De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1919 22 november pagina 7

22 november 1919 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

22 Nov. '19. No. 2213 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Jaarbeurs voor Kunstnijverheid C. A. Llon Cachet, TapQt' SCHILDERKUNST-KRONIEK VERZAMELING GOUDSTIKKER, IN PULCHRI STUDIO, DEN HAAG. NOTITIES De Fluit spe eister van den Delftschen Vermeer is een der eigenaardigste, een der merkwaardigste schilderijen van deze verzameling. Ge vindt opnieuw hier den stillen schilder met den sterken kleur, met den verzadigden kleur. De verzadigde kleur, en de kracht der intimiteit zijn de dingen, die dezen Vermeer voor velen tot een nooit indommelende liefde maken. Het werk heet: de Fluit speelster. Het moest een naam hebben, of een naam krijgen; maar de actie van dit spel, noch het gevoel van voor of na dit spel vindt ge feitelijk hier. Ge ziet een jong meisje (?), vlak van voren, met een eigenaardig hoofddeksel, in een jak met bont, vór een Gobelin, (Vermeer's rfjkkleurlg wandtapijt!) op een stoel, en, in de leunende linkerhand houdt ze de fluit. En nog n ding treft op dit werk, niet grooter dan 19,9 x 17,8 c.M. de volle groot heid, waarmee alles gegeven is, lichaam, en kleedQ. Dit is iets, dat de rQkkleurlge, eigenaardige intimiteit van Vermeer apart zet: die eenvoudige grootte in alles. Het schilderij is, naar schildertrant, ten eenenmale kenmerkend voor den schilder. Te wenschen is dat dit werkln Holland blfjft;te zeldzaam en te sterk zQn Vermeer's werken om, bij een kans tot koop, er een te laten gaan H. Over een aantal schilderijen, thans in Pulchri, z|n mfj nog verschillende dingen te zeggen. Ik zal dat doen in alphabetlsche volgorde, en den naam geven aan het werk, die in den katalogus is toegekend. Van de twee A v e r c a m p' s is het eene een IJ s-stuk. Deze voorstellingen, ik heb het meer geschreven, zijn haast altijd uiterst licht en sterk van kleur, van een gamma, dat ongewoon voor de meesten moet zijn, wanneer ze aan zeventiend'eeuwers denken. Ook hier is bij curieus, en blank; curieus van) groepeering, Ql en blank wat den kleur aangaat. In den Berckheyde, de uitbreiding van Haarlem, is een der typische elementen een sterke rechtlijnigheid in alles. Levendig is de Brouwer (?) No. 16, een mannekop tegen een grijzen grond. Het schilderij bezit overeenkomsten, zeker, met Brouwer, maar het kon ook veel, veel later zfln geschilderd. Van PieterClaesz' stilleven (19) trof mij een détail: het schoteltje met de eieren; ik noem No. 24 Cuyp's Hoenderhof, en zijn Landschap met Molens (30), vol van een kleur zonder zwaarte. Wat mij in Govert Flinck's jonge vrouw aandoet, is niet een vondst van psychologie van ongemeenen aard, maat het is de u i t d r u k k i n g, die bijna overgaat tot in een andere uitdrukking, een stille beweging dus. Jan van Goyen's landschap doet aan den franschen schilder Michel denken, zooals een ander werk van de tentoonstel ling (natuurlijk geen Van Qjyen) Meissonnier ons doet herzien. Het stilleven van de Heem (52) is te notecren om den zwier, No. 53, eveneens een stilleven is een overdaad van kunnen, en van stoffenschildering. Stemming is er in van der Heyden's Wallen van Utrecht; K e y 's vrouwenportret vermeld ik. Het portret van Thomas de Keyser is in de handen zwak: de figuur zelf heeft ietwat van een Pierlala. Maucadam's kleine meest vlerkante schilderijtje met de begroeide boomen is mij het treffeIQkste van de 2e groep. Levendig behagelQk zijn de muslceerende kinderen van Jan M l e n s e Molenaer (75); A e r t van derMeer's nacht, wat stijf in de samenzetting der hulzenmassa is toch een schil derij vol leven in de stemming. Van O stade's kop van een boer (No. 91), is die van zoo lang geleden ? Evenmin is voor mtj de Rembrandt absoluut zeker een Rembrandt (102, Davld brengt Saul het hoofd van Goliath). Op den Jac. van Ruysdael IQkt de grond een sterke behaarde huid van een dier, een zwaar-behaarde koehuid; 109 Salomon van Ruysdael's Waterkant is vol eenzaamheid en kracht; Jicob van Ruys dael's Watermolens romantlsch-ruig. Van de Jan Steens is afzonderlijk te noemen om 't ongewone, en om de lucht, waartegen de toren haast geen zwaarte heeft. Terborgh's vrouw is psychologie; niet voorbij te gaan is Van der Ulft's stadhuis. No. 133 en 134, een mans- en een vrouwportret van Jan V i ctors, behooren voor mij n om kleur on om noteering van het innerlijke tot de zeer bezlenswaardige beeltenissen ; van de Van der Voort's is het gezicht der vrouw (137) geestig waargenomen. De man is statieus (kleedt!) maar houdt de aandacht niet lang bezig. Ten slotte vermeld ikJanWijnants heuvelig landschap. Hiermee is, natuurlijk, alles wat te zeggen is van deze verzameling niet gezegd. Zfl is de moeite van het zien waard, al was het alleen om den Vermeer, en om enkele andere dingen. lic meende echter, als altijd, kort te moeten zijn; ik was het; ik noteerde wat tot schrijven om d'een of andere reden wekte. Meer niet... ik houd niet van aangelengde Sausen... JAN BOON'S WERK, GERBRANDS' KUNST HANDEL TE UTRECHT Het is zonder moeiten, en dadelijk, In te zien, dat Jan Boon, bekend, en op zijn best, als etser van zonnebloemen, en van een straatje nu en dan, als schilder zich wendt (op bedeesde wijze) naar het moderne, en het vlakke, toe. Op bedeesde w|ze; dat spreekt van zelf. De gave van dezen schilder heeft niets uitbundlgs, niets krachtigs (zie zijn zonnebloemen, en die van Barbara van Houten, en die van Derkzen van Angeren). Het is een talent, waarin geen groote stuwJaarbeurs voor Kunstnijverheid T. Poggenbeek, Tapijt FEUILLETON INTERMEZZO DOOR H. GILTAY Een spoorwegcoupéeerste klasse. Tusschen Utrecht en Zwolle. Tegenover mij een grijzende mijnheer, met gouden lorgnet, onberispelijk gekleed. HQ zit ijverig in een massa papieren te bladeren, maakt hier en daar aanteekeningen. Het is waarschijnlijk een advocaat, die voor de rechtbank moet pleiten. Naast mij een slank, blond meisje, met groote, peinzende oogen, in een eenvoudigen loden mantel en met een klein zwart mutsje. In het net boven haar ligt een viool en een pak muziek. Ze is zeventien of achttien jaar, en gaat zeker in Zwolle vioolles nemen. Een enkele maal ziet ze op, maar meestal zijn haar blikken gevestigd op haar smalle, bewegelijke handen, die met een kralen beursje spelen. NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP Motor dienst van eteobyrp DAGELIJKSCHE MOTORDIENST UTRECHT LEIDEN DEN HMG DELFT Vliutiniihmo. Itriehtschiveir26. Frijékihf. Hoirttuiiiil VICI-VERS A In den hoek aan den overkant zit een jonge man met bleeke gelaatskleur, lang, zwart haar en diepliggende oogen. Hij lijkt een artist. Zijn blikken glijden van het meisje naar de viool, en van de viool naar het meisje. Zij schijnt het niet te merken en beschouwt aandachtig haar beursje. Eens ziet ze omhoog, of haar viool er nog is, maar dan gaan haar ooeen weer schuil onder het mutsje. Toch ben ik er zeker van, dat zQ haar overbuurman gezien heeft. Maar zij heeft zich geheel in zichzelve teruggetrokken en is een eenzaamheid als wQ allen. De advocaat heeft bij het doorbladeren zijner papieren blijkbaar een onaangename ontdekking gedaan; hij krabt zich met zijn potlood achter het oor en ik hoor hem mom pelen: Drommels, daar had ik niet aan gedacht!" Weer dwaalden de blikken van den jongen man van de viool naar het meisje. Hij schijnt iets te willen zeggen. Maar hQ gaat ver zitten en blijft zwijgen. Het meisje tuurt, de handen diep in haar mantelzakken, naar de voorbijsnellende wei landen. De avond valt. Het wordt donkerder in de coupé. De advocaat kan niet goed meer zien, bergt zQn paperassen op, en gaat ook naar bulten zitten kijken. Opeens hoor ik, heel zacht, het begin van Beethoven's vioolconcert. Het is de artist. Hij fluit zoo zacht, dat ik mij moet Inspan nen, om den gang der melodie te kunnen volgen. kracht gevoeld wordt; tegenover velen in den lande likt het schraal en haast vrouwe lijk. Maar, en dit wordt hier dadelijk bijge voegd ter zuiverder karakteriseering, wat Boon ook zQ, hij forceert zich niet; hij doet niet (of ten minste zoo goed als niet) meer bizar dan hfj is, meer diepzinnig dan hij zijn kan, meer verfijnd dan hij is... Zoo vindt ge hem in Utrecht: wat schraal dus, vrouwelijk, maar zonder moedwilligheêa (of is er ne in de perspectief van de t wee tafels in zijn schilderij: De kuiskamer, (No. 15)... Het meest levende is het portret van zijn zoon, Jantje Boon (uit 1913). Hielp de vader hier den schilder? Zeker is dit werkje het zwaarst, of, beter zij gezegd, het meestsprankelend. Andere werken, die binnen de lijst dezer bespreking, te plaatsen zijn: Sneeuwlandschap te Amerongen; Binnen plaats ; Steenfabriek Eek en Wiel; het portret No. 25; zoo ge wilt nog No. 18, Mevrouw Bianchi. Een teekeningals No. 23, is zeer zwak. JAARBEURS VOOR KUNSTNIJVERHEID TE AMSTERDAM BQ de bespreking van deze tentoonstelling moet ik beginnen met de bepaling van mijn standpunt, van mijne meeningen omtrent het Meubel. Ik begin dan met de constateering, dat ik, tot mijn genoegen, den architekt GranpréMolière eensgezind vond in deze quaestle. Ik moet misschien hier eveneens neerschrijven, dat ik met het Meubel in dit artikel steeds zal bedoelen alles wat ter ver slering in het hu<s aanwezig is, en tot de Jaarbeurs voor Kunstnijverheid Zwollo, groote vaas uitingen der kunstnijverheid is te rekenen. En wanneer ik dan begin met de uiteenzet ting van wat ik denk omtrent het Meubel, is het eerste hier te vermelden dit, dat nooit een goed Meubel zal gemaakt worden door iemand, die niet weet, wat wonen is, blijvend, gezapig, zedig wonen; die niet dat ouderwetsche in zich heeft, van binnens huis in rustig vertier om te gaan met alles wat hem eigenlijk vele uren van den dag omringt. Wanneer iemand zich tot het maken van een meubel zet, die dit gevoel of on bekend is of oneigen, dan is zijn meubel zoo goed als altijd verkeerd. En waarom ? HQ zal niet bedenken, dat de voortdurende nabijheid van een mensch bij zijn meubels, de voortdurende omgang van mensch met meubels onmiddellijk vordert, dat al het opdringende, al het onrustige, al het enkel bizarre, al het veels-te-veel persoonlijke (zie Prlkker's eerste meubels) dadelijk strijdig zijn met de functie van een stoel, van een tafel. Ik spreek nu niet van die gevallen, waarin niet aan eenvoudig praktische elschen is voldaan, niet van een stoel, waarop ge niet kunt zitten, niet van een schrijftafel, die het werken belemmert. Deze tekortkomingen behandel ik niet, ik spreek van een stoel, waarop ge zitten kunt, enz.; zoo'n ding, dat bij u staat, in alle licht van uw kamer, dat nut en schoonheid moet vereenen, en u door zQn vorm nooit het gevoel van onbehagen, vijandigheid, bruta liteit mag geven. Ge meent misschien, dat zulke dingen niet gemaakt worden, en dat we de materie altijd sober genoeg behande len, en dat we de kleur altijd zómaken, dat het oog, zonder onrust, hare schakee ringen ondervindt. Laat ik u zeggen, dat in onze periode, dit niet het geval is; kijk n Q l/" NOMO IA SKID autobanden vervangen stalen nagelbanden. Prijscourant franco op aanvrage. GENERAAL AGENTR. v. NEDERLAND N. V. R, A.M. I" RIJWIEL- AUTOMOBEL- MOTORRIJWIEL INDUiTRIE v.h. Pa. NAUTA Telegr. RAMI. LEEUWARDEN. Telef, 232. Er is iets veranderd in de coupé. De schemer is niet zoo droevig meer. Ik kijk naar het meisje. Heeft zij ook de melodie herkend? Zij* zit in precies dezelfde houding door het raampje te turen, maar haar gelaat lijkt mij donkerder. Komt dit alleen door den vallenden schemer? Als zij even mijn kant opkflkt, geloof ik een glans in haar oogen te zien, die er zooeven niet was. De advocaat heeft een sigaar te voorschijn gehaald en steekt die zorgvuldig aan, Het wordt donkerder en donkerder in de coupé, ik kan de gezichten van mijn medereizigers DE POLITIEKE CLOWN Teekenlng voor ,de Amsterdammer'' van Jordaa Men reken' d'inhoud niet Doch teil' 't lawaai alleen l" milllimilllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllflllllll rond u, en ge vindt de bizarre en de brute meubels; de virtuose stukken zonder duur... Kijk rond u, en ge vindt nog iets; ge vindt het onverschillige meubel, het allemansmeubel, al is het dan modern, en al moest het beter zijn, inniger, dan wat een tijd geleden gemaakt werd; ge vindt het onper soonlijke intérieur, dat van een hotel, waar iedere nacht een willekeurige gast intrekt, indut, opstaat, en zonder te zien, verdwijnt.... Zulk intérieur vindt ge plotseling bij ken nissen; en het is kersversch... Maar dat is niet het alge tneene der nieuwe kunstnijverheid. Hoewel ge de bovenstaande fouten meer vindt dan ge denkt, is de nieuwe kunstnijverheid ontstaan als een protest tegen het gebrek aan eerbied voor het materiaal, tegen het gebrek aan eerbied voor de constructie; tegen het karakterlooze, tegen het overtollige (hoewel in den beginne daaronder ook de versiering vol phantaisie is begrepen); de nieuwe kunst nijverheid was een uiting van eerbied voor wat in ons dagelfjksch gebruik was en is, in wat ze overeenkomstig de eischen van den tijd, en toch vol innigheid, wilde ver nieuwen. En dat was geen kleine opgave, want de tijd had nog geen typische vastheid; het ornament moest daardoor dikwijls zwak worden. In haar ijver zou ze, allicht, raken aan dingen, maten en afmetingen, waaraan niet te raken was; het sobere, verder, zou bfj niet de slechtsten nuchter worden, nu en dan; niet iedere nieuwe constructie zou, misschien logisch, voldoen aan dat andere, aan die andere waarheid, de aesthetlsche, waar horizontaal en vertikaal in vergelijk te omgane dingen blijken... Ge ziet: er waren moeiten te over bij zulk beginnen. Er was te overwinnen; zich zelf te verbiteren; kritisch te zijn, aesthetlsch, en de phantaisie moest weer binnen gelaten worden, de teeder- of zwaar versierende... Wat vindt ge op deze tentoonstelling? Triomph, of verslagen zijn, niettegenstaande het oprechte pogen? Winst, baat of verlies? Zeker, nu en dan winst, baat dus. En dat is zooveel dat ik het onmiddellijk noteeren wil. En dadelijk moet ik vermelden dat twee tapijten te bespreken zijn. Ik laat deze niet vórgaan zoo maar, maar door een degelijke reden. Het zQn de tapijten van L i o n Cachet en van Torn Poggenbeek. Beide zijn ze kunstwerken. Het tapijt van Llon Cachet is vol van een wellg-wellende phantaisie. Het is rijk en rhythmisch. Het is van een geaardheid als zijn wandbetimmering voor een stoomschip. Ook daar is bloeyen van ornament, en ik leg daar den nadruk op; bloty als deze komt na nuch terheid, en gaat deze te boven. Het tapijt nog maar vaag onderschelden. Het fluiten is opgehouden. De trein rolt voort, en wij zitten weer bijeen als onher roepelijke eenzaamheden. Maar dan hoor ik opeens naast mQ, nog zachter dan zooeven, het thema van het Adagio van Beethoven's concert. Het is het meisje. Zij leunt nu achterover tegen de kussens en ziet recht voor zich uit als in gedachten verzonken. Rustig, zonder vibrato, geeft zij de wonderbare melodische Ifjn van het Adagio aan. Haar overbuurman zit ge bogen, het hoofd in de hand. ZQ hebben elkaar verstaan. ZQ hebben elkaar niet aangezien, het is niet noodig. Tusschen deze twee menschen, die elkaar vór vandaag nooit gezien hebben en waar schijnlijk nooit zullen weerzien, is een band geweven, zij hebben elkaar herkend als leden van eenzelfde familie. Muziek Is de onver taalbare taal, waarin elkaar verstaan de menschen, wier rijk niet van deze wereld is. De advocaat heeft niets bemerkt van wat vlak naast hem voorvalt. HQ denkt erover na, hoe de zwakke punten in zijn pleidooi zoo goed mogelijk te bemantelen. Bovendien begint de reis hem te vervelen, en hfl kQkt een paar keer met ontevreden gezicht op zQn horloge. Maar de trein schQnt geen haast te hebben en ook de twee vrienden hebben het niet. Zacht spinnen zQ voort aan hun droom, die te broos is voor woorden. Eindelijk rolt de trein het station Zwolle binnen. De finale van Beethoven's concert is nog niet uit. van Torn Poggenbeek, zwart op grijsbruln, geeft een rechtlijnige versiering te zien, maar deze volle, rechtlQnige vulling met al haar verschillende rechthoeken en rechthoekjes is geworden tot een kleed vol sobere kracht. Het is een genoegen dit te kunnen neerschrijven. Hier toch, in deze dingen vindt ge gebruiksvoorwerpen, die deftig zQn, deftig van schoonheid. En daar gaat het ten slotte om: een nut en een sier in n. En om een plastisch beeld"; om een ding van kunstnijverheid, van kunst en nijverheid. Geen der andere kleeden, tapQten, over treft voor mQ deze twee van Lion Cachet en van Torn Poggenbeek. Een divankleed, in een andere techniek natuurlijk (eigendom Brender a Brandls) is om de kleur te noemen; zonder het oosten botweg na te bootsen is het fleurig-rlk. II Het smeedwerk, in edele metalen als mate riaal, is door Zwollo, door Elsenloeffil en door Krlege Ingezonden en door Wichman als de ultra moderne. De fout, in 't algemeen, een fout ook elders te vinden, is dat het materiaal te zeer in zQn zwaarte gevoeld met andere woorden, dat het werk niet door en door gevoeld is, niet overal door de ontroering werd gemodelleerd. Een uit zondering daarop maken Zwollo's twee groote vazen (hoewel nobeler nog de hals zou rijzen bQ d'eene, zoo er geen steenen de lijnen stremden), enkele dingen van zijn kleiner werk; verder Elssenlceffcl's keten voor den rector magnificus van de Akademle, die werkelijk gemodelleerd is, etc. Het werk van Kriege is naar kleur te troebel, de vor men zijn week. Er is geen lenigheid, en §ebrek aan nadruk, aan spanning. Alles IQkt ot. Wichmann's fruitschaal heeft de eigen aardigheid van het ongewone maar dat is niet altijd een waarde, een werkelijke waarde. Dat ongewone hier is geen werke lijke waarde. Om nog een voorwerp van metaal te memoreeren, dat niet vergeten mag worden, noem ik Glispen's schotel met den ongegolfden rand. III Er zQn hier vele lappen maar er z|n weinig bij, die iets meer vertoonen dan degelijke vlijt. En dat is niet voldoende, en er Is hier veel degelijke vlijt; veel wiskunstlg ornament, maar van wiskunde, zooals deze, wordt een voorwerp, niet een schoon voorwerp. Tegenstelling met dit ornament vindt ge in Nelly Bodenhelm's expressionis tische borduursels, en in haar sprookjes achtige voorstelling; Van der Waarden's schoorsteenkleed is te zwak in de boven zijde van het ornament, hoewel fatsoenlijk". PLASSCHAERT (Wordt vervolgd). Het meisje staat op, met een plotselingen ruk, en neemt haar viool en muziek uit het net. Dan wil zQ het portier openen en uit stappen. Maar zQ draalt even. Dan vraagt opeens de jonge man, alsof hQ haar jaren gekend heeft: Speelt U het Beethoven-concert?" De advocaat ziet hem van terzijde ontzet aan: is die man gek? HQ heeft tot nu toe geen woord met het meisje gesproken, zfl schijnen elkaar niet te kennen, en nu vraagt hij haar pardoes, of zij het Beethoven-concert speelt. Maar het meisje antwoordt, eenvoudigen rustig: Ja, ik vind het prachtig; maar ik kan de octaven van den inzet niet zuiver grQpen." Zwolle, vlug uitstappen!" roept de con ducteur. Dan steekt het meisje spontaan haar hand uit en verlaat de coupé. De trein rolt weer voort door den duisteren avond. De artist zit eenzaam in zijn hoekje. De advocaat is in slaap gevallen. CADILLAC Het Meesterstuk der Autotechniek Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl