De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 22 november pagina 1

22 november 1919 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 22 NovemDer DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr. J. A. VAN HAMEL, Prof. Dr. H. BRUGMANS, Mr. E. S. OROBIO DE CASTRO Jr., Dr. FREDERIK VAN EEDEN en H. SALOMONSON ^_ UITGEVERS; VAN HOLKEMA & WARENDORF | PrifrperNo. f 0.20. Per 3 mnd. f2.50. Abonn. loopen per jaar | | Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam ( | Advertentiën omslag f 0.40 p. regel. Mnnenpag. f 0.50 p. regel | IHHODDi BladB. 1: HeLfferich voor de Enqu teOommiasie, door W. Intern. Tribune: De Eoonomiaohe toestand van Dnitsohland, door Ed. Bernsteln. Bnitenl. Overzicht: Eckardstein, II, door dr. W. G. O. Byvanck. 2; Boomsoh Worden, door dr. Frederik van Eeden. Krekelzang, door J. H. Speenhoft. 3: F. Domela Nituwenhnis f, door JOB. Loopuit. 5: Voor Vrouwen (red. Elie. M. Bogge) George Elliot, door Geertr. Oarelaen. Ohiyeanten, door Ari. B(jp, door J. F. Lnlofi. (tonden Herfstmorgen, door Tony de Bidder. Mennet (foto). uit de Natuur: B(j een Prflsoontant, door Jao. F. Thflsse. 7: Knnatnbtitieg, door A. Plassohaert. De Politieke Clown, teekenlng van Jordaan. Intermezzo, door mr. H. Oilta'y. 9: Nieuwe Engelsehe Boeken, door W. van Doorn. Voor of tegen Wagner, teekening Tan George van Baemdonok. Nieuwe Spelling, door mr. t. Groenman. 11: De Libre Belgique" gedurende de Daitsahe bezetting van België, door D. 8. De waarde van Olairvoyanoe vcor de Justitie, door f. Borgman. 12: Op den Eoonomlaohen Uitkijk, door jhr. mr. H. Smissaeit. 13: Kwatrijnen, door mr. Jaoob Israël de Haan. 14: Uit het Kladschrift van Jantje. Burgerlijke Beleefdheden, door Ari. Boeketje Bofistiek, door 6erh. v. DQk. Leekenepiegel. In Memoriam, n-aoter, door Pelix Hageman. 15: DeTooneeekonstenaars weigeren de Bykssnbsidie, teekening van Job. Braakensiek. Onze Fozzle. Biljartsport, door B. Bijvoegsel: HeUFerioh voor de Enquête-Commissie, teekening van Joh. Braakensiek HELFFERICH VOOR DE ENQUÊTE-COMMISSIE Een kranige kerel, die Helfferich! Uit de vergetelheid, waarin de revo lutie hem, met zooveel andere mannen van den ouden tijd, had neergesmakt, is hij opeens naar boven geklauterd en de held van den dag geworden. Hij wordt gevierd door alle Duitschers en het zijn er niet weinigen die de tegenwoordige regeering (?die Juden") minachten en er zich groen over ergeren dat de enquête-commissie de vroegere regeering te schande wil maken. Die toeleg zoo juichen zij is nu, dank zij Helfferich, mislukt. Niet voor de mannen van het oude, maar voor die van het nieuwe régime is de enquête-commissie een moordtuig geworden. Eén Bernstorff maakte het haar ge makkelijk, haar misdadig werk te ver richten; een Bethmann Hollweg, al strib belde hij nóg zoo tegen en al behan delde hij haar uit de hoogte, zei haar niet ongezouten genoeg de waarheid; eerst een Helfferich stelde haar ten toon als een commissie van beschuldiging in plaats van onderzoek; eerst hij wist haar door zijn gehoon en getreiter buiten zich zelve te brengen; eerst hij verstond de kunst om haar des duivels te maken. Inderdaad, men kan het hun toegeven, dat Helfferich zich kranig heeft geweerd. Maar hij heeft meer en erger uit gewerkt dan alleen dat hij de commissie in discrediet heeft gebracht. Dat de meeste leden daarvan niet opgewassen waren tegen de taak om aan onwillige getuigen een getuigenis te ontlokken; dat zij hunne vragen niet zóscherp wisten te stellen, dat aan iiiiiilililiiiilllliiiiiliiiiiiliiiiiiiiiiii ECKARDSTEIN II Een beele processie van personen glQdt ons voorbQ In de memoires van den Dult schen legatleraad; om niet te zeggen al, dan toch veel, wat naam heeft gehad of voornaam is geweest in de hoofdsteden van Europa, gedurende de laatste jaren van de 19e eeuw en de eerste van de 20e wordt, als men het zoo mag uitdrukken, daarin even op den kop getikt en genoteerd met zfln houding, met zijn geste, en, indien noodig, met zijn woorden. Daar zijn de diplomaten van de oude school als graaf Munster, de Duitsche gesant In Parijs, en rQ laten hun klachten hooren over das Centralrundvieh" in Ber lijn, gelijk zij het ministerie van Buiten landsche Zaken in Pruisens hoofdstad noe men ; daar is, generaal Gallifet, de man van de schitterende ruiterattaque in den slag van Sedan die toosten wisselt met den Duitschen kurassierskameraad en na de Marseillaise door de muziek die Wacht a m R h e i n laat aanheffen. Verlangt ge dichters? Hier is Lord Tennyson in zqn laatste dagen die over idealen spreekt, en daar komt Zola aan 't woord. Mannen van de wereld? Hebt ge lust de politieke diners van de Rothschilds in Londen bq te wonen, of wilt ge g« '(avlteerd worden bQ den fabelachtig rijken Baron Hirsch, den Türken-Hirsch, als men hem noemt, op zQn buiten in Moravlë waar hQ u meêtroont naar den beerlijken uitkijk op het gebergte en u meedeelt in zijn Koelerwaalsch: That sind the Karpaths?" Maar Chamberlain en Cecil Rhodes vragen de aandacht, en wien het om vreemder gezichten is te doen, die gaat op audiëntie bij Li hong tchang. den ondervraagde geen gelegenheid tot ontsnappen overbleef, tenzij door een formeele weigering om te antwoorden; dat met name de voorzitter een belab berde figuur sloeg en zich telkens de teugels uit banden liet nemen dit alles was reeds gebleken voordat de brutale figuur van Helfferich aan de getuigentafel plaats nam. Hij heeft het alleen nog eens dik onderstreept; hij heeft bovendien door zijne weigering om Dr. Cohn te woord te staan, de machteloosheid van de com missie tentoongesteld; hij heeft ten slotte al zijne politieke vrienden zich doen ver kneukelen over den flater, waartoe hij Dr. Cohn en den rijksminister David heeft verlokt. Maar het kranigste en tegelijk het ge vaarlijkste van zijne praestatie is toch niet wat hij heeft doen uitkomen, maar wat hij op den achtergrond heeft ge bracht. Met zijn gezocht standje heeft hij de aandacht afgeleid van wat er in de afgeloopen weken bij de zittingen van de commissie dan toch maar aan het daglicht was gekomen. Het nieuwste lied heeft altijd het oor van de menigte. Bij het luisteren naar het amusante verhaal van de heibel, die < Helfferich had aangestookt, vergat zij weer wat zij te hooi en te gras uit de verslagen der zittingen had opgepikt over Duitschland's houding tegenover de vredespoging van Wilson; zij liet hare aan dacht vangen door vragen als: heeft de commissie het recht om Helfferich tot gevangenisstraf te veroordeelen, als hij weigert de boete te betalen? en herin nerde zich niet meer de veel belangrijker vragen, waarop reeds een antwoord was verkregen. Dit heeft Helfferich dan ook vermoe delijk bedoeld; maar het is niet noodig hem daarbij een handje te helpen; en afgezien daarvan schijnt het gewenscht, van tijd tot tijd vast te leggen welke nieuwe gegevens voor de geschiedenis van den oorlog door de enquête-com missie zijn aangebracht; niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats uit de verhooren der getuigen, maar vooral uit de geheime stukken, waarover de commissie eschikt. Een van de voornaamste resultaten der enquête is wel: het open en bloot leggen van het bedrog, dat Duitschland tegen over Wilson heeft gepleegd. Het heeft zijn vredesvoorstel uitgelokt en dat tegelijk met alle mogelijke middelen gesaboteerd. Bethmann Hollweg stoof als een dolleman op, toen minister David zei: het ziet er naar uit, alsof de regeering in Januari 1917 had besloten, den oorlog met de Vereenigde Staten uit teloKken. Die beschuldiging sneed hem dan ook in zijn gevoeligste vleesch. Het moge waar zijn, dat niet hij dien opzet heeft gehad. Maar dat anderen dien hebben gekoesterd; dat Hindenburg en Ludendorff en de autoriteiten bij de marine het daarop hebben aangestuurd; dat zij de gevolgen van Amerika's inmenging in den oorlog hebben onderschat en die van den duikbootoorlog veel te hoog hebben aangeslagen dit staat thans vast. En op Bethmann Hollweg blijft de verantwoordelijkheid rusten, dat hij, zij IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII En Keizers, en Koningen en Kroonprinsen.. l Laat ons bQ de vorsten blijven. De Engelsche Kroonprins Edward is een man naar Eckardstein's hart. Dat Engeland nog in zijn fine fleur van macht en rustig zelfvertrouwen en in de schaduw van Victoria's troon, houdt zijn geest gevangen. Het kleine persoontje van de Koningin was toch een groote heerscheres. Zij wist orde te houden. Kroonprins Edward was heillos", wij vertalen als de dood zoo bang voor zQn moeder. Bestond er een verbod dat waar z(| hof hield, niet mocht worden gerookt, hq zou 't niet wagen daartegen te handelen. Eens, bQ gelegenheid van de jaarlQksche zeilwedstrijden was er een race tusschen het jacht van Keizer Wilhelm en Edward's jacht. De wind ging liggen, men kwam niet verder. Toen maakte de Kroonprins zich ongerust dat men niet tijdig genoeg aan het diner zou komen te Osborne, door de Ko ningin ter eere van haar kleinzoon gegeven; hQ seinde dus aan het keizerlijk jacht of men niet op een betere gelegenheid zou wachten om den wed loop voort te zetten. Maar Wil helm wilde daaraan niet denken. Hoewel de wind nog opstak, was men toch veel te laat, voor de plechtigheid aan het hof. Als de Keizer in vollen uniformdos daar verscheen ging het maal ten einde. In de groote zaal ontving Koningin Victoria hem genadig, zooals aan een koningin past; maar er lag een wolk op haar gezicht. Den Kroonprins echter... Eckardstein had den zeiltocht op het jacht van den Prins meegemaakt en bezocht de avondreceptie. Hij zag Edward, in generaals uniform, schuchter binnenkomen, zich achter een pilaar verborgen houden, dan te voor schijn komen, een stat i gen, ontevreden knik van zijn moeder krijgen, om dan weer zijn heil te zoeken achter de schuttpilaar. Prins Edward, verzekert ons Eckardstein, was in 't geheel niet vijandig aan Duitsch land. HQ sprak goed Dultsch, had voor een deel een Duitsche opvoeding gehad, en verlangde dat ook zijn zoon, den troonhet dan ook onwillig, zich er toe heeft geleend om het verraderlijke spel met Wilson's vredesbemiddeling te spelen. Ook is het de moeite waard, nog eens de aandacht te vestigen op de onnoozelheid van het argument, waarmee Bethmann Hollweg heeft willen goed praten dat hij op het beslissende oogenblik de hand, die Wilson bleef toesteken, niet heeft aangevat. Uit het verhoor van Bernstorff was het volgende gebleken: herhaaldelijk had hij gewaarschuwd, dat de afkondiging van den onbeperkten duikbootoorlog tot een breuk met de Vereenigde Staten moest leiden; den 26sten Januari 1917 telegrafeerde hij aan de Duitsche regee ring, dat kolonel House in opdracht van Wilson opnieuw bemiddeling had aan geboden; de president wou in elk geval vermijden, dat de Vereenigde Staten aan den oorlog zouden moeten deelnemen; hij zou zich niet mengen in territoriale vraagstukken en een vrede tot stand trachten te brengen, waarbij geen der beide partijen als overwonnene zou worden behandeld. Met die mededeeling trok Bethmann Hollweg naar Holtzendorff, den chef van den marine-staf. Die haalde de schouders op en zei, dat het te laat was; de bevelen tot het beginnen van den onbeperkten duikbootoorlog waren reeds verzonden; zij konden om tech nische redenen" niet meer herroepen worden. Bij zijn eigen verhoor heeft Bethmann Hollweg diezelfde omstandigheid als de reden opgegeven, waarom Wilson's laatste poging tot bemiddeling niet kon worden aanvaard. Men kon aan de commandanten der duikbooten wel seinen, dat zij aan het bevel geen uitvoering moesten geven, maar de zekerheid ontbrak, dat zulk een draadloos telegram hen allen zou bereiken; indien slechts n of twee hunner, door een defect b.v. aan het toestel voor opname, geen bericht van de herroeping ontvingen, bestond de kans dat zij in de eerst volgende dagen een koopvaardijschip met Amerikaansche passagiers aan boord zouden torpedeeren. En indien dit ge schiedde, zou het door Wilson als woordbreuk worden beschouwd en nog veel hooger worden opgenomen dan wanneer de torpedeering plaats had gehad na de afkondiging van den onbeperkten duikbootoorlog. Zonder blikken of blozen heeft Bethmann Hollweg dit verteld. Hij wist natuurlijk wel beter. Alleen als hij een domkop was geweest en daarvoor zal niemand hem houden hadden de marine-autoriteiten hem door zulk een praatje de onmogelijkheid van het her roepen der bevelen kunnen wijsmaken. Maar Bethmann Hollweg begreep natuurlijk even goed als Holtzendorff dat Wilson van de torpedeeringen, die misschien nog hadden kunnen gebeuren, geen casus belli zou gemaakt hebben, als de Duitsche regeering hem had bericht: wij nemen uwe vredesbemiddeling aan en stellen den onbeperkten duikboot oorlog uit; het blijft echter mogelijk, dat een enkele duikbootcommandant het bevel, waarbij die oorlog wordt her roepen, niet zal ontvangen; wordt er iiiiiiiiiimmiiiii opvolger George goed Duitsch zou kennen. Maar zQn neef Wilhelm, wanneer hq zijn bezoeken aan Engeland bracht, en daar zocht hq zijn troost, sinds hq had moeten merken dat hq in St. Petersburg onwelkom was, maakte hem door zijn invallen en zijn uitvallen het leven onaangenaam Ten slotte gaf hQ de zeilwedstrijden van Cowes op, omdat de ander daar steeds de eerste rol wou spelen. De Keizer kon zich niet inhouden; hQ hinderde de gevoeligheid van wien met hem in aanraking was .The old peacock", noemde hQ zQn oom en dikwijls luid genoeg dat de omgeving van den Prins het kon hooren. In 1893 was er een spanning tusschen Engeland en Frankrijk over de Mekongquaestie. Een oogen blik scheen het dat oorlog mogelijk was. Lord Rosebery, minister van Buitenlandsche zaken, verzocht Koningin Victoria den Keizer die in Cowes was, in te lichten. Deze dineerde juist op het jacht van Prins Edward, als de secretaris van Hare Majesteit hem den brief kwam overhandigen en nadere verklaringen kwam brengen. De Keizer las het schrijven en den ernstigen inhoud met een paar woorden meêdeelend, barstte hq eensklaps in lachen uit, klopte den oom tegen zijn buikje en riep : N a d a k a n n s t du ja mit nach Hinter indien ziehen und zelgen, was du als Soldat kannstl Het goede humeur van den Prins had een geweldige proef te doorstaan. Men zou misschien gaan denken dat het vorstenméiier alleen onaangenaamheid met zich bracht. Laat ons de goede en vroolQke kanten niet vergeten. Eckardstein is dikwQls met den Prins me geweest op zijn reizen naar Duitschland en OostenrQk en de Rlviera. Dan was het een gezellig en onbezorgd leven. Onbezorgd! is wat te veel gezegd. De eerste maal dat onze diplomaat den Prins vergezelde, was het omdat iemand in Edward's gezelschap het denkbeeld had ge opperd hoe voortrtffelijk hq zich er toe zou leenen om de Duitsche correspondentie van den Prins op reis te voeren. Want in Ham dus toch een koopvaardijschip ge torpedeerd, dan kent gij de reden. Zulk een mededeeling zou Wilson volkomen bevredigd hebben. Bernstorff, naar zijne meening hierover gevraagd, heeft het ten overvloede bevestigd; ook hij hield zich ervan overtuigd, dat Wilson in het veronderstelde geval zijne vredes bemiddeling zou hebben voortgezet. Men zou dan ook bijna zeggen : geen verstandig mensch zal er anders over denken. Maar Bethmann Hollweg is blijkbaar van oordeel, dat de meeste menschen ezels zijn en daarom het klets praatje wel slikken, dat hij opgaf als de reden, waarom i hij niet kon ingaan op de laatste poging van Wilson om een vrede door vergelijk tot stand te brengen. Van zulke dingen wordt de aandacht afgeleid door het rumoer, dat Helfferich heeft verwekt. Nu hij de commissie een hak heeft gezet, deugt niets meer van haar en wordt er geringschattend ge sproken over wat zij verricht. Niemand zal de wijze, waarop de com missie zich van hare taak kwijt, hoogelijk bewonderen; zoowel in onpartijdigheid als in takt en gevatheid schoot zij dik wijls te kort; indien hare leden de besten zijn, die de volksvertegenwoordiging voor dit werk men erkenne het: voor dit moeilijke werk uit haar midden heeft kunnen aanwijzen, dan krijgt men geen hoogen dunk van het gehalte van het Duitsche parlement. Maar daarom behoeft men de oogen nog niet te sluiten voor de resultaten, die de arbeid der commissie toch op levert. Gelijk Mephistopheles de drinkebroers in Auerbach's wijnkelder, heeft Helffe rich de leden der commissie behekst, zoodat zij elkaar bij den neus en in de haren grepen; men vergete echter niet, dat zijn grootste kunststuk eigenlijk een ander was: den deksel te zetten op den pot der onthullingen. Men vergete dit niet zoo men al thans niet wil behooren tot hen van wie Mephistopheles kan zeggen: Ziet, hoe de duivel kan verlakken l" W. ui iiiiinmiiiiiii i i in in i DE ECONOMISCHE TOESTAND VAN DUITSCHLAND door EDUARD BERNSTEIN Lid der Nationale Vergadering In Duitschland Ernstig, zeer ernstig, maar toch niet hope loos. Zoo zou de economische toestand van Duitschland genoemd kunnen worden, wanneer twee voorwaarden verzekerd waren. De eerste is dat de geallieerde mogendheden hunne eischen aan Duitschland niet over de grenzen van zijn voortbrengingsvermogen opvoeren, zooals zQ dat in het vredesverdrag ook beloofd hebben; de tweede nochtans is dat het ook voortaan gelukt de arbeiders klasse er van terug te houden, dat zQ zich door lieden, die een onder de tegenwoordige IIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIM burg, zoodra men hem daar wist, daagden op eens van alle kanten brieven op, waarin men hem om geld vroeg of raad gaf of plannen voorlegde, om niet te spreken van de liefdesbrieven van eerzuchtige en andere dames. Zulke brieven te sorteeren en voor zoover noodlg te beantwoorden, was de taak aan Eckardstein opgedragen. Maar hQ heeft er zijn opgeruimdheid onder bewaard. En zQn kennis door verrekt. Want hq had niet geweten dat zooveel gekken vrij rondliepen in de wereld. Er zQn ook gewichtige dingen in de Mémoires te vinden. Het jaar 1895 was niet alleen het jaar dat de wedstrijden van Cowes zag ophou den, maar ook de tQd van een omkeer in de Engelsche buitenlandsche politiek. Evenmin als van prins Edward, mag men van de Engelsche politiek spreken als was ze vijandig aan Duitschland. De betere uitdrukking is: zij was nog niet rflp. Zoo had Blsmarck haar gevonden; wan neer hq een toenadering zocht, zq dacht het nog met tijdelijke verbonden en afspraken te kunnen doen, zq gaf niet om een voort durende verstandhouding. Het was haar alleen-zijn dat zq verkoos. Nu in de jaren na 1890, begon zq rQp te worden. Na den Earl of Rosebety had Lord Salisbury het bestuur van Engeland in handen gekregen; een groote conservatieve meerderheid steunde hem in het Parlement. HQ dacht er aan de zaken te regelen van het Oosten waar menig dreigende wolk hing. Men kent zqn woord over het ver keerde paard waarop Engeland zijn mlse had gezet in den Krimoorlog en bQ latere gelegenheden toen het Turkije protegeerde. HQ dacht er thans aan de zaken van het Turksche RQk voor goed te regelen door het onder Engeland, Duitschland en Oos tenrijk te verdeelen. Dat beteekende een aansluiting van Engeland bQ den Drlebond, het onbereikte waarnaar Blsmarck had gezocht. Eckardstein was in de preliminairen van omstandigheden onmogelijk te bereiken maatschappeiqk ideaal dadelijk met geweld verwezelflken willen, tot een burgeroorlog met al zijn verschrikkingen en verwarringen laat meesleepen. Hoezeer dese tweede voorwaarde er van afhangt dat de eerate vervuld wordt, is WJ eenig nadenken duidelijk. Worden aan Duitschland eischen gesteld, die de levens nerven van zijn volksbestaan verstoren, dan is het inwortelen van anarchie in den slechtsten zin van het woord onvermijdelijk. Reeds nu handelen reeds velen naar het parool: .Redde zich, wie kan." Wordt dat de algemeene leus, dan beteekent dat wanhopige strijd van allen tegen allen. Wil men den economischen toestand van een land vaststellen, dan moet men er voor oppassen economie en financiën met elkander te verwisselen en den financlëelen toestand als de juiste uitdrukking van den economi schen te beschouwen. Ben fout, die tegenwoordig door velen gemaakt wor.dt. De financlëele toestand heeft ongetwijfeld de neiging zich aan den econo mischen toestand aan te passen. Deze neiging echter verwezenlijkt zich als beweging in een somtijds bepaalde richting, bj| uitzondering daarentegen slechts tot verkrijging eener samensmelting van economie en financiën. Over den tegenwoordigen financlëelen toe stand van Duitschland zijn gemakkelijk te controleeren cijfer-bewijzen voorhanden. De Bondsrepubliek, waarvoor de nieuwe grondwet het woord RIJK behouden heeft, had, volgens een overzicht van den rflksminister Erzberger, den 31en Maart 1919 92396 mlllioen mark geconsolideerde en 63.696 miliioen mark vlottende schuld, tezamen dus een schuld van 15600 miliioen of 156 milllard mark. Minister Erzberger schat dat op 31 Maart 1920 de rijksschuld tot 212 milliard mark toegenomen zal zijn. Tegenover deze geweldige som staat een nauwelijks in aanmerking komend bezit aan wezenlijke waarden en reniegevende fond sen, wat b. v. het geval is bij het grootste gedeelte der schulden van landen en ge meenten, zoodat wij die hier dus buiten rekening zullen laten. De milliarden-schuld des Rijks is voor meer dan zeven-achtsten ongedekt. Deze schuld is echter ook voor het grootste deel binnenlandsche schuld, schuld aan inwoners der rjken. Reeds dat laat begrijpen waarom financiCele toestand en economische toestand eenigszins moeilijk te onderscheiden zijn. Wanneer het Rijk aan zijne onderdanen, laat ons zeggen 150 mil liard mark schuldig is en daarvoor per jaar 10 milliard rente ea aflossing betalen moet, dan zal zulks niet zonder invloed blijven op den economischen toestand. Al naar den maatschappelQken toestand en positie der ontvangers van rente en aflos sing en den economischen aard van de voor het opbrengen van het bedrag uitgeschreven belastingen zal veelmeer een verschuiving van bezit en inkomen plaats vinden, welke voor de actieve staathuishouding meer of minder onttrekking van bedrijfsmiddelen beteekenen kan. Maar dat de geheele tien milliarden aan van hunne rente levende kapitalisten ten goede komen Is bij het reuzen getal van inschrijvers op de oorlogsleeningen volkomen uitgesloten, en wanneer zulks het geval was, zou toch een belangrijk deel der bedragen In den vorm van leeningen van verschillende soort, aandeelen in onder nemingen van industrie, handel en verkeer in de actieve gemeenschap terugvloeien. Anders is het met de schulden aan het buitenland. Zij beteekenen in de eerste plaats een verpanding van dat deel van den nationalen arbeid, dat gelijk is aan het bedrag van de uit te betalen renten en aflossingen, en naar mate dit laatste stijgt, kan op deze wijze een verdere ader lating van het land plaats vinden, kunnen zijn economischen toestand zulke geweldige het plan gewikkeld, omdat Lord Salisbury er persoonlijk met den Keizer over wilde spreken als hij de wedstrijden te Cowes bezocht. Het onderhoud met Wilhelm op zijn jacht liep niet goed af. De Keizer was uit zijn humeur omdat hij op den minister had moeten wachten, hij toonde het in het gesprek. De Keizer", zeide Salisbury daarna, be handelde mi] als een mlnistre du rol de Prusse; hij vergat dat ik Engelsch premier ben". Eckardstein heeft het verzuimen van deze gelegenheid voor een der groote feiten van de Europeesche diplomatie aangezien. Tien jaar later heeft hij er Bebel, den leidrr der sociaal-democraten in den Dultschen Rijks dag over gesproken. Wanneer dat zoo is, als gij 't mfl ver telt," merkte de schrandere man op, dan verdienden Wilhelm II en zijn raadgevers te worden opgehangen, en evengoed zouden daarvoor de Dultsch-nationalen als de socialen hun stem kunnen geven. De sociale quaestie in Duitschland immers ware daar door opgelost. Waarop berust dan toch in dt eerste plaats de verkeerde economische toestand ? Immers dat de grond in Duitsch land ten hoogste veertig miliioen menschen kan voeden, terwijl nu de bevolking reeds vijfenzestig miliioen bedraagt. En welke gebieden voor kolonisatie had Duitschland niet gekregen l" De Engelsche politiek is tot 1914 toe trouw gebleven aan het idee van een samenwer king met Duitschland in Turksch Azië. De oorlog, die zoo gemakkelijk te vermijden is geweest, klaagt Eckardstein, is tusschenbeide gekomen. Hij wijt de schuld aan de diplomatie. Als hij op de fouten van de diplomatie komt, is hij niet uitgepraat, en 't is toch wel noodlg, ook voor ons, dat er een einde aan zijn woorden komt. W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl