedeelten zien: de
Schreierstoren, de St. Antoniswaag, de
Munttoren, van de buitenwerken de
Montelbaanstoren zijn de resten daarvan. Oude
Amsterdammers zullen zich nog den toren
Swycht Utrecht herinneren aan het einde der
Doelenstraat, terwijl men aan het begin van
die straat den vorm van het oude Rondeel
nog duidelijk aan het Hotel de l'Europe kan
herkennen.
Zoo was het Amsterdam van vór den
tachtig jarigen oorlog, dat Cornelis Antonlsz.
ons heeft afgebeeld. Eerst nadat de stad de
zijde van den Prins en de Staten had ge
kozen, met de bekende Alteratie van 1578,
kon weer aan een nieuwen uitleg worden
gedacht; eerst toen werd zf noodig.
Wagenaar en al onze, oude stedebeschrijvers
spreken van vier vergrootingen na de Alteratie,
die van 1585, van 1593, van 1612, van 1657,
Men kan daaraan vasthouden, mits men In
het oog houdt, dat zulk een uitleg niet in
n jaar is voltooid. Bovendien behooren de
uitleggingen van 1585 en 1593, die kort op
elkander volgen, bij elkander; die van 1657
is eenvoudig de voltooiïng van het oude
plan van 1612.
De uitleg van 1585 werd, gelijk niet lang
geleden door dr. Burger overtuigend is aan
getoond, reeds dadelijk kloek aangevat.
Terwijl Antwerpen zich aan Parma moest
overgeven, bereidde Amsterdam een grootsche
toekomst voor. Er zat durf en vertrouwen
in de mannen, die te midden van het oorlogs
gevaar zulke plannen voor de toekomst
durfden ontwerpen. De vergrooting van
1585 werd tegelijk aan de oost- en aan de
westzijde van de stad ter hand genomen.
Aan de westzijde werd evenwijdig aan het
Singel een nieuwe stadsgracht gegraven,
de tegenwoordige Heerengracht, die dus
toen de buitengracht was. Zij liep voorbij
de Warmoesgracht meer naar binnen dan
de tegenwoordige Heerengracht, maar volgde
van het Koningsplein af ongeveer de
Regullersdwarsstraat, de Botermarkt, de
Amstelstraat en de Bakkerstraat. In het oosten
werd de tegenwoordige Oude Schans en de
Zwanenburgwal de grens; nog kan men
daar aan het breede water de oude stads
gracht herkennen. Voor deze geheele ver
grooting had de gouverneur-generaal
Ltycester octrooi verleend.
De vergrooting van 1593 was klein, bij de
vorige vergeleken. Zij betrof ook niet geheel
Amsterdam, maar slechts de oostzijde van
Toto ..Het Vliegveld"
Amsterdam in 1919
MuseunuenJJslubterrein. Uit een vliegmachine gefotografeerd
CUftAtAo AhJlSETTE
BOLS
CHERW»"""r * JENEVER
de stad. Daar werden de eilanden Uilenburg
en Marken aangeplempt en ook de aangren
zende gronden langs Amstel en Y, zoodat
het terrein bij de stad werd gevoegd, dat
tegenwoordig door het Y, de Nieuwe Hee
rengracht, den Amstel, de Zwanenburgwal
en de Oude Schans wordt begrensd. Ook
aan de westzijde werd de stad met nog een
klein stukje uitgebreid; de tegenwoordige
Heerengracht tusschen Koningsplein en Am
stel werd toen daar de grens. De uitleg van
1593 betrof dus in hoofdzaak het stadsdeel,
dat sedert de Jodenwijk bij uitnemend werd.
Dat is natuurlijk niet toevallig. Als in de
jaren na 1590 de Portugeesche en Spaansche
Joden zich in Amsterdam vestigen, gaan
zij van zelf bij elkander wonen in de wijk,
die juist toen werd aangelegd.
Maar deze uitleg, die verre overtrof wat
men vór dien tijd had gezien in Amsterdam,
bleek weldra niet meer voldoende. De be
volking nam snel toe; er kwam woning
nood ; terecht sprak Spieghel van het
schlprijck Amsterdam, vol aaeubehuysde
huysen"; opnieuw moest de stad worden
uitgelegd. Toen deed Frans Hendricksz.
Oetgens zijn genialen greep, die Amsterdam
maakte tot een der prachtigste steden der
wereld. Aan hem moet het grootsche plan
worden toegeschreven, dat in 1612 werd
vastgesteld en waarin in twee tempo's
regelmatig is voortgewerkt. Dat plan schiep
den beerlijken grachtengordel, waardoor
Amsterdam zich met blijvend stedeschoon
omgordde. Daarvoor was natuurlijk een
octrooi derStaten vanHolland noodig; het werd
den 7den Augustus 1609 gegeven. Zoo werd
de oude stad met drie concentrische grachten
omgeven, onderling verbonden
doordwarsgrachten en dwarsstraten, die alle uitmond
den in de verkeerswegen der oude stad.
Buiten de drie hoofdgrachten werden naar
den nieuwen vestingwal toe nieuwe volks
buurten aangelegd; zoo ontstond o.a. de
Jordaan.
In 1612 werd met dezen uitleg begonnen
aan den westkant der stad; het geheele stads
deel tusschfn het Y en de Leidsche Gracht
was in 1624 voltooid. Toen bleef de arbeid
steken. Eerst in 1657 werd het werk weer
opgevat. Toen werden de drie hoof dgrachten
met forschen boog doorgetrokken van de
Leidsche gracht tot den Amstel; toen ont
stond ook de beroemde Bocht. De statige
grachten werden aan den anderen oever van
den Amstel voortgezet; daar liet men ze
evenwel niet uitloopen op een gracht als de
Brouwersgracht aan de andere zijde; daar
stuiten zij op de Muidergracht, die de
zuidgrens van de nieuwe Plantage werd. Ook
in den uitleg van 1657 werden tusschen de
Prinsengracht en den stadswal nieuwe volks
buurten aangelegd. Aan de o verzij de vanden
Amstel breidde de Jodenbuurt zich over den
nieuwen uitleg uit.
Zoo was dan Amsterdam voltooid; binnen
zijn vestingwal met zijn zes-en- twintig bol
werken lag de schoone stad besloten; de
halve maan, die met haar beide horens in
het Y uitstak, omsloot een haven, wier leven
dig vertier de dichters nooit ophielden te roe
men. Er was eenheid in den opzet der stad,
gelijk er eenheid was in het leven. Men zag
onder zijn oogen de stad gedijen door de
rustige kracht der burger?. Die burgerij ge
voelde zich groot en sterk en dus gelukkig;
zij gevoelde zich zeker van zich zelve, van
het leven, van het heden, van de toekomst.
Na 1662 heeft de vergrooting van Amster
dam ongeveer twee eeuwen stilgestaan. Eerst
na 1870 bleek het weer noodig de stad op
nieuw uit te leggen. Het is merkwaardig,
maar we! verklaarbaar, dat men toen de
kunst van siaduitleg geheel had verleerd.
Voor problemen als in 1870 aan het stads
bestuur van Amsterdam werden gesteld,
miste men alle ervaring en inzicht. Men had
natuurlijk nog wel oog voor het oude
stadsschoon, dat toen nog grooterdeels ongerept
was, maar men miste de geestelijke vaar
digheid om naar het voorbeeld daarvan nieuw
stadsschoon te scheppen. Dat gemis aan
geestelijke vaardigheid en technische ervaring
heeft zich bitter gewroken. Geen leiding ging
uit van het gemeentebestuur; geen steun
ontving dat gemeentebestuur van een
smijdige en coulante wetgeving. Zoo werd een
der grootste stadsbelangen overgelaten aan
het destijds hooggeroemde particulier initia
tief. Aan de vruchten kent men den boom.
Het resultaat was bedroevend. Noch buiten
de Mui^erpoort noch langs den Amstel noch
buiten de Haarlemmerpoort of de Raampoort
ontstonden buurten, die eerig schoonheids
gevoel kunnen opwekken. Integendeel: een
buurt als de Pqp is van een even ver
bluffende ondoilmatlgheid als tergende
leelijkheid. Het was alles ontluistering van
ons mooie oude Amsterdam. Slechts waar
een geniaal bouwmeester als Cuypers In
greep, ontstond iets beters; hem danken
wij de Vondelstraat en het Museumkwar
tier. In den jongsten tijd is ook in dat
opzicht veel verbeterd, wellicht meer in
huizenbouw dan in stedeplan. Wat de Bazel
en Berlage in dat opzicht voor het nieuwe
Amsterdam hebben gedaan, is van groote
beteekenls. Ook aan de overzijde van het Y
is een nieuwe stad bezig te verrijzen, of
DEN HAAG
WARMOND
HOUTBOUW
IWJTOOB:rKD!J3Anr.Nrv«LAAN 85
OJHKJJAKMITCCTICWJIOTBAAT S/
LEVERT DE/VERLANCD IN ZEER KORTEN
TUD ALLE HOUTCON/TRUCTIE/
VLIEGTUIGHALLEN
TENTOON/TELLING/BOUW
/CHOOLCEBOÜWEN
ZIEKENHUIZEN
CATALOGU/ OP AANVRAAG
Amsterdam in het midden der 16e eeuw
Anonyme prent naar de kaart van Cornelis Antonlsz
liever een groot tulndorp; een nieuwe tijd
bracht daar geheel nieuwe vormen van
stedeschoon.
Ook daarom moest Amsterdam zijn grond
gebied uitbreiden. Niet spoedig kon het
gemeentebestuur de daarvoor onmisbare
medewerking in Den Haag verkrijgen. De
eerste groote verruiming van het grondge
bied na de zeventiende eeuw is van 1896.
Eerst toen kon een deel van Nieuwer-Amstel
worden geannexeerd. Thans staat ons een
nieuwe, veel grootere, niet minder noodige
annexatie te wachten. Geheele gemeenten
en deelen van andere zullen bij het grond
gebied van Amsterdam worden getrokken.
Terecht. Want het kleine belang behoort
voor het groote te wijken. Dat is niet steeds
zoo ingezien, vooral niet in Den Haag. Maar
nu zal de groote verruiming doorgaan. Zoo
wordt Amsterdamsen wat eigenlijk toch reeds
Amsterdamsen was.
H. BRUGMANS
llllllimlIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIllMllllllllllllllllllllllllllllllllll
GEDICHTEN IN PROZA
Sluit niet uw deur voor den zwerver, die
smeekend tot u komt, van al zijn zoeken
moe
Mijn hart hijgt naar stilte.
God, laat mQ alleen gelooven.
Ik wil niets, niets meer dan U.
Doe GQ mQ vrede vinden in een kinder
lijk vertrouwen, dat niet vraagt en weten wil.
MQn ziel zucht en roept om rust....
Siuit niet uw deur voor den zwerver,
want waar zal ik mij warmen dan in uwe
woning?
Weet ge wel wat weemoed is?
Weet ge wel wat droef'nis is?
Als wQ door de wereld geslagen zijn;
als onze ziel zich in angst terug trekt, komt
God, gelijk een liefdezuster, met weemoed
onze wonden binden.
Als wij pijn hebber, over pas ontdekt gebrek;
als wQ vluchten en vertwijfelend vragen om
uw vertroosting.
Die droefheid is een drang, die heendrijft
naar U.
Die eenzame uren van smart zijn soms
zoo zoet....
In stille weening drijven weg al de onge
durige gedachten.
Het hart heeft geen begeeren meer dan
U, dan U alleen.
Blank was de hemel met wat witte wolkjes.
Daar onder deinde zacht de zee.
Over de golfjes glinsterde zonne-zilver,
en de wind tokkelde op hun ruggetjes een
eentonige wijs.
In de verte dreven enkele schepen met
slappe zeilen.
Ik lag er stil naar te kijken en leefde als
in een heel ver land.
De sterren fluisterden elkander haar ge
heimen.
In dichte rijen, zaten ze feestelijk op een
helder hemelveid.
Ik stond lang te luisteren, dicht bij de
blije kinderen.
Ze vertelden van de klare, schoone
hetnelgeheimen.
Ik stond lang te luisteren
Tot het vol in me was van een licht en
bevend gevoel.
Toen ben ik zachtjes weggegaan
en ik moest al maar schreien, nu ik wist
van de klare, schoone hemelgeheimen.
Nu ga ik door het leven als in een droom.
Alle dingen zijn me vreemd en innig.
Alle dingen zijn me ver en na.
Ik zie me zelve wandelen in dien droom,
maar of 't mijn lichaam is, ik weet het niet,
en of ik leef, ik weet het niet.
De kleuren, ik ken ze wel, blauw en groen,
bruin en geel, maar ze stijgen en stijgen
en vloeien in n en worden wit en geel,
wit als van zonnelicht.
O, in dit oogenblik, kon ik maar immer
hoog en hooger er mee vergaan.
*. *
In kronkeling en opstand naar het witte
stralende eischt, in groei naar een vollen
wfid-uitrankenden bloei, de wereld.
Wij zijn de cellen, die haar opbouwen
tot een schoonen boom, wij menschen en
mét ons dieren, planten, alles wat leven
ruilt aan leven.
Wij zijn de cellen, van nut in stam of
tak of bladerknop, in schors en
binnenweefsel, overal.
Uit ons worden nieuwe cellen geboren,
een nieuw geslacht om het oude, daar boven,
daar buiten, en de oude cellen geven van
haar leven aan de latere.
Wél moeten dus de sappen onzer ge
dachten zuiver zijn, en de wanden onzer
daden sterk.
De wereld-boom staat in kronkeling en
opstand naar het witte stralende licht, in
het getijde tusschen winter en lente, wél
moeten wij dus krachtige cellen zijn.
JOHANNES HOVING
iiiiiiiii:iiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiifiiiii9itiiiiiiiiiniiiiii 11111111111111
Inhoud van de November-Tijdschriften
GI'III,! Nederland: Helene Swarth, Liedjes. Jan
Stroble, De Hof (slot). Nico van Suchtelen, Faust
(vervolg). Justine Abbing, Uit het leven van een
drnkende Vrouw. Karel Wasch, De Keten der
oogenblikken. A. Pit, Denken en Beelden. Herm. Wolf,
Buitenl. Literatuur. F. C>. Literatuur.
Aanteekeningen van de Redactie.
De Nieume Gids: Felix Timmermans, A n ne Marie.
J. E. Jasper, De Bruiloft. A. E. 'l'hierens, Het komende
Ras. Frans Mijnssen, IdaWahl. S Kalff, Een
Haarlemsche Portretschilder uit de Gouden Eeuw. Constant
van Wessem, De Maitres Clavecinistes derlHe eeuw.
Frank Visser, Abandonné. Hein Boeken,
Scheveningen ; Verzen. R. J. Spitz, De Zionistische idee en hare
uitingen indelQeeeuw. Willem Kloos, Kallimachos.
Maurits Wagenvoort, Buitenl. 'Overzicht. Herman
Middendorp, Jeanne Kloos. Reyneke van Stuwe en
Ja" Zeldenthuii. Bibliographie.
Vrarjcu di's Tijds: J. Kleefstra. Voorlichting bij
Beroepokeus. Dr. J. E. Enklaar. Wetenschap en Wer
kelijkheid. Mr. A. H. Lijdsman, Moet Nederland den
gewezen Duitschen Keizer uitleveren.'
Di' Vrouw en haar Huis: Geertr. Carelsen,, M. W.
Maclaine Pont. Laura Safm. De Bewaarschool van
mevrouw Wüste. Truus Verdoner-Salomons, Voor 't
Kind. Tine Marcus, De slechthoorende inhetgezin.
Marie Berdenis van Berlekom. Beroemde Nederlandsche
vrouwelijke componisten in onzen tijd. E. Tieri
Hogerzeü, Een ouderwet-ch prentenboek. Otto van
Tussenbroek, Ons Huis. S. G. F. Meijboom, Vereen
voudiging van de huishouding. Jo Houwing, Koken
<rp gas of petroleum. f. Kreunen-Mees. Een bezsek
aan de Primula fabrieken. Eenvoudige St. Nicolaas
geschenken. Huiskleeding, \\1nterkleeding,
Kindarmantels.?Marie Heinen,Vrouwenarbeid hier en elders.?.
Elck wat Wils. Naaldwerk en Kant. (Bij
lage van De Vrouw en baar Huis): Een belangrijk
werkstuk. Kantpatronen. Bij platen en
werkteekeningen. Pluizenmnndje. Wat men moet weten.
De Moinnverahl: Lichte 'Motoren, do<ir A. P.M Mt.
Heriri .Meiier. De Paiïjsche Tentoonstelling. Meerurn
Terwogt, Rotterdamsche brieven. E. Liecken. Kijkje
in de Auto. willy Cor^ari, Een perk bloemen.
Een vliegtocht naar Australië. H. M.. De Napier
auto, model 192D. Fantasie-overpeinzingen van
Frictie. Een reusachtig vliegtuig. Mt.. Het club
kampioenschap van de K. N. M. V.
Illll Illlllllllllllllllll l Illlllilllllll Illlllllllllllllllllllll
HOEKER & ZOON
"ST HEERENGRACHT 435-437
Paar/en - Brillanton
Goud" en Zilverwerk
Foto .,Het Vliegveld"
Amsterdam in 1919
Dam met omgeving. Uit eenlvliegmachine gefotografeerd